NL1010132C2 - Rolscherminrichting. - Google Patents

Description

Titel: Rolscherminrichting

De uitvinding heeft betrekking op een uitrolbare scherminrichting zoals een rolhordeur, rolhorraam of rolgordijn, voorzien van een frame voor bevestiging aan een ondergrond, een flexibel scherm en een opwikkelbuis die 5 roteerbaar met het frame is verbonden voor het op- en afwikkelen van het scherm, waarbij de inrichting verder is voorzien van een met het frame en de opwikkelbuis verbonden veermotor voor het dusdanig aandrijven van de opwikkelbuis dat het scherm rond de opwikkelbuis wordt opgewikkeld.

10 Een dergelijke inrichting is op zich bekend in de vorm van bijvoorbeeld een hordeur. Wanneer de hordeur wordt gesloten door aan een treklijst van de hordeur te trekken, wordt het flexibele scherm van de opwikkelbuis afgewikkeld. Tijdens het afwikkelen wordt een veer van de veermotor 15 gespannen. Wanneer de hordeur geheel is gesloten, wordt de treklijst met op zich bekende middelen bijvoorbeeld aan het frame vast vergrendeld.

Voor het weer openen van de hordeur wordt de treklijst ontgrendeld. De veermotor zal vervolgens een 20 dusdanige kracht op de opwikkelbuis uitoefenen dat het scherm wordt opgewikkeld rond de opwikkelbuis wanneer de treklijst naar een voor de hordeur open positie wordt bewogen.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat het 25 scherm met grote snelheid wordt opgerold wanneer deze door een gebruiker wordt losgelaten. Ten gevolge van de kracht van de veermotor wordt bij het loslaten van het scherm de eventueel aan het scherm bevestigde treklijst met zeer grote snelheid naar de open positie bewogen. Uiteindelijk 30 zal het scherm en de eventuele treklijst, wanneer deze in zijn uiterste positie is aangekomen, met een klap tot stilstand komen. Een en ander wordt in de praktijk door een gebruiker als zeer ongewenst ervaren.

1010132 2

Allereerst geeft de wegschietende treklijst en de hiernavolgende klap een schrikeffect bij de gebruiker. Voorts is het zo dat ten gevolge van de genoemde ongecontroleerde beweging de inrichting onderhevig is aan 5 sterke slijtage.

In een poging om voor het hiervoor genoemde probleem een oplossing te verschaffen, zijn inrichtingen vervaardigd van de bovengenoemde soort die bovendien zijn voorzien van een vertragingseenheid met een massa-element dat via een 10 aantal tandwielen door de veermotor wordt aangedreven met een grotere hoeksnelheid dan de opwikkelbuis. Wanneer thans .. het scherm van zijn afgerolde naar de opgerolde positie beweegt, zonder dat deze door een gebruiker wordt vastgehouden, heeft de vertragingseenheid tot gevolg dat 15 het scherm relatief langzaam wordt opgerold. Voor een gebruiker is dit onaanvaardbaar omdat het te lang duurt voordat het scherm van zijn afgerolde naar de opgerolde positie is bewogen. Dit heeft bovendien tot gevolg dat het scherm uit een schermgeleiding van de inrichting dreigt te 20 lopen wanneer een gebruiker de snelheid van een aan het scherm bevestigde treklijst met de hand tracht te vergroten. Hierbij ontstaat immers een situatie waarbij het scherm enerzijds langzamer wordt opgewikkeld dan dat de treklijst met de hand wordt bewogen. Een dergelijke 25 vertragingseenheid heeft derhalve als nadeel dat het scherm te langzaam van de afgerolde positie naar de opgerolde positie wordt opgerold wanneer deze uitsluitend onder invloed van de veermotor wordt opgerold. Wanneer een gebruiker de beweging van de treklijst met de hand tracht 30 te versnellen, zal het flexibele scherm zigzag worden gevouwen en uit de genoemde geleiding van de inrichting lopen.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen die aan de bovengenoemde nadelen tegemoet komt.

35 De inrichting volgens de uitvinding heeft als kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een 1010132 3 rotatieweerstandelement dat is voorzien van een hoeveelheid vloeistof en een eerste en tweede deel die roteerbaar ten opzichte van elkaar zijn ingericht, waarbij het eerste deel vast met het frame is verbonden en het tweede deel vast met 5 de opwikkelbuis is verbonden en waarbij de vloeistof dusdanig in contact staat met het eerste en tweede deel dat bij rotatie van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel de rotatie van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel door de vloeistof wordt afgeremd.

