NL1007527C2 - Werkwijze en inrichting voor het vormen van een zijwand aan een plaat. - Google Patents

Description

975189/GBL/MDO

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het vormen van een zijwand van een plaat

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van bijvoorbeeld een paneel, dat geschikt is als kastdeurtje, uit een plaat van vervormbaar materiaal, bijvoorbeeld metaal. Een dergelijk paneel heeft een 5 vlak plaatdeel en aan de omtreksrand van het plaatdeel een zijwand, die onder een hoek staat ten opzichte van het plaatdeel, bij voorkeur onder een hoek van 90°.

Dergelijke panelen zijn algemeen bekend en kunnen bijvoorbeeld vervaardigd worden door middel van het diep-10 trekken van een plaat vervormbaar materiaal. Bij deze werkwijze wordt een randgebied van de plaat door een plooi -houder en een matrijs omsloten. Een stempel drukt vervolgens de plaat in de matrijs, waarbij de randgebieden van de plaat tussen de matrijs en de plooihouder uit worden ge-15 trokken en omgezet naar de definitieve vorm. In een hoek-gebied van de plaat is een overschot aan materiaal aanwezig, wanneer het randgebied vanuit de vlakke toestand naar de toestand onder een hoek wordt gebracht. Met name in het hoekgebied vindt stuiken en trekken van het in het 20 hoekgebied aanwezige materiaal plaats. Tijdens het diep-trekken van het paneel voorkomt de plooihouder de vorming van plooien in het hoekgebied.

Op deze wijze wordt in één stap een paneel verkregen met in de hoekgebieden naadloze overgangen van het vlakke 25 plaatdeel naar de zijwand en tussen de zijwanden onderling. Voor deze werkwijze is het echter noodzakelijk voor diverse panelen van verschillende afmetingen een matrijs, een plooihouder en een stempel te vervaardigen. Dit komt flexibiliteit in de maatvoering van de panelen niet ten goede.

3 0 Om deze nadelen op te heffen zou de zijwand in een hoekgebied van de plaat afzonderlijk gevormd moeten worden. Op zich is een dergelijk lokaal vervormen van een hoekgebied van een plaat bekend. In DE-40 09 466 wordt bij voorbeeld een werkwijze beschreven, waarmee elk hoekgebied 1007527 2 afzonderlijk kan worden vervormd om een naadloze overgang tussen het vlakke plaatdeel en de zijwand te verkrijgen. De zijwand zelf wordt eveneens naadloos gevormd. Bij deze werkwij ze wordt gebruik gemaakt van een rol die de vorm I 5 heeft van een diabolo. In een eerste stap worden twee op een hoekgebied aansluitende randgebieden van de basisplaat omgezet over een vooraf bepaalde hoek. Het op deze wijze verkregen tussenproduct wordt op een werkstukhouder geplaatst, waarna de diabolo-rol over het hoekgebied wordt 10 gerold. De vorm van de werkstukhouder bepaalt de uiteindelijke vorm van het hoekgebied.

Een belangrijk bezwaar van de in DE-40 09 466 beschreven werkwijze is, dat het hoekgebied tijdens het vervormen slechts door de werkstukhouder ondersteund wordt, zodat = 15 tijdens het rollen van het hoekgebied treedt sterke plooi- vorming op in het nog te vervormen hoekgebied. Deze plooien kunnen door de diabolo-rol niet volledig worden platgestreken. De plooivorming wordt versterkt, doordat het tussenproduct in het hoekgebied niet symmetrisch is ge-2 0 vormd.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze waarmee een hoekgebied van een plaat lokaal kan worden vervormd om een in hoofdzaak loodrecht op de plaat staande zijwand met naadloze overgangen te verkrijgen, maar 25 waarbij plooivorming tijdens het vervormen van het hoekgebied zo veel mogelijk wordt voorkomen.

Om dit doel te bereiken is een belangrijk aspect van de uitvinding, dat randgebieden van de plaat langs buiglijnen worden omgezet over een hoek van in hoofdzaak 90°, waarbij 30 zijwanden worden gevormd die doorlopen tot in een hoekgebied van de plaat en die in het hoekgebied een naar buiten uitstulpende tuit vormen.

