NL1007853C1 - Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van gespaakte wielen. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van gespaakte wielen. Download PDF

Info

Publication number
NL1007853C1
NL1007853C1 NL1007853A NL1007853A NL1007853C1 NL 1007853 C1 NL1007853 C1 NL 1007853C1 NL 1007853 A NL1007853 A NL 1007853A NL 1007853 A NL1007853 A NL 1007853A NL 1007853 C1 NL1007853 C1 NL 1007853C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spoke
hub
support
head
hub flange
Prior art date
Application number
NL1007853A
Other languages
English (en)
Inventor
Marcel Cruyff
Henk Brugge
Antonius Simon Admiraal
Original Assignee
Holland Mechanics Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1006988A external-priority patent/NL1006988C2/nl
Application filed by Holland Mechanics Bv filed Critical Holland Mechanics Bv
Priority to NL1007853A priority Critical patent/NL1007853C1/nl
Priority to PCT/NL1998/000489 priority patent/WO1999012754A1/nl
Priority to AU90061/98A priority patent/AU9006198A/en
Priority to DE69804818T priority patent/DE69804818T2/de
Priority to EP98941904A priority patent/EP1011989B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1007853C1 publication Critical patent/NL1007853C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23QDETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
    • B23Q7/00Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting
    • B23Q7/10Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting by means of magazines
    • B23Q7/106Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting by means of magazines with means to deliver a certain quantity
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60BVEHICLE WHEELS; CASTORS; AXLES FOR WHEELS OR CASTORS; INCREASING WHEEL ADHESION
    • B60B31/00Apparatus or tools for assembling or disassembling wheels
    • B60B31/005Apparatus or tools for assembling or disassembling wheels especially for spoked wheels
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60BVEHICLE WHEELS; CASTORS; AXLES FOR WHEELS OR CASTORS; INCREASING WHEEL ADHESION
    • B60B31/00Apparatus or tools for assembling or disassembling wheels
    • B60B31/02Apparatus or tools for assembling or disassembling wheels for tightening or straightening wire spokes in situ; for extracting spokes from wheels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Automatic Assembly (AREA)

Description

* INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET INSTEKEN VAN SPAKEN IN GATEN VAN EEN NAAFFLENS.
De uitvinding betreft een inrichting voor het insteken 5 van spaken in gaten van een naafflens van een naaf omvattende een naafsteun voor het in horizontale stand ondersteunen van een naafas, rotatiemiddelen voor het roteren van de naaf om de naafas, een sensor voor het detecteren van de gaten in de naafflens, twee of meer aan weerszijden 10 van de naafflens geplaatste spaakinstekers omvattende een spaakbak voor het opslaan van spaken, spaaksorteermiddelen waarmee steeds een van een haakse kop en een schacht voorziene spaak uit de spaakbak kan worden afgezonderd, een tussen een spaakopvangpositie en een insteekpositie beweeg-15 bare spaakhouder waarin een door de spaaksorteermiddelen afgezonderde spaak kan worden opgevangen en die voorzien is . van spaakgeleidingsmiddelen voor het geleiden van de spaak tijdens het insteken alsmede van een uitstootopening waardoor een spaak tijdens het insteken door een gat in de 20 naafflens wordt gestoken, positioneringsmiddelen voor het met behulp van de sensor positioneren van de naafsteun en de spaakhouders ten opzichte van elkaar en besturingsmidde-len voor het besturen van de inrichting.
Een dergelijke inrichting is bekend uit EP A 0424050. 25 Het nadeel van de bekende inrichting is dat de spaak onvoldoende nauwkeurig ten opzichte van de uitstootopening wordt geleid. De in de bekende inrichting getoonde verende klep heeft als doel de luchtstroom bij het uitschieten van de spaak een hoge snelheid te geven en de verende klep rust 30 tijdens het insteken niet tegen de spaak waardoor deze verschillende posities in kan nemen ten opzichte van de uitstootopening. Aangezien de speling om de spaak in het gat in de naafflens zeer gering is, bijvoorbeeld minder dan 0,5 mm, is door de speling van de spaak in de uitstootopening 35 de positionering van de spaak te niet nauwkeurig genoeg 1007853 2 waardoor de spaak tegen de rand van het gat kan stoten of soms met het schroefdraad op de schacht van de spaak op de rand van het gat blijft hangen, hetgeen storing geeft.
Ten einde dit nadeel op te heffen omvatten de spaakge-5 leidingsmiddelen ter plaatse van de uitstootopening een spaaksteun en een verend element waarmee tijdens het insteken de schacht van de spaak tegen de spaaksteun wordt gedrukt en welk verend element wegdrukbaar is door de kop van de spaak. Hierdoor wordt bereikt dat de spaak tijdens het 10 insteken altijd nauwkeurig gepositioneerd is waardoor minder storing optreedt.
Overeenkomstig een uitvoeringsvorm is het verend element uitgevoerd als bladveer. Een dergelijke uitvoering is eenvoudig en neemt weinig plaats in waardoor de uitstoot-15 opening nabij de flens gebracht kan worden.
Overeenkomstig een verdere verbetering is de spaaksteun boven het verend element geplaatst. Hierdoor kan de spaak met de kop naar beneden ingevoerd worden en kan het verend element na het invoeren de kop omhoog drukken, het-20 geen het naar beneden vallen van de schacht na het insteken versterkt. Hierdoor wordt bereikt dat de spaken na het insteken naar beneden hangen, zodat deze tijdens het roteren in de naafsteun niet vastlopen en storing geven.
