NL1012491C2

NL1012491C2 - Distaal radio ulnair gewrichtsprothese.

Info

Publication number: NL1012491C2
Application number: NL1012491A
Authority: NL
Inventors: Arnold Herman Schuurman
Original assignee: Straten Res & Dev B V Van; Arnold Herman Schuurman
Priority date: 1999-07-02
Filing date: 1999-07-02
Publication date: 2001-01-03
Also published as: ES2219363T3; WO2001001892A1; DE60011902T2; DE60011902D1; EP1191908B1; AU6026000A; EP1191908A1; ATE270080T1

Description

Distaai radiö ulnair gewrichtsprothese.

De uitvinding heeft betrekking op een distaai radio ulnair gewrichtsprothese (afgekort als DRU-gewrichtsprothese) omvattende: 5 - een drager; een kogelschamier; en een ulna-steel, waarbij het ene eind van de ulna-steel en de drager via het kogelschamier op onderling scharnieren toelatende wijze verbindbaar zijn. Het andere eind van de ulna-steel zal 10 daarbij bestemd zijn om te worden bevestigd aan het distale eind van de ulna, en de drager zal bestemd zijn om te worden bevestigd aan het distale deel van de radius.

Een dergelijke distaai radio ulnair gewrichtsprothese is bekend uit de publicatie "An Original Prosthesis of the Distal Radioulnar Joint" van Adalbert I. Kapandji (kopie bij indiening van deze aanvrage meegestuurd). Deze publicatie toont op bladzijde 330 in 15 figuur 12 een distaai radio ulnair gewrichtsprothese. Ten behoeve van het plaatsen van deze distaai radio ulnair gewrichtsprothese wordt de distale ulna verwijderd en vervangen door een prothese. De prothese omvat een dragerdeel dat op de zijkant van de distale ulna wordt vastgeschroefd. Met deze drager is onbeweeglijk geïntegreerd de kogel van het kogelschamier. De prothese bestaat verder uit een ulna-steel, die met zijn ene eind in 20 langsrichting in de ulna gestoken wordt om bij zijn andere eind hierop tot afsteuning te komen. De in de ulna gestoken ulna-steel wordt vervolgens middels schroeven aan de ulna vastgezet. Met het andere eind van de ulna-steel is onbeweeglijk geïntegreerd de kom van het kogelschamier. In geïmplanteerde toestand grijpen de kom en de kogel in elkaar om in drie orthogonale richtingen rotatie toe te laten. Deze DRU-prothese uit het artikel van 25 Kapandji bestaat dus uit twee starre delen, die op him beurt star zijn bevestigd aan enerzijds de distale radius en anderzijds het distale eind van de ulna. In het bijzonder verkorting van de ulna is niet mogelijk. Verlenging van de ulna is hooguit mogelijk indien kogel en kom uit elkaar kunnen bewegen, hetgeen echter op zijn minst het risico met zich medebrengt dat de kogel blijvend uit de kom schiet.

30 In de natuurlijke situatie zonder prothese zijn het distale eind van de ulna en het distale eind van de radius niet star met elkaar gekoppeld. Deze einden liggen in wezen min of meer los naast elkaar en het distale eind van de kleinere ulna wordt ten opzichte van het distale eind van de radius op zijn plaats gehouden door het triangulair 1 01 249 1a, 2 fibrocartilaginues complex. Bij het bewegen van de pols en de hand kunnen de ulna en radius aldus tamelijk complexe bewegingen uitvoeren, ofwel met andere woorden in de natuurlijke situatie hebben ulna en radius onderling een grote bewegingsvrijheid. De ulna en radius kunnen in langsrichting ten opzichte van elkaar bewegen. De ulna en radius 5 kunnen ten opzichte van elkaar verdraaien, bijvoorbeeld in de zin dat de in uitgangstoestand onderling evenwijdig verlopende ulna en radius in een onderling kruisende toestand geraken of in de zin dat de ulna rond zijn langsas roteert. De typën bewegingen die de ulna en radius, in het bijzonder bij de distale einden daarvan, kunnen ondergaan zijn aan de vakman als zodanig bekend. Bij de uit het artikel van Kapandji 10 bekende DRU-gewrichtsprothese wordt de bewegingsvrijheid aanzienlijk beperkt, in het bijzonder ten gevolge van de onderling starre bevestiging van de distale einden van ulna en radius.

