NL1010860C2 - Overbrengingsmechanisme. - Google Patents
Overbrengingsmechanisme. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1010860C2 NL1010860C2 NL1010860A NL1010860A NL1010860C2 NL 1010860 C2 NL1010860 C2 NL 1010860C2 NL 1010860 A NL1010860 A NL 1010860A NL 1010860 A NL1010860 A NL 1010860A NL 1010860 C2 NL1010860 C2 NL 1010860C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pressure
- transmission mechanism
- hollow tube
- shaft
- conical
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16H—GEARING
- F16H57/00—General details of gearing
- F16H57/04—Features relating to lubrication or cooling or heating
- F16H57/042—Guidance of lubricant
- F16H57/043—Guidance of lubricant within rotary parts, e.g. axial channels or radial openings in shafts
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16H—GEARING
- F16H55/00—Elements with teeth or friction surfaces for conveying motion; Worms, pulleys or sheaves for gearing mechanisms
- F16H55/32—Friction members
- F16H55/52—Pulleys or friction discs of adjustable construction
- F16H55/56—Pulleys or friction discs of adjustable construction of which the bearing parts are relatively axially adjustable
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16H—GEARING
- F16H61/00—Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing
- F16H61/66—Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing specially adapted for continuously variable gearings
- F16H61/662—Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing specially adapted for continuously variable gearings with endless flexible members
- F16H61/66272—Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing specially adapted for continuously variable gearings with endless flexible members characterised by means for controlling the torque transmitting capability of the gearing
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16H—GEARING
- F16H61/00—Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing
- F16H61/66—Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing specially adapted for continuously variable gearings
- F16H61/662—Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing specially adapted for continuously variable gearings with endless flexible members
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Transmissions By Endless Flexible Members (AREA)
- Friction Gearing (AREA)
Description
mm ·;, ^Rawui—L. , j ~ te? μ^-·».· ._-:- v ~ · j
Titel: Overbrengingsmechanisme.
De uitvinding heeft betrekking op een overbrengingsmechanisme, zoals een traploos instelbaar kegelschijfomspanningsoverbrengingsmechanisme, dat in een motorvoertuig tussen een aandrijfeenheid en ten minste één 5 wiel in een krachtstroomverbinding is aangebracht, welk overbrengingsmechanisme is voorzien van een ingangsas en een uitgangsas, een aanloopelement en een element voor het omkeren van de draaiingsrichting en een eerste op een eerste as aangebrachte set kegelschijven met een axiaal 10 vaste en een axiaal verplaatsbare kegelschijf, alsmede een tweede op een tweede as aangebrachte set kegelschijven met een axiaal vaste en een axiaal verplaatsbare kegelschijf en een omspanningsmiddel voor het overbrengen van het draaimoment tussen de eerste en de tweede set kegelschijven 15 en eventueel een draaimomentsensor, waarbij ten minste de axiaal verplaatsbare kegelschijven instelmiddelen voor het aanleggen van een druk bezitten.
Bij dergelijke overbrengingsmechanismen is de drukmiddeltoevoer met behulp van de instelmiddelen 20 gewaarborgd doordat in de assen van het overbrengingsmechanisme afzonderlijke, naast elkaar gelegen langgatboringen worden aangebracht, die met radiaal naar buiten gerichte boringen in verbinding staan. Dergelijke parallel aangebrachte langgatboringen in de assen zijn in 25 de vervaardiging relatief duur.
De onderhavige uitvinding heeft ten doel een overbrengingsmechanisme, als in de aanhef omschreven, te verschaffen, dat vanuit constructief oogpunt en in verband met de productiekosten eenvoudig te vervaardigen is. Verder 30 wordt beoogd de overbrengingsmechanismen volgens de stand van de techniek te verbeteren.
Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat, ten behoeve van de drukmiddeltoevoer van ten minste één van de instelmiddelen, ten minste één van de 1010860 H assen over een deel van zijn axiale uitstrekking een holle I ruimte bezit en in deze holle ruimte een holle buis is opgenomen die is voorzien van in axiale richting lopende I verbindingselementen die de doorsnede van de holle ruimte 5 in verscheidene zich in axiale richting uitstrekkende kamers opdeelt.
Het is bijzonder doelmatig wanneer de instelmiddelen door middel van zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkende I boringen in ten minste één as en door de wand van de holle 10 buis van drukmiddel kunnen worden voorzien.
Evenzo is het gunstig wanneer de holle buis door ten I minste één zich in axiale richting uitstrekkend I verbindingselement is onderverdeeld in ten minste twee I kamers. In een gunstige uitvoeringsvorm volgens de I 15 uitvinding zijn twee, in een andere uitvoeringsvorm drie, I in weer een andere uitvoeringsvorm vier en in nog weer een andere uitvoeringsvorm vijf kamers of meer in axiale I richting in hoofdzaak parallel aangebracht en door verbindingselementen gescheiden. Daarbij kan het nuttig 20 zijn wanneer de verbindingselementen vanaf het middelpunt of van de hartlijn van de as zich radiaal naar buiten uitstrekken en eventueel in het middelpunt elkaar afdichtend raken of daar met elkaar zijn verbonden. Daarbij I zijn de verbindingselementen bij voorkeur radiaal naar I 25 buiten met de holle buis afdichtend verbonden.
In een verder uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding kan het gunstig zijn wanneer de holle buis draaivast met de as is verbonden en aan ten minste één axiaal eindbereik ten opzichte van een vast met de 30 behuizing verbonden element draaibaar gelegerd is.
Evenzo is het gunstig wanneer de holle buis bij een relatieve verdraaiingsmogelijkheid tussen de holle buis en het vast met de behuizing verbonden element in het ten minste ene eindbereik een in hoofdzaak fluidumdichte 35 verbinding bezit. Verder is het gunstig wanneer de holle buis ten opzichte van de behuizing draaivast is aangebracht I 1010860 ' "'"......"I"'" " · y · * ·· /* ^rr· ^ - J-'*j> i, 3 en de as ten opzichte van de holle buis draaibaar is gelegerd.
Ook is het in een verder uitvoeringsvoorbeeld gunstig wanneer de holle buis aan de buitenmantel ten minste enkele 5 door middel van dichtingen afgedichte bereiken heeft, die door middel van boringen met enkele kamers in een fluïdumverbinding staan.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 10 hand van de in de figuren 1-4 weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. Daarbij toont:
Fig. 1 een schematische weergave van de uitvinding;
Fig. la een doorsnede door een gedeeltelijk weergegeven kegelschij fomspanningsoverbrengingsmechanisme 15 met een draaimomentsensor overeenkomstig de uitvinding;
Fig. lb een vergroot weergegeven gedeelte van fig. 2;
Fig. 2 een set kegelschijven in doorsnede;
Fig. 3a-3e doorsneden door de as in fig. 2; en
Fig. 4 een set kegelschijven in doorsnede.
20
Fig. 1 geeft op schematische wijze een overbrengingsmechanisme 1, zoals een traploos instelbaar kegelschijfomspanningsoverbrengingsmechanisme weer, dat in een motorvoertuig in een krachtstroomverbinding volgt op 25 een aandrijfeenheid, zoals een motor, en waarop ten minste één aangedreven wiel van het motorvoertuig is aangesloten.
Het overbrengingsmechanisme 1 is voorzien van een behuizing 99, welke bij voorkeur uit massief of geschuimd materiaal is vervaardigd. Als materiaal wordt bij voorkeur 30 aluminium, magnesium of een andere lichtmetaal gebruikt.
Evenzo kunnen de holle ruimten van de behuizing 99 met een dergelijk geschuimd materiaal zijn gevuld. Ook kan in een verder uitvoeringsvoorbeeld een dergelijk geschuimd materiaal als deklaag op de behuizing zijn aangebracht. Dit 35 heeft volgens de uitvinding het voordeel dat trillingen van de behuizing worden gedempt, waarmee tevens een 1010860 H geluidsdemping wordt verkregen. Volgens de uitvinding wordt H hierdoor een verhoogd geluidscomfort in en/of buiten het H motorvoertuig verkregen en worden tegelijkertijd de H productiekosten omlaag gebracht.
H 5 Het overbrengingsmechanisme 1 heeft een ingangsas 2, H die bijvoorbeeld met de krukas van een aandrijfeenheid, zoals een motor of een verbrandingsmachine, kan worden verbonden. Verder heeft het overbrengingsmechanisme een H uitgangsas 3, waarop een aandrijfas of een cardanas kan 10 worden aangesloten. In het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 1 is de ingangsas 2 in hoofdzaal parallel aan de uitgangsas 3 aangebracht, waarbij een geringe asoffset tussen de beide assen 2 en 3 aanwezig is. De ingangsas 2 is niet coaxiaal H aan de uitgangsas 3 aangebracht, hoewel in een ander 15 uitvoeringsvoorbeeld een dergelijke opstelling van voordeel kan zijn.
De ingangsas 2 volgt in een krachtstroomverbinding op een aanloopelement 4. Als aanloopelement 4 dient in dit I uitvoeringsvoorbeeld een hydrodynamische draaimoment- 20 omzetter 5 met of zonder omzetteroverbruggingskoppeling, waarvan alleen de contouren zijn aangegeven. De ingangsas 2 staat- met het aanloopelement 4 in een werkzame verbinding, I waarbij de ingangsas 2 met de behuizing van de draaimoment- I omzetter is verbonden en de omzetter, via het flexibele 25 membraam 6 en met behulp van door schroeven gevormde bevestigingsmiddelen 7, met de krukas is verbonden.