Bij de bekende inrichting is het een nadeel dat de in 25 de spaakhouder vallende en opgevangen spaken als ze in beperkte mate krom zijn kunnen klemlopen tegen de spaakgelei-dingsmiddelen.
Teneinde hier verbetering in te brengen omvatten de spaakgeleidingsmiddelen een spaakhouderbodem, spaakhouder-30 wanden en nabij de uitstootopening een spaakhouderboven- plaat die met de uitstootopening een spaakkanaal vormen dat aan de aandrijfzijde waar de spaak wordt opgevangen rondom 1-2 mm groter is dan de er doorheen te bewegen spaak. Hierdoor wordt klemlopen van de spaken voorkomen terwijl door 1007853 3 het geleiden van de spaak bij de uitstootopening de spaak voldoende nauwkeurig gepositioneerd wordt.
Overeenkomstig een uitvoeringsvorm heeft het spaakka-naal aan de aandrijfzijde waar de spaak wordt opgevangen 5 een afmeting van ongeveer S bij 8 mm.
Overeenkomstig een verdere verbetering kan het spaak-kanaal met behulp van een aandrijving voorziene geleidemid-delen aan de bovenzijde begrensd worden nadat een spaak op de bodem gevallen is. Hierdoor wordt voorkomen dat als de 10 spaak tijdens het induwen blijft haperen deze zal verbuigen en wegknikken of als een veer uit de spaakhouder springt.
Overeenkomstig een verdere verbetering maakt de spaak-houderbodem een hoek met de spaakhouderwanden. Hierdoor komt de in de spaakhouder vallende spaak sneller stil te 15 liggen. Een met de kop naar beneden vallende spaak valt op de kop en het uiteinde van de schacht en veert dan enigszins door en springt weer op. Dit kan enkele malen gebeuren hetgeen tijd kost waardoor de capaciteit van de inrichting vermindert. Door de spaakhouderbodem een hoek te laten ma-20 ken met de spaakhouderwanden stuitert de verende spaak tegen een spaakhouderwand en komt sneller stil te liggen.
Bij de bekende inrichting is het niet mogelijk om de uitstootopeningen vlak bij de naafflens te brengen voor die gaten waarbij de spaken van tussen de flenzen naar buiten 25 gestoken moeten worden. De spaakhouders lopen dan klem tegen de flenzen als de insteekrichting min of meer in de lengterichting van het gat in de naafflens is, hetgeen noodzakelijk is als de speling tussen een spaak en een gat in de naafflens klein is.
30 Teneinde bovengenoemd nadeel te vermijden worden over eenkomstig een verdere verbetering de spaakgeleidingsmidde-len over een afstand van 40 tot 80 mm van de uitstootopening gevormd door een wand die aan de naar de naaf gerichte zijde een wanddikte heeft die kleiner is dan 0,5-1,0 mm.
35 Hierdoor wordt bereikt dat de spaak vlak langs een naaf- 1007853 4 flens in een gat in de overliggende flens kan worden gestoken.
Overeenkomstig een verdere verbetering v/orden de spaakgeleidingsmiddelen over een afstand van tenminste 80 5 mm van de uitstootopening gevormd door een wand die aan de naar de naaf gerichte zijde een wanddikte heeft die kleiner is dan 0,5-1,0 mm. Hierdoor kan de uitstootopening in een rechte lijn naar het gat in de overliggende flens worden bewogen, waardoor de spaakhouder naar de naafflens kan wor-10 den bewogen met een slede.
Overeenkomstig een verdere verbetering van de uitvinding is tussen de spaaksorteermiddelen en de spaakhouder een spaakrichter aangebracht voor het naar beneden draaien van de kop van een afgezonderde spaak en waarbij in de 15 spaakhouder de spaakgeleidingsmiddelen de kop van de spaak zodanig geleiden dat de kop van de spaak naar beneden gericht blijft. Voor het goed vallen van de spaak na het insteken is het essentieel dat de kop naar beneden hangt.
Door de spaak met naar beneden hangende kop te positioneren 20 en maatregelen te nemen dat de spaak niet kan roteren wordt dit gewaarborgd.
Overeenkomstig een uitvoering omvat de spaakrichter een spaakopvang voor een afgezonderde spaak alsmede een in de richting van de kop van de opgevangen spaak beweegbaar 25 richtstempel. Hierdoor wordt de spaak op eenvoudige wijze op de gewenste wijze gepositioneerd.
Tijdens het vullen roteert de naaf teneinde het volgende gat voor de insteker te brengen. Daarbij steken de spaken uit de gaten in de naafflenzen. Bij de bekende in-30 richting kunnen de spaken de toevoer van naven belemmeren waardoor storing kan ontstaan.
Teneinde bovengenoemd nadeel te vermijden kunnen de naven met een grijper uit een wachtpositie worden toegevoerd naar de naafsteun. Door een grijper te gebruiken kun-35 nen de naven probleemloos getransporteerd worden.
1007853 5
Overeenkomstig een uitvoeringsvorm kan de grijper een van de naafflenzen vastklemmen. Hierdoor wordt de naaf in axiale richting eenduidig gepositioneerd, zodat plaatsen op de naafsteun eenvoudig is.