Bij de zogenaamde "Swanson ulnar head prothesis" wordt nagestreefd de bewegingsvrijheid van ulna en radius zoveel mogelijk in tact te houden door de distale 15 ulnakop te vervangen door een ulnakopprothese en deze middels een kunstmatige aangebrachte band als het ware naast de distale radius te houden. Aldus kan het ten opzichte van elkaar onderling in langsrichting bewegen van ulna en radius in stand worden gehouden. Deze "Swanson ulnar head prothesis" kopprothese heeft echter weer als nadeel dat deze van silicone gemaakt is en dus desintegreert met de tijd. Tevens bestaat 20 er geen stabiliteit van het DRU-gewricht.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een distaai radio ulnair gewrichtsprothese (DRU-gewrichtsprothese), waarbij enerzijds de bewegingsvrijheid van het distale ulna-eind ten opzichte van de distale radius zoveel mogelijk in tact wordt gehouden, en waarbij anderzijds het distale ulna-eind en het distale radiuseind onderling 25 mechanisch gefixeerd worden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bij een distaai radio ulnair gewrichtsprothese van de aan het begin genoemde soort bereikt, doordat de kogel van het kogelschamier is voorzien van een uitsparing waarin het ene eind van de ulna-steel op een langsrichting daarvan verschuifbare wijze opneembaar is. Het kogelschamier van de DRU-30 gewrichtsprothese volgens de uitvinding heeft dus naast de rotatievrijheid in drie orthogonale richtingen een translatievrijheid in langsrichting van de ulna. Voor het overige zijn het distale eind van de radius en de ulna onderling mechanisch gefixeerd met name in zijwaartse richting. In het bijzonder de translatievrijheid in langsrichting van de - o } 3 ulna verhoogt de bewegingsvrijheid van de pols en de hand, zodat de belemmering in bewegingsvrijheid ten gevolge van de DRU-gewrichtsprothese aanzienlijk, zo niet geheel, weggenomen wordt

Teneinde zijdelings bewegen van het in de uitsparing opgenomen eind van de ulna-5 steel en aldus uitslijting van de uitsparing en/of slijtage van het in de uitsparing opgenomen eind van de ulna-steel tegen te gaan is het volgens de uitvinding voordelig wanneer het ene eind van de ulna-steel dwars op de langsrichting daarvan passend in de uitsparing opneembaar is. Min of meer ongecontroleerd zijdelings bewegen van de ulna-steel in de uitsparing en daardoor veroorzaakte slijtage wordt dan verhinderd. Teneinde 10 het mogelijk te maken dat de ulna ten opzichte van de radius een translerende beweging maakt zonder daarbij een moment op het kogelschamier uit te oefenen, is het volgens de uitvinding voordelig wanneer de uitsparing een langshartlijn heeft, die zich door het centrum van het kogelschamier uitstrekt.

Het is volgens de uitvinding in het bijzonder voordelig wanneer de uitsparing een 15 zich door de gehele kogel van het kogelschamier uitstrekkende doorgang is. Aldus wordt tegengegaan dat zich in het kogelschamier een holle ruimte kan vormen waarvan het volume bij ten opzichte van de radius transleren van de ulna toe- of afiieemt. In het bijzonder bij afname van het volume zou dit de translatie van de ulna belemmeren, daar in dit volume aanwezig materiaal dan uitgedreven moet worden.

