NL1010056C2 - Inrichting voor het uitstrooien van strooimateriaal. - Google Patents

Description

R CL/SvW/Nido-18

INRICHTING VOOR HET UITSTROOIEN VAN STROOIMATERIAAL

Inrichting voor het uitstrooien van strooimateriaal, welke inrichting is ingericht voor plaatsing op een transportvoertuig en is voorzien van: een voorraadhouder voor het strooimateriaal; 5 een aantal hydraulische onderdelen, zoals één of meer strooiorganen voor het uitstrooien van het strooimateriaal en transportmiddelen voor het transporteren van het strooimateriaal van de voorraadhouder naar de strooiorganen; 10 hydraulische pompmiddelen met ten minste één zuigaansluiting en ten minste één persaansluiting, voor aandrijving van de hydraulische onderdelen; en een van de snelheid van het transportvoertuig afhankelijke aandrijving voor het aandrijven van de 15 hydraulische pompmiddelen, waarin de inrichting ten minste een eerste en een tweede hydraulisch circuit omvat waarover de hydraulische onderdelen zijn verdeeld, welke circuits parallel op de hydraulische pompmiddelen zijn 20 aangesloten.

Een dergelijke inrichting is uit de praktijk bekend in de vorm van een strooier voor het uitstrooien van strooizout over een glad wegdek. De bekende inrichting is voorzien van een hydraulische dubbelpomp 25 waarop parallel twee hydraulische circuits zijn aangesloten. In één van de circuits zijn de hydromotoren van twee strooiplaten opgenomen. In het andere circuit is de hydromotor van een transportband opgenomen tezamen met de hydromotor voor een waterpomp om voorafgaand aan het 30 strooien het strooimateriaal met een vriespuntverlagende vloeistof te kunnen vermengen.

De toepassing van twee parallelle circuits heeft als voordeel dat bij het opstarten per pomp een relatief kleine volumestroom hydraulische vloeistof »1010056 2 behoeft te worden geleverd. De strooier heeft daarmee een lage "aanloopdruk". De bekende inrichting kent echter ook een belangrijk nadeel, te weten dat het rondgepompte volume hydraulische vloeistof per circuit bij lage 5 omloopsnelheden relatief klein blijft, hetgeen tot gevolg heeft dat de strooiplaten slechts met een laag toerental kunnen draaien en de bijbehorende strooibreedte van de gehele inrichting derhalve beperkt blijft. Met name in Nederland, waar men ten gevolge van de grote 10 verkeersdrukte met de strooier vaak in de file zal rijden, leidt dit tot het probleem dat de strooier, bij lage snelheid een te klein oppervlak bestrijkt.

: De uitvinding beoogt een inrichting van de aan het begin genoemde soort te verschaffen, die dit nadeel 15 ophe f t.

De inrichting volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat middelen zijn voorzien voor het bij een eerste schakelwaarde van een schakelgrootheid zodanig koppelen van de hydraulische circuits dat de in 20 de circuits aanwezige hydraulische vloeistof in bedrijf aan de strooiorganen wordt toegevoerd. Volgens de uitvinding kan met behulp van de schakelgrootheid een opstarttraject, waarin de circuits parallel zijn - geschakeld, worden gevolgd door een volgtraject, waarin 25 de circuits zijn gekoppeld om zo in het opstarttraject een lage aanloopdruk en in het volgtraject een grotere strooibreedte te bereiken.

In een praktische eerste voorkeursuitvoeringsvorm zijn de middelen ingericht voor 30 het bij de eerste schakelwaarde van de schakelgrootheid in serie schakelen van de hydraulische onderdelen in het eerste circuit, waarbij de in het tweede circuit aanwezige hydraulische vloeistof in bedrijf aan de strooiorganen wordt toegevoerd.

35 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de middelen ingericht voor het bij een tweede schakelwaarde van de schakelgrootheid parallel schakelen van de hydraulische circuits. Middels deze 1010056 3 voorkeursuitvoeringsvorm kan op voordelige wijze worden voorkomen dat bij hogere omloopsnelheden en daarmee gepaard gaande grotere volumes rondgepompte hydraulische vloeistof een ontoelaatbaar hoge warmteontwikkeling in de 5 hydraulische circuits zou ontstaan.

In weer een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de schakelgrootheid de snelheid van het transportvoertuig en omvatten de middelen meetmiddelen voor het meten van de transportsnelheid. Dit leidt tot een elegante 10 uitvoering, waarin de op zichzelf eenvoudig te bepalen transportsnelheid, die rechtstreeks is gerelateerd aan het op te lossen probleem, de schakelgrootheid vormt.