Het aanloopelement 4 kan zijn uitgevoerd als een H torsietrillingsdemper, zoals bijvoorbeeld een nat- of drooglopende demper met eventuele veerdempings- en I 30 wrijvingsdempingseenheden of eventueel een vliegwiel of als I een vliegwiel met een dubebele massa met middelen voor I torsietrillingsdemping tussen de ten opzichte van elkaar I beweegbare elementen van de primaire en de secundaire massa.
I 35 Het aanloopelement 4 kan, zoals in fig. 1 I schematische is weergegeven, zijn uitgevoerd als I 1010860 5 draaimomentomzetter met of zonder omzetteroverbruggings-koppeling, hoewel eventueel een droog- of natlopende wrijvingskoppeling of lamellenkoppeling in verdere uitvoeringsvoorbeelden kunnen worden toegepast.
5 Het uitgangselement 4a van het aanloopelement 4 is verbonden met een tandwiel 7a. De vertanding van het tandwiel 7a grijpt in de vertanding van een verder tandwiel 7b dat ten opzichte van de as 8 draaibaar is aangebracht.
Het tandwiel 7b is verbonden met de as 8b waarop de 10 draaimomentsensor 10 en de eerste set kegelschijven 11 is aangebracht. De draaimomentsensor 10 is in een draai-momentstroomverbinding tussen de as 8b en de set kegelschijven 11 aangebracht. De as 8b is ten opzichte van de ingangsas 2 zijwaarts versprongen aangebracht.
15 De eerste set kegelschijven 11 heeft een axiaal vaste kegelschijf 11a die vast met de as 8b is verbonden of hier een geheel mee uitmaakt. Verder heeft de eerste set kegelschijven een axiaal verplaatsbare kegelschijf 11b die ten opzichte van de eerste kegelschijf 11a verplaatsbaar 20 is, doch die met de as 8b draaivast is verbonden. De I sturing van de axiale verplaatsing van de kegelschijf 11b vinsdt plaats door het aanleggen van een druk met behulp van instelmiddelen 20, zoals zuiger/cilindereenheden.
De as 8b van de eerste set kegelschijven 11 is door 25 . middel van ten minste één leger 12, 12a, 12b, zoals een walsleger, kogelleger of rolleger, op een aanzetstuk 13 van de behuizing 99 vastgezet en gelegerd. Daarbij wordt de as in axiale en/of radiale richting gecentreerd.
De tweede set kegelschijven 21 heeft een axiaal vaste 30 kegelschijf 21a die vast met de as 22 is verbonden of hier een geheel mee uitmaakt. Verder heeft de tweede set kegelschijven 21 een axiaal verplaatsbare kegelschijf 21b die ten opzichte van de eerste kegelschijf 21a verplaatsbaar is, doch met de as 22 draaivast is verbonden. De 35 sturing van de axiale verplaatsing van de kegelschijf 21b vindt plaats door het aanleggen van een druk met behulp van 1010860 instelmiddelen 30, zoals zuiger/cilindereenheden. De as 22 van de tweede set kegelschijven is door middel van legers 23a, 23b, zoals walslegers, kogellegers of rollegers, op aanzetstukken van de behuizing 99 en gelegerd. Daarbij 5 wordt de as 22 in axiale en/of radiale richting gecentreerd.
De draaimomentoverdracht tussen de eerste set kegelschijven 11 en de tweede set kegelschijven 21 geschiedt door een omspanningsmiddel 25, dat in de werkzame H 10 richting tussen de beide sets kegelschijven is aangebracht.
H Door de druk van het omspanningsmiddel tussen de H desbetreffende kegelschijven van een set kegelschijven wordt de draaimomentoverdracht tussen het omspanningsmiddel en een set kegelschijven gewaarborgd. De axiale 15 verplaatsing van de axiaal beweegbare kegelschijven bewerkstelligt een traploze overbrengingsvariatie van het H overbrengingsmechanisme.
De uitgangsas 22 van de set kegelschijven 21 is verbonden met een tandwiel 26, waarbij de vertanding van .
20 het tandwiel 26 ingrijpt in de vertanding van een verder tandwiel 27 en waarmee de aandrijfverbinding tot stand is gekomen. Op het tweede tandwiel 27 is een element voor het omkeren van de draaiingsrichting 28, zoals een planeet- H keerset, aangesloten, waarbij de uitgangsas 3 van het 25 overbrengingsmechanisme op dit element voor het omkeren van de draaiingsrichting volgt.
Door de as 4a wordt via een hulpas van het tandwiel 40 een pomp 41 aangedreven, welke pomp voor het sturen en I aanleggen van druk door de instelmiddelen dient, alsmede I 30 voor smering van het overbrengingsmechanisme.
I In een uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding is I het gunstig wanneer het aanloopelement 4 direct in een krachtstroomverbinding staat met de ingangsas 2 van het overbrengingsmechanisme, waarbij de ingang van het aan- I 35 loopelement 4 is verbonden met de ingangsas 2. Evenzo kan het nuttig zijn wanneer tussen de uitgang van het aan- I 1010860 7 loopelement en de draaimomentsensor 10 een overbrengings-trap is aangebracht. In een verder uitvoeringsvoorbeeld kan het nuttig zijn wanneer de uitgang van het aanloopelement rechtstreeks zonder tussenkomst van een overbrengingstrap 5 of tandwieltrap is verbonden met de draaimomentsensor. Verder is het nuttig wanneer de draaimomentsensor en de eerste set kegelschijven 11 coaxiaal op de as 8b zijn aangebracht. Daarbij kan het in een verder uitvoeringsvoorbeeld nuttig zijn wanneer de tweede set kegelschijven 10 21 op een verdere as 22 is aangebracht die via overbrengingstrappen 26, 27 is verbonden met het element voor het omkeren van de draaiingsrichting 28. Het element voor het omkeren van de draaiingsrichting 28 is coaxiaal op de uitgangsas 3 van het overbrengingsmechanisme 1 15 aangebracht.
In een verder gunstig uitvoeringsvoorbeeld is het nuttig wanneer de opstelling van de elementen van het overbrengingsmechanisme in een draaimomentstroomverbinding als volgt is: 20 - het aanloopelement 4 volgt op de ingangsas 2, waarbij de ingang van het aanloopelement is verbonden met de ingangsas 2 en de uitgang van het aanloopelement coaxiaal op de ingangsas 2 is aangebracht, - de draaimomentsensor 10 volgt op het 25 aanloopelement, - de draaimomentsensor 10 en de eerste set kegelschijven 11 zijn coaxiaal op de as 8b aangebracht, - de tweede set kegelschijven 21 is op een verdere as 22 aangebracht, waarop het element voor het omkeren van de 30 draaiingsrichting volgt, - het element voor het omkeren van de draaiingsrichting 28 is coaxiaal op de uitgangsas van het overbrengingsmechanisme aangebracht.
In een verdere uitvoeringsvorm is het nuttig wanneer 35 het aanloopelement 4 en de eerste set kegelschijven 11 coaxiaal zijn aangebracht. Evenzo is het in weer een andere 1010860
Iuitvoeringsvoorbeeld van voordeel wanneer het aanloop- element 4 en een as 8b van de eerste set kegelschijven zijwaarts ten opzichte van elkaar versprongen zijn aangebracht en de overbrenging van het draaimoment door 5 middel van een overbrengingstrap 7a, 7b, zoals een tandwieltrap met bijvoorbeeld rechte tandwielen, geschiedt.
Overeenkomstig een verdere uitvindingsgedachte is het nuttig wanneer de tweede set kegelschijven 21 coaxiaal op de uitgangsas 3 is aangebracht. Evenzo kan het van voordeel 10 zijn wanneer de tweede set kegelschijven 21 zijwaarts versprongen ten opzichte van de uitgangsas 3 is aangebracht en de overbrenging van het draaimoment geschiedt door middel van een overbrengingstrap 26, 27, zoals een tandwieltrap. Bijzonder gunstig is het wanneer de axiaal 15 verplaatsbare kegelschijf 11b van de eerste set kegelschi jven de kegelschijf is die naar de ingangsas 2 is toegekeerd. Ook kan het in een ander uitvoeringsvoorbeeld van voordeel zijn wanneer de axiaal verplaatsbare kegelschijf 11b van de eerste set kegelschijven 11 de 20 kegelschijf is die naar de uitgangsas 3 is toegekeerd.