20 De montage, beter gezegd implantatie, van de DRU-gewrichtsprothese volgens de uitvinding, laat zich aanzienlijk vergemakkelijken indien de uitsparing een zich door de gehele kogel van het kogelschamier uitstrekkende doorgang is, en indien de dwarsdoorsnede van de doorgang en de ulna-steel zodanig zijn uitgevoerd, dat de ulna-steel met zijn andere eind in de doorgang is te steken, en vervolgens door de doorgang 25 heen is te steken tot het ene eind zich in de doorgang bevindt. Aldus is bij implantatie, nadat de drager aan de distale radiuskop is bevestigd, de ulna-steel vanaf de handzijde van de drager eerst met zijn andere eind (dat bestemd is om in de ulna opgenomen te worden) in en door de doorgang te steken totdat het ene eind (dat bestemd is om in de doorgang door het kogelschamier te worden opgenomen) zich in de doorgang bevindt 30 Opdat de kogel van het kogelschamier niet uit de kom kan schieten, is het volgens de uitvinding voordelig wanneer de kogel in de kom van het kogelschamier is ingesloten.

Volgens een verdere voordelige uitvoeringsvorm zal het andere eind van de ulna-steel zodanig zijn uitgevoerd dat het in de mergholte van de ulna Opneembaar is en hierin 10124918 4 is in te metselen met bij voorkeur zogenaamd botcement of hieraan kan vastgroeien door het andere eind van de ulna van een geschikte coating, zoals een hydroxyapatietcoating, te voorzien.

Volgens een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding zal de drager 5 zijn voorzien van een pen voor inmetseling in de distale radius.

De onderhavige uitvinding zal in het nu volgende aan de hand van de tekeningen nader worden toegelicht. Hierin toont:

Figuur 1 een schematische weergave in bovenaanzicht, gedeeltelijk doorsnede van een hand met pols, tonend de natuurlijke situatie van het distale radio ulnair gewricht; 10 Figuur 2 een schematische weergave, deels in aanzicht, deels in doorsnede, de montage, implantatie, van het DRU-gewricht volgens de uitvinding;

Figuur 3 een schematische weergave van het DRU-gewricht volgens de uitvinding in geïmplanteerde toestand, waarbij tevens de bewegingsvrijheden van de DRU-gewrichtsprothese volgens de uitvinding zijn aangeduid.

15 Figuur 1 toont ter gedachtebepaling een hand 1, een pols 2 en een gedeelte van een onderarm, waarin het distale eind van de ulna 3 en het distale eind van de radius 4 zijn ingetekend. Met 5 is de distale ulnakop en met 6 is de distale radius aangegeven. In de natuurlijke situatie liggen de distale ulnakop 5 en distale radius 6 als het ware naast elkaar en worden daarbij onderling in positie gehouden door het weefsel, in het bijzonder relatief 20 zacht weefsel. De distale ulnakop 5 en distale radius 6 zijn dus niet onderling mechanisch gefixeerd.

Er is een grote verscheidenheid aan oorzaken die het nodig kan maken de ulnakop 5 te vervangen door een zogenaamde DRU-prothese. De distale ulnakop 5 kan ten gevolge van een breuk verkeerd zijn komen te zitten, kan ten gevolge van ziekte, bijvoorbeeld 25 rheuma, aangetast zijn, kan een congenitale afwijking vertonen, kan ten gevolge van chirurgie of trauma zijn aangetast of een afwijking vertonen. Deze maar ook vele andere oorzaken, zoals bijvoorbeeld irritatie ten gevolge van met de distale ulnakop op de handbeentjes uitgeoefende druk, kan aanleiding tot implantatie van een DRU-prothese geven.

30 Figuren 2 en 3 tonen op schematische wijze een DRU-gewrichtsprothese volgens de uitvinding, waarbij figuur 2 als het ware de montagewijze verduidelijkt en figuur 3 de gemonteerde toestand weergeeft.