5 Bij de bekende inrichting waarbij de rotatiemiddelen een tegen de naafflens drukkende aandrijfrol omvatten en de beschreven bekende techniek worden de spaken aan de bovenzijde van de naafflenzen ingestoken. Hierdoor vallen de ingestoken spaken voor een deel op de as van de naaf, waar-10 door de spaken in de war kunnen raken en storing ontstaat.
Overeenkomstig een aspect van de uitvinding zijn in de insteekpositie van de spaakhouder de spaakinstekers en de daarmee samenwerkende sensor gericht op een richtgat dat in een horizontale vlak door de naafas ligt en waarbij de aan-15 drijfrol boven het horizontale vlak tegen de naafflens drukt. Hierdoor kunnen de ingestoken spaken vrij vallen, zonder dat ze de naaf of de aandrijfrol raken.
Overeenkomstig een uitvoeringsvorm drukt de aandrijf-rol tegen de naafflens in een richting van ongeveer 45 tot 20 75 graden met het horizontale vlak.
Overeenkomstig een ander aspect van de uitvinding omvat de naafsteun twee steunen waarbij een eerste steun instelbaar is op een voor de afmetingen van een naaf afhankelijke positie en waarbij een tweede steun met een steun-25 aandrijving elke te vullen naaf tegen de eerste steun drukt. Hierdoor is de naafsteun eenvoudig instelbaar voor een naaf van andere afmetingen en zijn naven van dezelfde afmetingen snel in de inrichting in te spannen.
Overeenkomstig een ander aspect van de uitvinding 30 staan twee spaakinstekers en de bijbehorende sensor op een vaste positie en kunnen twee spaakinstekers en de bijbehorende sensor op een instelbare positie geplaatst worden waarbij in de insteekpositie van de spaakhouders de uit-stootopeningen door middel van koppeling van de instelbare 35 posities een min of meer constante afstand van elkaar hou- 1ΠΠ7853 6 den. Hierdoor is het omstellen op een andere naafafmeting eenvoudig mogelijk doordat beide instelbare spaakinstekers tegelijk op de goede positie gebracht worden.
Tevens omvat de uitvinding een werkwijze voor het in-5 steken van spaken in gaten van een naafflens van een met een naafsteun in horizontale stand gehouden naaf met twee of meer aan weerszijden van de naafflens geplaatste spaakinstekers waarbij met spaaksorteermiddelen een van een haakse kop en een schacht voorziene spaak uit een spaakbak 10 wordt afgezonderd en wordt opgevangen in een spaakhouder die tijdens het insteken de spaak geleid met spaakgelei-dingsmiddelen eindigend in een uitstootopening, waarbij tijdens het insteken een spaak uit de uitstootopening door een gat in de naafflens wordt gestoken nadat met behulp van 15 een sensor en besturingsmiddelen de naafsteun en de spaak-geleidingsmiddelen zodanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat het gat en de schacht van de spaak min of meer in lijn staan.
Zoals hiervoor besproken is deze werkwijze bekend uit 20 EP A 0424050. Het nadeel van de bekende inrichting is dat niet altijd zeker is dat de spaak nadat hij is ingestoken met de kop naar beneden hangt, zodat de schacht van de spaak kan vallen.
Teneinde bovengenoemd nadeel te vermijden wordt voor 25 het insteken de uitstootopening naar de naafflens bewogen tot een afstand van de naafflens die kleiner is dan de diameter van de kop van de spaak en dat tijdens het insteken door roteren en geleiden van de kop totdat deze de uitstootopening verlaat wordt zeker gesteld dat de kop van de 30 geheel ingestoken spaak naar beneden is gericht. Door de naar beneden gerichte kop van de spaak te geleiden totdat de schacht van de spaak na het insteken aan de andere zijde van de naaflens naar beneden kan vallen, wordt voorkomen dat de kop omhoog draait en het vallen van de schacht naar 35 beneden kan blokkeren.
1007853 7
In de bekende inrichting wordt na het insteken van een spaak in een gat van de eerste naafflens een volgend gat in de tweede naafflens voor de insteekpositie gebracht door het zodanig roteren van de naafflens dat de ingestoken 5 spaak naar beneden beweegt. Hierdoor blijven de ingestoken spaken vrij van gaten waarvan de positie nog gedetecteerd moet worden. Indien de gaten in beide naafflenzen niet versprongen zitten, zoals gebruikelijk, maar door loszittende flenzen of fabricage fouten in rotatierichting vlak bij el-10 kaar zitten, dan kan het volgende gat niet goed gedetecteerd worden.
Ten einde dit nadeel te vermijden wordt allereerst de naafflens over 0,5-1 gatdiameter in tegengestelde richting geroteerd. Hierdoor wordt zeker gesteld dat het volgende 15 gat gevonden wordt, ook al zou het op dezelfde rotatieposi-tie als het gevulde gat in de andere naafflens zitten.
De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden die worden besproken met behulp van een tekening, waarin 20 figuur 1 het bovenaanzicht van een navenvuller volgens de uitvinding toont, figuur 2 een zijaanzicht volgens II-II van de navenvuller volgens figuur 1 toont, figuur 3 een zijaanzicht van een uitvoering van een 25 spaaksorteerder toont, figuur 4 een schematisch zijaanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van een spaakhouder zoals toegepast kan worden in de inrichting volgens figuur 1, figuur 5 de doorsnede V-V van figuur 4 toont, 30 figuur 6 de uitstootopening van de spaakhouder volgens figuur 4 toont, figuur 7 de doorsnede VII-VII van figuur 6 toont, figuur 8 de uitstootopening na het insteken van een spaak door het gat in een naafflens toont, 35 figuur 9 een naafflens met een ingestoken spaak toont, 1 007853 8 figuur 10 een schematisch zijaanzicht toont van een tweede uitvoeringsvorm van de spaakhouder volgens figuur 4, figuur 11 de doorsnede XI-XI van figuur 10 toont/ en figuur 12 de doorsnede XII-XII van figuur 10 toont.