In een verder uitvoeringsvoorbeeld is het nuttig wanneer de axiaal verplaatsbare kegelschijf 21b van de tweede set kegelschijven 21 de kegelschijf is die naar ingangsas 2 is toegekeerd. In een andere uitvoerings-25 · voorbeeld is het nuttig wanneer de axiaal verplaatsbare kegelschijf 21 van de tweede set kegelschijven 21 de kegelschijf is die naar de uitgangsas 3 is toegekeerd. In een gunstige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het nuttig wanneer de as 8b van de eerste set kegelschijven 11 30 boven de ingangsas 2 is aangebracht. In een andere uitvoeringsvoorbeeld is het nuttig wanneer de as 8b van de eerste set kegelschijven 11 onder de ingangsas 2 is aangebracht. Verder is het van voordeel wanneer de as 22 van de tweede set kegelschijven 21 boven de ingangsas 2 is 35 aangebracht. Evenzo kan het nuttig zijn wanneer de as 22 van de tweede set kegelschijven 21 onder de ingangsas 2 is 1010860' 9 aangebracht. Door deze uitvoeringen overeenkomstig de uitvinding kan ruimte worden bespaard. Door de gunstige opstelling kan ruimte bespaard worden wanneer de assen 8b, 22 van de eerste en tweede set kegelschijven 11, 21 in 5 axiale richting gezien naast de ingangsas 2 zijn aangebracht. Evenzo kan het gunstig zijn wanneer de assen 8b, 22 van de eerste en tweede set kegelschijven 11, 21 evenals de ingangsas 2 en de uitgangsas 3 in een vlak liggen. In een verder uitvoeringsvoorbeeld is het bijzonder 10 gunstig en ruimte besparend wanneer de uitgangsas 3 concentrisch ten opzichte van de ingangsas 2 is aangebracht. Verder kan het bijzonder gunstig en ruimte besparend zijn wanneer de uitgangsas 3 coaxiaal ten opzichte van de ingangsas 2 is aangebracht.
15 De in de figuren 1, la en lb gedeeltelijk weergegeven uitvoeringsvarianten van een traploos instelbaar kegelschi jfomspanningsoverbrengingsmechanisme heeft aan de aandrijfzijde op de aandrijfas A een draaivast aangebracht schijvenpaar 101 en een op de aangedreven as B aangebracht 20 schijvenpaar 102. Elk schijvenpaar heeft een axiaal beweegbare kegelschijf 101a, respectievelijk 102a en een axiaa-l vaste kegelschijf 101b, respectievelijk 102b. Tussen de beide schijvenparen is voor het overbrengen een omspanningsmiddel in de vorm van een ketting of een band 25 103 aanwezig. In de bovenste helft van de tekeningen van de desbetreffende schijvenparen 101, 102 is de relatieve axiale positie tussen de desbetreffende schijfdelen 101a, 101b, respectievelijk 102a, 102b weergegeven, die overeenkomt met de grootste overbrenging van het overbrengings-30 mechanisme naar lage snelheden (underdrive), terwijl daarentegen in de onderste helft van de tekeningen de relatieve positie tussen de overeenkomstig aangebrachte schijven 101a, 101b, respectievelijk 102a, 102b is weergegeven, die overeenkomt met de grootste overbrenging 35 naar hoge snelheden (overdrive).
1010860 10
Het schijvenpaar 101 is met behulp van een door een zuiger/cilindereenheid gevormd instelelement 104 axiaal vastzetbaar. Het schijvenpaar 102 is op gelijke wijze met behulp van een eveneens door een zuiger/cilindereenheid 5 gevormd instelelement 105 axiaal tegen de ketting 103 vastzetbaar. In de drukruimte 6 van de zuiger/cilindereenheid 105 is een door een schroefveer gevormde krachtbuffer 107 aanwezig, welke krachtbuffer de axiaal beweegbare schijf 102a in de richting van de axiaal vaste 10 schijf 102b dringt. Wanneer de ketting 103 aan de aangedreven zijde zich in het radiaal binnenste bereik van het schijvenpaar bevindt, is de door de krachtbuffer 107 uitgeoefende spankracht groter dan wanneer de ketting 103 zich in het grotere doorsnedebereik van het schijvenpaar 15 bevindt. Dit betekent ook dat met een toenemende overbrenging van het overbrengingsmechanisme naar hoge snelheden de door de krachtbuffer 107 uitgeoefende druk toeneemt. De schroefveer 107 steunt aan de ene zijde rechtstreeks af op de axiaal beweegbare schijf 102a en aan 20 de andere zijde op een de drukruimte 106 begrenzend potyormig en met de aangedrevenas B star verbonden constructiedeel 108.
Qua werking is, parallel geschakeld aan de zuiger/cilindereenheden 104, 105, een verdere 25 zuiger/cilindereenheid 101, 111 aanwezig, die dienen voor de verandering van de overbrengingsverhouding van het overbrengingsmechanisme. De drukkamers 112, 113 van de zuiger/cilindereenheden 110, 111 kunnen afwisselend overeenkomstig de gewenste overbrengingsverhouding met een 30 drukmiddel worden gevuld of daarvan ontlast worden.
Hiervoor kunnen de drukkamers 112, 113 overeenkomstig de gestelde eisen hetzij worden verbonden met een drukmiddelbron, zoals een pomp, hetzij met een afvoerleiding. Bij een verandering van de 35 overbrengingsverhouding wordt tevens een van de drukkamers 112, 113 met drukmiddel gevuld en derhalve het volume 1010860 11 daarvan vergroot, terwijl daarentegen de andere drukkamer 113, 112 ten minste gedeeltelijk leeg loopt en dus in volume wordt verkleind. Dit afwisselend aanleggen en wegnemen van druk in de drukkamers 112, 113 kan door middel 5 van een desbetreffend ventiel geschieden. Met betrekking tot de uitvoering en de wijze van werken van een dergelijk ventiel wordt in het bijzonder verwezen naar de reeds genoemde stand van de techniek.
Voor het opwekken van een ten minste draaimoment-10 afhankelijke druk is een draaimomentsensor 114 aanwezig die op een hydromechanisch principe is gebaseerd. De draaimomentsensor 114 brengt het door middel van een aandrijftandwiel of aandrijfrondsel 115 ingeleide draaimoment over op het kegelschijvenpaar 101. Het 15 aandrijftandwiel 115 is door middel van een walsleger 116 gelegerd op de aandrijfas A en is door een aangepaste vorm, respectievelijk vertanding 117 draaivast verbonden met de zich eveneens axiaal tegen het aandrijftandwiel 115 afsteunende nokkenas 118 van de draaimomentsensor 114. De 20 draaimomentsensor 114 omvat de axiaal vast opgestelde nokkenschijf 118 en een axiaal verplaatsbare nokkenschijf 119, -die beiden zijn voorzien van een oploopvlak waartussen verspreidingselementen in de vorm van kogels 120 aanwezig zijn. De nokkenschijf 119 is op de aandrijfas A axiaal 25 verplaatsbaar doch ten opzichte van deze as draaivast aangebracht. Hiertoe heeft de nokkenas 119 een axiaal van de kogels 120 af gericht radiaal buitenbereik 119a, dat is voorzien van een vertanding 119b die samenwerkt met een tegenvertanding 121a van een met de aandrijfas A zowel 30 axiaal als in omvangsrichting vast verbonden constructie-deel 121. De vertanding 119b en de tegenvertanding 121a zijn daarbij ten opzichte van elkaar zodanig gevormd dat een axiale verplaatsing tussen de constructiedelen 119 en 121 mogelijk is.
35 De constructiedelen van de draaimomentsensor 114 begrenzen twee drukruimten 122, 123. De drukruimte 122 is 1010860 H begrensd door een met de aandrijfas A star verbonden I ringvormig constructiedeel 124 en door, door de I nokkenschijf 119 gevormde, respectievelijk gedragen I bereiken, respectievelijk constructiedelen 125, 126. De I 5 ringvormige drukruimte 123 is vrijwel radiaal buiten de I ringvormige drukruimte 122, doch axiaal ten opzichte van I deze laatste verplaatsbaar aangebracht. De tweede H drukruimte 123 wordt verder begrensd door het ringvormig H constructiedeel 124 en door de met het laatstgenoemde deel H 10 vast verbonden hulsvormig constructiedeel 121, alsmede door het, met de nokkenschijf 119 vast verbonden ringvormig H constructiedeel 125, dat axiaal verplaatsbaar is en werkt H als een zuiger/cilinder.
H De, de draaimomentsensor 114 en de set kegelschijven 15 101 dragende ingangsas A is aan de zijde van de I draaimomentsensor door een naaldleger 127 en aan de, van de I momentsensor 114 afgekeerde zijde van de set kegelschijven I 101 door een, de axiale krachten opnemend kogelleger 128 en I een, voor de radiale krachten aanwezig rolleger 129 in een I 20 behuizing 130 gelegerd. De, de aangedreven set schijven 102 I opngmende aangedreven as B is aan het, aan de instel- elementen 105 en 111 grenzende einde door een tweevoudig I kegelrolleger 131, dat zowel de radiale krachten als de in I beide axiale richtingen optredende axiale krachten opvangt, I 25 en aan de, van de instelelementen 105, 111 afgekeerde zijde I van het schijvenpaar 102 door een rolleger 132 in de I behuizing 130 gelegerd. De aangedreven as B draagt aan de, van de instelelementen 105, 111 afgekeerde zijde een kegeltandwiel 133, dat bijvoorbeeld met een differentiaal 30 in werkzame verbinding staat.
