NL1008590C2 - Weeginrichting. - Google Patents

Description

Titel: Weeginrichting

De uitvinding heeft betrekking op een weeginrichting voorzien van een aantal grijpers, die elk zijn ingericht voor het daarin opnemen van een te wegen voorwerp, waarbij elke grijper via een verbinding is gemonteerd op een 5 transporteur, zodat de grijpers langs een grijpertraject beweegbaar zijn opgesteld, waarbij elke grijper is voorzien van een eerste geleide-element dat over althans een deel van het grijpertraject over een weegoppervlak van ten minste één weegelement beweegt, waarbij het gewicht van de grijper en 10 het zich daarin bevindende voorwerp via het eerste geleide-element wordt overgedragen op het ten minste ene weegelement.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP-A-0 687 508. Het bezwaar van deze bekende 15 inrichting is dat de verbinding tussen elke grijper en de transporteur wordt gevormd door een samenstel van ten minste twee evenwijdige stangen die enerzijds elk met een scharnier zijn verbonden met de grijper en anderzijds elk met een scharnier zijn verbonden met de transporteur. Ten behoeve 20 van het doel waarvoor de bekende inrichting bestemd is, namelijk het wegen van vruchten zoals appels, paprika's en dergelijke, is de nauwkeurigheid van de bekende inrichting voldoende. Voor sommige toepassingen echter, is een hogere nauwkeurigheid vereist. Met name is een hogere 25 nauwkeurigheid vereist voor het zeer nauwkeurig wegen van eieren. Bij de bekende inrichting moet rekening worden gehouden met een weegfout van ± 1,5 gram. De uitvinding beoogt een weeginrichting waarbij een weegfout van maximaal circa ± 0,2 gram optreedt. De weegfout bij de bekende 30 inrichting wordt met name veroorzaakt door de wrijving in de scharnieren van de parallelle stangen. Bovendien is het traject dat de transporteur doorloopt en daarmee tevens de trajecten die de grijpers doorlopen niet zeer nauwkeurig 1003500 2 bepaald als gevolg van speling en maatvariaties in de transporteur. Als gevolg van de genoemde onnauwkeurigheid van het traject dat de transporteur doorloopt, gebeurt het regelmatig dat de parallelle stangen niet een horizontale 5 positie innemen wanneer het eerste geleide-element over het weegoppervlak van het weegelement beweegt. Als gevolg hiervan zal de door de transporteur op de grijper uitgeoefende kracht ten behoeve van het transport resulteren in een verticale krachtscomponent die wordt opgevangen door 10 het weegelement, zodat de meting op ongewenste wijze wordt beïnvloed.

De uitvinding beoogt een weeginrichting van het in de aanhef beschreven type zonder de hierboven beschreven nadelen, dat wil zeggen een inrichting die een zeer 15 nauwkeurige weging kan uitvoeren terwijl de voorwerpen worden getransporteerd.

De inrichting van het in de aanhef vermelde type wordt hiertoe volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de verbinding tussen elke grijper en de transporteur is 20 voorzien van ten minste één samenstel van buigzame organen, die elk in een richting loodrecht op het ten minste ene weegoppervlak over een bijzonder lage veerconstante beschikken.

Doordat de verbinding tussen de transporteur en de 25 grijper wordt gevormd door ten minste één samenstel van buigzame organen, die elk in een richting loodrecht op het ten minste ene weegoppervlak over een bijzonder lage veerconstante beschikken, - gedacht kan worden aan een veerconstructie die kleiner is dan ca. 0,1 N/mm - kan de 30 verbinding scharnierloos worden uitgevoerd. Als gevolg van deze scharnierloze verbinding kan de weging geen beïnvloeding ondervinden van in scharnieren optredende wrijvingskrachten, die zich bij de weeginrichting volgens de stand der techniek wel voordoen. Als gevolg van het 35 ontbreken van scharnieren en daarin optredende wrijvingskrachten kan een bijzonder nauwkeurige weging ’ 1008590 4 3 worden gerealiseerd, waarbij een nauwkeurigheid van circa ± 0,1 gram haalbaar is.