5 De figuren geven de verschillende onderdelen schema tisch weer, waarbij bekende en gebruikelijke constructies, zoals bijvoorbeeld aandrijfcilinders, bevestigingen en dergelijke niet altijd zijn weergegeven. In de verschillende figuren zijn overeenkomstige onderdelen zoveel mogelijk 10 voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.
Een met spaken te vullen naaf 1 met een naafas 2 steunt op een assteun 3 die uit twee delen bestaat. Het eerste deel van de assteun 3 is bevestigd aan een slede 4, die in de richting van de naafas 2 bewogen kan worden met 15 een handinstelling 5. In een andere uitvoeringsvorm is in plaats van de handinstelling 5 een stappenmotor voorzien, die gekoppeld is met de besturing. Hierdoor kan de inrichting eenvoudig omgesteld worden op een naaf van een andere afmeting, als deze afmeting in de besturing bekend is.
20 Het tweede deel van de assteun 3 is bevestigd aan een slede 6 die eveneens in de richting van de naafas 2 bewogen kan worden met een luchtcilinder 7. De slede 6 is bevestigd op een haaks op de richting van de naafas 2 met een eerste positioneerspindel 9 beweegbare slede 8 en de slede 4 op 25 een haaks op de richting van de naafas 2 met een tweede positioneerspindel 11 beweegbare slede 10. De sleden 8 en 10 zijn door middel van rechtgeleidingen bevestigd op een frame 23.
De positioneerspindels 9 en 11 zijn aan elkaar gekop-30 peld met een getande riem 12 en worden aangedreven met een aandrijving 13. Op de sleden 8 en 10 zijn steunen 14 en 15 bevestigd, waaraan een grijpersteun 16 is bevestigd. In de grijpersteun 16 is een hierna te bespreken grijper beweeg- 1007853 9 baar bevestigd voor het transporteren van te vullen naven van een toevoerband 17 naar de naafsteun 3.
Aan de grijpersteun is ook een motor 20 met een brede aandrijfrol 18 en een smalle aandrijfrol 19 bevestigd. Deze 5 aandrijfrollen laten de naaf 1 om de naafas 2 roteren waarbij de gaten 81 in naafflenzen 78 afwisselend in een eerste richtpunt P en een tweede richtpunt Q gebracht worden. Teneinde de gaten 81 op de richtpunten P en Q te brengen worden de motor 20 en de aandrijving 13 aangestuurd met een 10 besturing en met behulp van hierna te bespreken sensoren. Bij naven met gaten 81 op een constante straal is het niet nodig om de aandrijving 13 steeds te gebruiken en is het voldoende om de gaten 81 te vinden door de naaf 1 om de naafas 2 te roteren. Voor slechte naven kan ook de positie 15 van de naafas 2 aangepast worden voor elk gat 81 door de aandrijving 13 te benutten.
Het eerste richtpunt P is instelbaar op de breedte van de naaf 1 en heeft een instelbare invoerrichting m. Door dit richtpunt P worden de spaken met een instelbare spaak-20 insteker 27 en een spaakhouder 40 toegevoerd aan de buitenzijde van de naafflens 78, en met een instelbare spaakin-steker 25 en een spaakhouder 36 aan de binnenzijde van de naafflens 78. Met een sensorstraal SI wordt gedetecteerd of het gat 81 van de flens 78 in het richtpunt P staat, de 25 sensorstraal SI loopt van een zender 37 naar een ontvanger 41. De positie van de spaakinstekers 25 en 27 is instelbaar doordat ze op een slede 24 en respectievelijke een slede 26 gemonteerd zijn. Deze sleden 24 en 26 zijn met rechtgelei-dingen op het frame 23 gemonteerd en kunnen bewegen in de 30 richting van de naafas 2. Daartoe zijn ze gekoppeld via een spindel 28 een getande riem 30, een as 31, een getande riem 32 en een spindel 33 en worden aangedreven met een motor 29. Deze instelling wordt gebruikt als een naaf 1 van andere afmetingen moet worden gevuld met spaken. Doordat de 35 zender 37 en de ontvanger 41 tegelijk versteld worden met 1007853 10 de spaakinstekers/ blijven deze ook gericht op het richtpunt P.
Het tweede richtpunt Q is stationair en heeft een vaste invoerrichting 1. Door dit richtpunt Q worden de spaken 5 met een stationaire spaakinsteker 21 en een spaakhouder 34 toegevoerd aan de buitenzijde van de naafflens 78, en met een stationaire spaakinsteker 22 en een spaakhouder 38 aan de binnenzijde van de naafflens 78. Met een sensorstraal S2 wordt gedetecteerd op het gat 81 van de flens 78 in het 10 richtpunt Q staat, de sensorstraal S2 loopt van een zender 35 naar een ontvanger 39.