Voor het over de draaimomentsensor 114 aanleggen van een ten minste momentafhankelijke gemoduleerde druk, die I voor het spannen van het kegelschijfomspanningsmechanisme I vereist is, is een pomp 134, PI, aanwezig, welke pomp door I 35 een in de aandrijfas aangebrachte hollebuis 135 met ten I minste twee kamers, die in ieder geval in een radiaal I 1010860 13 kanaal 136 uitmondt, met de drukruimte 122 van de draaimomentsensor 114 in verbinding staat. De pomp 134 is verder via een verbindingsleiding 137 met de drukkamer 106 van de zuiger/cilindereenheid 105 voor het tweede 5 schijvenpaar 102 verbonden. De verbindingsleiding 105 mondt uit in een in de aangedreven as B aanwezige holle buis 138 met ten minste twee door verbindingselementen gevormde kamers, welke buis dan weer via ten minste een radiaal lopend kanaal 139 met de drukkamer 106 is verbonden.
10 De drukruimte 122 van de draaimomentsensor 114 is via het, in de doorsnede in fig. la in omvangsrichting verplaatst en daarom met onderbroken lijnen weergegeven kanaal 140 met de drukkamers 109 van de zuiger/cilindereenheid 104 verbonden. Het kanaal 140 is in het star met de 15 as A verbonden ringvormig constructiedeel 124 aangebracht. Via het kanaal 140 is derhalve steeds een verbinding tussen de eerste drukruimte 122 en de drukkamer 109 aanwezig. In de aandrijfas A is verder ten minste een afvoerkanaal 141 aanwezig, dat met de drukruimte 122 in verbinding staat, 20 respectievelijk in verbinding gebracht kan worden en van welk afvoerkanaal de afvoerdoorsnede afhankelijk van ten minst-e het over te dragen draagmoment veranderbaar is. Het afvoerkanaal 141 mondt uit in een centrale boring 142 van de as A, welke boring weer met een leiding kan zijn 25 verbonden via welke leiding de uit de draaimomentsensor stromende olie, bijvoorbeeld voor het smeren van de diverse onderdelen, naar de desbetreffende plaats kan worden geleid. De axiaal beweegbare nokkenschijf 119, welke axiaal verschuifbaar op de aandrijfas A is gelegerd, vormt met het 3 0 binnenbereik 126a een met het afvoerkanaal 141 samenwerkend afsluitbereik, dat afhankelijk van ten minste het heersende draaimoment het afvoerkanaal 141 meer of minder kan afsluiten. Het afsluitbereik 126a vormt dan ook in verbinding met het afvoerkanaal 141 een ventiel, 35 respectievelijk een smoorelement. Ten minste afhankelijk van het tussen de beide schijven 118, 119 heersende 1010860 I draaimoment wordt door de als stuurcilinder werkzame schijf Η 119 de afsluitopening, respectievelijke het afvoerkanaal I 141 geopend of gesloten, waardoor een met ten minste het I heersende draaimoment corresponderende, door de pomp 134 5 aangelegde druk ten minste wordt opgewekt in de drukruimte 122. Omdat de drukruimte 122 met de drukkamer 109 in verbinding staat en via de kanalen, respectievelijk H leidingen 135, 136, 137, 138 en 139 ook met de drukkamer I 106, wordt ook in deze kamers 109, 106 een corresponderende I 10 druk opgewekt.
I Op grond van de parallelschakeling van de I zuiger/cilindereenheden 104, 105 met de zuiger/cilinder- I eenheden 110, 111 worden de, door de, via de draaimoment- I sensor 114 verkregen druk op de axiaal verplaatsbare I 15 schijven 101a, 102a opgewekte krachten opgeteld bij de I krachten die op deze schijven 101a, 102a werken als gevolg I van de, in de kamers 112, 113 aanwezige druk voor het I instellen van de overbrenging van het overbrengings- mechanisme.
20 Het aanleggen van drukmiddel in de drukkamer 112 geschiedt via een in de as A aangebracht kanaal 143, dat door -een radiale boring 144 in verbinding staat met een in de as A aangebrachte ringgroef 145.
I Vanuit de ringgroef 145 loopt ten minste één in het 25 ringvormig constructiedeel 124 aangebracht kanaal dat een verbinding vormt met een in het hulsvormig constructiedeel 121 aangebrachte radiale doorlaat 147, die uitmondt in de drukkamer 112. Op overeenkomstige wijze wordt ook in de drukkamer 113 een oliedruk aangelegd, en wel via het om het 30 kanaal 138 aangebrachte kanaal 148, dat via radiaal lopende verbindingskanalen 149 in verbinding staat met de drukkamer 113. De kanalen 143 en 148 worden door een gemeenschappelijke drukbron onder tussenschakeling van ten minste een ventiel 150 via verbindingsleidingen 151, 152 35 onder druk gezet. De met het ventiel 150, respectievelijk H het ventielsysteem 150 in verbinding staande drukbron 153 I to 108601 15 kan door een afzonderlijke pomp worden gevormd, doch ook door de reeds aanwezige pomp 134, waarbij dan een overeenkomstig volume-, respectievelijk drukverdeelsysteem 154, dat meerdere ventielen kan omvatten, vereist is. Deze 5 alternatieve oplossing is met onderbroken lijnen aangegeven.
De bij het aanleggen van druk qua werking parallel met de drukruimte 122 geschakelde drukruimte 123 is in, in de bovenste helft van de tekening van het kegelschijvenpaar 10 101 weergegeven relatieve positie van de afzonderlijke constructiedelen gescheiden van de drukaanleg, en wel omdat de met de drukruimte 123 in verbinding staande kanalen, respectievelijk boringen 155, 156, 157, 158, 159, 160 niet met een drukbron, zoals in het bijzonder de pomp 134, in 15 verbinding staan. Op grond van de positie van de axiaal verplaatsbare schijf 101a is de radiale boring 160 volledig geopend, zodat de ruimte 123 wat druk betreft volledig is ontlast. De, als gevolg van het over te dragen draaimoment van de draaimomentsensor op de nokken, respectievelijk de 20 nokkenschijf 119 uitgeoefende axiale kracht wordt enkel door de in de drukruimte 122 toenemende hoeveelheid olie opgev-angen. Daarbij is dein de drukruimte 122 heersende druk des te hoger naarmate het over te dragen draaimoment groter is. Deze druk wordt, zoals reeds vermeld, door het 25 als smoorventiel werkzame bereik 126a en de afvoerboring 141 gestuurd.
Bij een overbrengingsverandering naar hoge snelheden wordt de kegelschijf 101a naar rechts, in de richting van de kegelschijf 101b, verplaatst. Hierdoor wordt in het 30 kegelschijfpaar 102 bewerkstelligt dat de kegelschijf 102a zich van de axiaal vaste kegelschijf 102b af beweegt. Zoals reeds vermeld, zijn in de bovenste helften van de tekeningen van de kegelschijfparen 101, 102, de relatieve posities tussen de schijven 101a, 101b en 102a, 102b 35 weergegeven, welke de extreme posities voor een overbrenging naar lage snelheden voorstellen, terwijl 1010860 I 16 I daarentegen in de onderste helften van de tekeningen de I relatieve posities tussen de desbetreffende schijven 101a, 101b en 102a, 102b ten opzichte van elkaar voor een overbrenging naar hoge snelheden zijn weergegeven.
I 5 Om van de in de bovenste helften van de tekeningen I van de kegelschijvenparen weergegeven overbrengings- I verhouding over te kunnen gaan op de, in de desbetreffende I onderste helften weergegeven overbrengingsverhouding, wordt H door een sturing van het ventiel 150 de drukkamer 112 10 overeenkomstig gevuld en de drukkamer 113 overeenkomstig geleegd, respectievelijk in volume verkleind. De axiaal verplaatsbare kegelschijven 101a, 102a zijn met de bijbehorende as A, respectievelijk B via een verbinding 161, 162 door middel van vertandingen draaivast gekoppeld.
15 De door een inwendige vertanding de schijven 101a, 102a en een uitwendige vertanding op de assen A en B gevormde draaivaste verbinding 161, 162 maken een axiale verplaatsing van de schijven 101a, 102a op de I desbetreffende assen A en B mogelijk.
20 De in de bovenste helften van de tekening van het I aandrijvende schijvenpaar 101 door punt-streep lijnen I weergegeven positie van de axiaal verplaatsbare schijf 101a en de ketting 103 komt overeen met de grootste overbrengingsverhouding van het overbrengingsmechanisme 25 naar hoge snelheden. De met punt-streep lijnen weergegeven positie van de ketting van het schijvenpaar 101 behoort bij de met volle lijnen weergegeven ketting van het schijven- I paar 102.
I De in de onderste helften van de tekening van het 30 aangedreven schijvenpaar 102 met punt-streep lijnen weergegeven positie van de axiaal verplaatsbare kegelschijf 102a en de ketting 103 komt overeen met de grootste I overbrenging van het overbrengingsmechanisme naar lage snelheden. Deze positie van de ketting 103 behoort bij de I 35 in de bovenste helften van de tekening van de eerste set I 1010860 ^^Mag-TTrTi—- li-..mu jhi.jiwUph<νψτ-!-_"' .’iwWiJ «wPi'i—» Tt·^" :—-fc 17 kegelschijven 101 met volle lijnen weergegeven positie van de ketting.
Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld hebben de schijven 101a, 102a radiale inwendige centreerbereiken 163, 5 164, respectievelijk 165, 166, via welke zij rechtstreeks op de desbetreffende as A , respectievelijk B zijn opgenomen, respectievelijk gecentreerd. De vrijwel spelingsvrij op het mantelvlak van de as A opgenomen centreerbereiken 163, 164 van de axiaal verplaatsbare 10 schijf 101a vormen in verbinding met de kanalen 159, 160 ventielen, waarbij de schijf 101a met betrekking tot de kanalen 159, 160 praktisch als ventielschuiver dient. Bij een verplaatsing van de schijf 101a vanuit de, in de bovenste helften van de tekening van de set schijven 101 15 weergegeven positie naar rechts, wordt over een bepaalde weglengte van het kanaal 160 met een toenemende axiale afstand de schijf 101a door het centreerbereik 164 geleidelijk aan omsloten. Dat betekent ook dat het centreerbereik 164 radiaal boven het kanaal 160 komt te 20 liggen. In deze positie is ook het kanaal 159 radiaal naar buiten toe door de kegelschijf 101a afgesloten en wel door het centreerbereik 163. Bij voortzetting van de axiale verplaatsing van de schijf 101a in de richting van de schijf 101b blijft het kanaal 160 afgesloten, terwijl 25 daarentegen de schijf 101a, respectievelijk het stuur- of centreerbereik 163 het kanaal 159 geleidelijk aan opent.
Daardoor wordt via het kanaal 159 een verbinding tussen de drukkamer 109 van de zuiger/cilindereenheid 104 en het kanaal 158 verkregen, waardoor dan weer via de kanalen 157, 30 156 en 155 een verbinding met de drukruimte 123 wordt verkregen. Omdat het kanaal 160 vrijwel gesloten is en nu een verbinding tussen de drukkamer 109 en de beide drukruimten 122 en 123 aanwezig is, wordt in de beide drukruimten 122, 123 en in de drukkamer 109 en daarmee ook 35 in de via het kanaal 135 en de leidingen 137, 138 met deze laatstgenoemde drukkamer qua werking verbonden kamer 106 - 1010860 H afgezien van de in de overdrachtsweg eventueel aanwezige I geringe verliezen - praktisch dezelfde druk ingesteld.
Door de overbrengingsafhankelijke verbinding tussen I de beide drukruimten 122 en 123 is het axiaal werkzame vlak 5 van het in de draaimomentsensor 114 aanwezige drukvolume vergroot en wel omdat de axiaal werkzame vlakken van de I beide drukruimten 122, 123 qua werking kunnen worden opgeteld. Deze vergroting van de axiaal werkzame vlakken bewerkstelligt dat met betrekking tot eenzelfde draaimoment 10 de door de draaimomentsensor opgebouwde druk vrijwel evenredig met de vlakvergroting wordt verminderd, hetgeen I dan weer betekent dat ook in de drukkamers 109 en 106 een I overeenkomstige verminderde druk ontstaat. Aldus kan door middel van de draaimomentsensor overeenkomstig de 15 uitvinding 114 op een van het draaimoment afhankelijke modulatie van de druk een overbrengingsafhankelijke I modulatie van de druk worden opgewekt. De beschreven draaimomentsensor 114 maakt een tweetrappige modulatie van H de druk, respectievelijk van het drukniveau mogelijk.
20 Bij het beschreven uitvoeringsvoorbeeld zijn de beide H kanalen 159, 160 ten opzichte van elkaar en van de daarmee I samenwerkende bereiken 163, 164 van de schijf 101a zodanig H aangebracht, respectievelijk gevormd dat een omschakeling I van de ene drukruimte 122 naar de beide drukruimten 122 en I 25 123 en omgekeerd bij een overbrengingsverhouding van circa I 1:1 van het kegelschijfomspanningsmechanisme wordt H verkregen. Zoals reed aangegeven, kan echter een dergelijke I omschakeling op grond van de constructieve uitvoering niet I ineen plaats vinden, maar is een overgangsbereik aanwezig 30 waarbij het afvoerkanaal 160 weliswaar reeds is gesloten, I doch het verbindingskanaal 159 nog geen verbinding met de I drukkamer 109 heeft. Om in dit overgangsbereik de functie van het overbrengingsmechanisme, respectievelijk de draaimomentsensor 114 te waarborgen, waartoe een axiale I 35 verplaatsingsmogelijkheid van de nokkenschijf 119 moet zijn I verzekerd, zijn compensatiemiddelen aanwezig die een I 1010860 19 volumeverandering van de drukruimte 123 mogelijk maken zodat de draaimomentsensor 114 kan pompen, hetgeen betekent dat de cilinderbouwdelen en de zuigerbouwdelen van de draaimomentsensor 114 axiaal ten opzichte van elkaar 5 kunnen bewegen. In het beschreven uitvoeringsvoorbeeld zijn deze compensatiemiddelen gevormd door een tong-, respectievelijk een lipafdichting 167, welke in een radiale groef van het ringvormige constructiedeel 124 is opgenomen en met het inwendige cilindervlak van het constructiedeel 10 125 samenwerkt om de beide drukruimten 122, 123 ten opzichte van elkaar af te dichten. De afdichtring 167 is daarbij zodanig gevormd en aangebracht, dat deze slechts in een axiale richting spert, respectievelijk een drukcompensatie tussen de beide kamers 122 en 123 15 verhindert, terwijl daarentegen in de andere axiale richting, ten minste bij aanwezigheid van een positief drukverschil tussen de drukruimte 123 en de drukruimte 122, een drukcompensatie, respectievelijk een doorstroming van de afdichtring 167 mogelijk is. De afdichtring 167 werkt 20 derhalve als een terugslagventiel, waarbij een stroming van de drukruimte 122 naar de drukruimte 123 wordt verhinderd, doch -een stroming van de door de afdichtring 167 gevormde afdichtplaats, bij een zekere overdruk in de drukruimte 123 ten opzichte van de drukruimte 122, mogelijk is. Bij een 25 beweging van de nokkenschijf 119 naar rechts kan derhalve een drukvloeistof vanaf de afgesloten drukruimte 123 naar de drukruimte 122 stromen. Bij een daarop volgende beweging van de nokkenschijf 119 naar links kan in de drukruimte 123 een onderdruk ontstaan en kunnen zich eventueel zelfs 30 luchtbellen in de olie voordoen. Dit is echter voor het functioneren van de draaimomentsensor, respectievelijk het kegelschijfomspanningsmechanisme niet nadelig.
In plaats van een terugslagventielachtig werkzame afdichting 167 kan ook een tussen de beide drukruimten 122, 35 123 werkzaam terugslagventiel worden toegepast, dat in het ringvormige constructiedeel 124 aangebracht zou kunnen 1010860 20 worden. Aldus zou een in beide axiale richtingen werkzame afdichting 167 kunnen worden gebruikt. Verder zou een dergelijk terugslagventiel ook zodanig kunnen worden aangebracht dat deze tussen de beide kanalen 135 en 158 5 werkzaam is. Het terugslagventiel moet daarbij zodanig zijn aangebracht dat een volumestroom vanaf de drukruimte 123 in de richting van de drukruimte 122 mogelijk is, doch dat in omgekeerde richting het terugslagventiel spert.
Uit de voorgaande functionele beschrijving blijkt dat 10 over vrijwel het gehele deelbereik van het overbrengingsbereik, waarin het overbrengingsmechanisme zorgt voor een overbrenging naar lage snelheden (underdrive), de door het aan de schijven 118, 119 aanwezige kogelloopvlak opgewekte axiale kracht enkel door 15 het door de drukruimte 122 gevormde, axiaal werkzame vlak wordt afgesteund, terwijl daarentegen over vrijwel het gehele deelbereik van het overbrengingsbereik, waarin het overbrengingsmechansime zorgt voor een overbrenging naar hoge snelheden (overdrive), de door de kogelvlakken op de 20 schijf 119 opgewekte axiale kracht door beide axiaal werkzame vlakken van de drukruimten 122, 123 wordt opgevangen. Daarmee is met betrekking tot eenzelfde ingangsmoment bij een overbrenging van het overbrengingsmechanisme naar lage snelheden de door de 25 draaimomentsensor opgewekte druk hoger dan die, welke door de draaimoment sensor 114 wordt opgewekt bij een overbrenging van het overbrengingsmechanisme naar hoge snelheden. Zoals reeds eerder vermeld, is het beschreven overbrengingsmechanisme zodanig opgebouwd dat het 30 omschakelpunt, dat een verbinding of een scheiding tussen de beide drukruimten 122 en 123 bewerkstelligt, in het bereik van een overbrengingsverhouding van ongeveer 1:1 ligt. Door een analoge wijze van aanbrengen en vormgeven van de kanalen 159, 160 en de daarmee samenwerkende 35 bereiken 163, 164 van de kegelschijven 101a kan echter het omschakelpunt, respectievelijk het omschakelbereik binnen 1010860 21 het totale overbrengingsbereik van het kegelschijf-overbrengingsmechanisme overeenkomstig worden verplaatst.