Bij voorkeur zijn het eerste geleide-element en het of elk weegelement opgesteld boven een zich in de betreffende 5 grijper opgenomen voorwerp. Hierdoor wordt verhinderd dat vuil dat met de voorwerpen wordt meegetransporteerd op het weegelement of het geleide-element belandt.

Een eerste uitvoeringsvorm van de weeginrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door één samenstel van 10 buigzame organen, die zodanig ten opzichte van het eerste geleide-element zijn opgesteld dat deze organen, althans wanneer het eerste geleide-element over een genoemd weegoppervlak beweegt, alle op trek zijn belast. In de praktijk is het samenstel van buigzame organen uitgevoerd 15 als een drietal flexibele strippen of bladveren die in een driehoeksconfiguratie zijn opgesteld, waarbij het geleide-element zich binnen deze driehoek bevindt, zodat, wanneer het geleide-element een wrijvingskracht ondervindt doordat het over het weegoppervlak beweegt, aan alle drie de strips 20 wordt getrokken. Als gevolg van een dergelijke uitvoering behoudt de grijper ook tijdens de weging een stabiele positie.

Een tweede uitvoeringsvorm van de weeginrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door een tweede geleide-25 element en een referentiegeleiding waarover het tweede geleide-element beweegt, althans wanneer het eerste geleide-element over een genoemd weegoppervlak beweegt, waarbij een verbindingspunt tussen de transporteur en althans dat buigzame orgaan dat zich het dichtst bij het eerste geleide-30 element bevindt, in een richting loodrecht op het ten minste ene weegoppervlak verplaatsbaar is, waarbij de positie van het verplaatsbare verbindingspunt wordt gestuurd door samenwerking van het tweede geleide-element en het referentievlak, zodanig dat althans het of elk buigzame 35 orgaan dat is voorzien van een verschuifbaar verbindingspunt zich in hoofdzaak evenwijdig aan het ten minste ene 1003590 4 weegoppervlak uitstrekt wanneer het eerste geleide-element over een genoemd weegoppervlak beweegt.

Als gevolg van het feit dat althans het buigzame orgaan dat zich het dichtst bij het eerste geleide-element bevindt 5 zich tijdens de weging evenwijdig aan het weegoppervlak uitstrekt, zal dat buigzame orgaan dat de meeste trekkracht ondervindt geen verticale krachtcomponent op het weegoppervlak overdragen. Verplaatsing van de grijper onder invloed van speling en maatonnauwkeurigheid in het 10 transportsysteem in een richting loodrecht op het ' weegoppervlak heeft als gevolg van het verplaatsbaar opgestelde verbindingspunt geen invloed op de weging, zodat een zeer hoge weegnauwkeurigheid kan worden bewerkstelligd. ξ Een derde uitvoeringsvorm van de weeginrichting volgens i 15 de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de verbinding tussen elke grijper en de transporteur is voorzien van een eerste en een tweede samenstel van organen, waarbij de weeginrichting is voorzien van een tweede geleide-element en een referentiegeleiding waarover het tweede geleide-element 20 beweegt, althans wanneer het eerste geleide-element over een genoemd weegoppervlak beweegt, waarbij het eerste samenstel een verbinding vormt tussen het tweede geleide-element en de - transporteur, waarbij het tweede samenstel een verbinding vormt tussen het tweede geleide-element en de grijper, 25 waarbij de organen van het tweede samenstel buigzame organen 4 zijn, die elk in een richting loodrecht op het weegoppervlak i over een bijzonder lage veerconstante beschikken, waarbij I het eerste en het tweede geleide-element en het ten minste ene weegoppervlak en de referentiegeleiding zodanig ten 30 opzichte van elkaar zijn opgesteld, dat de buigzame organen van het tweede samenstel zich in hoofdzaak evenwijdig aan het ten minste ene weegoppervlak uitstrekken wanneer het eerste geleide-element over een genoemd weegoppervlak beweegt.

