NL1012612C2 - Koeling voor voertuig. - Google Patents

Description

KOELING VOOR VOERTUIG

De onderhavige uitvinding betreft een voertuig voor het transporteren van produkten, omvattende: een wagen; een aan de wagen aangebrachte transportruimte voor opname van de produkten tijdens transport, met ten minste 5 één toegangsdeur.

Dergelijke voertuigen zijn algemeen bekend, bijv. koelwagens, waarbij produkten in het binnenste van de transportruimte gekoeld naar een plaats van bestemming worden getransporteerd.

10 De bekende voertuigen hebben als nadeel dat bij het openen van één of meer dan één toegangsdeur veel koude uit de transportruimte kan ontsnappen en/of warmte in de transportruimte kan binnendringen, hetgeen leidt tot het gevaar op aantasting van de te transporteren 15 produkten, in het bijzonder wanneer deze vergankelijk zijn. Andere bekende voertuigen zijn bijv. vuilniswagens voor transport van vuilnis in de transportruimte. Dergelijke bekende voertuigen hebben veelal een geuroverlast als nadeel, die door goede afdichting van de transport-20 ruimte slechts optreedt bij de toegangsdeuren, in het bijzonder wanneer deze worden geopend. De onderhavige uitvinding betreft aldus verscheidene soorten bekende voertuigen met een transportruimte voor transport van produkten, waarbij met het openen van een toegangsdeur 25 tot de transportruimte problemen optreden.

Verder is uit CH-A-435344 een voertuig bekend met een luchtgordijninrichting nabij de toegangsdeur, welke althans in geopende toestand van de toegangsdeur een luchtgordijn genereert langs een deuropening van de 30 toegangsdeur.

Een door de luchtgordijninrichting gegenereerd luchtgordijn belemmert in het geval van koelwagens lucht -stromingen, die verhoging van de temperatuur in de transportruimte tot gevolg zouden kunnen hebben. In het geval 1012612 1 ( 2 van vuilniswagens wordt uitstoot van stank in hoge mate verhinderd, terwijl bij andere soorten voertuigen de met openstaande toegangsdeuren samenhangende problemen effectief worden bestreden door het aanbrengen van de lucht-5 gordijninrichting volgens de onderhavige uitvinding.

De uit CH-A-435344 bekende voertuigen hebben als nadeel, dat de luchtgordijninrichtingen, die hierin bij de toegangsdeur zijn geplaatst, vaak ongewenste turbulentie in het binnenste van de transportruimte 10 veroorzaken. Dergelijke turbulentie in de transportruimte is in het bijzonder ongewenst bij koelwagens. Verder is in andere soorten transportwagens, zoals vuilniswagens, waarbij geur een relevante factor is, geuroverlast naast en buiten het voertuig nauwelijks tot niet verholpen.

15 Met de onderhavige uitvinding is beoogd de bovengenoemde en andere problemen van bekende voertuigen te verhelpen, en hiertoe is een voertuig verschaft, dat zich onderscheidt, doordat de luchtgordijninrichting ten minste één ventilator omvat, met een luchtaanvoerkanaal, 20 dat de ventilator met het uitwendige van de transportruimte verbindt om buitenlucht voor het luchtgordijn aan te voeren. In een dusdanige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt een voor een koelwagen ongunstige luchtcirculatie in het binnenste van de transportruimte 25 voorkomen. Verder wordt bijv. bij een vuilniswagen voor het luchtgordijn buitenlucht gebruikt, hetgeen gunstig is om de sterk ruikende lucht of dampen van het in de transportruimte te vervoeren vuilnis in de transportruimte te houden.