In figuur 2 is de naaf 1 getoond zoals deze afsteunt op de naafsteun 3. De naaf 1 wordt met de aandrijfrollen 18, 19 in de naafsteun 3 gedrukt met een niet getoonde 15 luchtcilinder, waarbij de aandrijfrollen 18, 19 en de motor 20 met een slede 43 langs de rechtgeleiding kunnen bewegen. De plaats van de aandrijfrollen 18, 19 is boven de richtpunten P en Q, zodat de ingestoken en naar beneden hangende spaken S er van vrij blijven.
20 Voor de toevoer van de naven van de toevoerband 17 naar de naafsteun 3 wordt gebruik gemaakt van een grijper 56. Een slede 45 beweegt langs een geleiding 44 onder invloed van een niet getoonde luchtcilinder. In de slede 45 is een grijperas 46 roteerbaar bevestigd, waarbij de rota-25 tie gestuurd wordt door een nok 47 en een geleideplaat 48. Door de beweging langs de slede 44 roteert de grijperas 46 zodat de grijper 56 afwisselend naar de naafsteun 3 of naar de toevoerband 17 gericht is. Een bovenklem 49 en een onderklem 50 kunnen door een luchtcilinder omhoog en omlaag 30 bewogen worden, waarbij de beweging gekoppeld is via een getande riem 51 en schijven 52. Hierdoor wordt bereikt dat het midden tussen klemrollen 53 steeds op dezelfde hoogte blijft. Een buffer 54 zorgt ervoor dat de grijper steeds op dezelfde plaats stopt, zodat het hart van de toegevoerde 35 naaf precies op de goede positie ten opzichte van de naaf- 1007853 11 steun 3 staat. De toevoerband 17 is voorzien van een flensgeleiding 55, zodat steeds tenminste één flens 78 op dezelfde plaats ligt, zodat deze op de goede positie ten opzichte van de klemrollen 53 ligt.
5 In figuur 3 is een uitvoeringsvorm van een spaaksor- teerder 57 getoond. Een voorraad spaken 58 ligt in een bak en wordt daar met een brede tweezijdig getande riem 59 uitgetild. De riem wordt aangedreven met een intermitterende aandrijving 61, die steek voor steek verplaatst. Teneinde 10 de spaken niet tot een vaste bundel te laten verworden is er een duwer 62.
Tussen de tanden van de riem 59 kunnen één of meer spaken liggen. Aan de bovenzijde worden overtollige spaken tussen de tanden uitgeduwd met een uitduwschijf 60, zodat 15 steeds tussen de uitduwschijf 60 en de kap 63 één spaak overblijft.
In figuur 4 en 5 is schematisch de werking van de spaakhouder getoond. Onder de kap 63 van de spaaksorteerder liggen de spaken gereed. Na een signaal valt een spaak naar 20 de richtpositie en blijft liggen op twee pallen 68. vervolgens beweegt een richtkop 69 naar de spaak en richt de kop naar beneden. De richtkop 69 wordt bewogen met een cilinder 70. De pallen 68 zijn bevestigd aan een spaakhouderwand 74. De pallen 68 geven de spaak vrij en deze valt op de spaak-25 houderbodem 66, die enigszins schuin is zodat de spaak niet of slechts kort stuitert. Vervolgens beweegt de spaakhouder met sleeden 65 langs een geleiding 64 naar de naafflens 78. De geleiding 64 loopt in de invoerrichting 1 of m. Tijdens het invoeren wordt de spaakhouder zo ver naar de naafflens 30 bewogen dat deze er bijna tegenaan ligt.
Nadat de spaak op de spaakhouderbodem 66 ligt wordt de spaak aan de bovenzijde opgesloten met een begrenzing 67. Dit kan een omgezette plaat zijn of ook enkele pennetjes, waardoor de beweging ophoog van de spaak wordt voorkomen.
35 In de spaakhouder is rondom de spaak enige ruimte, bijvoor- 1 007853 12 beeld 1-2 mm, zodat een kromme spaak niet vastloopt. Ook is de spaakhouder zodanig vormgegeven dat de kop van de spaak makkelijk langs de randen glijdt zonder vast te lopen.
De spaak wordt in invoerrichting geduwd met een snaar 5 75 die wordt aangedreven met een motor 71 en een daarop be vestigde rubberen rol. Op de kop van de snaar is een metalen deel 73 aangebracht dat door de sensor 72 kan worden gedetecteerd en dat tegen de kop van de spaak S duwt.
In figuur 6 en 7 is getoond hoe de spaak S aan het 10 uiteinde van de spaakhouder bij de uitstootopening nauwkeurig gepositioneerd wordt. Daartoe wordt de spaak S met een bladveer 76 tegen een geleideplaat 77 geduwd. De geleide-plaat 77 is gemaakt van dun sterk staal met een dikte van minder dan 1,0mm en bij voorkeur minder dan 0,5mm en is ge-15 vormd zoals getoond zodat de spaakhouder vlak langs de naafflenzen 78 geleid kan worden. Ook aan de bovenzijde is de geleiding zeer dun uitgevoerd, opdat de spaakhouder ook onder de rollen 18 en 19 geleid kan worden.
In figuur 8 en 9 is getoond hoe zeker gesteld wordt 20 dat de kop van de spaak S bij het insteken naar beneden blijft, zodat de spaak S met de haakse kop door het gat 81 in een naafflens 78 draait onder invloed van het gewicht van de spaak S. De kop van de spaak wordt met het metalen deel 73 van de snaar tegen de flens 78 geduwd. De kop van 25 de spaak S komt pas op het laatste stukje vrij van de geleiding die er voor zorgt dat de kop naar beneden gericht blijft. De bladveer 76 duwt de kop omhoog waardoor deze ook onder invloed van het gewicht van de spaak S door het gat 81 in de flens 78 naar beneden draait.
