NL1011107C1 - Aftakmof. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Aftakmof.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een aftakmof voorzien van een hoofdmof en van een stijgbuismof waarin de 5 stijgbuismof is uitgevoerd voor het opnemen van een stijgbuis en de hoofdmof is voorzien van een eerste eindgedeelte en een tweede eindgedeelte voor aansluiting op een eerste lengte respectievelijk een tweede lengte van een hoofdrioolbuis.

Bij het leggen van nieuwe hoofdrioolbuizen in de grond in 10 voor privaat of publiek bezit geordende gebieden vereisen sommige landen, dat voor iedere 6 meter buis het mogelijk moet zijn een verticale stijgbuis aan te sluiten. Momenteel wordt dit opgelost door het boren van verticale gaten voor iedere 6 meter buis en worden zogenaamde zadels aangebracht en de stijgbuizen daarin geplaatst. De 15 stijgbuizen omvatten verhoudingsgewijs korte pijplengtes, die het grondniveau niet bereiken. Stijgbuizen zijn dicht gestopt en bedekt met opvulmateriaal. Indien een drainagepijp, welke gebruikelijk niet zo diep is gelegen als de hoofdrioolbuis, later moet worden aangesloten wordt de stijgbuis bloot gelegd en wordt de drainagepijp 20 aangesloten via een verhoudingsgewijs korte, hellende of nagenoeg horizontale pijplengte.

Het zadel zelf, dat een gat heeft met ongeveer dezelfde diameter als het geboorde gat, rust op het pijpoppervlak rond dit geboorde gat als een zadel op de rug van een paard. Het zadel kan 25 bijvoorbeeld met lijm, uitwendige klembanden, een inwendig rondom het gat uitzettende soort mechanische afdichting, of een combinatie daarvan worden vastgezet. Voor uit polyolefinen vervaardigde buis of zadel is lijm geen geschikte bevestigingswerkwi jze, daar deze materialen in deze context niet te lijmen zijn.

30 Deze bekende oplossing voor het aansluiten van stijgbuizen heeft een aantal nadelen. Op de eerste plaats vormt zij een dure oplossing, zowel in de productie van de zadels, bij samenbouw en omdat zij een extra onderdeel geeft voor opslag en transport. Verder is aansluiting van het zadel aan de hoofdrioolbuis een gecompliceerde 35 afdichttaak met groter gevaar voor lekkage dan het geval is bij een 1011107 2 gebruikelijke pijpaansluiting. De mechanische belastingen kunnen zowel groter en moeilijker te verwerken zijn in samenhang met een zadel.

Ook kan tussen iedere pijp!engte een verloopaftakking worden gebruikt die een aftakdiameter heeft die hetzelfde is als de 5 diameter van de stijgbuis. Deze verloopaftakkingen zijn evenals de zadels zeer duur. Een oplossing met verloopaftakking betekent ook een vergroot aantal aansluitingen met rubber afdichtring hetgeen het gevaar voor lekkages vergroot.

Het is dan ook een oogmerk van de huidige uitvinding een 10 met de pijp geïntegreerde of door middel van een rubber afdichtring aangesloten aftakmof te verkrijgen welke op een eenvoudige wijze aansluiting van stijgbuizen aan de hoofdrioolbuis mogelijk maakt zonder gebruik van een zadel of aanvullende verloopstukken.

Het oogmerk van de uitvinding is verkregen doordat het 15 eerste eindgedeelte van de hoofdmof geïntegreerd is met de eerste lengte van de hoofdrioolbuis of is aangesloten door middel van een rubber afdichtring.

Verdere kenmerken zijn weergegeven in de onderconclusies.

De uitvinding zal hieronder nader worden beschreven aan de 20 hand van in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een aftakmof volgens de uitvinding, gezien vanaf een zijkant en gedeeltelijk in doorsnede.

Figuur 2 toont een doorsnede door de aftakmof van figuur 1, 25 gezien volgens de lijn II-II.

Figuur 3 toont een schematisch aanzicht van een lengte van een hoofdrioolbuis waarop aftakmoffen volgens de huidige uitvinding en bijbehorende stijgbuizen zijn aangesloten.

^ Figuur 1 toont een aftakmof volgens de huidige uitvinding.

30 De aftakmof 1 omvat een hoofdmof 2 en een stijgbuismof 3. De hoofdmof 2 kan een eerste eindsectie 4 en een tweede eindsectie 5 hebben voor aansluiting aan desbetreffende lengtes 6a, 6b van een hoofdrioolbuis 6. In plaats van een eindsectie 4 te hebben kan de hoofdmof 2 ook ~ volledig geïntegreerd en samenhangend zijn met de aansluitlengte 6a, 35 zodat de eindsectie 4 overbodig is. De stijgbuismof 3 is opgesteld "7 voor het opnemen van een stijgbuis 7. De stijgbuis 7 wordt door middel 101 V; 07 3 van een rubber afdichtring 8 op een op zich bekende wijze aangesloten op de stijgbuismof 3. In plaats van de rubber afdichtring 8 kan ook een gelijmde verbinding tussen de stijgbuismof 3 en de stijgbuis 7 worden gebruikt indien deze delen uit lijmbare materialen, 5 bijvoorbeeld PVC-U zijn vervaardigd.

De hoofdmof 2 is bij voorkeur uitgerust met versterkingsribben 9, die zich vanaf de stijgbuismof 3 verticaal uitstrekken. Zoals weergegeven in figuur 2 gaan de ondereinden van de buitenste ribben 9a, 9b over in vier benen 10. Bij het bovenste 10 uiteinde van de ribben 9 gaan deze in een gelijkmatige verlenging over in de buitendiameter van de stijgbuismof 3.