De verbinding, respectievelijk de scheiding van de beide drukruimten 122, 123 kan ook via een hiervoor 5 speciaal aanwezig ventiel worden gerealiseerd, welk ventiel in het bereik van een, de beide drukruimten 122, 123 verbindend kanaal kan worden aangebracht, waarbij dit ventiel verder niet rechtstreeks via de schijven 101a of 102a bedienbaar moet zijn, maar bijvoorbeeld via een 10 uitwendige energiebron. Hiervoor kan bijvoorbeeld een electromagnetisch, hydraulisch of pneumatisch bedienbaar ventiel worden gebruikt, dat, afhankelijk van de overbrengingsverhouding, respectievelijk een verandering in de overbrenging van het overbrengingsmechanisme, 15 schakelbaar kan zijn. Zo kan bijvoorbeeld een zogenaamd 3/2-ventiel worden gebruikt, dat zorgt voor een verbinding of scheiding tussen de beide drukruimten 122, 123.
Uiteraard kunnen ook drukventielen worden gebruikt. Een dergelijk ventiel zou in het bereik van een, de beide 20 kanalen 135 en 158 verbindende leiding kunnen worden aangebracht, waarbij dan de beide kanalen 159 en 160 gesloten, respectievelijk niet aanwezig moeten zijn. Een dergelijk ventiel is dan zodanig geschakeld, respectievelijk aangesloten, dat bij gescheiden drukruimten 25 122, 123 de drukruimte 123 via het ventiel wat druk betreft wordt ontlast. Hiervoor kan het ventiel zijn verbonden met een naar het oliereservoir teruggaande leiding.
Bij gebruik van een van buiten af stuurbaar ventiel kan dit ook nog afhankelijk van andere parameters 30 bedienbaar zijn. Zo kan dit ventiel bijvoorbeeld ook afhankelijk van in de bedrijfstoestand optredende draaimomentimpulsen bedienbaar zijn. Daardoor kan bijvoorbeeld een doorslippen van de ketting ten minste in bepaalde bedrijfstoestanden, respectievelijk 35 overbrengingsbereiken van het kegelschijfoverbrengings-mechansime worden vermeden, respectievelijk beperkt.
1010860 22
In de in fig. la, respectievelijk lb weergegeven constructie is de draaimomentsensor 114 aan de aandrijfzijde en naast de axiaal verplaatsbare kegelschijf 101a aangebracht. De draaimomentsensor 114 kan echter in 5 een draaimomentstroomverbinding op een willekeurige plaats zijn aangebracht en daaraan worden aangepast. Zo kan een draaimomentsensor 114, zoals op zich bekend, ook aan de aangedreven zijde, bijvoorbeeld op de aangedreven as B worden aangebracht. Een dergelijke draaimomentsensor kan 10 dan - op dezelfde wijze als de draaimomentsensor 114 - naast de axiaal verplaatsbare kegelschijf 102 zijn gelegen. Ook kunnen, zoals op zich bekend, meerdere draaimoment-sensoren worden toegepast. Zo kan bijvoorbeeld zowel aan de aandrijfzijde als aan de aangedreven zijde een 15 desbetreffende draaimomentsensor worden aangebracht.
Ook kan de draaimomentsensor 114 volgens de uitvinding met ten minste twee drukruimten 122, 123 worden gecombineerd met op zich bekende maatregelen voor een draaimomentafhankelijke en/of overbrengingsafhankelijke 20 drukmodulatie. Zo kunnen bijvoorbeeld de walslichamen 120, op dezelfde wijze als is beschreven in DE-OS 42 34 294, afhankelijk van een overbrengingsverandering in radiale richting, langs met deze walslichamen samenwerkende walsvlakken, respectievelijk walsbanen verplaatsbaar zijn. 25 In de weergegeven uitvoeringsvorm volgens fig. la is de drukkamer 106 verbonden met de draaimomentsensor 114.
Ook kan echter een door de via de draaimomentsensor 114 toegevoerde druk in de buitenste drukkamer 113 worden aangelegd, waarbij dan de binnenste drukkamer 106 voor de 30 overbrengingsverandering dient. Hiervoor is alleen nodig dat de aansluitingen van de beide leidingen 152 en 137 aan de tweede set schijven 102 worden omgewisseld.
In de uitvoeringsvorm van de draaimomentsensor 114 volgens fig. la zijn de delen hiervan in hoofdzaak uit 35 plaatmateriaal vervaardigd. Zo kunnen in het bijzonder de nokkenschijven 118 en 119 als plaatvormdelen, bijvoorbeeld 1010860 23 door stempelen, worden vervaardigd. Voor het sturen van de druk van de afzonderlijke drukkamers zijn eventueel afzonderlijke ventielen Va aanwezig, die door een pomp Pj van een drukmiddel worden voorzien dat door middel van 5 hydraulische leidingen wordt toegevoerd.
Fig. 2 toont in doorsnede een set kegelschijven 200 met een axiaal vaste kegelschijf 201 en een axiaal verplaatsbare kegelschijf 202. De axiaal vaste kegelschijf vormt met de as 203 één geheel of is daarmee uit één geheel 10 gevormd. De axiaal verplaatsbare kegelschijf 202 is axiaal verplaatsbaar op de as 203 aangebracht. Deze kegelschijf 202 is vormsluitend en draaivast, bijvoorbeeld door middel van een binnenvertanding van de kegelschijf en een buitenvertanding van de as 203, met deze as 203 verbonden. 15 De as 203 heeft een centrale, zich in axiale richting uitstrekkende boring 210, van waaruit radiaal naar buiten gerichte verbindingsboringen 211-215 in de as 203 op axiaal gezien verschillende plaatsen zijn aangebracht. In de boring 210 is een holle buis 220 aangebracht, welke door 20 middel van ten minste enkele zich in axiale richtingen uitstrekkende verbindingselementen in verschillende kamers is opgedeeld. Dit is in doorsnede volgens de lijn X-X weergegeven in de fig. 3a-3e. De figuren 3a-3e tonen in doorsnede gunstige uitvoeringsvarianten van de holle buis 25 220 .
Fig. 3a toont een as 203a die is voorzien van een centrale axiale boring 210. In deze boring is een holle buis 220a aangebracht, die door middel van verbindingselementen 221a, 221b, 221c en 221d in vier kamers 222a, 30 222b, 222c en 222d is opgedeeld. De verbindingselementen verlopen van het middelpunt of van de as van de boring radiaal naar buiten en zijn in hoofdzaak rechthoekig aangebracht.
In vergelijking daartoe toont fig. 3b een 35 rangschikking van vijf verbindingselementen 223a, 223b, 223c, 223d en 223e, die stervormig zijn aangebracht en die 1010860 H van het middelpunt, respectievelijk van de as radiaal naar H buiten lopen. Daardoor worden vijf kamers tussen de H verbindingselementen en de mantel van de holle buis H gevormd, welke kamers afhankelijk van de hoek tussen de 5 verbindingselementen gelijk of van verschillende grootte kunnen zijn.
H Fig. 3c toont een uitvoeringsvoorbeeld, waarin drie kamers met drie verbindingselementen 224a, 224b en 224c H aanwezig zijn. Fig. 3d toont een uitvoeringsvoorbeeld, H 10 waarin drie kamers met drie verbindingselementen 225a, 225b H en 225c aanwezig zijn. De kamers in fig. 3c zijn even groot, terwijl in fig. 3d twee van de kamers even groot zijn en een kamer aanwezig is die groter is dan de beide anderen. Deze ene kamer is in hoofdzaak zo groot als de 15 andere beide andere kamers tezamen. Fig. 3e toont een uitvoeringsvoorbeeld, waarin twee kamers met twee - verbindingselementen 226a en 226b aanwezig zijn. Deze twee verbindingselementen kunnen ook door één enkel verbindings- element, dat dubbel zo groot is, worden gevormd. Evenzo 20 kunnen de beide verbindingselementen onder een hoek, die ongelijk is aan 180°, worden aangebracht.
'De verbindingselementen kunnen op gunstige wijze één geheel met de hollebuis vormen of daarmee verbonden zijn.
Daarbij is het nuttig wanneer de holle buis met de 25 verbindingselementen zijn vervaardigd uit kunststof, aluminium of een ander materiaal dat een grotere of gelijke warmte-uitzetting heeft als het materiaal van de as 203, zoals bijvoorbeeld staal. Daardoor wordt met een stijgende I temperatuur van de door de holle buis stromende olie een I 30 toenemende vernauwing van de spleetmaat verkregen. Evenzo I kan de holle buis ook uit een materiaal zijn gevormd dat I ten minste gedeeltelijk een fluïdum, zoals hydrauliekolie I opneemt en daardoor in volume toeneemt. Bij voorkeur neemt het volume met 1-10 % toe door fluïdumopname.
I 1010880 25
Bij een radiale wijze van aanbrengen van de verbindingselementen wordt een gunstige asstijfheid verkregen.
Door bijvoorbeeld een parallelle rangschikking van 5 verbindingselementen kan een andere geometrie van de kamers worden verkregen.
Fig. 4 toont een doorsnede van een set kegelschijven 300 met een axiaal vaste kegelschijf 301 en een axiaal verplaatsbare kegelschijf 302. De axiaal vaste kegelschijf 10 vormt met de as 303 één geheel of is als één geheel vervaardigd. De axiaal verplaatsbare kegelschijf 302 is axiaal verplaatsbaar op de as 303 aangebracht, doch is daarmee vormvast en draaivast verbonden, bijvoorbeeld door middel van een inwendige vertanding op de kegelschijf en 15 een uitwendige vertanding op de as. Verder is een omspanningsmiddel 304 aangegeven. De as 303 is door middel van legers 310, 312 draaibaar gelegerd in de behuizing 311.