35 Ook met een dergelijke uitvoering van de weeginrichting wordt door de transporteur geen verticale krachtcomponent 4 1008590 §81 5 van de transportkracht op het weegoppervlak uitgeoefend doordat de buigzame organen van het tweede samenstel zich in hoofdzaak evenwijdig aan het weegoppervlak uitstrekken. De weeginrichting volgens de derde uitvoeringsvorm beschikt 5 derhalve over een bijzonder hoge nauwkeurigheid. De organen van het eerste samenstel kunnen zijn uitgevoerd als buigzame organen. In een alternatieve nadere uitwerking kunnen de organen van het tweede samenstel zijn uitgevoerd als stangen die met hun uiteinden scharnierbaar zijn verbonden met 10 enerzijds de transporteur en anderzijds een tussenstuk dat het tweede geleidingselement draagt.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna aan de hand van een drietal uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de 15 tekening, verder worden verduidelijkt.

Opgemerkt zij nog dat uit de Franse octrooiaanvrage FR-A-2 327 523 een weeginrichting bekend is die is voorzien van een samenstel van buigzame organen. Dit is echter niet een weeginrichting waarbij de voorwerpen worden gewogen 20 terwijl deze worden getransporteerd. De problematiek waarvoor de uitvinding de oplossing verschaft, dat wil zeggen het minimaliseren van de beïnvloeding van de weging door transportkrachten speelt bij de inrichting bekend uit de Franse publicatie geen enkele rol.

25 In de tekening toont figuur 1 een principeschets van een gedeelte van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting; figuur 2 toont een dragerdeel van de eerste uitvoeringsvorm; figuren 3 en 4 tonen perspectiefaanzichten van 30 grijperonderdelen; figuur 5 toont een zij-aanzicht van een gedeelte van de eerste uitvoeringsvorm in samengestelde toestand; figuur 6 toont een perspectiefaanzicht van een gedeelte van de eerste uitvoeringsvorm; 35 figuur 7 toont een dragerdeel van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting; 1003590 6 figuur 8 toont een zij-aanzicht van een gedeelte van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting; figuur 9 toont een perspectiefaanzicht van een gedeelte van de tweede uitvoeringsvorm van de inrichting; 5 figuur 10 toont een principeschets van een gedeelte van de derde uitvoeringsvorm van de inrichting; figuur 11 toont een praktische uitwerking van het in figuur 10 weergegeven deel van de derde uitvoeringsvorm; figuur 12 toont een perspectiefaanzicht van het 10 dragerdeel van de derde uitvoeringsvorm; figuur 13 toont een perspectiefaanzicht van een gedeelte van de derde uitvoeringsvorm; figuur 14 toont een perspectiefaanzicht van een gedeelte van de eerste uitvoeringsvorm van de inrichting, waarbij het i 15 eerste geleide-element op het punt staat over het weegoppervlak van een weegelement te bewegen; en figuur 15 toont een zij-aanzicht van een vierde uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting.

Alle weergegeven uitvoeringsvormen hebben betrekking op 20 een weeginrichting voorzien van een aantal grijpers 1, die elk zijn ingericht voor het daarin opnemen van een te wegen voorwerp E, zoals bijvoorbeeld een ei. De grijpers 1 zijn via een verbinding gemonteerd op dwarssstaven 2 van een eindloze transporteur. De dwarsstaven 2 zijn met hun 25 uiteinden verbonden met kettingen of dergelijke eindloze elementen die elk zijn gespannen rond een keerwiel en een aandrijfwiel. In het algemeen is op elke dwarsstaaf 2 een aantal grijpers naast elkaar gemonteerd, zodat de transporteur is voorzien van een aantal rijen grijpers 1, 30 welke rijen zich in de transportrichting uitstrekken. De grijpers 1 worden door de transporteur langs een | grijpertraject bewogen. Teneinde de grijper 1 op de dwarsstaven 2 van de transporteur te bevestigen is per grijper op de dwarsstaven een zogenaamd dragerdeel 3, 23 of 35 38 gemonteerd.

