NL1010044C2 - Transportinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Transportinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voorzien van een geleidingsbaan waarlangs wagentjes verplaatsbaar zijn 5 en van aandrijfmiddelen met behulp waarvan de wagentjes kunnen worden aangedreven voor verplaatsing van de wagentjes langs de geleidingsbaan, waarbij een wagentje is voorzien van een plaat uit te magnetiseren materiaal.

Dergelijke transportinrichtingen worden gebruikt voor het 10 transporteren van goederen, bijvoorbeeld voor het transporteren van bagage van passagiers op vliegvelden en dergelijke, waarbij bijvoorbeeld iedere wagentje een apart voorwerp, zoals een koffer of dergelijke kan bevatten.

Deze wagentjes worden met verhoudingsgewijs grote snelheid 15 tussen bijvoorbeeld laad- en losstations verplaatst, terwijl de inrichting in de stations veelal voorzien is van mogelijkheden om een aantal wagentjes achter elkaar stilstaand op te stellen en om naar gewenst weer een of meerdere wagentjes verder te transporteren. De wagentjes kunnen daarbij langs de baan worden verplaatst met behulp 20 van aandrijfriemen of dergelijke of met behulp van lineaire motoren, die vast langs de geleidingsbaan zijn opgesteld en samenwerken met aan de wagentjes bevestigde zogenaamde reactieplaten uit te magnetiseren materiaal.

Voor het op gang brengen van een in het station of derge-25 lijk stilgezet wagentje wordt veelal gebruik gemaakt van een hellend gedeelte van de geleidingsbaan, zodat een wagentje, nadat het is vrijgegeven, onder invloed van de zwaartekracht in beweging zal komen. Een dergelijke hellende opstelling van een geleidingsbaan heeft echter een nadelige invloed op de bouwhoogte van de transportinrichting, 30 zodat reeds lang de wens bestaat naar een dergelijke transport inrichting, waarbij ook in een station, waar een of meerdere wagentjes worden stilgezet, de geleidingsbaan zich in een horizontaal vlak kan uitstrekken.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat in een 35 station langs de geleidingsbaan een drager is opgesteld, welke drager met behulp van een aandrijforgaan in draaiing te brengen is om een 1010044 2 draaiingsas, terwijl op een tweetal tenminste nagenoeg diametraal tegenover elkaar gelegen plaatsen magneten op de drager zijn aangebracht.

Indien in een dergelijk van een met magneten uitgeruste 5 drager voorzien station een wagentje stilstaat kan het wagentje in beweging worden gebracht door de drager in draaiing te brengen waarbij de magneten zullen samenwerken met de op het wagentje aangebrachte plaat uit te magnetiseren materiaal voor het in beweging brengen van het wagentje.

10 Het zal duidelijk zijn, dat zo op eenvoudige wijze het wagentje in beweging te brengen is, ook indien het wagentje op een horizontaal opgestelde geleidingsbaan is geplaatst.

In het algemeen zullen in het station meerdere, gezien in de lengterichting van de geleidingsbaan achter elkaar opgestelde 15 dragers zijn opgesteld, zodat meerdere in een station achter elkaar opgestelde stilstaande wagentjes een voor een en/of gelijktijdig in beweging kunnen worden gebracht.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een schematisch in bijgaande figuren weergegeven uitvoerings-20 voorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch in perspectief een deel van een transportinrichting.

Figuur 2 toont schematisch de opstelling van een wagentje en een daarmee samenwerkende drager met magneten.

25 Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede over de in figuur 2 weergegeven drager evenals de met deze drager verbonden aandrijfmotor.

In figuur 1 is schematisch een deel weergegeven van een transportinrichting, welke is voorzien van een door een tweetal steunrails 1 gevormde geleidingsbaan. Over deze geleidingsbaan zijn 30 wagentjes 2 verplaatsbaar, waarbij in het weergegeven voorbeeld de wagentjes 2 op de steunrails 1 worden ondersteund met behulp van zelf-; instellende loopwielen 3.

Verder zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld nabij de onderzijde van het wagentje om verticale draaiingsassen draaibare geleidings-35 wielen 4 aangebracht, die samenwerken met een zich evenwijdig aan de steunrails 15 uitstrekkende geleidingsrail 5.

i. 1 0 1 0 0 4 4 3

Bij voorkeur zal voor het aandrijven van de wagentjes langs de steunrails 1 gebruik worden gemaakt van tussen de steunrails opgestelde, niet nader weergegeven lineaire motoren, die samenwerken met een aan de onderzijde van het wagentje en schematisch in figuur 2 5 weergegeven zogenaamde reactieplaat 6 uit magnetiseerbaar materiaal, die in de praktijk in het algemeen is opgebouwd uit een uit aluminium bestaande plaat 7 en een daarboven gelegen ijzeren plaat 8. Tijdens normaal bedrijf kunnen de wagentjes 2 met behulp van de lineaire motoren langs de door de steunrails 1 gevormde geleidingsbaan worden 10 verplaatst in de richting volgens pijl A. Daarbij kan de snelheid van een wagentje 6 a 10 m/s bedragen.