De as 303 heeft een centrale, zich in axiale richting uitstrekkende boring 305, waar vanuit naar buiten toe 20 radiaal gerichte verbindingsboringen 320-322 in verschillende axiale posities in de as zijn aangebracht, bijvoorbeeld geboord. In de boring 305 is een holle buis 330 aangebracht, welke door middel van enkele zich in axiale richting uitstrekkende verbindingselementen in 25 afzonderlijke kamers is onderverdeeld. Dit is bij wijze van voorbeeld aangegeven in de fig. 3a-3e.
De holle buis is aan ten minste een uiteinde draaivast gelegerd in de behuizing en door middel van aansluitingen 350 van een drukmiddel voorzien, waarbij de 30 afzonderlijke kamers van de holle buis door afzonderlijke aansluitingen van drukmiddel worden voorzien.
De holle buis 330 is voorzien van boringen in het bereik van de kamers die met de afzonderlijke verbindingen 320, 321 en 322 in een fluïdumverbinding staan. Voor het 35 afdichten van de afzonderlijke boringen zijn aan de buitenmantel van de holle buis 330 telkens paren van op 1010860 Η Η onderlinge afstand gelegen ringbereiken 340, 341 aangebracht, waartussen een afdichtring is opgenomen, die H de spleet tussen de buitenmantel van de holle buis en de binnenwand van de boring 305 afdicht. Op deze wijze zijn H 5 bijvoorbeeld twee afdichtingen axiaal rechts en links van de verbindingen 321 en 322 afdichtend aangebracht. De verbinding 320 wordt door een afdichting 342 afgedicht omdat deze met het eindbereik van de boring in verbinding staat. Is de boring 305 uitgevoerd als een boring waardoor 10 de as volledig heen steekt, dan komen voor het afdichten van de verbinding 320 eveneens twee afdichtingen in aanmerking.
De ringbereiken kunnen als uitstekende randen tezamen met de holle buis zijn gevormd of door het aanbrengen van I 15 ringvormige elementen, die met de holle buis uitwendig worden verbonden, zijn verkregen.
De afdichtingen zijn in de bedrijfstoestand van het overbrengingsmechanisme onderworpen aan een relatieve verdraaiing tussen de buis en de as en dichten de spleten 20 tussen deze ook bij zekere toerentallen af.
Het is gunstig wanneer de as van de set kegelschijven of, in een ander uitvoeringsvoorbeeld, een andere as van het overbrengingsmechanisme is uitgevoerd als een in axiale I richting slechts gedeeltelijk hol uitgeboorde as.
I 25 In een ander uitvoeringsvoorbeeld is het gunstig H wanneer de as van de set kegelschijven of, in een ander I uitvoeringsvoorbeeld, een andere as van het I overbrengingsmechanisme is uitgevoerd als een in axiale I richting over de volledige lengte uitgeboorde holle as.
30 De hierbij gevoegde conclusies zijn I formuleringsvoorstellen die een verdere octrooibescherming I niet in de weg staan. Aanvraagster behoudt zich het recht I voor nog andere, tot nu toe in de beschrijving en/of tekeningen geopenbaarde kenmerken in de conclusies op te I 35 nemen.
I 1010860 * y-w1TnimT..n iwp| '«Τ' ·» ·μ ‘S':*. ^ ?-Jgv· _ - __T»-» JT* ·Ι,Ι·*^ΜΓ-1ΜπΜίΜΜΙ ·<-_U W^-P—F -τ^·^-φ·,ττ~ - · - —. -¾ 27
De in de volgconclusies opgenomen terugverwijzingen duiden op een verdere uitvoering van het object van de hoofdconclusie door kenmerken van de desbetreffende volgconclusies; zij zijn niet te beschouwen als een afzien 5 van het beogen van een zelfstandige bescherming van de desbetreffende objecten door kenmerken van volgconclusies waarop wordt terug verwezen.
De objecten van de volgconclusies vormen echter ook zelfstandige uitvindingen die onafhankelijk zijn van de 10 objecten van de daaraan voorafgaande volgconclusies.
De uitvinding is niet beperkt tot de in de beschrijving gegeven uitvoeringsvoorbeelden. In het kader van de uitvinding zijn talrijke veranderingen en modificaties mogelijk, in het bijzonder zodanige varianten, 15 elementen en combinaties en/of materialen, die bijvoorbeeld door combinatie of variatie van de afzonderlijke, in verbinding met de in het algemene deel van de beschrijving en de uitvoeringsvoorbeelden en conclusies beschreven en in de tekening weergegeven kenmerken, respectievelijk 20 elementen of werkwijzestappen een inventieve stap inhouden en die door combinatie van kenmerken tot een nieuw object of een nieuwe werkwijzestap, respectievelijk opeenvolging van werkwijzestappen leiden, ook voor zover zij een herstel-, toetsings- en arbeidsproces betreffen.
1010800
Claims (8)
1. Overbrengingsmechanisme met instelelementen die door middel van een drukmiddel worden bediend, waarbij ten Η 5 behoeve van de drukmiddeltoevoer van ten minste één van de instelmiddelen, ten minste één van de assen over een deel van zijn axiale uitstrekking een holle ruimte bezit en in deze holle ruimte een holle buis is opgenomen die is voorzien van in axiale richting lopende I 10 verbindingselementen die de doorsnede van de holle ruimte I in verscheidene zich in axiale richting uitstrekkende kamers opdeelt.
2. Overbrengingsmechanisme, zoals een traploos I 15 instelbaar kegelschijfomspanningsoverbrengingsmechanisme, I dat in een motorvoertuig tussen een aandrijfeenheid en ten minste één wiel in een krachtstroomverbinding is I aangebracht, welk overbrengingsmechanisme is voorzien van een ingangsas en een uitgangsas, een aanloopelement en 20 een element voor het omkeren van de draaiingsrichting en een eerste op een eerste as aangebrachte set kegelschijven met een axiaal vaste en een axiaal verplaatsbare kegelschijf, alsmede een tweede op een tweede as aangebrachte set kegelschijven met een axiaal H 25 vaste en een axiaal verplaatsbare kegelschijf en een omspanningsmiddel voor het overbrengen van het I draaimoment tussen de eerste en de tweede set kegelschijven en eventueel een draaimomentsensor, waarbij I ten minste de axiaal verplaatsbare kegelschijven 50 instelmiddelen voor het aanleggen van een druk bezitten, I met het kenmerk, dat ten behoeve van de drukmiddeltoevoer van ten minste één van de instelmiddelen, ten minste één van de assen over een deel van zijn axiale uitstrekking een holle ruimte bezit en in deze holle ruimte een holle 55 buis is opgenomen die is voorzien van in axiale richting lopende verbindingselementen die de doorsnede van de I 1010860 holle ruimte in verscheidene zich in axiale richting uitstrekkende kamers opdeelt.
3. Overbrengingsmechanisme volgens een van de 5 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de instelmiddelen door middel van zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkende boringen in ten minste één as en door de wand van de holle buis van drukmiddel kunnen worden voorzien. 10
4. Overbrengingsmechanisme volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle buis door ten minste één zich in axiale richting uitstrekkend verbindingselement is onderverdeeld in ten minste twee 15 kamers.
5. Overbrengingsmechanisme volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle buis draaivast met de as is verbonden en aan ten minste één 20 axiaal eindbereik ten opzichte van een vast met de behuizing verbonden element draaibaar gelegerd is.
6. Overbrengingsmechanisme volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de holle buis bij een relatieve 25 verdraaiingsmogelijkheid tussen de holle buis en het vast met de behuizing verbonden element in het ten minste ene eindbereik een in hoofdzaak fluïdumdichte verbinding bezit.