De DRU-gewrichtsprothese volgens de uitvinding bestaat uit een drager 10 die ' ·η> ·' O * Γ* ·1

S (X M

5 zijdelings aan de radius 6 bevestigbaar is. Deze bevestiging zou kunnen gebeuren door de drager 10 middels een plaats op de buitenkant van de radiuskop te schroeven (niet weergegeven). In de weergegeven uitvoering wordt drager 10 echt aan de radius 6 bevestigd door hierin een gat te vormen, dat wordt gevuld met botcement 18 en waarin 5 een aan de drager 10 gevormde pen wordt gestoken. Een dergelijk botcement 18 hardt betrekkelijk snel, bijvoorbeeld door polymerisatie. Voor fixatie van de drager 10 aan de radius 6 is het al voldoende om de drager 10 tijdens de polymerisatie stil te houden.

De drager 10 is verder voorzien van een kom 13 waarin een kogel 12 is opgenomen. Deze kogel 12 is, zoals uit figuur 3 zichtbaar, in de kom 13 ingesloten, zodat 10 de kogel 12 niet uit de kom 13 kan geraken of hieruit kan schieten. Zoals in figuur 3 middels drie orthogonale, dubbel gepunte pijlen is weergegeven, heeft de kogel 12 van het kogelschamier 11 drie orthogonale rotatievrijheden.

Zoals uit de figuren 2 en 3 duidelijk moge zijn, is de kogel 12 voorzien van een zich vanaf de ene kant naar de andere kant uitstrekkende doorgang 14, welke doorgang 14 met 15 zijn middel langs de hartlijn het centrum van de kogel 12 snijdt.

De DRU-gewrichtsprothese volgens de uitvinding omvat verder een ulna-steel 7, welke een zogenaamd ene eind 9, in het vervolg schamiereind 9 genaamd, een zogenaamd andere eind 8, in het vervolg ulna-eind 8 genaamd, heeft. Het ulna-eind 8 is bestemd om te worden opgenomen in het distale eind van de ulna 3, zoals in figuur 3 is weergegeven. Het 20 schamiereind 9 is bedoeld om in de doorgang 14 van de kogel 12 te worden opgenomen. Het ulna-eind 8 is in dwarsdoorsnede ten opzichte van de dwarsdoorsnede van de doorgang 14 verkleind zodat de ulna-steel 7 zich gemakkelijk volgens pijl 18 (figuur 2) vanaf de handzijde door de doorgang 14 laat steken, totdat het schamiereind 9 zich in de doorgang 14 bevindt (figuur 3). Zoals een vakman duidelijk zal zijn vergemakkelijkt dit 25 de montage van de ulna-steel 7 op zijn juiste plaats in het distale eind 3 en de kogel 12 van het kogelschamier 11 aanzienlijk, daar eerst de drager 10 relatief gemakkelijk aangebracht kan worden en vervolgens vanaf de pinkzijde, welke bij een operatie voldoende toegankelijk is te maken, de ulna-steel 7 door de doorgang 14 is te steken tot in het distale eind van de ulna 3. Voor verankering van de ulna-steel 7 met het ulna-eind 8 in de ulna 3 30 is de door de ulna 3 begrensde holle ruimte van het distale eind met een botcement 17 gevuld. Om te voorkomen dat het ulna-eind 8 te diep in de ulna 3 kan wegzakken, zowel tijdens implantatie alsook later, is de holle ruimte in de ulna aan de onderzijde afgesloten middels een vlug of prop 16. Voor botcement 17 kan eenzelfde materiaal als voor het '1 0 1 24 9 1 ^3 6 botcement 18 worden gebruikt. Dergelijk botcement kan weer betrekkelijk vlot harden, bijvoorbeeld door polymerisatie. Volstaan kan dan worden met het onderling gefixeerd stilhouden van enerzijds de ulna 3 en anderzijds de ulna-steel 7 totdat voldoende polymerisatie heeft plaatsgevonden.

5 Het schamiereind 9 is in dwarsrichting beschouwd nauw in de doorgang 14 opgenomen. Hierbij wordt onder het nauw opnemen verstaan dat beweging van het schamiereind 9 van de ulna-pen 7 in dwarsrichting van de ulna-steel 7 verhinderd wordt, terwijl anderzijds beweging van het ulna-eind 9 in langsrichting van de ulna-steel 7, zoals in figuur 3 met dubbele pijl 20 weergegeven, niet wordt belemmerd, althans niet wordt 10 verhinderd. Het schamiereind 9 van de ulna-steel zal dan volgens de dubbele pijl 20 een heen en weer translerende beweging in de kogel 12 kunnen maken.