In een station langs de geleidingsbaan waarin een of meerdere wagentjes in hoofdzaak op elkaar aansluitend tot stilstand kunnen worden gebracht is een in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld 15 door een trommel gevormde drager 9 opgesteld welke is bevestigd aan de uitgaande as 10 van een vast opgestelde elektromotor 11. Daarbij is de opstelling zodanig, dat de met de hartlijn van de uitgaande as 10 van de elektromotor 11 samenvallende draaiingsas van de trommel 9 zich bij voorkeur loodrecht op de lengterichting van de door de steunrails 1 20 gevormde geleidingsbaan uitstrekt.

Zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt zijn in twee diametraal tegenover elkaar gelegen plaatsen aan de buitenomtrek van de trommel 9 een of meerdere magneten 12 aangebracht. Verder zijn in de weergegeven uitvoeringsvorm aan weerszijden van de trommel 9 vast 25 opgestelde uit magnetiseerbaar materiaal, zoals ijzer bestaande platen 13 en 14 opgesteld, zodanig, dat deze platen met hun middens tenminste nagenoeg op een horizontaal vlak door de draaiingsas van de trommel 9 zijn gelegen.

Indien de motor 11 niet is bekrachtigd zal de trommel 9 met 30 de daaraan bevestigde magneten 12 automatisch de in figuur 2 weergegeven stand innemen, waarin de magneten 12 tegenover de platen 13 en 14 zijn gelegen, dit onder invloed van de samenwerking tussen de magneten 12 en de uit magnetiseerbaar materiaal bestaande platen 13 en 14.

35 Indien een wagentje 2 tot stilstand is gekomen boven de drager 9 kan indien gewenst het wagentje weer in de richting volgens 1010044 4 pijl A in beweging worden gebracht door de trommel in de richting volgens pijl B in draaiing te brengen. Daarbij zullen de magneten 12 onder de reactieplaat 6 van de wagen 2 door bewegen en worden er in de aluminium plaat 7 ringstromen geïntroduceerd, die een reactiekracht op 5 de wagen 2 tot gevolg hebben, zodanig, dat de wagen 2 in de richting 3 volgens pijl A in beweging zal worden gebracht.

De combinatie van toerental, magneten en grootte van luchtspleet tussen de reactieplaat 6 en de roterende magneten wordt daarbij bij voorkeur zodanig gekozen, dat een maximale snelheid van ~ 10 2,5-3 m/s van een wagentje 2 kan worden bewerkstelligd, dit om onge wenst grote botskrachten te voorkomen tussen wagentjes 2, die in een station worden aangedreven door enige, gezien in de lengterichting van de transportinrichting achter elkaar opgestelde, van magneten voorziene dragers.

15 Indien meerdere van magneten voorziene dragers gezien in de lengterichting van de transportband achter elkaar zijn opgesteld en boven deze dragers meerdere wagentjes tot stilstand zijn gebracht zal 7 door een geschikte aansturing van de verschillende de dragers aan drijvende motoren 9 kunnen worden bewerkstelligd, dat de desbe-20 treffende wagentjes een voor een in beweging worden gebracht of dat meerdere van de wagentjes gelijktijdig in beweging worden gebracht.

Zodra de aandrijving van een trommel vormige drager 9 wordt stopgezet zal deze drager automatisch terugkeren in de in figuur 2 — weergegeven stand door de samenwerking van de magneten 12 met de 25 platen 13 en 14 waarbij in deze stand de invloed van de magneten 12 op voorbij bewegende wagentjes 2 minimaal zal zijn.

| Door gebruik te maken van een omkeerbare elektromotor 11 kan de drager 9 ook in een richting tegengesteld aan pijl B in draaiing worden gebracht waardoor een remkracht op een voorbij bewegend 30 wagentje 2 kan worden uitgeoefend.

Ofschoon zoals hierboven gezegd bij voorkeur gebruik zal worden gemaakt van lineaire motoren voor het aandrijven van de wagentjes 2 zal het ook mogelijk zijn om de wagentjes 2 langs de geleidingsbaan aan te drijven met behulp van op de wagentjes aan-35 grijpende riemen of dergelijke.