30 In figuren 10, 11 en 12 is een tweede uitvoeringsvorm van een spaakhouder getoond in een positie dat de spaak S voor het gat 81 in de naafflens 78 is geplaatst. De spaak S wordt door de veer 76 tegen de geleideplaat 77 gedrukt. De geleideplaat 77 is in deze uitvoering bevestigd aan de 35 spaakhouderbodem 66 en een steunstrip 79. Zoals getoond is 10078n 13 in figuur 10 vormen de geleideplaat 77 en de steunstrip 79 een kanaal dat aan de naar de naaf 1 gekeerde zijde aan de onderkant open is, zodat de veer 76 tegen de schacht van de spaak S kan drukken waardoor deze nauwkeurig gepositioneerd 5 wordt. De spaakhouder is op een afstand a van de naafflens 78 gepositioneerd, waarbij a kleiner dan de diameter van de kop van de spaak is, bijvoorbeeld kleiner dan 3 mm. Nadat de spaak S met zijn kop naar beneden op de spaakhouderbodem 66 gevallen is wordt de begrenzing 67 om een kantelas 80 10 gekanteld. In een andere uitvoeringsvorm is de begrenzing 67 gekanteld tijdens het vallen van de spaak S, waardoor deze tussen de begrenzing 67 en de spaakhouderwand 74 klem loopt. Daarna wordt de begrenzing 67 langzaam geopend en valt de spaak S op de spaakhouderbodem 66 zonder te stuite- 15 ren. De begrenzing 67 wordt vervolgens weer gesloten. Daarna wordt de spaak door het metalen deel 73 door het gat 81 in de naafflens 78 geduwd. Tijdens dit duwen van de spaak S door het gat 81 ontstaan op de spaak S krachten waardoor deze om zijn langs-as zou gaan roteren. Om dit te voorkomen 20 lopen de geleideplaat 77 en de steunstrip 79 door tot vlak bij de naafflens 78.
De spaakhouder wordt op een afstand van minder dan 3 mm van de naafflens 78 gebracht, waarbij een flens 78 van beide zijden met spaken gevuld kan worden. Daarbij moeten 25 dus twee van de vier spaakhouders langs een flens 78 kunnen bewegen in de invoerrichting 1 of m. De afstand tussen de flenzen 78 kan bijvoorbeeld 8 tot 12 cm Zijn. Door de twee betreffende spaakhouders over 4 tot 8 cm of eventueel over tenminste 8 cm zeer smal uit te voeren, door de geleide 30 plaat 77 zeer dun uit te voeren, kan de betreffende spaakhouder langs de naafflens bewegen. De invoerrichting 1 en m maken daarbij een hoek van ongeveer 10° met een vlak door de naafas 2.
1007853

Claims (18)

1. Inrichting voor het insteken van spaken (S) in gaten (81) van een naafflens (78) van een naaf (1) omvattende een naafsteun (3) voor het in horizontale stand on- 5 dersteunen van een naafas (2), rotatiemiddelen (18,19,20) voor het roteren van de naaf om de naafas, een sensor (35, 37,39,41) voor het detecteren van de gaten in de naafflens, twee of meer aan weerszijden van de naafflens geplaatste spaakinstekers (21,22,25,27) omvattende een spaakbak voor 10 het opslaan van spaken, spaaksorteermiddelen (57) waarmee steeds een van een haakse kop en een schacht voorziene spaak uit de spaakbak kan worden afgezonderd, een tussen een spaakopvangpositie en een insteekpositie beweegbare spaakhouder (34,36,38,40) waarin een door de spaaksorteer-15 middelen afgezonderde spaak kan worden opgevangen en die voorzien is van spaakgeleidingsmiddelen (66,67,74,77,79) voor het geleiden van de spaak tijdens het insteken alsmede van een uitstootopening waardoor een spaak tijdens het insteken door een gat in de naafflens wordt gestoken, positi-20 oneringsmiddelen voor het met behulp van de sensor positioneren van de naafsteun en de spaakhouders ten opzichte van elkaar en besturingsmiddelen voor het besturen van de inrichting met het kenmerk, dat de spaakgeleidingsmiddelen ter plaatse van de uitstootopening een spaaksteun (77) en 25 een verend element (76) omvatten waarmee tijdens het insteken de schacht van de spaak tegen de spaaksteun wordt gedrukt en welk verend element wegdrukbaar is door de kop van de spaak.
2. Inrichting voor het insteken van spaken volgens 30 conclusie 1 met het kenmerk, dat het verend element (76) is uitgevoerd als bladveer.
3. Inrichting voor het insteken van spaken volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat de spaaksteun (77) boven het verend element is geplaatst. 1007853
4. Inrichting voor het insteken van spaken volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de spaakgeleidingsmiddelen een spaakkanaal vormen dat aan de aandrijfzijde waar de spaak wordt opgevangen rondom tenmin- 5 ste 1-2 mm groter is dan de er doorheen te bewegen spaak.
5. Inrichting voor het insteken van spaken volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat het spaakkanaal aan de aandrijfzijde waar de spaak wordt opgevangen een afmeting heeft van ongeveer 5 bij 8 mm.
