NL1007329C2 - Aansluitconstructie tussen een geprofileerde hoofdleiding en een aftakleiding. - Google Patents

Description

Aansluitconstractie tussen een geprofileerde hoofdleiding en een aftakleidine

De uitvinding heeft betrekking op het gebied van geprofileerde 5 leidingen, in het bijzonder op de aansluitconstructies voor het daarop aansluiten van aftakleidingen. Een geprofileerde leiding met een in omtreksrichting lopende profiel heeft het voordeel dat de weerstand tegen vervormingen van de doorsnede daarvan relatief groot is bij kleine wanddikten, en dus bij gebruik van weinig materiaal. Dergelijke 10 leidingen bezitten een gladde binnenwand, waarop een uitwendige profielwand is aangebracht die in langsrichting gezien toppen en dalen heeft. De dalen zijn verbonden aan de gladde wand, terwijl tussen de toppen en die wand zich open ruimten bevinden. Ter plaatse van de toppen bezit de geprofileerde leiding een hoog weerstandsmoment, 15 waaruit de genoemde, grote weerstand tegen platdrukken van de leiding voortvloeit.

Vanwege dit uitwendige profiel van de leiding, is het daarop aansluiten van een aftakleiding minder eenvoudig. De bij gladde leidingen toeg’fepaste koppelelementen, zoals bekend uit NL-A-8403899. 20 of NL-A-88OO527. kunnen niet direct worden toegepast bij geprofileerde leidingen, aangezien de dalen van het profiel tot afdichtproblemen leiden. Bovendien betekent het in de geprofileerde leiding aan te brengen gat een aanzienlijke verzwakking, hetgeen het aansluiten van de bekende koppelelementen verder bemoeilijkt.

25 Doel van de uitvinding is daarom een aansluitconstructie te verschaffen die deze nadelen mist. Dat doel wordt bereikt door middel van een aansluitconstructie tussen een in omtreksrichting geprofileerde leiding en een aftakleiding, welke constructie een buisvormig koppelelement bevat waarvan een eind is aangesloten op de 30 geprofileerde leiding via een in de wand daarvan voorzien gat, en waarvan het andere eind is aangesloten op de aftakleiding, een om het koppelelement aangebracht, verschuifbaar zadel dat is gekromd overeenkomstig de geprofileerde leiding, een met het koppelelement samenwerkend spanorgaan voor het voorspannen van het zadel op de 35 geprofileerde leiding, een vasthoudring die zich bevindt rond het in het gat gestoken eind van het koppelelement en die onder invloed van de door het spanorgaan verschafte voorspanning aangedrukt gehouden wordt in en/of rond het gat, alsmede een oplegring die is opgenomen 1007329 2 tussen het zadel en de buitenwand van de geprofileerde leiding, welke oplegring aan zijn naar die leiding gekeerde zijde een tegenprofiel draagt dat nauwsluitend past op het profiel van de geprofileerde leiding, en welk profiel en tegenprofiel onder invloed van de 5 voorspanning afdichtend op elkaar gedrukt gehouden worden.

Het onder invloed van de voorspanning op het profiel van de geprofileerde leiding gedrukte tegenprofiel van de oplegring levert een betrouwbare afdichting op. Voordeel is dat ook relatief hoge belastingen op de aftakleiding, die bijvoorbeeld kunnen voortvloeien 10 uit wielbelastingen uitgeoefend op een met de aftakleiding verbonden straatput, de afdichting niet nadelig beïnvloeden. De oplegring wordt daarbij slechts steviger samengedrukt, welk effect de afdichting juist bevordert.

Volgens een eerste variant kunnen de vasthoudring en de oplegring 15 gescheiden zijn, en de inwendige afmetingen van het gat in de oplegring groter zijn dan of gelijk zijn aan de uitwendige afmetingen van het naar de zadel gekeerde eind van de vasthoudring.

Volgens een tweede variant kunnen de vasthoudring en de oplegring in één geheel zijn uitgevoerd.

20 Bij voorkeur bezit het tegenprofiel van de oplegring een geringe overmaat in vergelijking tot het profiel vein de geprofileerde leiding.