7. Overbrengingsmechanisme, in het bijzonder volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle buis ten opzichte van de behuizing draaivast is aangebracht en de as ten opzichte van de holle buis draaibaar is gelegerd. 1010860 Η
8. Overbrengingsmechanisme volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de holle buis aan de buitenmantel ten minste H enkele door middel van dichtingen afgedichte bereiken heeft, die door middel van boringen met enkele kamers in 5 een fluïdumverbinding staan. 1010860
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE19757174 | 1997-12-22 | ||
DE19757174 | 1997-12-22 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1010860A1 NL1010860A1 (nl) | 1999-06-23 |
NL1010860C2 true NL1010860C2 (nl) | 2004-07-19 |
Family
ID=7852945
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1010860A NL1010860C2 (nl) | 1997-12-22 | 1998-12-21 | Overbrengingsmechanisme. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US6171207B1 (nl) |
DE (1) | DE19857708A1 (nl) |
NL (1) | NL1010860C2 (nl) |
Families Citing this family (16)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JP4752089B2 (ja) * | 2000-05-17 | 2011-08-17 | トヨタ自動車株式会社 | ベルト式無段変速機 |
US6612202B2 (en) | 2000-12-15 | 2003-09-02 | Siemens Vdo Automotive Corporation | Mechatronics sensor |
EP1288530A1 (en) * | 2001-09-04 | 2003-03-05 | Van Doorne's Transmissie B.V. | Efficient high torque continuously variable transmission |
DE10333432A1 (de) * | 2003-07-23 | 2005-02-10 | Zf Friedrichshafen Ag | Ölführende Welle |
JP4039366B2 (ja) * | 2004-01-09 | 2008-01-30 | 日産自動車株式会社 | ベルト式無段変速機 |
JP4140034B2 (ja) * | 2004-03-05 | 2008-08-27 | トヨタ自動車株式会社 | 車両用ベルト式無段変速機 |
US20070084517A1 (en) * | 2005-09-23 | 2007-04-19 | Maguire Joel M | Compact oil transfer manifold |
DE102006036686A1 (de) * | 2006-08-05 | 2008-02-07 | Zf Friedrichshafen Ag | Ölführende Welle, insbesondere Kupplungswelle für eine nasse Lamellenkupplung |
JP4545131B2 (ja) * | 2006-09-29 | 2010-09-15 | 本田技研工業株式会社 | 動力伝達装置 |
DE102009027534A1 (de) * | 2009-07-08 | 2011-01-13 | Zf Friedrichshafen Ag | Schmiermittelversorgungssystem, insbesondere für ein Kraftfahrzeuggetriebe |
WO2011113411A1 (de) | 2010-03-18 | 2011-09-22 | Schaeffler Technologies Gmbh & Co. Kg | Kegelscheibenumschlingungsgetriebe |
DE112011100987A5 (de) | 2010-03-22 | 2013-03-07 | Schaeffler Technologies AG & Co. KG | Kegelscheibenumschlingungsgetriebe |
CN102869529B (zh) * | 2010-04-12 | 2015-11-25 | 舍弗勒技术股份两合公司 | 锥盘无级变速器 |
DE102011102798A1 (de) * | 2010-06-23 | 2011-12-29 | Schaeffler Technologies Gmbh & Co. Kg | Pumpenanordnung |
EP2837850A1 (en) * | 2013-07-05 | 2015-02-18 | Kanzaki Kokyukoki Mfg. Co., Ltd. | Belt type continuously variable transmission device |
DE102018218400A1 (de) * | 2018-10-26 | 2020-04-30 | Zf Friedrichshafen Ag | Welle für ein Kraftfahrzeuggetriebe |
Citations (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0288080A1 (en) * | 1987-04-24 | 1988-10-26 | Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha | Belt type continuously variable transmission for vehicles |
DE3743195C1 (en) * | 1987-12-19 | 1989-02-09 | Piv Antrieb Reimers Kg Werner | Taper-disc gear |
EP0362043A1 (fr) * | 1988-09-27 | 1990-04-04 | Regie Nationale Des Usines Renault | Dispositif de repartition d'huile de lubrification d'éléments fous sur un arbre |
EP0483764A1 (en) * | 1990-10-29 | 1992-05-06 | Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha | Belt-type continuously variable transmission |
US5184981A (en) * | 1991-01-07 | 1993-02-09 | Wittke Ernest C | Cam loaded continuously variable transmission |
US5295915A (en) * | 1991-10-19 | 1994-03-22 | Luk Lamellen Und Kupplungsbau Gmbh | Continuously variable speed transmission |
EP0615079A1 (en) * | 1993-03-08 | 1994-09-14 | Ford Motor Company Limited | Ratio control valve for a continuously variable transmission |
JPH0953711A (ja) * | 1995-08-15 | 1997-02-25 | Nissan Motor Co Ltd | Vベルト式無段変速機における冷却装置 |
Family Cites Families (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JP3223241B2 (ja) * | 1997-03-17 | 2001-10-29 | 本田技研工業株式会社 | ベルト式無段変速機 |
US3842637A (en) * | 1973-01-22 | 1974-10-22 | Allis Chalmers | Combine drive torque sensing |
US3958836A (en) * | 1975-01-09 | 1976-05-25 | Brown Cicero C | Movable track assembly for drive tracks |
US4345797A (en) * | 1978-11-20 | 1982-08-24 | Caterpillar Tractor Co. | Lubrication system for an engine |
JPS61142311A (ja) * | 1984-12-14 | 1986-06-30 | Honda Motor Co Ltd | クランク軸ジヤ−ナル部の潤滑油供給装置 |
JP2548224B2 (ja) * | 1987-08-28 | 1996-10-30 | アイシン・エィ・ダブリュ株式会社 | ベルト式無段変速装置 |
US4930601A (en) * | 1989-02-09 | 1990-06-05 | J. I. Case Company | Lubrication system for a transmission mechanism |
US4987974A (en) * | 1989-12-11 | 1991-01-29 | Saturn Corporation | Device to assist with the radial distribution of lubricating fluid from a rotating shaft |
JP3055747B2 (ja) * | 1993-07-27 | 2000-06-26 | 富士重工業株式会社 | ベルト式無段変速機のプーリ装置 |
JP2916856B2 (ja) * | 1993-08-20 | 1999-07-05 | 本田技研工業株式会社 | 車両用油圧作動式変速機の潤滑油供給装置 |
US5474152A (en) * | 1995-04-12 | 1995-12-12 | Teledyne Industries, Inc. | Lubrication system for a starter clutch assembly |
NL1001755C2 (nl) * | 1995-11-28 | 1997-05-30 | Doornes Transmissie Bv | Poelie. |
US5667036A (en) * | 1996-05-21 | 1997-09-16 | New Venture Gear, Inc. | Lubrication system for transmissions |
-
1998
- 1998-12-15 DE DE19857708A patent/DE19857708A1/de not_active Withdrawn
- 1998-12-21 NL NL1010860A patent/NL1010860C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1998-12-22 US US09/218,760 patent/US6171207B1/en not_active Expired - Fee Related
Patent Citations (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0288080A1 (en) * | 1987-04-24 | 1988-10-26 | Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha | Belt type continuously variable transmission for vehicles |
DE3743195C1 (en) * | 1987-12-19 | 1989-02-09 | Piv Antrieb Reimers Kg Werner | Taper-disc gear |
EP0362043A1 (fr) * | 1988-09-27 | 1990-04-04 | Regie Nationale Des Usines Renault | Dispositif de repartition d'huile de lubrification d'éléments fous sur un arbre |
EP0483764A1 (en) * | 1990-10-29 | 1992-05-06 | Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha | Belt-type continuously variable transmission |
US5184981A (en) * | 1991-01-07 | 1993-02-09 | Wittke Ernest C | Cam loaded continuously variable transmission |
US5295915A (en) * | 1991-10-19 | 1994-03-22 | Luk Lamellen Und Kupplungsbau Gmbh | Continuously variable speed transmission |
EP0615079A1 (en) * | 1993-03-08 | 1994-09-14 | Ford Motor Company Limited | Ratio control valve for a continuously variable transmission |
JPH0953711A (ja) * | 1995-08-15 | 1997-02-25 | Nissan Motor Co Ltd | Vベルト式無段変速機における冷却装置 |
Non-Patent Citations (1)
Title |
---|
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1997, no. 06 30 June 1997 (1997-06-30) * |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE19857708A1 (de) | 1999-06-24 |
US6171207B1 (en) | 2001-01-09 |
NL1010860A1 (nl) | 1999-06-23 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1010860C2 (nl) | Overbrengingsmechanisme. | |
NL1001815C2 (nl) | Draaimomentsensor alsmede een daarmee uitgevoerde kegelschijf- omspanningsoverbrenging. | |
NL1011515C2 (nl) | Aandrijving. | |
NL1012971C2 (nl) | Aandrijving. | |
JP4702710B2 (ja) | リンクプレートチェーン | |
JP3677305B2 (ja) | ハイドロダイナミック式のトルクコンバータ | |
JP2000027959A (ja) | 円錐形ディスク式巻掛け伝動装置 | |
RU2199685C2 (ru) | Узел вариатора, клапан | |
NL1010861C2 (nl) | Aandrijving. | |
US20110152019A1 (en) | Belt and conical pulley transmission | |
JPS5899548A (ja) | ベルト式無段変速機 | |
NL9002528A (nl) | Transmissie. | |
US6926632B2 (en) | Dual drive continuously variable transmission | |
JP2005172050A (ja) | ベルト式無段変速機 | |
JP4250239B2 (ja) | 伝動装置 | |
US4772247A (en) | Integrated fixed drive belt sheaves for a continually variable transmission | |
JP2000035107A (ja) | 液圧式の歯車機械 | |
KR100748761B1 (ko) | 하이브리드 무단변속기의 클러치 냉각용 윤활방향제어밸브 | |
JP5238962B2 (ja) | 円錐形プーリ式巻掛け変速機および当該変速機を備えた車両 | |
BE1009171A3 (nl) | Drijfwerk met traploze overbrengingsverhouding. | |
BE1010369A3 (nl) | Transmissie-eenheid voor motorvoertuigen. | |
KR960037353A (ko) | 연속적인 무한단 변속기능/작업부하에 따른 엔진출력의 자동제어 및 정속도 자동제어 기능의 다판마찰식 연속무한단 자동제어 변속장치 | |
KR20050064979A (ko) | 무단 변속기용 변속장치 | |
US20090194382A1 (en) | Clutch | |
KR20020069075A (ko) | 유압식펌프의 작동부피 변환에 의한 무단 변속장치 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1A | A request for search or an international type search has been filed | ||
RD2N | Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report) |
Effective date: 20040224 |
|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20060701 |