6. Inrichting voor het insteken van spaken volgens conclusie 4 of 5 met het kenmerk, dat het spaakkanaal aan de aandrijfzijde met behulp van van een aandrijving voorziene geleidemiddelen (67) aan de bovenzijde begrensd kan worden.
7. Inrichting voor het insteken van spaken volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de spaakgeleidingsmiddelen over een afstand van 40 tot 80 mm van de uitstootopening gevormd worden door een wand die aan de naar de naaf gerichte zijde een wanddikte heeft die 20 kleiner is dan 0,5-1,0 mm.
8. Inrichting voor het insteken van spaken volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de spaakgeleidingsmiddelen over een afstand van tenminste 80 mm van de uitstootopening gevormd worden door een wand die 25 aan de naar de naaf gerichte zijde een wanddikte heeft die kleiner is dan 0,5-1,0 mm.
9. Inrichting voor het insteken van spaken volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat tussen de spaaksorteermiddelen en de spaakhouder een spaakrichter 30 (69,70) is aangebracht voor het naar beneden draaien van de kop van een afgezonderde spaak en waarbij in de spaakhouder de spaakgeleidingsmiddelen de kop van de spaak zodanig geleiden dat de kop van de spaak naar beneden gericht blijft. 1007853
10. Inrichting voor het insteken van spaken volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat de spaakrichter een spaakopvang (68) voor een afgezonderde spaak omvat alsmede een in de richting van de kop van de opgevangen spaak be- 5 weegbaar richtstempel (69).
11. Inrichting voor het insteken van spaken volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de naven met een grijper (56) uit een wachtpositie kunnen worden toegevoerd naar de naafsteun.
12. Inrichting voor het insteken van spaken vol gens conclusie 11 met het kenmerk, dat de grijper een van de naafflenzen kan vastklemmen.
13. Inrichting voor het insteken van spaken volgens een der voorgaande conclusies waarbij de rotatiemidde- 15 len een tegen de naafflens drukkende aandrijfrol (18,19) omvatten met het kenmerk, dat in de insteekpositie van de spaakhouder de spaakinstekers en de daarmee samenwerkende sensor gericht zijn op een richtgat (P,Q) dat in een horizontale vlak door de naafas ligt en waarbij de aandrijfrol 20 boven het horizontale vlak tegen de naafflens drukt.
14. Inrichting voor het insteken van spaken volgens conclusie 13 met het kenmerk, dat de aandrijfrol tegen de naafflens drukt in een richting van ongeveer 45 tot 75 graden met het horizontale vlak.
15. Inrichting voor het insteken van spaken vol gens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de naafsteun twee steunen omvat waarbij een eerste steun (4) instelbaar is op een voor de afmetingen van een naaf afhankelijke positie en waarbij een tweede steun (6) met een 30 steunaandrijving (7) elke te vullen naaf tegen de eerste steun drukt.
16. Inrichting voor het insteken van spaken volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat twee spaakinstekers (21,22) en de bijbehorende sensor op 1007853 een vaste positie staan en twee spaakinstekers (25,27) en de bijbehorende sensor op een instelbare positie geplaatst kunnen worden waarbij in de insteekpositie van de spaakhou-ders de uitstootopeningen door middel van koppeling van de 5 instelbare posities een min of meer constante afstand van elkaar houden.
17. Werkwijze voor het insteken van spaken (S) in gaten (81) van een naafflens (78) van een met een naafsteun (3) in horizontale stand gehouden naaf (1) met twee of meer 10 aan weerszijden van de naafflens geplaatste spaakinstekers (21,22,25,27) waarbij met spaaksorteermiddelen (57) een van een haakse kop en een schacht voorziene spaak uit een spaakbak wordt afgezonderd en wordt opgevangen in een spaakhouder (34,36,38,40) die tijdens het insteken de spaak 15 geleid met spaakgeleidingsmiddelen, eindigend in een uit-stootopening waarbij tijdens het insteken een spaak uit de uitstootopening door een gat in de naafflens wordt gestoken nadat met behulp van een sensor en besturingsmiddelen de naafsteun en de spaakgeleidingsmiddelen zodanig ten opzich-20 te van elkaar zijn gepositioneerd dat het gat en de schacht van de spaak min of meer in lijn staan met het kenmerk, dat voor het insteken de uitstootopening naar de naafflens wordt bewogen tot een afstand (a) van de naafflens die kleiner is dan de diameter van de kop van de spaak en dat 25 tijdens het insteken door roteren en geleiden van de kop totdat deze de uitstootopening verlaat wordt zeker gesteld dat de kop van de geheel ingestoken spaak naar beneden is gericht.
18. Werkwijze volgens conclusie 17 waarbij na het 30 insteken van een spaak in een gat van de eerste naafflens een volgend gat in de tweede naafflens voor de insteekpositie wordt gebracht door het zodanig roteren van de naafflens dat de ingestoken spaak naar beneden beweegt met het kenmerk, dat allereerst de naafflens over 0,5-1 gatdiameter 35 in tegengestelde richting wordt geroteerd. 1007R53
NL1007853A 1997-09-10 1997-12-19 Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van gespaakte wielen. NL1007853C1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1007853A NL1007853C1 (nl) 1997-09-10 1997-12-19 Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van gespaakte wielen.