1008590 7

Het dragerdeel 3 dat behoort bij de eerste uitvoeringsvorm van de weeginrichting volgens de uitvinding is in perspectief weergegeven in figuur 2. De grijper 1 is via een verbinding verbonden met het dragerdeel 3. Bij de in 5 de figuren 1, 5 en 6 weergegeven eerste uitvoeringsvorm wordt deze verbinding gevormd door een samenstel van buigzame organen 4, 5, 6. De grijper 1 is verder voorzien van een geleide-element 7 dat over althans een deel van het grijpertraject over een weegoppervlak 8 van ten minste één 10 weegelement beweegt. Wanneer het eerste geleide-element 7 niet over een weegoppervlak beweegt rust de grijper 1 in een vatting 9 van het dragerdeel 3. Elke grijper 1 is voorzien van een bedieningshefboom 10 en veermiddelen 11. De veermiddelen zijn voorgespannen voor het in een gesloten 15 stand houden van de grijper 1. De grijper 1 kan met behulp van de bedieningshefboom 10 tegen de veerkracht van de veermiddelen 11 in worden geopend. De vatting 9 waarin de grijper 1 rust wanneer er geen weging plaatsvindt, is zodanig uitgevoerd dat deze de bij bediening van de 20 bedieningshefboom 10 optredende reactiekrachten opvangt. De grijper 1 is voorzien van een lijfdeel 12, een scharnierassensamenstel 13 en een tweetal grijperschalen 14, 15 waarvan de hoekstand is gekoppeld door een tweetal tandwielsegmenten 14a, 15a. Het assensamenstel 13 is 25 voorzien van twee assen 16, 17 waarop de grijperhelften 15, respectievelijk 14 scharnierbaar zijn gemonteerd. Het assensamenstel 13 en het lijf 12 zijn elk voorzien van een tweetal nokken 18, 19 die in de vatting 9 van het dragerdeel 3 vallen en waarmee de verticale bewegingsvrijheid van de 30 grijper 1 wordt begrensd.

Bij aandrijving van de transporteur bewegen de dwarsstaven 2 zich in de richting van de pijl P. Wanneer het eerste geleide-element 7 over het weegoppervlak 8 beweegt, wordt de grijper 1 uit de vatting 9 gelicht, zodat het 35 gewicht van de grijper 1 en het zich daarin bevindende voorwerp E op het weegoppervlak 8 rust. De verbinding tussen 1008590 8 het dragerdeel 3 en de grijper 1 wordt gevormd door de buigzame organen 4, 5, 6 die kunnen zijn uitgevoerd als flexibele strips met een bijzonder grote flexibiliteit, zoals bijvoorbeeld een kunststoffoliestrip. De buigzame i 5 organen kunnen eveneens zijn uitgevoerd als bladveren met een zeer grote flexibiliteit. Wanneer het eerste geleide-element 7 van het weegoppervlak 8 is afbewogen en er geen weging plaatsvindt, rust de grijper 1 met de nokken 18, 19 in de vatting 9. Op dat moment is er een stabiele verbinding 10 tussen de grijper 1 en de dwarsstaven 2 van de transporteur via het dragerdeel 3.