In weer een verdere voorkeursuitvoering verschillen de schakelwaarden van de schakelgrootheid bij 15 toenemende snelheid van het transportvoertuig van de schakelwaarden bij afnemende snelheid van het transportvoertuig. Hiermee wordt voorkomen dat de schakelmiddelen bij een met de eerste en/of tweede schakelwaarde overeenkomende transportsnelheid instabiel 20 gedrag kunnen gaan vertonen. Bij voorkeur wordt voor het schakelen van een hydraulische omschakelklep gebruik gemaakt.

De uitvinding zal nu in meer detail worden besproken aan de hand van de tekening, waarin: 25 figuur 1 schematisch een aanzicht toont van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een hydraulisch schema toont, waarin de verschillende onderdelen van de inrichting volgens de uitvinding zijn opgenomen; en 30 figuur 3 een diagram toont, waarin de verschillende omschakelpunten en bijbehorende schakelwaarden van de schakelgrootheid zijn weergegeven.

Figuur 1 toont schematisch een inrichting 1 voor het uitstrooien van strooimateriaal, zoals 35 strooizout, volgens de uitvinding. De strooier 1 omvat een frame 2 waarop een voorraadhouder 3 voor het strooimateriaal is aangebracht. Voor het uitstrooien van het strooimateriaal is op het frame 2 een strooiorgaan 1010056 4 bevestigd, dat is gevormd door een roteerbare strooiplaat 4, die het strooimateriaal van het voertuig wegslingert. De strooibreedte van de strooier is middels het toerental van de strooiplaat 4 instelbaar. Tussen de houder 3 en de 5 strooiplaat 4 zijn transportmiddelen in de vorm van een transportband 5 voorzien voor het transporteren van het strooimateriaal van de houder naar de plaat. Bij voorkeur is een voorraadhouder 25 voor vloeistof toegevoegd voor het mengen van het strooimateriaal met de vloeistof in 10 een gewenste mengverhouding voorafgaand aan het uitstrooien ervan. Hiertoe is aan de betreffende voorraadhouder een vloeistofpomp toegevoegd.

De bovengenoemde transportband, vloeistofpomp en strooiplaat zijn elk aangedreven door een 15 afzonderlijke hydromotor. Deze hydromotoren, respectievelijk 6, 11 en 7 zijn opgenomen in een hydraulisch circuit, dat schematisch is getoond aan de hand van figuur 2. Voor de aandrijving van de diverse hydromotoren zijn hydraulische pompmiddelen 8 voorzien, 20 die tevens in het schema van figuur 2 zijn opgenomen.

De strooier volgens de uitvinding is bestemd om te worden getransporteerd middels een transportvoertuig 9. De energie die nodig is voor aandrijving van de hydraulische pompmiddelen 8 van de strooier 1 wordt 25 geleverd middels een loopwiel 10, dat tijdens transport van de strooier in contact staat met het te bestrooien wegdek. Als alternatief kan de benodigde energie ook direct door het transportvoertuig zijn geleverd, bijvoorbeeld middels de aangedreven wielas, of indirect 30 middels de wielen van een aanhanger waarop de strooier is geplaatst. In alle genoemde situaties is de aandrijving afhankelijk van de snelheid van het transportvoertuig.

Op het loopwiel 10 is een hydrodubbelpomp 8 aangebracht. Dit zijn op het vakgebied bekende 35 hydraulische pompmiddelen met één zuigaansluiting en twee persaansluitingen. Op elke persaansluiting is een afzonderlijk hydraulisch circuit A, respectievelijk B, aangesloten. In het circuit A zijn de hydromotor 6 van de D10 10 0 5 ;j 5 transportband 5 en de hydromotor 11 van de vloeistofpomp opgenomen. In het andere circuit is de strooiplaatmotor 7 opgenomen. Beide circuits zijn op gebruikelijke wijze aangesloten op een reservoir 12 voor de hydraulische 5 vloeistof.

Beide circuits zijn desgewenst te koppelen middels hydraulische schakelmiddelen, bij voorkeur in de vorm van een hydraulische omschakelklep 13, die daartoe leiding 14 met leiding 15 verbindt in plaats van met 10 leiding 16. Dit heeft tot gevolg dat de hydromotoren 6, 11 en 7 van de verschillende hydraulische onderdelen in serie zijn geschakeld in circuit A. De hydraulische vloeistof, die aanwezig is in circuit B, wordt nu rechtstreeks toegevoerd aan strooiplaatmotor 7. Aan 15 strooiplaatmotor 7 wordt ten gevolge daarvan zowel de hydraulische vloeistof uit circuit A als de hydraulische vloeistof uit circuit B toegevoerd. Dankzij deze verhoogde toevoer neemt het maximale toerental waarop de strooiplaat kan worden aangedreven aanzienlijk toe. In 20 het resterende deel van de figuurbeschrijving zal regelmatig naar deze toestand worden verwezen als naar de "in serie geschakelde toestand".