Een ander belangrijk aspect van de werkwijze volgens de uitvinding is, dat de op deze wijze gevormde tuit, een door 35 de buiglijnen en een afrondingslijn van de plaat be-paald/gedefinieerd deel van het hoekgebied, en de in het hoekgebied doorlopende delen van de zijwanden vervormd 1007527 3 worden tot een conusvormige tuit, waarbij de conusvorm met name herkenbaar is in het zich langs de afrondingsli jn uitstrekkende deel van de conusvormige tuit. De conusvormige tuit is in hoofdzaak symmetrisch t.o.v. het bisec-5 tricevlak van de hoek, die door de op het hoekgebied aansluitende zijwanden wordt ingesloten. Het op deze wijze vervaardigde tussenproduct wordt gepositioneerd in een inrichting, die de conusvormige tuit inklemt tussen een matrijs en een plooihouder. De plooihouder en de matrijs 10 hebben hiertoe een drie-dimensionale vorm die in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van de tuit. Vervolgens wordt met behulp van een stempel het hoekgebied in de matrijs gedrukt, waarbij de tuit tussen de matrijs en de plooihouder uit wordt getrokken. Op deze wijze ontstaat een dichte 15 afgeronde hoek aan het plaatdeel.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vormen van een halffabrikaat, dat geschikt is voor de werkwijze volgens de uitvinding.

Verder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting 20 waarmee de werkwijze volgens de uitvinding kan worden uitgevoerd.

In het hierna volgende zal een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin: 25 fig. 1 een hoekdeel weergeeft van een paneel met zij wanden , fig. 2 een basisplaat weergeeft, fig. 3 een plaat met omgezette zijwandgedeelten weergeeft , 30 fig* 4 een plaat met omgezette zijwandgedeelten weer geeft die is ingeklemd tussen een stempel en een tegen-stempel, fig. 5 de situatie van fig. 3 weergeeft, waarbij een matrijs en een plooihouder worden aangebracht, 35 fig· 6 de situatie weergeeft dat de matrijs en de plooihouder zijn gesloten, fig. 7 de situatie weergeeft, dat de matrijs en de 1007527 4 plooihouder zijn geopend zodat de conusvormige tuit zichtbaar is, fig. 8 de situatie weergeeft dat de stempel en de tegenstempel met de ertussen geklemde plaat naar beneden 5 zijn bewogen ten opzichte van de matrijs en de plooihouder, fig. 9 een geoptimaliseerde plooihouder weergeeft, fig. 10 de bij de plooihouder van fig. 9 behorende matrijs weergeeft, fig. 11 in twee aanzichten een vereenvoudigde uitvoe-10 ringsvorm weergeeft van een plooihouder en een matrijs volgens de uitvinding, fig. 12 een model van een oppervlak weergeeft, dat gebruikt wordt voor een berekening volgens de eindige-elementenmethode, , 15 fig. 13 het oppervlak weergeeft dat het resultaat is van de berekening volgens de eindige-elementenmethode, fig. 14 een schematische weergave is van een inrichting die geschikt is voor de werkwijze volgens de uitvinding, fig. 15 een bovenaanzicht is van een matrijs en een 20 tegenstempel, fig. 16 een aanzicht in doorsnede is volgens de lijnen A-A, B-B, C-C en D-D in fig. 15 bij het begin van het dieptrekproces, fig. 17 een aanzicht in doorsnede is volgens de lijnen 25 A-A, B-B, C-C en D-D in fig. 15 halverwege het dieptrekproces, en fig. 18 een aanzicht in doorsnede is volgens de lijnen A-A, B-B, C-C en D-D in fig. 15 aan het eind van het dieptrekproces .

3 0 In fig. 1 is een hoekdeel weergegeven van een paneel dat door middel van de werkwijze volgens de uitvinding is vervaardigd. Het paneel heeft in hoofdzaak de vorm van een bak 1 met een vlakke bodem 2 en een zich langs een buitenrand 3 van de bodem 2 uitstrekkende zijwand 4. De bodem 2 35 is in dit voorbeeld rechthoekig met in hoofdzaak rechte randgedeelten 3a, 3b en een afrondingsrand 3c in een hoek-gebied 5 van de bak 1.