= De tweede uitvoeringsvorm van een weeginrichting volgens de uitvinding is voorzien van een tweede geleide-element 20 en een referentiegeleiding 21 waarover het tweede geleide-15 element 20 beweegt, althans wanneer het eerste geleide-element 7 over een genoemd weegoppervlak 8 beweegt. De grijper 1 is via een ten opzichte van de eerste uitvoeringsvorm aangepast dragerdeel 23 op een dwarsstaaf 2 van de transporteur gemonteerd. Een verbindingspunt 24 van 20 het buigzame orgaan 4 dat zich het dichtst bij het eerste geleide-element 7 bevindt en het dragerdeel 23 is in een richting die loodrecht op het ten minste ene weegoppervlak 8 verplaatsbaar. De positie van het verplaatsbare verbindingspunt 24 wordt gestuurd door samenwerking van het 25 tweede geleide-element 20 en het referentievlak 21, zodanig dat het buigzame orgaan 4 dat is voorzien van het verplaatsbare verbindingspunt 24 zich in hoofdzaak evenwijdig aan het weegoppervlak 8 uitstrekt wanneer het eerste geleide-element 7 over het genoemde weegoppervlak 30 beweegt. Het dragerdeel 23 is hiertoe voorzien van een koppelstuk 22 dat het tweede geleide-element 20 en het verbindingspunt 24 draagt. Het koppelelement 22 is voorzien van een asstomp 25 die in verticale richting verschuifbaar is gelegerd in een sleufgat 26 in het dragerdeel 23. Het 35 dragerdeel 23 is tevens voorzien van een sleufvormige opening 27 waardoorheen het geleide-element 20 reikt. Deze | j 1008590 9 onderdelen zijn duidelijk zichtbaar weergegeven in figuur 7. In figuren 8 en 9 zijn het dragerdeel 23 en de grijper 1 in zij-, respectievelijk perspectiefaanzicht in samengestelde toestand weergegeven. In het onderhavige 5 uitvoeringsvoorbeeld beschikt slechts één buigzaam orgaan 4 over een verplaatsbaar verbindingspunt 24. Het spreekt vanzelf dat ook de andere buigzame organen 5, 6 van een verplaatsbaar verbindingspunt kunnen zijn voorzien.

Figuur 10 toont een schematisch zij-aanzicht van een 10 derde uitvoeringsvorm van de inrichting waarbij de verbinding tussen de grijper 1 en de dwarsstaven 2 van de transporteur is voorzien van een eerste en een tweede samenstel van buigzame organen 30, 31, 32, 33, respectievelijk 34, 35, 36. De organen 34-36 van het tweede 15 samenstel zijn buigzame organen met een zeer lage veerconstante. De organen 30-33 van het eerste samenstel zijn relatief stijf en bevatten elk bijvoorbeeld slechts twee knikpunten, die een soort scharnierbeweging mogelijk maken. De grijper 1 is voorzien van twee grijperdelen 14, 20 15, een grijperhefboom 10, veermiddelen 11 voor het in de gesloten stand voorspannen van de grijperelementen 14, 15, een lijf 12, een assensamenstel 13 zoals weergegeven in figuur 3 en een eerste geleide-element 7 dat is verbonden met het lijf 12 van de grijper 1. De grijper 1 rust met de 25 pennen 18, 19 in een vatting 37 van het dragerdeel 38 dat is gemonteerd op een dwarsstaaf 2 van de transporteur. De derde uitvoeringsvorm is verder voorzien van een tweede geleide-element 39 dat samenwerkt met een referentiegeleiding 40, althans wanneer het eerste geleide-element 7 over een 30 weegoppervlak 8 beweegt. Het tweede geleide-element 39 is gemonteerd op een tussenstuk 41 dat enerzijds is verbonden met de organen 30, 31, 32, 33 van het eerste samenstel en anderzijds met de buigzame organen 34, 35, 36 van het tweede samenstel. Ten behoeve van de duidelijkheid zijn in figuur 35 10 de buigzame organen 34, 35, 36 aan de ene zijde van het tussenstuk 41 weergegeven en de organen 30, 31, 32, 33 aan 1 0 0 8 5 9 0 10 de andere zijde van het tussenstuk 41 weergegeven. In het in figuren 11 en 13 weergegeven praktische uitvoeringsvoorbeeld van de derde uitvoeringsvorm zijn de organen 30, 31, 32, 33 ten opzichte van de in figuur 10 schematisch weergegeven 5 uitvoering omgeklapt, zodat het geheel compacter is uitgevoerd.