10 Wanneer bij de inrichting volgens de uitvinding het scherm of de eventuele treklijst in een gesloten . _ (afgerolde) positie van het scherm wordt losgelaten, zal het scherm zich onder invloed van de veermotor relatief snel naar de open (opgerolde) positie gaan bewegen. De 15 veermotor is in de gesloten positie van de inrichting immers volledig opgewonden en oefent hiermee een relatief groot moment uit op de opwikkelbuis. De vloeistof tussen het eerste en tweede deel absorbeert echter een hoeveelheid kinetische energie met als gevolg dat de beweging van de 20 treklijst gedoseerd wordt afgeremd. Wanneer het flexibele scherm bijna volledig is opgewikkeld, neemt de kracht van de veermotor af, hetgeen onder invloed van het rotatie-weerstand-element tot gevolg heeft dat de snelheid waarmee het flexibele scherm rond de opwikkelbuis wordt opgewikkeld 25 afneemt. Uiteindelijk komt het oprollen van het scherm en daarmee de beweging van de eventueel aan het scherm bevestigde treklijst met een relatief kleine snelheid tot stilstand wanneer het scherm volledig is opgewikkeld. Bij de inrichting volgens de uitvinding is het dus zo dat 30 vanuit de gesloten positie van de inrichting het flexibele scherm allereerst snel wordt opgewikkeld, waarbij de opwikkelsnelheid geleidelijk afneemt totdat het scherm volledig is opgewikkeld en de treklijst in de open positie tot stilstand komt.

35 De inrichting heeft derhalve als voordeel dat het scherm enerzijds voldoende snel opengaat, terwijl het 1010132 4 scherm anderzijds voordat het bijna volledig is opgewikkeld minder snel wordt opgewikkeld, zodat de treklijst niet met een klap tot stilstand komt. De inrichting volgens de uitvinding verschaft hiermee een oplossing voor elk van de 5 hiervoor geschetste problemen.

In het bijzonder geldt dat het eerste deel een door wanden omgeven kamer omvat waarin zich het tweede deel bevindt, waarbij de kamer althans gedeeltelijk is gevuld met de vloeistof en waarbij het tweede deel een lichaam 10 omvat dat zich althans gedeeltelijk in de vloeistof bevindt en roteerbaar rond een rotatieas met de kamer is verbonden.

Het voordeel van een dergelijke inrichting is dat het rotatieweerstandelement zeer compact kan worden uitgevoerd. In het bijzonder geldt hierbij dat de kamer en 15 het lichaam elk cilindervormig zijn uitgevoerd, waarbij de axiale assen van respectievelijk de kamer en het lichaam samenvallen met de rotatie-as. Bij voorkeur is een axiaal uiteinde van de kamer voorzien van een doorvoeropening waardoor een gedeelte van het lichaam zich naar buiten 20 uitstrekt.

Volgens een zeer praktische uitvoeringsvorm geldt j dat de opwikkelbuis hol is uitgevoerd, waarbij de veermotor en het rotatieweerstandelement in de opwikkelbuis zijn opgenomen.

25 De inrichting volgens de uitvinding kan zowel betrekking hebben op een hordeur, een horraam of een rolgordijn.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: 30 Figuur 1 een mogelijke uitvoeringsvorm van een rolscherminrichting volgens de uitvinding in de vorm van een hordeur; en figuur 2 een rotatieweerstandelement van de inrichting volgens figuur 1.

35 In figuur 1 is met referentienummer 1 een rolscherminrichting volgens de uitvinding getoond. De 1010132 5 rolscherminrichting is voorzien van een opwikkelbuis 2 rond welke een flexibel scherm 4 kan worden opgewikkeld en afgewikkeld. Het flexibele scherm 4 is aan één zijde aan de opwikkelbuis 2 bevestigd. Aan een andere, tegenover deze 5 zijde gelegen zijde is het flexibele scherm 4 bevestigt aan een zich in verticale richting uitstrekkende treklijst 6.

De treklijst 6 en de opwikkelbuis 2 zijn evenwijdig aan elkaar gericht.