Het eerste eindgedeelte van de hoofdmof 2 is met de lengte 6a van de hoofdrioolbuis 6 geïntegreerd. Deze integratie wordt uitgevoerd gedurende vervaardiging, bij voorkeur door rotatielassen. 15 Daarbij wordt dan een 1 aszone 11 tot stand gebracht welke de pijplengte 6a zo met de aftakmof 1 integreert, dat zij een eenheid vormen. De integratie kan ook op een andere manier worden bewerkstelligd, bijvoorbeeld door lijmen. Zoals hierboven vermeld kan de hoofdmof 2 ook geheel geïntegreerd en samenhangend zijn met het 20 verbindingsdeel 6a zodat het eindgedeelte 4 overbodig is.

Het eerste eindgedeelte van de hoofdmof 2 kan ook met de lengte 6a van de hoofdrioolbuis 6 worden verbonden door middel van een rubber afdichtring.

Het tweede eindgedeelte 5 van de hoofdmof 2 is uitgevoerd 25 voor het opnemen van de volgende lengte 6b van de hoofdrioolbuis 6. Het tweede eindgedeelte 5 heeft een inwendige diameter 12, die een weinig groter is dan de uitwendige diameter van de pijplengte 6a. In het eindgedeelte 5 is een aanslagrand 13 aangebracht, die verloopt in een conisch gedeelte. Op een op zich bekende wijze is een afdichtring 30 14 opgesteld in de eerste groef 15 van het gegolfde oppervlak van de pijplengte 6b. Dan wordt de pijplengte 6b in het tweede eindgedeelte 5 geregen.

De hoofdmof 2 heeft tussen de pijplengtes 6a, 6b een inwendige diameter overeenkomend met de inwendige diameter van de 35 gladde inwendige pijpwand van de pijplengtes 6a, 6b. In gebruik maken van het pijptype, dat in het voorbeeld is weergegeven en dat uitwendig 1011107 4 gegolfd en inwendig glad is zal de inwendige diameter dus ook voorbij de aftakmof 1 gelijk zijn. Ook pijpen met een andere geometrie kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld met ribben of pijpen, die zowel inwendig • en uitwendig een glad oppervlak hebben. In het laatste geval kan in 5 het gebied van de aftakmof 1 de inwendige diameter een weinig vernauwd zijn in verhouding tot de inwendige diameter van de pijp omdat een dergelijke buitenpijp gebruikelijk een grotere inwendige diameter heeft dan een pijp die inwendig geprofileerd is. Teneinde het tot stand brengen van een scherpe rand in het overgangsgebied te vermijden 10 is de aanslagrand 13 gevormd als een conisch gedeelte, i In figuur 3 is een schematisch aanzicht weergegeven van een a hoofdrioolbuis 6, die is uitgerust met aftakmoffen 1 en bijbehorende stijgbuizen 7. Dit is een flexibel systeem, dat geleidelijk kan worden * vergroot. De ondernemer beslist of bij de aanvankelijke installatie 15 reeds op iedere aftakmof 1 een stijgbuis zal worden aangebracht en afgedicht op een niveau hoger dan de hoofdrioolbuis. In dat geval kunnen zij dienst doen als reserve-aansluitpunten voor latere stijgbuizen indien meer stijgbuizen voor nieuwe gebouwen moeten worden , aangesloten.

jf " 1 ü 1 ; ‘i G /

Claims (9)

1. Aftakmof welke is voorzien van een hoofdmof en een stijgbuismof waarbij de stijgbuismof is uitgevoerd voor het opnemen van een stijgbuis en de hoofdmof een eerste eindgedeelte en een tweede 5 eindgedeelte heeft voor aansluiting op een eerste lengte respectievelijk een tweede lengte van een hoofdrioolbuis, met het kenmerk, dat het eerste eindgedeelte (4) van de hoofdmof (2) geïntegreerd is met de eerste lengte (6a) van de hoofdrioolbuis (6) of is aangesloten door middel van een rubber afdichtring.

2. Aftakmof volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste eindgedeelte (4) van de hoofdmof (2) met de eerste lengte (6) van de hoofdrioolbuis (6) is geïntegreerd door middel van lassen, zoals stomp lassen of rotatie-lassen.

3. Aftakmof volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 15 eerste eindgedeelte (4) van de hoofdmof (2) met de eerste lengte (6a) van de hoofdrioolbuis (6) is geïntegreerd door middel van lijmen.

4. Aftakmof volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de hoofdmof (2) is uitgerust met versterkingsribben (9), die zich vanaf de stijgbuismof (3) verticaal uitstrekken.

5. Aftakmof volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de onderste uiteinden van de uitwendige ribben (9a resp. 9b) zijn verlengd tot vier benen (10).

6. Aftakmof volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de ribben (9) bij de bovenste uiteinden daarvan zich gelijkmatig 25 uitstrekken naar en overgaan in de uitwendige diameter van de stijgbuismof (3).

7. Aftakmof volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de hoofdmof (2) tussen de pijplenges (6a, 6b) een inwendige diameter heeft overeenkomend met de inwendige diameter van 30 de gladde inwendige pijpwand van de pijplengtes (6a, 6b).

8. Aftakmof volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat een aanslagrand (13) in de hoofdmof (2) is aangebracht teneinde een rustgebied voor de tweede pijplengte (6b) te vormen.

9. Aftakmof volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 35 aanslagrand (13) conisch is, zodanig, dat de diameter is vernauwd in de richting van het hart van de hoofdmof (2). i Π 1 '* Γ; 7 f O i' i i U /