Met name uit figuur 11 blijkt duidelijk dat de buigzame organen 30, 31, 32, 33 met de linkeruiteinden zijn verbonden met het dragerdeel 38 en zich naar rechts toe uitstrekken.

10 De rechteruiteinden van de buigzame organen 30, 31, 32, 33 zijn verbonden met het tussenstuk 41 dat tevens het tweede geleide-element 39 draagt. Het tweede geleide-element 39 werkt samen met een referentiegeleiding 40. Vanaf het tussenstuk 41 strekken zich weer naar links de buigzame 15 organen 34, 35, 36 van het tweede samenstel uit die met de linker uiteinden zijn verbonden met de grijper 1. Verticale verplaatsing van de dwarsstaaf 2 van de transporteur, welke verticale verplaatsing bijvoorbeeld kan optreden door speling in de transporteur of doorhangen van de staven 2, 20 wordt volledig gecompenseerd wanneer het eerste geleide-element 7 over het weegoppervlak 8 beweegt doordat de verticale positie van het tussenstuk 41 wordt gestuurd door samenwerking van het tweede geleide-element 39 met de referentiegeleiding 40. Doordat de positie van de 25 referentiegeleiding 40 vast is ten opzichte van de positie van het weegoppervlak 8 wordt bewerkstelligd dat de buigzame organen 34, 35, 36 van het tweede samenstel zich tijdens de weging volkomen evenwijdig aan het weegoppervlak 8 uitstrekken. Aldus wordt verhinderd dat de transportkracht 30 een verticale krachtcomponent op het weegoppervlak 8 overdraagt. Het spreekt vanzelf dat de buigzame organen 30, 31, 32, 33 op druk moeten kunnen worden belast aangezien deze stroomafwaarts van het tussenstuk 41 zijn opgesteld en derhalve een drukkracht van het dragerdeel 38 ondervinden om 35 de wrijvingskracht te overwinnen die het eerste geleidingselement 7 en het tweede geleidingselement 39 van ! 1008590 11 respectievelijk het weegoppervlak 8 en de referentiegeleiding 40 ondervinden. De buigzame organen 34, 35, 36 van het tweede samenstel zijn op trek belast en kunnen derhalve zeer flexibel zijn uitgevoerd. Daar waar de 5 figuren 11 en 13 een praktisch uitvoeringsvorm tonen van een inrichting waar de organen 30-33 van het eerste samenstel zijn omgeklapt ten opzichte van de in figuur 10 schematisch weergegeven uitvoering, toont figuur 15 een uitvoeringsvorm waarbij het tussenstuk 41 zodanig is uitgevoerd dat de 10 buigzame organen 34-36 van het tweede samenstel tussen de organen van het eerste samenstel zijn opgesteld, zodat in wezen door een in elkaar schuiven van de in figuur 10 schematisch weergegeven uitvoering een bijzonder compacte inrichting is verkregen. Opgemerkt zij, dat overeenkomstige 15 verwijzingscijfers uit figuren 11 en 13 enerzijds en figuur 15 anderzijds verwijzen naar overeenkomstige onderdelen.

Tenslotte toont figuur 14 nogmaals de uitvoeringsvorm die is weergegeven in figuren 5 en 6 direct voordat deze op het weegoppervlak 8 van een weegelement 42 beweegt. Het is 20 duidelijk dat alvorens het eerste geleide-element 7 op het weegoppervlak 8 rust de grijper 1 via een oplooptraject 43 uit de vatting 9 wordt gelicht. Vervolgens wordt nadat het weegoppervlak 8 is gepasseerd de grijper 1 via een aflooptraject 44 weer geleidelijk in de vatting 9 van het 25 dragerdeel 3 neergelaten. Door het oplooptraject 43 wordt verhinderd dat de grijper 1, wanneer deze het weegoppervlak 8 bereikt een verticale beweging doorloopt, welke verticale beweging de nauwkeurigheid van de meting van het weegelement 42 nadelig zou kunnen beïnvloeden. Bij het in figuur 14 30 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het weegelement 42 enkelvoudig uitgevoerd. Dat wil zeggen per rij grijpers 1, welke rijen grijpers zich in de transportrichting van de transporteur uitstrekken is de weeginrichting voorzien van één weegelement 42. Bij voorkeur wordt, wanneer wordt 35 gekozen voor één weegelement dit weegelement uitgevoerd als een weegcel.

