NL1010307C1

NL1010307C1 - Draagconstructie voor een spoorbaan.

Info

Publication number: NL1010307C1
Application number: NL1010307A
Authority: NL
Inventors: Frederikus Adolf Jo Grimbergen
Original assignee: Grimbergen Holding B V
Priority date: 1998-10-13
Filing date: 1998-10-13
Publication date: 2000-04-17

Description

Draagconstructie voor een spoorbaan

De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een draagconstructie voor een spoorbaan, omvattende een in hoofdzaak plaatvormige, bij voorkeur betonnen kern die aan zijn bovenkant is voorzien van twee 5 evenwijdige groefvormige railopneemruimten, waarbij elke railopneemruimte een bodem en een eerste zijwand heeft die worden gedefinieerd door het betonmateriaal van de kern, alsmede een tweede zijwand die wordt gedefinieerd door een losmaakbaar aan de betonnen kern te bevestigen element.

10 Een dergelijke betonnen kern is reeds beschreven in het Nederlandse octrooi 1009538 van 22 juli 1998 van dezelfde uitvinder. De draagconstructie kan worden neergelegd op een aardbaan, maar kan ook worden opgenomen in een gootvormige baanconstructie voor het vormen van een 15 spoorbaansysteem dat op betonnen palen kan worden gemonteerd. Details van de in genoemd octrooi beschreven constructie worden door verwijzing geacht in de onderhavige tekst te zijn opgenomen.

Zoals bekend, hebben de wielen van railvoertuigen een 20 flens die zich bevindt aan de binnenzijde van de spoorstaven, dat wil zeggen die zijde van de railstaven die naar het midden van de draagconstructie is gericht. Aldus wordt door een wiel een naar buiten gerichte dwarskracht uitgeoefend op een spoorstaaf, hetgeen in het bijzonder 25 speelt in bochttrajecten. Die dwarskracht moet worden opgevangen door de buitenste zijvlakken van de railopneemruimten.

Bij de draagconstructie zoals beschreven in genoemd Nederlandse octrooi 1009538 bevindt de eerste zijwand zich, 30 met betrekking tot de railopneemruimte, aan de zijde van het midden van de kern en is de tweede zijwand naar buiten 101 0307 2 gericht, dat wil zeggen dat het losmaakbaar aan de betonnen kern bevestigde element zich aan de buitenzijde van de draagconstructie bevindt. Dat betekent, dat dan de optredende dwarskracht moet worden opgevangen door dat 5 losmaakbaar aan de betonnen kern bevestigde element.

De onderhavige uitvinding beoogt een draagconstructie zodanig uit te voeren, dat dwarskrachten voornamelijk door het constructiemateriaal van de draagconsstructie zelf (beton) worden opgevangen.

10 Daartoe heeft een draagconstructie van het boven beschreven type volgens de onderhavige uitvinding het kenmerk, dat het losmaakbaar aan de kern bevestigde element zich aan de binnenzijde van de draagconstructie bevindt.

De voornoemde en andere aspecten, kenmerken en 15 voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende bespreking van een uitvoeringsvoorbeeld van het spoorbaansysteem volgens de onderhavige uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin de enkele figuur schematisch een dwarsdoorsnede 20 toont van een uitvoeringsvorm van een draagconstructie 1 volgens de onderhavige uitvinding, die in zijn algemeenheid een plaatvorm heeft, en die voordeligerwijs maar niet noodzakelijkerwijs is vervaardigd van beton. De draagconstructie 1 is in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van 25 een middenvlak M. In het hiernavolgende zal een naar dat middenvlak M toe gerichte richting worden aangeduid door de term "naar binnen", terwijl een van dat middenvlak M af gerichte richting zal worden aangeduid door de term "naar buiten".

30 Aan zijn bovenzijde heeft de draagconstructie 1 twee evenwijdige, in de lengterichting van de draagconstructie gerichte, geprofileerde ruggen 2. Elke rug 2 heeft een bovenvlak 3 en een schuin buitenzijvlak 4, alsmede een binnenzijvlak 5. Het buitenzijvlak 4, waarvan de hellings-35 hoek ongeveer 45° kan bedragen, kan doorlopen tot een 101 03 07 3 ondervlak 6 van de draagconstructie, of tot in een zijvlak 7 van de draagconstructie, maar in het weergegeven voorkeursvoorbeeld gaat het buitenzijvlak 4 van de rug 2 aan zijn onderzijde over in een vlak schoudergedeelte 8 van de 5 draagconstructie, dat dient voor het verschaffen van een betere zijdelingse stabiliteit.

Een tussen de ruggen 2 gelegen bovenoppervlak 9 van de draagconstructie is enigszins concaaf, voor het naar ter wille van de eenvoud niet weergegeven afvoerkanalen leiden 10 van regenwater en dergelijke.