De DRU-gewrichtsprothese volgens de uitvinding heeft aldus vier bewegingsvrijheden, namelijk drie orthogonale rotatievrijheden, als weergegeven met het dubbelpuntige pijlenstelsel 21 in figuur 3 en één heen en weer gaande translatievrijheid, 15 als weergegeven met de dubbele pijl 20 in figuur 3. Ten gevolge van deze vier vrijheidsgraden wordt ten opzichte van de in figuur 1 aangegeven natuurlijke situatie, de bewegingsvrijheid van pols en hand nauwelijks belemmerd, althans aanzienlijk minder belemmerd dan bij vergelijkbare protheses uit de stand der techniek, terwijl het distale ulna-eind 3 en het distale radiuseind 6 mechanisch gekoppeld zijn. Dit mechanische 20 koppelen heeft tot voordeel dat instabiliteiten van het DRU-gewricht geheel wordt uitgesloten.

Binnen de reikwijdte van de conclusies zijn er vele varianten op de DRU-prothese volgens de uitvinding denkbaar. Het andere eind 8 van de ulna-steel 7 kan bijvoorbeeld middels schroeven op de ulna vastgezet worden, bijvoorbeeld indien de mergholte niet 25 toegankelijk is. Voorts is het mogelijk de drager 10 op de zijkant van de distale radius vast te zetten, bijvoorbeeld door schroeven, in plaats van de pen 15 daarin in te metselen.

·- it. 4 ί·) 1 m

Claims

1. Distaai radio ulnair gewrichtsprothese omvattende: een drager (10); 5. eenkogelschamier(ll); een ulna-steel (7), waarbij het ene eind (9) van de ulna-steel (7) en de drager (10) via het kogelschamier (11) op onderling scharnieren toelatende wijze verbindbaar zijn, waarbij het andere eind (8) van de ulna-steel (7) bestemd is om te worden bevestigd aan 10 het distale eind van de ulna (3); en waarbij de drager (10) bestemd is te worden bevestigd aan het distale deel van de radius (6), met het kenmerk, dat de kogel (12) van het kogelschamier (11) is voorzien van een uitsparing (14) waarin het ene eind (9) van de ulna-steel (7) op in langsrichting (pijl 20) 15 daarvan verschuifbare wij ze opneembaar is.

2. Gewrichtsprothese volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ene eind (9) van de ulna-steel (7) dwars op de langsrichting (pijl 20) daarvan eng passend in die uitsparing (14) opneembaar is.

3. Gewrichtsprothese volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat 20 de uitsparing (14) een langshartlijn heeft, die zich door het centrum van het kogelschamier (11) uitstrekt.

4. Gewrichtsprothese volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitsparing (14) een zich door de gehele kogel (13) van het kogelschamier (11) uitstrekkende doorgang (14) is.

5. Gewrichtsprothese volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van de doorgang (14) en de ulna-steel (7) zodanig zijn uitgevoerd, dat de ulna-steel (7) met zijn andere eind (8) in de doorgang (14) is te steken, en vervolgens door de doorgang (14) heen is te steken tot het ene eind (9) zich in de doorgang bevindt.

6. Gewrichtsprothese volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat 30 de kogel (12) in de kom (13) van het kogelschamier (11) is ingesloten.

7. Gewrichtsprothese volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het andere eind (8) van de ulna-steel (7) zodanig is uitgevoerd dat het in de mergholte van de ulna (3) opneembaar is, en bij voorkeur daarin inmetselbaar is of daarmee vergroeibaar δ door aanbrenging van geschikte coating.

8. Gewrichtsprothese volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager (10) is voorzien van een pen (15) voor inmetseling in de distale (6) van de radius (4). 1 0124 9 1m