1007527 5

De bodem 2 kan ook de vorm hebben van een driehoek, een zeshoek of een andere veelhoek, zoals een trapezium. De randgedeelten 3a, 3b zijn onder een hoek ten opzichte van elkaar gericht. De door de verschillende zijwandgedeelten 5 ingesloten hoeken zijn niet noodzakelijkerwijs onderling gelijk.

In het onderhavige voorbeeld sluiten de randgedeelten 3a, 3b een hoek van 90° in. De randgedeelten 3a, 3b gaan via de afrondingsrand 3c in elkaar over. Over het algemeen 10 zal de afrondingsrand 3c een deel van de omtrek van een cirkel beschrijven.

De op de randgedeelten 3a, 3b aansluitende zijwand-gedeelten 4a, 4b gaan via een op de afrondingsrand 3c aansluitend gebogen wandgedeelte 4c in elkaar over. In het 15 onderhavige voorbeeld is het gebogen wandgedeelte 4c een deel van een cilinder en zal in het hiernavolgende worden aangeduid als hoekwanddeel 4c.

Fig. 2 toont een deel van een vlakke basisplaat 19 als uitgangsmateriaal voor de te vormen bak 1. Met een stippel- 2 0 lijn is de te vormen buitenrand 3 aangegeven. Het plaat- gedeelte 14 buiten de buitenrand 3 is bestemd om de zijwand 4 te vormen. De zijwandgedeelten 4a, 4b worden, bijvoorbeeld met behulp van een buigmachine, langs buiglijnen 7a, 7b omgezet over een hoek van bij voorkeur 90°. De buiglij-25 nen 7a, 7b strekken zich uit tot in het hoekgebied 5 en sluiten een voorafbepaalde hoek in. In dit voorbeeld is de door de buiglijnen 7a, 7b ingesloten hoek gelijk aan 90°. Er zijn echter ook andere hoeken mogelijk, die doorgaans liggen tussen 45° en 135°. Door het omzetten van de zij- 3 0 wandgedeelten 3a, 3b wordt in het hoekgebied 5 een tuit 10 gevormd (zie fig. 3) . Het deel 25 van het hoekgebied 5 dat is ingesloten door de buiglijnen 7a, 7b en een afrondings-lijn 18, moet tezamen met de zich tot in het hoekgebied uitstrekkende gedeelten van de zijwandgedeelten 4a, 4b tot 35 het hoekwanddeel 4c worden gevormd.

Om dit te bereiken wordt (in een volgende stap) de vlakke bodem 2 ingeklemd tussen een stempel 11 en een 1007527 6 tegenstempel 12, waarbij de zijwandgedeelten 4a, 4b aanliggen tegen de stempel 11 zoals weergegeven in fig. 4. De stempel 11 bepaalt de kromming van het hoekwanddeel 4c langs de afrondingslijn 18. Om een goede materiaalverdeling 5 te verkrijgen in het hoekgebied 5 verdient het de voorkeur dat de tijdens het omzetten van de zi jwandgedeelten 4a, 4b gevormde tuit 10 en het genoemde deel 25 van het hoekgebied 5 wordt omgevormd tot een in hoofdzaak conusvormige tuit 10a die zich uitstrekt langs de afrondingsrand 3c, waarbij 10 de zich tot in het hoekgebied 5 uitstrekkende buiglijnen 7a, 7b zoveel mogelijk worden platgedrukt of weggestrekt. i Dit wordt bereikt door een matrijs 13 en een plooihouder 16 langs respectievelijk de tegenstempel 12 en de stempel 11 naar elkaar te bewegen, waarbij de tuit 10 wordt ingeklemd ! 15 tussen de matrijs 13 en de plooihouder 16. De plooihouder 16 is zodanig gevormd, dat deze de de tuit 10 vormende ; zi jwandgedeelten 4a, 4b tijdens het in de richting van de matrijs 13 bewegen naar buiten vouwt ten opzichte van de bodem 2 en een deel van het plaatgedeelte 14 in een uit-20 sparing 17 in de matrijs 13 duwt. Hierbij wordt het materiaal in het hoekgebied 5 zo min mogelijk vervormt, doch slechts herverdeeld, zodat oppervlakte onregelmatigheden worden opgeheven.