1010044 5

Verder behoeft uiteraard geen gebruik te worden gemaakt van door wieltjes ondersteunde wagentjes, maar zal het ook denkbaar zijn gebruik te maken van wagentjes of bakken, die met behulp van glij-blokken op de geleidingsrails rusten.

5 Een verdere mogelijkheid bestaat in het toepassen van een om een verticale as draaibare drager, die in twee ongeveer diametraal tegenover elkaar gelegen plaatsen is voorzien van magneten. In een dergelijke uitvoeringsvorm zal dus gezien in figuur 2 de draaiingsas van de drager zich ongeveer loodrecht op de platen 7 en 8 uitstrekken. 10 De opstelling van de om een dergelijke verticale as draaibare drager zal daarbij zodanig zijn, dat tijdens draaiing van de drager in hoofdzaak slechts een van de beide magneten onder de platen 7 en 8 zal zijn gelegen om een elkaar onderling tegenwerken van de magneten tegen te gaan.

15 Een verdere mogelijkheid is een uit magnetiseerbaar materiaal bestaande plaat aan een zijkant of aan een tweetal tegenover elkaar gelegen zijkanten van het wagentje of dergelijke aan te brengen. Bij een desbetreffende van een plaat voorziene zijkant van een wagentje of dergelijke zal dan weer een om een verticale draai-20 ingsas draaibare drager kunnen zijn opgesteld, die voorzien is van twee ongeveer diametraal tegenover elkaar opgestelde magneten, die op soortgelijke wijze als hierboven besproken met de desbetreffende uit magnetiseerbaar materiaal bestaande plaat kunnen samenwerken voor het weer in beweging brengen van een stilstaand wagentje of dergelijke.

25 Bij een uitvoering met een verticaal opgestelde drager kan ook gebruik worden gemaakt van met de platen 13 en 14 vergelijkbare platen uit magnetiseerbaar materiaal voor het instellen van de drager in een stand waarin de magneten een minimale invloed op de bewegende wagentjes uitoefenen bij stilstaande drager. Gezien in de beoogde 30 verplaatsingsrichting van de wagentjes zal daarbij een dergelijke plaat voor en een dergelijke plaat achter de drager zijn opgesteld, zodanig dat bij stilstaande drager de verbindingslijn tussen de middens van de op de desbetreffende drager bevestigde magneten tenminste nagenoeg evenwijdig aan de beoogde verplaatsingsrichting van de 35 wagentjes zal verlopen.

1010044

Claims (10)

1. Transportinrichting voorzien van een geleidingsbaan waarlangs wagentjes verplaatsbaar zijn en van aandrijfmiddelen met s 5 behulp waarvan de wagentjes kunnen worden aangedreven voor verplaatsing van de wagentjes langs de geleidingsbaan, waarbij een ] wagentje is voorzien van een plaat uit magnetiseerbaar materiaal, met het kenmerk, dat in een station langs de geleidingsbaan een drager is _ opgesteld voor samenwerking met een aan het wagentje bevestigde plaat = 10 uit magnetiseerbaar materiaal, welke drager met behulp van een aan- drijforgaan in draaiing te brengen is om een draaiingsas, terwijl op een tweetal tenminste nagenoeg diametraal tegenover elkaar gelegen plaatsen magneten op de drager zijn aangebracht.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat de transportinrichting verder is voorzien van met de plaat uit te magnetiseren materiaal samenwerkende lineaire motoren voor het ver plaatsen van het wagentje langs de geleidingsbaan.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de plaat uit magnetiseerbaar materiaal nabij de onderzij- 20 de van het wagentje is aangebracht.

4. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een drager draaibaar is om een zich ten minste nagenoeg horizontaal en dwars op de lengterichting van de geleidingsbaan uitstrekkende draaiingsas. ^ 25 5. Transportinrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een drager draaibaar is om een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende draaiingsas.

5. Transportinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, , , dat de drager samenwerkt met een in hoofdzaak verticaal staande plaat :J 30 uit magnetiseerbaar materiaal. i i % • 7. Transportinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de plaat nabij een zijkant van het wagentje is aangebracht.

8. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de drager vast opgestelde 35 platen uit magnetiseerbaar materiaal zijn aangebracht, zodanig, dat de 1010044 middens van deze platen ongeveer in een vlak door de draaiingsas van de drager zijn gelegen.

9. Transportinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat gezien in de beoogde verplaatsingsrichting van de wagentjes een 5 plaat voor en een plaat achter de drager is opgesteld.

10. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager wordt aangedreven door een omkeerbare elektromotor.

11. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat, gezien in de lengterichting van de geleidings- baan in een station meerdere dragers achter elkaar zijn opgesteld.

12. Transportinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de dragers onafhankelijk van elkaar aan te drijven zijn. 1010044