1 00 859 0 12

Volgens een alternatieve uitvoering is het echter tevens mogelijk dat per rij grijpers 1 meer weegelementen 42 zijn voorzien. Zo kunnen per rij bijvoorbeeld drie weegcellen zijn aangebracht die elk zijn voorzien van een eigen 5 weegoppervlak 8. De weegcellen kunnen zowel van het gedempte als het ongedempte type zijn.

Bij voorkeur omvat de weeginrichting een verwerkingseenheid die is aangesloten op het of elk weegelement 42 en die is ingericht voor het uit de door het 10 of elk weegelement 42 afgegeven signaal afleiden van een aan ^ het gewicht van het voorwerp E gerelateerde waarde. Een dergelijke verwerkingseenheid kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een computer die rekenkundige en/of ; statistische bewerkingen uitvoert op de gemeten signalen 15 teneinde de aan het gewicht van het voorwerp E gerelateerde waarde te bepalen.

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.

20 1008590

Claims (14)

1. Weeginrichting voorzien van een aantal grijpers (1), die elk zijn ingericht voor het daarin opnemen van een te wegen voorwerp (E), waarbij elke grijper (1) via een verbinding (4, 5, 6,; 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36) is 5 gemonteerd op een transporteur (2), zodat de grijpers (1) langs een grijpertraject beweegbaar zijn opgesteld, waarbij elke grijper (1) is voorzien van een eerste geleide-element (7) dat over althans een deel van het grijpertraject over een weegoppervlak (8) van ten minste één weegelement (42) 10 beweegt, waarbij het gewicht van de grijper (1) en het zich daarin bevindende voorwerp (E) via het eerste geleide-element (7) wordt overgedragen op het ten minste ene weegelement (42), met het kenmerk, dat de verbinding (4, 5, 6,; 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36) tussen elke grijper (1) en 15 de transporteur (2) is voorzien van ten minste één samenstel van buigzame organen (4, 5, 6; 30-36), die elk in een richting loodrecht op het ten minste ene weegoppervlak (8) over een bijzonder lage veerconstante beschikken.

2. Weeginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat het eerste geleide-element (7) en het of elk weegelement (42) boven een in de betreffende grijper (1) opgenomen voorwerp zijn opgesteld.

3. Weeginrichting volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door één samenstel van buigzame organen (4, 5, 6), die 25 zodanig ten opzichte van het eerste geleide-element (7) zijn opgesteld dat deze organen (4, 5, 6), althans wanneer het eerste geleide-element (7) over een genoemd weegoppervlak (8) beweegt, alle op trek zijn belast.

4. Weeginrichting volgens één der conclusies 1-3, 30 gekenmerkt door een tweede geleide-element (20) en een referentiegeleiding (21) waarover het tweede geleide-element (20) beweegt, althans wanneer het eerste geleide-element (7) over een genoemd weegoppervlak (8) beweegt, waarbij een 1üü 859 0 verbindingspunt (24) tussen de transporteur (2) en althans dat buigzame orgaan (4) dat zich het dichtst bij het eerste geleide-element (7) bevindt, in een richting loodrecht op het ten minste ene weegoppervlak (8) verplaatsbaar is, 5 waarbij de positie van het verplaatsbare verbindingspunt (24) wordt gestuurd door samenwerking van het tweede geleide-element (20) en het referentiegeleiding (21), zodanig dat althans het of elk buigzame orgaan (4) dat is voorzien van een verplaatsbaar verbindingspunt (24) zich in 10 hoofdzaak evenwijdig aan het ten minste ene weegoppervlak d (8) uitstrekt wanneer het eerste geleide-element (7) over een genoemd weegoppervlak (8) beweegt.