Voor de besturing van de schakelmiddelen zijn middelen voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een 25 computer 17 met geschikte software, die zijn ingericht om bij een eerste schakelwaarde van een te kiezen schakelgrootheid de hydraulische circuits A en B te koppelen. Een geschikte schakelgrootheid is de snelheid van het transportvoertuig. Met behulp van geschikte 30 meetmiddelen kan de transportsnelheid op verschillende wijze worden bepaald. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm wordt de transportsnelheid bepaald aan de hand van de omloopsnelheid van het loopwiel 10. Om die te meten is een pulsgever 18 op het 35 omloopwiel 10 bevestigd, waaraan een pulsteller is toegevoegd om het aantal afgegeven pulsen per tijdseenheid te detecteren. Hieruit is de omloopsnelheid van het loopwiel 10 te berekenen. Als alternatief kan de M1 0 1005 6 6 transportsnelheid bijvoorbeeld worden bepaald aan de hand van meting van de stroomsnelheid van de hydraulische vloeistof in ten minste één van de circuits.

In de hydraulische circuits zijn verder nog op 5 zich bekende regelventielen 19, 20 en 21, veiligheden 22, 23 en een retourfilter 24 opgenomen.

Figuur 3 toont verschillende omschakelpunten met bijbehorende schakelwaarden voor de transportsnelheid. Het betreft hier uitdrukkelijk een 10 uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de schakelschakelwaarden ter illustratie zijn gegeven zonder de uitvinding daartoe te willen beperken. In het getoonde voorbeeld wordt bij toenemende snelheid (zie onderste lijn in figuur 3) bij een eerste schakelwaarde van 3 kilometer per uur van 15 parallel (p) naar serie (s) geschakeld. Bij een tweede schakelwaarde van 25 kilometer per uur wordt vervolgens teruggeschakeld van serie naar parallel. Bij afnemende snelheid (zie bovenste lijn in figuur 3) is de tweede schakelwaarde voor het schakelen van parallel (p') naar 20 serie (s') 20 kilometer per uur en is de eerste schakelwaarde voor het schakelen van serie naar parallel 2 kilometer per uur. Bij voorkeur zijn de schakelwaarden instelbaar, zodat deze aan de bedrijfssituatie aangepast kunnen worden. Wanneer gebruik is gemaakt van 25 softwarematige besturing, is een dergelijke instelling middels bekende technieken eenvoudig te realiseren.

Tussen de schakelwaarden bij toenemende snelheid en afnemende snelheid is een verschil ingebouwd. Hiermee wordt voorkomen dat de hydraulische omschakelklep gaat 30 "klapperen". Bij voorkeur zijn de schakelwaarden bij toenemende transportsnelheid groter dan de schakelwaarden bij afnemende transportsnelheid. Dit maakt het mogelijk om met behulp van slechts twee schakelcriteria, te weten de transportsnelheid en de status (serie of parallel), te 35 schakelen. Wanneer aan deze voorwaarde niet wordt voldaan is een derde schakelcriterium, te weten het toe- of i afnemen van de transportsnelheid, noodzakelijk om op juiste wijze te kunnen schakelen.

: ril 01 GOSS

7

De inrichting volgens de uitvinding werkt als volgt:

Bij het starten van de inrichting zijn de hydraulische circuits parallel geschakeld, dat wil zeggen 5 dat leiding 14 middels klep 13 met leiding 16 is verbonden. Het vereiste te leveren volume hydraulische vloeistof per hydropomp voor het opstarten van de diverse hydromotoren is nu zo laag mogelijk, hetgeen het starten vergemakkelijkt. Wanneer de strooier een snelheid van 3 10 kilometer per uur heeft bereikt, wordt dit gedetecteerd met behulp van de pulsgever/teller 18 en stuurt de computer 17 een signaal naar de omschakelklep 13, die vervolgens de hydraulische circuits koppelt door leiding 14 met leiding 15 te verbinden. Dit heeft als gevolg dat 15 een groter volume hydraulische vloeistof wordt aangeboden aan de strooiplaatmotor 7, die vervolgens met een hoger toerental kan draaien. De strooibreedte van de strooier neemt toe met het toerental. Wanneer de strooier vervolgens een snelheid van 25 kilometer per uur bereikt, 20 wordt dit gedetecteerd middels de pulsgever/teller en geeft de computer een signaal aan de omschakelklep, die vervolgens de hydraulische circuits weer scheidt door leiding 14 met leiding 16 te verbinden. Bij deze snelheid kan één hydropomp voldoende hydraulische vloeistof naar 25 de strooiplaatmotor sturen om deze op een voldoend hoog toerental draaiende te houden. Hiermee is voorkomen dat een ongewenst hoge warmteontwikkeling in het hydraulische systeem optreedt. Bij afnemende snelheid vindt het zojuist beschreven proces in omgekeerde volgorde plaats. 30 Bij een schakelwaarde van 20 kilometer per uur wordt van parallel naar serie geschakeld om de strooibreedte zo groot mogelijk te houden. Vervolgens wordt bij een schakelwaarde van 2 kilometer per uur van serie naar parallel geschakeld.