30 In een tweede gunstige uitvoeringsvorm heeft een voertuig ten minste twee toegangsdeuren met elk een luchtgordijninrichting, waarbij bij elke van de toegangsdeuren ten minste één detector, zoals een deurschakelaar is aangebracht, welke de bij een betreffende van de 35 toegangsdeuren behorende luchtgordijninrichting in werking stelt bij opening van de toegangsdeur. Aldus is een energiebesparende configuratie verschaft, waarbij slechts een bij de betreffende, geopende toegangsdeur behorende 1012612 3 luchtgordijninrichting in werking wordt gesteld, terwijl bij andere, nog gesloten toegangsdeuren behorende luchtgordi jninrichtingen buiten werking worden gehouden.

In een derde gunstige uitvoeringsvorm omvat de 5 luchtgordijninrichting een luchtaanvoerkanaal en een ventilator, en is in het luchtaanvoerkanaal een scherm met luchtdoorgangen aangebracht, waarmee de ventilator is beschermd tegen spatwater. Hiermee is de luchtgordijninrichting van het voertuig volgens de onderhavige uitvin-10 ding doeltreffend tegen vocht beschermd, hetgeen de levensduur hiervan verlengt en de betrouwbaarheid hiervan verhoogt.

In het hierna volgende is een tweetal uitvoe-ringsvoorbeelden van een voertuig met luchtgordijninrich-15 ting volgens de onderhavige uitvinding beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren, waarin: fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een voertuig volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een gedeeltelijk opengewerkt perspecti-20 visch aanzicht toont van een detail van het in fig. 1 getoonde voertuig; fig. 3 een perspectivisch aanzicht toont van een andere uitvoeringsvorm van een voertuig volgens de onderhavige uitvinding; en 25 fig. 4 een gedeeltelijk opengewerkt perspecti visch aanzicht toont van een detail van het in fig. 3 getoonde voertuig.

In afzonderlijke figuren getoonde overeenkomstige onderdelen zijn aangeduid met dezelfde referentie-30 nummers.

Het in fig. 1 getoonde voertuig 1 omvat een wagen 2 met een hierop aangebrachte transportruimte 3. De transportruimte 3 is in het hier getoonde voorbeeld voorzien van twee toegangsdeuren 4, waarmee een deurope-35 ning 5 van de·transportruimte 3 af te sluiten is.

Bij de deuropening 5 zijn twee afzonderlijke luchtgordijninrichtingen 6 aangebracht, waarmee een luchtgordijn in de richting van pijl A te genereren is om 1012612 4 een afscheiding te vormen tussen het buitenste en het binnenste van de transportruimte 3. De aldus door het luchtgordijn in de richting van pijl A gevormde afscheiding is doordringbaar en een persoon kan er makkelijk 5 doorheen lopen, maar het luchtgordijn vormt een efficiënte temperatuurbarrière, en tevens een barrière om bijv. stank in het binnenste van de transportruimte 3 te houden, afhankelijk van de toepassing van het voertuig 1 volgens de onderhavige uitvinding.

10 In het hier getoonde voorbeeld is het voertuig 1 een koelwagen, maar als aanvulling of als alternatief kan het voertuig bijv. een vuilniswagen of een willekeurig ander voertuig zijn, waarbij het vormen van een doordringbare barrière in de deuropening van de trans-15 portruimte 3 hiervan volgens de onderhavige uitvinding kan worden toegepast.

Zoals hierboven is beschreven, omvat de transportruimte 3 twee afzonderlijke deuren 4. Bij elke van de deuren 4 behoort een afzonderlijke luchtgordijninrichting 20 6. Door de afzonderlijke deuren 4 is ook de deuropening 5 effectief in twee delen verdeeld, waarbij in elk van de delen van de deuropening 5 door een betreffende van de luchtgordijninrichtingen 6 een luchtgordijn in de richting van pijl A kan worden gegenereerd. De luchtgordijn-25 inrichtingen 6 zijn tevens afzonderlijk in werking te stellen, bij voorkeur met behulp van een (niet getoonde) deurschakelaar of een soortgelijke detector, waarbij een betreffende van de luchtgordijninrichtingen 6 in werking wordt gesteld, wanneer een bijbehorende van de toegangs-30 deuren 4 wordt geopend. Aldus zijn de luchtgordijninrichtingen 6 afzonderlijk in werking te stellen, afhankelijk van de stand van de bijbehorende van de toegangsdeuren 4.