“ 5. Weeginrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verbinding tussen elke grijper (1) en de 15 transporteur (2) is voorzien van een eerste en een tweede samenstel van organen (30-33, resp. 34-36), waarbij de weeginrichting is voorzien van een tweede geleide-element (39) en een referentiegeleiding (40) waarover het tweede geleide-element (39) beweegt, althans wanneer het eerste 20 geleide-element (7) over een genoemd weegoppervlak (8) beweegt, waarbij het eerste samenstel (30-33) een verbinding vormt tussen het tweede geleide-element (39) en de transporteur (2), waarbij het tweede samenstel (34-36) een verbinding vormt tussen het tweede geleide-element (39) en 25 de grijper (1), waarbij de organen van het tweede samenstel buigzame organen zijn die elk in een richting loodrecht op het weegoppervlak (8) over een bijzonder lage veerconstante beschikken, waarbij het eerste en het tweede geleide-element (7, 39) en het ten minste ene weegoppervlak (8) en de 30 referentiegeleiding (40) zodanig ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, dat de buigzame organen (34-36) van het tweede samenstel zich in hoofdzaak evenwijdig aan het ten minste ene weegoppervlak (8) uitstrekken wanneer het eerste geleide-element (7) over een genoemd weegoppervlak (8) 3. beweegt. 1008590 15'

6. Weeginrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de organen (30-33) van het eerste samenstel zijn uitgevoerd als buigzame organen die in een richting loodrecht op het weegoppervlak (8) over een bijzonder lage 5 veerconstante beschikken.

7. Weeginrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de organen (30-33) van het eerste samenstel zijn uitgevoerd als stangen die met hun uiteinden scharnierbaar zijn verbonden met enerzijds de transporteur (2) en 10 anderzijds een tussenstuk (41) dat het tweede geleidingselement (7) draagt.

8. Weeginrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buigzame organen (4-6, 34-36) flexibele strips zijn met een bijzonder grote flexibiliteit.

9. Weeginrichting volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de buigzame organen (4-6, 30-36) bladveren zi jn.

10. Weeginrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke grijper (1), wanneer het bij de 20 betreffende grijper (1) behorende eerste geleide-element (7) niet over het weegoppervlak (8) beweegt, rust in een vatting (9, 37) die vast is verbonden met de transporteur (2), zodat het of elk buigzame orgaan (4-6, 30-36) onbelast is.

11. Weeginrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, 25 dat elke grijper (1) is voorzien van een bedieningshefboom (10) en van veermiddelen (11), welke veermiddelen (11) zijn voorgespannen voor het in een gesloten stand houden van de grijper (1), waarbij de grijper (1) met behulp van de bedieningshefboom (10) tegen de veerkracht van de 30 veermiddelen (11) kan worden geopend, waarbij de vatting (9, 37) waarin een betreffende grijper (1) rust zodanig is uitgevoerd, dat deze de bij bediening van de bedieningshefboom (10) optredende reactiekrachten opvangt.

12. Weeginrichting volgens één der voorgaande conclusies, 35 gekenmerkt door een aantal rijen grijpers (1), welke rijen zich in een transportrichting uitstrekken, waarbij de 1008590 inrichting per rij grijpers (1) is voorzien van ten minste één, als weegcel uitgevoerd weegelement (42) voorzien van één weegoppervlak (8).

13. Weeginrichting volgens conclusie 12, gekenmerkt door 5 een aantal rijen grijpers (1), welke rijen zich in een transportrichting uitstrekken, waarbij de inrichting per rij grijpers (1) is voorzien van drie, als weegcellen uitgevoerde weegelementen (42), die elk zijn voorzien van een weegoppervlak (8).

14. Weeginrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van een verwerkingseenheid die is aangesloten op het of elk weegelement (42) en die is ingericht voor het uit de door het of elk weegelement (42) afgegeven signaal afleiden van een aan het gewicht van het voorwerp (E) 15 gerelateerde waarde. ' 1008590