Elke rug 2 heeft een railopneemruimte 10 met een in hoofdzaak horizontale bodem of railoplegvlak 11, een buitenzijwand 12 en een binnenzijwand 13. Het railoplegvlak 11 strekt zich naar buiten uit vanaf de bovenrand van het 15 binnenzijvlak 5 van de rug 2, welk binnenzijvlak 5 in hoofdzaak vertikaal gericht kan zijn maar bij voorkeur enigszins schuin staat. De buitenzijwand 12 strekt zich uit tussen de binnenrand van het bovenvlak 3 en de buitenrand van het railoplegvlak 11, en kan in hoofdzaak vertikaal 20 zijn gericht.

De binnenzijwand 13 wordt gedefinieeerd door een metalen of kunststof plaat 20 of dergelijke, die is bevestigd aan het binnenzijvlak 5 van de rug 2. Zoals in de linkerhelft van de figuur is getoond, kan de plaat 20 zijn 25 bevestigd door middel van een bout 21 die aangrijpt in een plug die is geplaatst in een in de rug 2 geboord gat.

Andere manieren voor het bevestigen van de plaat 20 zullen ook mogelijk zijn, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.

30 Om problemen als gevolg van temperatuurvariaties te voorkomen, hebben de zijplaten 20 bij voorkeur een lengte van niet meer dan ongeveer 3 m.

In de linkerhelft van de figuur is voorts weergegeven, dat in een railopneemruimte een rail 30 is 35 geplaatst, waarbij de railopneemruimte overigens is gevuld 101 03 07 4 met een gietmassa 31, bijvoorbeeld van rubber of kunststof, voor het fixeren van de rail 30 en het uitoefenen van een trillings-dempende werking. De aard van deze massa 31, alsmede de wijze van het aanbrengen daarvan, kunnen gelijk 5 zijn aan de aard respectievelijk wijze zoals beschreven in het genoemde Nederlandse octrooi 1009538.

Wanneer het nodig mocht zijn om de rail 30 te vervangen, is het relatief eenvoudig om de zijplaten 20 te verwijderen, waarna men de gietmassa 31 van opzij kan 10 benaderen om de rail 30 los te maken. Na het aanbrengen van een vervangend railsegment worden de zijplaten 20 weer bevestigd, en wordt de nieuwe rail weer vastgezet met gietmassa.

In plaats van een gietmassa 31 kan de rail 30 ook 15 worden vastgeklemd door middel van rubberen of kunststof klemblokken, die worden aangedrukt door de zijplaten 20. In dat geval is het verwijderen van de rails 30 nog eenvoudiger, omdat, wanneer de zijplaten 20 worden verwijderd, dergelijke klemblokken eenvoudig kunnen worden weggenomen 20 waarna ook de rails 30 eenvoudig kunnen worden weggenomen.

De in de figuur weergegeven plaatvormige draagconstructie 1 is bedoeld om te worden geplaatst op een traditionele ondergrond. Meer in het bijzonder kan de 25 constructie worden aangebracht op een op een aardbaan aangebracht grindbed. Ook is het mogelijk om de constructie in het werk te stellen, enkele centimeters boven een vooraf geprepareerde ondergrond, en vervolgens in de ingestelde positie te fixeren door een geschikte gietmortel te gieten 30 in de ruimte tussen de ondergrond en de onderzijde van de constructie. Het zal echter voor een deskundige duidelijk zijn, dat de beschreven constructie eenvoudig kan worden aangepast om te worden toegepast in samenwerking met een gootvormige baanconstructie zoals beschreven in het 35 genoemde Nederlandse octrooi 1009538.

101 03 07 5

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af 5 te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

10103 07

Claims

1. Draagconstructie voor een spoorbaan, omvattende een in hoofdzaak plaatvormige, bij voorkeur betonnen kern (1) die aan zijn bovenkant is voorzien van twee evenwijdige groefvormige railopneemruimten (10), waarbij elke rail- 5 opneemruimte een bodem (11) en een eerste zijwand (12) heeft die worden gedefinieerd door het materiaal van de kern, alsmede een tweede zijwand (13) die wordt gedefinieerd door een losmaakbaar aan de betonnen kern (1) te bevestigen element (20); 10 met het kenmerk: dat het element (20) zich bevindt aan de binnenzijde van de betreffende railopneemruimte (10).

2. Draagconstructie volgens conclusie 1, waarbij elke railopneemruimte (10) is gedefinieerd in een rug (2) van de 15 draagconstructie (1), en waarbij het element (20) is bevestigd aan een binnenzijvlak (5) van de rug (2). 1010307