De opwikkelbuis 2 is hol uitgevoerd en roteerbaar 10 met een frame 8 verbonden. In de opwikkelbuis 2 is een veermotor 10 aangebracht. De veermotor 10 is voorzien van .. een trekveer 12, een in dit voorbeeld metalen massieve as 14 en een bus 16, die roteerbaar rond de as 14 is aangebracht. De as 12 strekt zich in de tekening uit tot 15 voorbij de beide uiteinden 18, respectievelijk 20 van de trekveer 12. Een eerste vrij uiteinde 18 van de trekveer 12 is met de bus 16 verbonden. Een tweede vrij uiteinde 20 van de trekveer 12 is met de as 14 verbonden. De bus 16 is vast met de opwikkelbuis 2 verbonden. In dit voorbeeld is een 20 buitenzijde van de bus 16 met een binnenwand van de opwikkelbuis verbonden. Een en ander is dusdanig op elkaar afgestemd dat de bus 16 klemmend in een bovenste open einde van de opwikkelbuis 2 is geschoven. Een vrij uiteinde 22 van de as van de veermotor strekt zich hierbij uit tot 25 buiten de opwikkelbuis 2. Dit vrije uiteinde 22 heeft een rechthoekige doorsnede en is vast, dat wil zeggen niet roteerbaar met een eindkap 24 van het frame 8 verbonden. De eindkap 24 is ingericht om bijvoorbeeld aan een kozijn van een deur te worden bevestigd. In de eindkap is een 30 rechthoekige opening 26 aangebracht waarin het vrije uiteinde 22 van de as 14 van de veermotor kan worden gebracht, een en ander dusdanig dat de as 22 niet in de opening 26 van de eindkap kan roteren.

Bij de onderzijde van de opwikkelbuis 2 is in de 35 onderzijde een afsluitdop 27 aangebracht. Deze afsluitdop is klemmend in de opwikkelbuis 2 opgenomen. De afsluitdop 1010132 6 is voorzien van een in verticale richting naar beneden uitstrekkend uitsteeksel 28 met een ronde doorsnede. Dit uitsteeksel 28 is in een opening 30 van een onderste eindkap 32 van het frame 8 opgenomen. Doordat het 5 uitsteeksel 28 een ronde doorsnede heeft, kan de dop 27 ten opzichte van de eindkap 32 vrij roteren.

In de opwikkelbuis 2 is voorts nog een rotatie-weerstandelement 34 opgenomen. Het rotatieweerstandelement 34 (figuur 2) is voorzien van een eerste deel 36 dat een 10 door wanden omgeven kamer omvat waarin zich een tweede deel 38 bevindt. De kamer 36 is althans gedeeltelijk en in dit __ voorbeeld nagenoeg geheel gevuld met een vloeistof 40. In dit voorbeeld betreft het een visceuze olieachtige vloeistof. Het tweede deel 38 omvat een lichaam dat zich 15 althans gedeeltelijk en dit voorbeeld bijna geheel in de vloeistof bevindt. Het lichaam 38 is roteerbaar met de kamer 36 verbonden. Het lichaam 38 is roteerbaar rond een rotatieas 42, die evenwijdig is gericht aan de axiale as van de opwikkelbuis 2, verbonden. Het lichaam is verder 20 voorzien van in dit voorbeeld vier zich ten opzichte van de rotatieas 42 in de radiale richting naar buiten toe uitstrekkende ribben 44.

Zoals in figuur 2 goed te zien is, zijn de kamer 36 en het lichaam 38 elk cilindervormig uitgevoerd, waarbij de 25 axiale assen van respectievelijk de kamer en het lichaam samenvallen met de eerste genoemde rotatieas van de opwikkelbuis 2.

Een axiaal uiteinde 46 van de kamer 36 is voorzien van een doorvoeropening 48 waardoor het lichaam 38 zich 30 naar buiten uitstrekt. Tussen het lichaam 38 en de doorvoeropening 48 is een niet getoonde vloeistofafdichting aanwezig.

Het gedeelte 50 van het lichaam 38 dat zich in dit voorbeeld aan de bovenzijde van de kamer 36 uitstrekt, is 35 vast verbonden met een tegenover het vrije uiteinde 22 van de as 14 gelegen vrije uiteinde 52 van de as 14 van de 1010132 7 veermotor 10. Een en ander brengt met zich dat het lichaam 38 via de as 14 van de veermotor 10 vast met het frame 8 is verbonden. Met andere woorden, het lichaam 38 is niet roteerbaar ten opzichte van het frame 8 met het frame 5 8 verbonden. Rond het vrije uiteinde 52 is nog een lager 54 aangebracht die vast met een binnenzijde van de opwikkelbuis 2 is verbonden. Het vrije uiteinde 52 is roteerbaar in dit lager 54 opgenomen.