Het op deze wijze vervaardigde halffabrikaat is ge-25 schikt om met behulp van de dieptrektechniek te worden omgevormd tot een vlakke bodem 2, met een naadloos op de bodem 2 aansluitende zijwand 4. In fig. 7 is het halffabrikaat met de conusvormige tuit 10a zichtbaar. De conusvormige tuit 10a is symmetrisch ten opzichte van de bisectrice 30 van de door de zijwandgedeelten 4a, 4b ingesloten hoek.

Het halffabrikaat kan eveneens in een afzonderlijke stap worden vervaardigd door een geschikte matrijs en plooihouder, waarbij de stempel en plooihouder enerzijds en de matrijs en tegenstempel anderzijds één geheel vormen.

35 Het halffabrikaat wordt vervolgens opnieuw ingeklemd tussen de stempel 11 en de tegenstempel 12 en de conusvormige tuit 10a door de matrijs 13 en de plooihouder 16 1007527 7 omsloten. De kracht waarmee de matrijs 13 en de plooihouder 16 naar elkaar worden gedrukt, is constant. Wanneer nu op de stempel 11 en de tegens tempel 12 een kracht in een richting loodrecht op de bodem 2 naar beneden wordt uitge-5 oefend, wordt de conusvormige tuit 10a uit een tussen de matrijs 13 en de plooihouder 16 gevormde spleet getrokken en in een tussen de stempel 11 en de matrijs 13 gevormde spleet. De breedte van beide spleten komt in hoofdzaak overeen met de dikte van het te vervormen materiaal. Door 10 de omsluiting van de conusvormige tuit 10a door de matrijs 13 en de plooihouder 16 wordt plooivorming voorkomen. In fig. 1 is het eindproduct weergegeven dat vervaardigd is met de werkwijze volgens de uitvinding.

Door de werkwijze volgens de uitvinding wordt in het 15 hoekgebied 5 een conusvormige tuit 10a gevormd die zonder problemen kan worden vervormd door middel van de dieptrek-techniek. Door het omsluiten van de conusvormige tuit 10a en de aansluitende delen van de zijwandgedeelten 4a, 4b wordt plooivorming voorkomen en kunnen ten opzichte van de 20 hoogte van de zijwand en de afrondingsstraal van de bodem 2 relatief dunne platen met de werkwijze volgens de uitvinding lokaal vervormd worden.

De vorm van de matrijs en de plooihouder bepalen de uiteindelijke kwaliteit van het eindproduct. In het ideale 25 geval is de vervorming van het hoekgebied tijdens het vormen van de conusvormige tuit 10a geminimaliseerd door de juiste keuze van de vorm van de matrijs en de plooihouder.

Bij de keuze van de vorm van de matrijs en plooihouder kunnen de kosten van de vervaardiging van de matrijs en de 30 plooihouder een rol spelen.