35 De uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot het getoonde en beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Het is bijvoorbeeld denkbaar om in plaats van één strooiplaat twee of meer strooiplaten toe te passen. De bijbehorende 1 010056 8 strooiplaatmotoren zijn bij voorkeur in serie geschakeld en zijn eveneens bij voorkeur in hetzelfde hydraulische circuit opgenomen. Het strooibeeld van de strooiplaten kan dan zo worden afgesteld dat ook het gedeelte van het 5 wegdek waar de strooier niet rijdt in dezelfde gang van strooimateriaal wordt voorzien. Daarnaast is het denkbaar om in plaats van een hydro-dubbelpomp twee hydraulische pompen toe te passen, één voor elk circuit. In ] voorkomende gevallen zou zelfs met één hydromotor, die 10 middels verdelers beide circuits kan aandrijven, kunnen worden volstaan.

»1010056

Claims (12)

1. Inrichting voor het uitstrooien van strooimateriaal, welke inrichting is ingericht voor plaatsing op een transportvoertuig en is voorzien van: een voorraadhouder voor het strooimateriaal; een aantal hydraulische onderdelen, zoals één 10 of meer strooiorganen voor het uitstrooien van het strooimateriaal en transportmiddelen voor het transporteren van het strooimateriaal van de voorraadhouder naar de strooiorganen; hydraulische pompmiddelen met ten minste één 15 zuigaansluiting en ten minste één persaansluiting, voor aandrijving van de hydraulische onderdelen; en een van de snelheid van het transportvoertuig afhankelijke aandrijving voor het aandrijven van de hydraulische pompmiddelen, 20 waarin de inrichting ten minste een eerste en een tweede hydraulisch circuit omvat waarover de hydraulische onderdelen zijn verdeeld, welke circuits parallel op de hydraulische pompmiddelen zijn aangesloten, met het kenmerk, dat middelen zijn voorzien 25 voor het bij een eerste schakelwaarde van een schakelgrootheid zodanig koppelen van de hydraulische circuits dat de in de circuits aanwezige hydraulische vloeistof in bedrijf aan de strooiorganen wordt toegevoerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de middelen zijn ingericht voor het bij de eerste schakelwaarde van de schakelgrootheid in serie schakelen van de hydraulische onderdelen in het eerste circuit, waarbij de in het tweede circuit aanwezige hydraulische 35 vloeistof in bedrijf aan de strooiorganen wordt toegevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin de middelen zijn ingericht voor het bij een tweede 1010056 a schakelwaarde van de schakelgrootheid parallel schakelen van de hydraulische circuits.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarin de schakelgrootheid de snelheid van het 5 transportvoertuig is en waarin de middelen meetmiddelen omvatten voor het meten van de transportsnelheid.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarin de aandrijving een loopwiel omvat en de meetmiddelen zijn ingericht voor het meten van de omloopsnelheid van het 10 loopwiel.

, 6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin de meetmiddelen een pulsgever omvatten, die aan het loopwiel is bevestigd.

- 7. Inrichting volgens conclusie 4, waarin de 15 meetmiddelen zijn ingericht voor het meten van de stroomsnelheid van de hydraulische vloeistof in ten minste één van de circuits.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de schakelwaarden van de 20 schakelgrootheid bij toenemende snelheid van het transportvoertuig verschillen van de schakelwaarden bij afnemende snelheid van het transportvoertuig.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarin de schakelwaarden van de schakelgrootheid bij toenemende 25 snelheid van het transportvoertuig groter zijn dan de schakelwaarden bij afnemende snelheid van het transportvoertuig.

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de middelen hydraulische 30 schakelmiddelen omvatten, zoals een hydraulische omschakelklep.

11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de hydraulische pompmiddelen een 1 dubbele hydropomp omvatten.

12. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de strooiorganen in een afzonderlijk hydraulisch circuit zijn opgenomen. 1010056