Zoals in fig. 2 is weergegeven, wordt buitenlucht van buiten de transportruimte 3 aangezogen in de 35 richting van pijl B door opening 7 heen.

De luchtgordijninrichting 6 omvat ventilatoren 8, die in een reeks zijn aangebracht, evenwijdig aan de deuropening 5. De ventilatoren 8 stuwen de door de ope- 4012612 5 ning 7 in de richting van pijl B aangezogen lucht in neerwaartse richting door een uitblaasrooster 9 heen. Het uitblaasrooster 9 verzekert de gewenste gerichtheid van het luchtgordijn in de richting van pijl A over een 5 afstand, die overeenkomt met de afmetingen van de deuropening 5, in samenhang met de ventilatoren 8 en in het bijzonder het vermogen hiervan.

Tussen de opening 7 en de ventilatoren 8 is een spatwaterscherm 10 aangebracht, dat bestaat uit lamellen 10 plaat in de hier getoonde uitvoeringsvorm. Vanzelfsprekend zijn vele alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zoals een geperforeerde plaat. Met het spatwaterscherm 10 is een (aanvullende) bescherming van de ventilatoren 8 verschaft tegen weersomstandigheden buiten het voertuig 15 1. Het spatwaterscherm 10 vertoont een dusdanig groot doorlaatoppervlak tussen de lamellen, dat met de ventilatoren 8 nog een voldoende sterk luchtgordijn in de richting van pijl A gevormd kan worden, in samenhang met het vermogen van de ventilatoren 8. Bij voorkeur is het 20 spatwaterscherm 10 aan de bovenzijde in fig. 2 schuin achterwaarts hellend opgesteld om een zo groot mogelijk aanzuigoppervlak voor de luchtgordijninrichting 6 te verschaffen, dat nog spatwaterdicht is.

In fig. 3 is een andere uitvoeringsvorm van een 25 voertuig 11 volgens de onderhavige uitvinding getoond.

Het voertuig 11 verschilt in deze uitvoeringsvorm van het voertuig 1 van fig. 1 door de configuratie van de deuren 4 en door de plaatsing van de opening 7 voor het aanzuigen van lucht voor het luchtgordijn naar de ventilatoren 30 8.

De deuren 4 verdelen in de in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm de deuropening 5 in twee, in verticale richting gescheiden delen. Aangezien ook in de hier getoonde uitvoeringsvorm luchtgordijninrichtingen 6 aan 35 de bovenzijde van de deuropening 5 zijn aangebracht om een luchtgordijn in de richting van pijl A te genereren, kan worden volstaan met een enkele luchtgordijninrichting 6, die zich uitstrekt over de volledige breedte van de 1012612 6 deuropening 5. Deze enkelvoudige luchtgordijninrichting 6 is in werking te stellen, wanneer één van beide toegangsdeuren 4 wordt geopend. Als alternatief kan een keuze worden gemaakt voor het in werking stellen van de lucht-5 gordijninrichting 6 slechts bij het openen van beide deuren 4.

In fig. 4 is een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht getoond van een detail van het in fig. 3 getoonde voertuig 11. Ten opzichte van fig. 2 10 ontbreekt hier het spatwaterscherm, en is als alternatief de opening 7 voor het aanzuigen van lucht in de richting van pijl B naar de ventilatoren 8 aan de bovenzijde aangebracht.

Evenals bij de uitvoeringsvorm van fig. 1 en 2 15 omvat het uitblaasrooster 9 van de luchtgordijninrichting 6 een aantal parallel opgestelde platen 12 van bijv. metaal of kunststof, waarbij de lucht voor het luchtgordijn in de richting van pijl A door de ventilatoren door de ruimte tussen de platen 12 heen wordt gestuwd. De 20 platen 12 van het uitblaasrooster 9 zijn onderling verbonden door middel van beugels 13, waar de platen 12 aan zijn bevestigd om de onderlinge positionering van de platen 12 ten opzichte van elkaar te handhaven.