PCT/NL1998/000489 WO1999012754A1 (nl) 1997-09-10 1998-08-31 Apparatus and method for inserting spokes in holes of a hub flange
AU90061/98A AU9006198A (en) 1997-09-10 1998-08-31 Apparatus and method for inserting spokes in holes of a hub flange
DE69804818T DE69804818T2 (de) 1997-09-10 1998-08-31 Verfahren und vorrichtung zum einbringen von speichen eines nabenflansches
EP98941904A EP1011989B1 (en) 1997-09-10 1998-08-31 Apparatus and method for inserting spokes in holes of a hub flange

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1006988A NL1006988C2 (nl) 1997-09-10 1997-09-10 Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van een gespaakt wiel.
NL1006988 1997-09-10
NL1007853 1997-12-19
NL1007853A NL1007853C1 (nl) 1997-09-10 1997-12-19 Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van gespaakte wielen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1007853C1 true NL1007853C1 (nl) 1999-03-11

Family

ID=26642652

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1007853A NL1007853C1 (nl) 1997-09-10 1997-12-19 Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van gespaakte wielen.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP1011989B1 (nl)
AU (1) AU9006198A (nl)
DE (1) DE69804818T2 (nl)
NL (1) NL1007853C1 (nl)
WO (1) WO1999012754A1 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP3316623B2 (ja) * 1998-01-29 2002-08-19 新家工業株式会社 スポーク挿入装置
NL1016152C2 (nl) * 2000-09-12 2002-03-13 Holland Mechanics Bv Werkwijze voor het vlechten van een gespaakt wiel.
NL1023514C2 (nl) * 2003-05-23 2004-11-24 Holland Mechanics Bv Inrichting en werkwijze voor het richten van gespaakte wielen.
NL1030127C2 (nl) 2005-10-06 2007-04-10 Machibo B V Inrichting en werkwijze voor het automatisch vervaardigen van een van spaken voorzien wiel.
FR3126103B1 (fr) 2021-08-13 2023-06-30 Bikebotix Dispositif d’approvisionnement en rayons d’un pistolet d’éjection de rayons dans des orifices d’un moyeu d’une roue à rayons
DE102022106464B3 (de) 2022-03-18 2023-05-25 Kuka Systems Gmbh Verfahren und Vorrichtung zum automatischen Montieren von Speichen an Nabe und Felge eines herzustellenden Speichenrades

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1388756A (en) * 1972-04-04 1975-03-26 Carminati J Nut running machines
DE3103552C2 (de) * 1981-02-03 1983-10-13 CPM France, Epagny, Annecy Verfahren und Einrichtungen zum Einbringen von Drahtspeichen in die Lochkränze an Radnaben, insbesondere für Fahrräder
FR2507969B1 (fr) * 1981-06-19 1985-07-19 Carminati Julien Procede et dispositif pour enfiler des rayons sur un moyeu de roue a rayons
JPH0692048B2 (ja) * 1989-10-20 1994-11-16 新家工業株式会社 スポーク打出し方法及びこれを実施する装置
NL9301275A (nl) * 1993-07-20 1995-02-16 Machibo B V Wielvlechtinrichting voor het monteren van spaken tussen de naaf en de velg van een spaakwiel, alsmede een werkwijze voor het toepassen daarvan.

Also Published As

Publication number Publication date
EP1011989B1 (en) 2002-04-10
EP1011989A1 (en) 2000-06-28
DE69804818D1 (de) 2002-05-16
AU9006198A (en) 1999-03-29
WO1999012754A1 (nl) 1999-03-18
DE69804818T2 (de) 2002-11-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1007853C1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van gespaakte wielen.
NL8004340A (nl) Inrichting voor het in een aantal rijen verdelen van houders, en machine, voorzien van een dergelijke inrichting.
NL8100066A (nl) Werkwijze en inrichting voor het openen van gevouwen, gebonden of genaaide meerbladige produkten, in het bijzonder drukwerken.
US5341620A (en) Can feeding apparatus for a can seamer
US4601160A (en) Cover separating, feeding, placing and metering apparatus
US5060782A (en) Automatic machine for positioning and feeding flat containers
NL1006988C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vullen van naven van een gespaakt wiel.
EP1736313A2 (de) Druckmaschine
EP0904945A2 (de) Vorrichtung zum Transport und zum Bedrucken von Druckträgern
US20180229879A1 (en) High speed stamp applicator
US4687089A (en) Coin storage box and automatic teller
US7273157B2 (en) Article feeder
US4470593A (en) Gripper arrangement for sheet-machining installations
NL7906373A (nl) Inrichting voor het sturen van een grendelorgaan voor machines met een bewegingsbaan zonder einde voor het sluiten van houders.
US5429349A (en) Apparatus for buffering transport of document using conical screw conveyers
CA2053369A1 (en) Addressing machine
JPH05229668A (ja) 枚葉紙給紙装置
US5401013A (en) Addressing machine feed gap setting
CN116281026A (zh) 一种自动分料装置及自动分料系统
EP3865223B1 (de) Sortiermaschine für steigen mit zugeklappten oder festen seitenwänden
US4630950A (en) Paper bail for a printer and associated methods of operation thereof
JP2953764B2 (ja) 製本機
US5167410A (en) Device for conveying and aligning sheets on a feed table of a printing machine
JP3901730B2 (ja) 物品選択・送り出し方法及び装置
US4281961A (en) Coil transfer apparatus

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20020701