In fig. 9 is een geoptimaliseerde plooihouder 16 weergegeven. In fig. 10 is de bij de plooihouder 16 van fig. 9 behorende matrijs 13 weergegeven. De plooihouder 16 heeft een oppervlak 31 waarvan de breedte overeenkomt met de 35 breedte van een te vormen hoekwanddeel 4c. Het oppervlak 31 ligt aan tegen een binnenoppervlak van een te vervormen conusvormige tuit 10a. Het oppervlak 31 is een zogenaamd 1007527 8 dubbel gekromd oppervlak waarvan de vorm wordt berekend met behulp van de eindige-elementenmethode. Met deze methode is het mogelijk een vorm te berekenen voor de matrijs 13 en de plooihouder 16 waarvan de kromming van het oppervlak zo 5 klein mogelijk is. Deze methode is algemeen bekend en kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het berekenen van vervormingen in materialen, wanneer deze worden blootgesteld aan krachten of andere externe invloeden. Voor de berekening wordt een wiskundig model gemaakt van het betreffende 10 gebied. Het gebied wordt vervolgens opgedeeld in gebieds-elementen. Bij een geschikte keuze van de grootte van het gebied en de grootte van de elementen is er geen of nauwelijks vervorming van de elementen, die gelegen zijn naast omtreksranden 42, 43. In het model wordt verder een aantal 15 randvoorwaarden verwerkt. De keuze van de randvoorwaarden bepaalt het resultaat van de berekening. In fig. 12 is een model van een hoekrandgebied weergegeven dat is verdeeld in een aantal elementen. De randvoorwaarde voor de omtreksrand 41 is dat er geen verplaatsing mag optreden. De omtreksr-20 anden 42, 43 daarentegen krijgen een verplaatsing opgelegd. In dit geval is dat een rotatie over een hoek van 90°. Ook wordt een randvoorwaarde opgelegd aan de normaal van de elementen die grenzen aan de omtreksranden 42, 43, waarbij slechts een rotatie van de normaal over een hoek van 90° in 25 één richting mogelijk is. Aan het gehele oppervlak wordt de eis van continuïteit gesteld. Het resultaat van de berekening is weergegeven in fig. 13 en kan gebruikt worden voor het vervaardigen van de plooihouder 16 en de bij de plooihouder 16 behorende matrijs 13. De door een dergelijke 30 plooihouder 16 en matrijs 13 ingeklemde tuit 10 ondervindt minimale vervorming. Hierdoor is een groter percentage van de vervormbaarheid van de basisplaat 19 beschikbaar voor het vormen van het hoekwanddeel 4c. Verder wordt door de geoptimaliseerde plooihouder 16 en matrijs 13 een geleide-35 lijke en coninue overgang bewerkstelligd tussen de zijwand-gedeelten 4a, 4b en het hoekwanddeel 4c. Er zal geen abrupte overgang in het oppervlak van het eindprodukt aanwezig

10 0 7527 I

9 zijn.

In de praktijk is het wenselijk dat de tuit 10 enigszins gestrekt wordt tijdens het inklemmen tussen de plooi-houder en de matrijs, om eventuele oppervlakte-onregel-5 matigheden te verwijderen. De in het hoekdeel aanwezige onregelmatigheden kunnen bijvoorbeeld ontstaan zijn tijdens het omzetten van de zi jwandgedeelten 4a, 4b. Om dit te realiseren wordt tijdens de berekening aan elk element een uitzetting opgelegd. De geometrie van de geoptimaliseerde 10 matrijs 13 en plooihouder 16 kan zorgdragen voor het verwijderen van dergelijk oppervlakte-onregelmatigheden door het materiaal te strekken. Hiervoor zijn slechts lage krachten vereist en wordt een beter resultaat bereikt dan door bijvoorbeeld pletten.

15 In fig. 11 zijn een matrijs 20 en een plooihouder 21 voor het insluiten van een aan een plaat met zijwanddelen gevormde tuit weergegeven, die op eenvoudige wijze kunnen worden vervaardigd, bijvoorbeeld met behulp van de techniek van het draaderoderen. Daartoe wordt in de matrijs 20, die 20 de radius van het te vormen hoekwanddeel bepaalt, een uitsparing aangebracht waarvan het oppervlak gevormd wordt door een cilindervormig oppervlak 24 en twee raakvlakken 22, 23 aan het cilindervormige oppervlak 24. De hartlijn van het cilindervormige oppervlak 24 ligt in het bisec-25 tricevlak van de door de zijwanddelen van de plaat ingesloten hoek en maakt een hoek met de plaat. Deze hoek ligt in het algemeen tussen 15° en 50°. De twee raakvlakken 22, 23 aan het cilindervormige oppervlak 24 maken met elkaar een hoek, die zodanig gekozen is, dat vrijwel de gehele aan de 30 plaat gevormde tuit kan worden omsloten door de matrijs 20 en de plooihouder 21. De plooihouder 21 is aan zijn naar de matrijs 20 toegekeerde zijde in hoofdzaak complementair aan de matrijs gevormd. Wanneer de matrijs 20 en de plooihouder 21 naar elkaar zijn bewogen, wordt tussen de matrijs 20 en 35 de plooihouder 21 een spleet gevormd, waarvan de breedte in hoofdzaak overeenkomt met de dikte van de te vervormen basisplaat 19. Door de eenvoudige geometrie is een zekere 1007527 10 mate van flexibiliteit mogelijk in de breedte van de tussen de matrijs 20 en de plooihouder 21 gevormde spleet. Bovendien zijn de matrijs en de plooihouder eenvoudig en goedkoop te vervaardigen.