De buitenzijde van de kamer 36 is vast met een 10 binnenwand van de opwikkelbuis 2 verbonden. Een en ander kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd doordat de kamer 36 klemmend in de binnenruimte van de opwikkelbuis 2 is geschoven.

Onder "vaste verbinding" wordt in deze octrooi-15 aanvrage derhalve verstaan: een verbinding tussen twee elementen waarbij tussen deze elementen geen rotatie mogelijk is rond een axiale as van de opwikkelbuis 2.

De inrichting 2 is voorts nog voorzien van een bovenste en onderste geleidingsrails 56, 58 voor het 20 geleiden van de vrije uiteinden van de treklijst 6. De vrije uiteinden van de treklijst 6 zijn hiertoe verschuifbaar in de geleidingsrails 56, 58 opgenomen. De geleidingsrails omvatten elk een h-vormige dwarsdoorsnede. De horizontaal gerichte randen aan respectievelijk de 25 onder- en bovenzijde van het scherm 4 strekken zich elk tot tussen de benen van de h-vormige dwarsdoorsnede van de geleidingsrails 56, 58 uit.

In figuur 1 is voor de duidelijkheid de onderzijde van de inrichting in gemonteerde toestand getekend, terwijl 30 de bovenzijde van de inrichting in gedeeltelijk gedemonteerde toestand is getekend.

De inrichting werkt als volgt. Voor het sluiten van de hordeur wordt de treklijst 6 in figuur 1 geheel naar links bewogen totdat deze de met de pijl G aangegeven 35 positie bereikt. De treklijst 6 bevindt zich dan in een voor de inrichting gesloten positie. Tijdens het naar de 1010132 8 positie G bewegen van de treklijst, zal het flexibele scherm 4 van de opwikkelbuis 2 worden afgerold. De opwikkelbuis 2 zal hierbij roteren. Doordat de bus 16 vast is verbonden met de opwikkelbuis 2 zal deze eveneens gaan 5 roteren. De as 14 van de veermotor zal echter niet roteren. Het gevolg is dat de vrije uiteinden 18, 20 van de trekveer ten opzichte van elkaar gaan roteren. Met andere woorden de veer wordt opgewonden. Op de positie G aangekomen, kan de treklijst 6 met niet getoonde middelen worden vergrendeld 10 zodat de treklijst 6 in de positie G blijft. Wanneer de inrichting, dat wil zeggen de hordeur weer moet worden . _ geopend, wordt de treklijst ontgrendeld. Vervolgens kan een gebruiker de treklijst loslaten. Hierbij zal de opgewonden veer ervoor zorgen dat de opwikkelbuis dusdanig begint te 15 roteren dat het scherm wordt opgewikkeld. De treklijst zal zich dan van de gesloten positie G naar een met de pijl aangegeven open positie O gaan bewegen. Wanneer de opwikkelbuis aldus begint te roteren, zal de kamer 36 eveneens gaan roteren, omdat deze immers vast met de 20 opwikkelbuis 2 is verbonden. Het lichaam 38 dat zich in de kamer bevindt, is vast met de as 14 verbonden en zal derhalve stil blijven staan. Doordat de kamer is gevuld met vloeistof ontstaat bij het roteren van de kamer ten opzichte van het lichaam een gedoseerde wrijving tussen de 25 kamer 36 en het lichaam 38. Het gevolg is dat de veermotor 10 op gepaste wijze wordt afgeremd. Omdat de kracht van de veermotor niet wordt beïnvloed, zal de treklijst zich, over althans nagenoeg het gehele traject van de pijl G naar de pijl 0, met een redelijke snelheid van links naar rechts 30 bewegen. Wanneer de treklijst de positie 0 nadert, is de kracht van de veer inmiddels afgenomen. Onder invloed van het rotatie-weerstand-element 34 zal de opwikkelsnelheid hierdoor afnemen. Het gevolg is dat vlakbij de positie O de snelheid van het opwikkelen afneemt zodat de treklijst 6 35 nabij de positie O langzamer gaat bewegen. Uiteindelijk zal de treklijst 6 in de positie O tegen de eindkappen 24, 32 1010132 9 aanbotsen en hierdoor zacht tot stilstand komen. Het voordeel van de onderhavige inrichting is derhalve dat de treklijst met een gedoseerde en voldoende grote snelheid van de positie G naar de positie O beweegt zonder dat, in 5 de positie 0 aangekomen, de treklijst met een grote klap tot stilstand komt.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor geschetste uitvoeringsvormen.