Na kennisneming van de voorgaande openbaarma-25 king zal de vakman zich geconfronteerd zien met een aantal binnen de beschermingsomvang van de bijgevoegde conclusies vallende alternatieve uitvoeringsvormen. Zo kan het in fig. 2 getoonde spatwaterscherm op een zelfde wijze zijn vormgegeven als het uitblaasrooster in de 30 plaats van de weergegeven geperforeerde plaat. Het vermogen en de onderlinge tussenafstanden tussen de ventilatoren is afhankelijk van de afstand, die door het luchtgordijn moet worden overbrugd. Dit is een voor de vakman zonder inventieve arbeid te bepalen parameter. Het uit-35 blaasrooster 9 kan zelf ook op vele verschillende manieren zijn vormgegeven, zoals een aantal tegen elkaar geplaatste buisjes met vulmiddel hiertussen, waarbij de lucht voor het luchtgordijn met behulp van de ventilato- 1012612 7 ren door het binnenste van de buisjes heen wordt geperst en de luchtstroom wordt gericht om het luchtgordijn te vormen. Ook kunnen in de plaats van de gebruikte beugels transversaal ten opzichte van de gebruikte platen verlo-5 pende aanvullende platen worden toegepast, waar de in de figuren getoonde platen aan de aanvullende platen zijn bevestigd.

Het voertuig kan als alternatief voor de in de figuren getoonde koelwagen een vuilniswagen zijn, waarbij 10 het door de luchtgordijninrichting gegenereerde luchtgordijn stank buiten de vuilniswagen beperkt.

1012612

Claims (8)

1. Voertuig voor het transporteren van produk-ten, omvattende: - een wagen; - een aan de wagen aangebrachte transportruimte voor 5 opname van de produkten tijdens transport, met ten minste één toegangsdeur; en - een luchtgordijninrichting nabij de toegangsdeur, welke althans in geopende toestand van de toegangsdeur een luchtgordijn genereert langs een deuropening van de 10 toegangsdeur, waarbij de luchtgordijninrichting ten minste één ventilator omvat, met een luchtaanvoerkanaal, dat de ventilator met het uitwendige van de transportruimte verbindt om buitenlucht voor het luchtgordijn aan te voeren.

2. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij de luchtgordijninrichting ten minste één aanvullend luchtaanvoerkanaal omvat, dat de of een aanvullende ventilator met het binnenste van de transportruimte verbindt.

3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, waarbij 20 in de stroomrichting van door de ventilator heen stromende lucht achter de ventilator een langgerekt, zich parallel aan de deuropening uitstrekkend uitblaasrooster is aangebracht met een dikte en doorgangen, waarbij de luchtstroom parallel aan de deuropening gericht is over 25 in hoofdzaak de gehele deuropening.

4. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, dat ten minste twee toegangsdeuren met elk een luchtgordijninrichting heeft, waarbij bij elke van de toegangsdeuren ten minste één detector, zoals een deur- 30 schakelaar, is aangebracht, welke de bij een betreffende van de toegangsdeuren behorende luchtgordijninrichting in werking stelt bij opening van de toegangsdeur.

5. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtgordijninrichting een lucht 1012612 : ' I aanvoerkanaal en een ventilator omvat, en in het lucht-aanvoerkanaal een scherm met luchtdoorgangen is aangebracht, waarmee de ventilator is beschermd tegen spatwa-ter.

6. Voertuig volgens conclusie 5, waarbij het scherm schuin in het luchtaanvoerkanaal is geplaatst.

7. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het voertuig een koelwagen is.

8. Voertuig volgens één van de voorgaande 10 conclusies, waarbij het voertuig een vuilniswagen is. 1012612