5 Uiteraard zijn behalve de hiervoor beschreven vormen van de matrijs 13 en de plooihouder 16 andere vormen mogelijk die het diep te trekken gedeelte van het hoekgebied kunnen omsluiten.

In fig. 14 is een inrichting volgens de uitvinding 10 weergegeven. De inrichting omvat een stempel 40 en een tegenstempel 41, waarmee een halffabrikaat kan worden ingeklemd en in de inrichting gepositioneerd. Uiteraard zijn ook andere middelen denkbaar die geschikt zijn om het halffabrikaat in de inrichting te positioneren. De inrich-15 ting omvat verder de matrijs 20, die de vorm van het eindproduct bepaalt, en de plooihouder 21. Op de naar elkaar toegekeerde zijden hebben de matrijs 20 en de plooihouder 21 elk een oppervlak waartussen een spleet gevormd kan worden. De vorm van de oppervlakken komt in hoofdzaak 2 0 overeen met de vorm van de conusvormige tuit 10a van het halffabrikaat. De inrichting is verder voorzien van middelen (niet weergegeven) om op de matrijs 20 en de plooi houder 21 respectievelijk de stempel 40 en de tegenstempel 41 een naar elkaar gerichte kracht uit te oefenen. Boven-25 dien is de inrichting ingericht om de stempel 4 0 en de tegenstempel 41 ten opzichte van de matrijs 20 en de plooihouder 21 te verplaatsen, zodat de conusvormige tuit 10a wordt diepgetrokken. Met een dergelijke inrichting is het mogelijk in één stap de conusvormige tuit 10a zowel te 30 vormen als diep te trekken.

In fig. 15 is een bovenaanzicht weergegeven van de matrijs 13 met de uitsparing 17 die is vormgegeven aan de hand van het resultaat van de berekeningen met de eindige-elementenmethode zoals hiervoor beschreven. In de matrijs 35 13 is verder het tegenstempel 12 aangebracht dat nauwkeurig aansluit tegen een binnenwand 22 van de matrijs 13 die de uiteindelijke vorm van het eindprodukt bepaalt.

f 007527 11

In fig. 16-18 zijn verschillende stadia weergegeven van het dieptrekproces van de conusvormige tuit 10a. Elk stadium is weergegeven volgens de doorsnedelijnen A-A, B-B, C-C en D-D in fig. 15. Fig. 16 geeft de inklemming weer van 5 de bodem 2 en het zijwandgedeelte 4b op het tijdstip t = 0. Afhankelijk van de plaats ten opzichte van de biscetrice van de door de zijwandgedeelte 4a, 4b ingesloten hoek is de conusvormige tuit 10a steeds verder naar buiten gebogen en omsloten door de matrijs 13 en de plooihouder 16. Tijdens 10 het dieptrekken wordt de conusvormige tuit 10a uit de tussen de matrijs 13 en plooihouder 16 gevormde spleet getrokken. Hierbij kan het in de conusvormige tuit 10a aanwezige materiaal vloeiend stromen en wordt het gehele gebied, waarin vervorming op kan treden, omsloten door 15 ofwel de matrijs 13 en de plooihouder 16 ofwel de matrijs 13 en de stempel 11, zodat plooivorming effectief wordt voorkomen. In fig. 18 is het dieptrekproces voltooid en de conusvormige tuit 10a volledig omgevormd tot het hoekwand-deel 4c (zie in fig. 18 bij d).

20 De werkwijze volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het vormen van panelen, zoals kastdeurtjes, voorpanelen van laden en dergelijke, uit metalen platen, waarbij in een hoekgebied van de plaat een naadloze over-gang wordt gevormd tussen de plaat en de in het hoekgebied 25 bij elkaar komende zijwandgedeelten van het te vormen paneel.