Zo kan het rotatieweerstandelement ook buiten de 10 opwikkelbuis 2 worden aangebracht. Hierbij is het bovendien denkbaar dat de kamer 36 vast met het frame is verbonden, __ terwijl het lichaam 38 roteerbaar met de opwikkelbuis 2 is verbonden. Ook de veermotor kan desgewenst buiten de opwikkelbuis 2 worden aangebracht. Hierbij is het eveneens 15 niet noodzakelijk dat, in tegenstelling tot in het onderhavige voorbeeld, het lichaam 38 via de as 14 met het frame 8 is verbonden. Het is ook denkbaar dat het lichaam 38 rechtstreeks met het frame 8 is verbonden. Het rotatie-weerstand-element 34 kan behalve in een hordeur ook in een 20 horraam of een rolgordijn worden toegepast. Immers laatstgenoemde inrichtingen hebben eenzelfde werkings-principe waarbij de treklijst en de opwikkelbuis in plaats van verticaal horizontaal zijn gericht.

Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het 25 kader van de uitvinding te vallen 1010132

Claims (13)

1. Rolscherminrichting zoals een rolhordeur, rolhorraam of rolgordijn, voorzien van een frame voor bevestiging aan een ondergrond, een flexibel scherm en een opwikkelbuis die roteerbaar met het frame is verbonden voor het op- en 5 afwikkelen van het scherm, waarbij de inrichting verder is voorzien van een met het frame en de opwikkelbuis verbonden veermotor voor het dusdanig aandrijven van de opwikkelbuis dat het scherm vanuit een geheel of gedeeltelijk afgerolde toestand rond de opwikkelbuis wordt opgewikkeld naar een 10 opgerolde toestand, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een rotatieweerstandelement dat is voorzien van een hoeveelheid vloeistof en een eerste en tweede deel die roteerbaar ten opzichte van elkaar zijn ingericht, waarbij het eerste deel met het frame is 15 verbonden en het tweede deel met de opwikkelbuis is verbonden en waarbij de vloeistof dusdanig in contact staat met het eerste en tweede deel dat bij rotatie van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel de rotatie van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel door de 20 vloeistof wordt afgeremd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste deel een door wanden omgeven kamer omvat waarin zich het tweede deel bevindt, waarbij de kamer tenminste gedeeltelijk is gevuld met de vloeistof en waarbij het 25 tweede deel een lichaam omvat dat zich althans gedeeltelijk in de vloeistof bevindt en roteerbaar rond een rotatieas met de kamer is verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het lichaam verder is voorzien van tenminste een zich ten 30 opzichte van de rotatie as in radiale richting naar buiten uitstrekkende ribbe.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de kamer en het lichaam elk cilindervormig zijn 1010132 uitgevoerd, waarbij de axiale assen van respectievelijk de kamer en het lichaam samenvallen met de rotatie-as.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een axiaal uiteinde van de kamer is voorzien van een 5 doorvoeropening waardoor een gedeelte van het lichaam zich naar buiten uitstrekt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tussen het lichaam en de opening een vloeistofafdichting aanwezig is.

7. Inrichting volgens een der conclusies 3-6, met het kenmerk, dat de kamer althans nagenoeg volledig met de vloeistof is gevuld.

8. Inrichting volgens een der conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de opwikkelbuis hol is uitgevoerd waarbij de 15 veermotor en het rotatieweerstandelement in de opwikkelbuis zijn opgenomen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een buitenzijde van de kamer met een binnenwand van opwikkelbuis is verbonden.

10. Inrichting volgens een der conclusies 4-9, met het kenmerk, dat de veermotor is voorzien van een trekveer, een as en een bus die roteerbaar rond de as is aangebracht, waarbij de trekveer zich rond de as uitstrekt, een eerste vrij uiteinde van de trekveer met de as is verbonden en een 25 tweede vrij uiteinde van de trekveer met de bus is verbonden en waarbij de as met het frame is verbonden en de bus met de opwikkelbuis is verbonden.

11. Inrichting volgens conclusies 8 en 10, met het kenmerk, dat een buitenzijde van de bus met een binnenwand 30 van de opwikkelbuis is verbonden.

12. Inrichting volgens conclusies 5 en 10, met het kenmerk, dat het gedeelte van het lichaam dat zich door de opening van de kamer naar buiten uitstrekt vast is verbonden met de as van de veermotor.

13. Inrichting volgens conclusies 9, 10 en 11. 1010132