De werkwijze volgens ie uitvinding kan lokaal worden uitgevoerd, zodat één hoekwanddeel tegelijk wordt gevormd. Eventueel kunnen meerdere matrijzen en plooihouders worden 30 toegepast, waarbij de onderlinge afstand tussen de matrijzen instelbaar is, zodat meerdere hoeken tegelijk gevormd kunnen worden. De matrijs en de plooihouder worden aangepast aan de te vormen hoek.

1007527

Claims (4)

1. Werkwijze voor het vormen van een gekromd hoekwanddeel aan een plaat waarbij het gekromde hoekwanddeel zich uit-strekt langs een afrondingslijn van de plaat en aan elk uiteinde overgaat in een aan de plaat gevormd zijwanddeel, 5 omvattende de volgende stappen: het vormen van ten minste twee zijwanddelen aan de plaat door het langs een buiglijn omzetten van een randgebied van de plaat over een hoek van in hoofdzaak 90°, welke wanddelen zich uitstrekken tot in het hoekgebied van ; 10 de plaat en in het hoekgebied via een naar buiten gerichte i piooivormige overgang in elkaar overgaan, het vervormen van de piooivormige overgang en een aan de piooivormige overgang grenzend deel van het hoekgebied tot een tuit die zich uitstrekt langs de afrondingslijn van 15 de plaat en langs een gedeelte van de op de af rondingsli jn aansluitende buiglijnen, het omsluiten van de tuit met behulp van een matrijs en een plooihouder, die in hoofdzaak gevormd zijn overeenkomstig de tuit, en 20 het dieptrekken van de tuit, zodat het gekromde hoek wanddeel wordt gevormd, waarbij de matrijs en de plooihouder tijdens het dieptrekken plooivorming in de tuit voorkomen.

2. Werkwijze voor het vormen van een gekromd hoekwanddeel aan een plaat waarbij het gekromde hoekwanddeel zich uit-strekt langs een afrondingslijn van de plaat, omvattende de stappen: het verschaffen van een plaat met zijwanddelen en een 30 aan de plaat gevormde tuit, het omsluiten van de tuit met behulp van een matrijs en een plooihouder, waarbij de matrijs en de plooihouder in hoofdzaak gevormd zijn overeenkomstig de tuit, het dieptrekken van de tuit, zodat het gekromde hoek-35 wanddeel wordt gevormd, waarbij de matrijs en de plooihou- 1007527 . der tijdens het dieptrekken plooivorming in de tuit voorkomen .

3. Inrichting voor het vormen van een gekromd hoekwanddeel 5 aan een plaat, waarbij het gekromde hoekwanddeel zich uitstrekt langs een afrondingslijn van de plaat en aan elk uiteinde overgaat in een aan de plaat gevormd zijwanddeel, waarbij de inrichting een matrijs omvat en middelen voor het positioneren van de plaat in de matrijs, waarbij de 10 inrichting is voorzien van een plooihouder, die geschikt is om samen met de matrijs een aan de plaat gevormde tuit te omsluiten en waarbij de inrichting verder een stempel omvat die de plaat in de matrijs kan duwen om de tuit tussen de matrijs en de plooihouder uit te trekken en het gekromde 15 hoekwanddeel te vormen tussen de stempel en de matrijs.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de vorm van de de tuit omsluitende oppervlakken van de matrijs en de plooihouder bepaald zijn met behulp van de eindige elemen- 20 tenmethode om minimale vervorming van de tuit tijdens het omsluiten te waarborgen. 1 1007527 Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de de tuit omsluitende oppervlakken van de matrijs en de plooihouder 25 bepaald zijn door een cilindervormig oppervlak, waarvan de hartlijn in het bisectricevlak van de door de zijwanddelen van de plaat ingesloten hoek ligt en een hoek maakt met de plaat, en twee raakvlakken aan het cilindervormige oppervlak, die met elkaar een hoek maken, die zodanig gekozen 3 0 is, dat de matrijs en de plooihouder de tuit volledig omsluiten.