Volgens een verdere mogelijkheid is een steunbus aangebracht in het gat van de geprofileerde leiding, van welke steunbus de rondlopende wand een hoogte heeft die tenminste gelijk is aan de 25 hoogte van de profilering, welke steunbus is verbonden met de het gat begrenzende delen van de geprofileerde buis en waarbij de afdichtring zich bevindt tussen de steunbus en het koppelelement.

De bus in de aansluitconstructie volgens de uitvinding heeft een tweeledige functie. In de eerste plaats vormt hij een versteviging van 30 de leidingwand, die de verzwakking als gevolg van het gat daarin compenseert. In de tweede plaats biedt hij de mogelijkheid om de afdichting tussen koppelelement en leidingwand nog verder te verbeteren, zoals later zal worden toegelicht.

Teneinde de samenhang tussen bus en leidingwand te garanderen, 35 kan het nodig zijn om de steunbus te voorzien van een uitwendige flens die is afgesteund op de geprofileerde leiding. Bij voorkeur heeft de steunbus twee uitwendige flenzen, waarvan de een aanligt tegen de binnenomtrek, en de ander tegen de buitenomtrek van de geprofileerde *0 07 3 ;·: f5 3 leiding. Bij een dergelijke uitvoering is de geprofileerde wand van de leiding goed opgesloten tussen beide flenzen, hetgeen gunstig is voor de mechanische eigenschappen van de aansluitconstructie.

Tevens kan de steunbus uitwendige uitsteeksels bezitten die zijn 5 opgenomen tussen de profilering van de geprofileerde leiding.

Zoals genoemd draagt de steunbus volgens de uitvinding ook bij tot het verbeteren van de afdichting tussen de geprofileerde leiding en de aftakleiding. Daartoe heeft de steunbus aan zijn binnenste, zich in de geprofileerde leiding bevindende eind een uitwendige flens, 10 tussen welke flens en de tegenoverliggende wand van de geprofileerde leiding zich een pakkingring bevindt. Bij het voorspannen van de aansluitconstructie door het aandraaien van het voorspanorgaan dat bijvoorbeeld door middel van schroefdraad samenwerkt met het koppelelement, wordt de pakkingring stevig aangedrukt tussen de 15 inwendige wand van de geprofileerde leiding en de flens, met als gevolge dat een lekvrije aansluiting ontstaat.

Deze aansluiting kan nog verder worden verbeterd indien de bus aan zijn naar de gatrand in de geprofileerde leiding gekeerde wand conisch naar buiten toe nauwer wordend verloopt, zodanig dat onder 20 invloed van de voorspanning de zich tussen de bus en het koppelelement bevindende afdichtring in radiale richting is aangedrukt.

De steunbus verschaft in dat geval niet alleen een betrouwbare afdichting met betrekking tot de inwendige wand van de geprofileerde leiding, maar ook met betrekking tot het koppelelement.

25 Verder kan de vasthoudring aan zijn van het inwendige van de geprofileerde leiding afgekeerde eind een uitwendige flens hebben die over de bus reikt. Daarbij kan het zadel een uitsparing hebben waarin de uitwendige flens van de afdichtring nauwsluitend is opgenomen. De uitwendige flens van de afdichtring kan in dat geval stevig 30 voorgespannen worden in de uitsparing.

Op bekende wijze (zie NL-A-8^03099) kan het koppelelement aan zijn in het gat gestoken eind zijn verwijd, zodanig dat de vasthoudring is ingeklemd tussen dat verwijde eind en de bus.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand 35 van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede door een eerste uitvoering van de aansluitconstructie.

Figuren 2a-2e tonen varianten voor een steunbus.

? 0 U / 3 2 8 4

Figuren 3 en 3a toont een tweede uitvoering van de aansluitconstructie.

Figuur 4 toont een oplegring voor toepassing bij de uitvoering volgens figuur 1.

5 Figuur 5 toont de oplegring volgens figuur 4, aangebracht op een geprofileerde leiding.

Figuur 6 toont een derde uitvoering van de aansluitconstructie.

Figuur 7 toont een langsdoorsnede, met het profiel van een geprofileerde leiding voor de aansluitconstructie.

10 De in figuur 1 weergegeven aansluitconstructie volgens de uitvinding omvat een geprofileerde hoofdleiding 1, alsmede een in zijn geheel met 2 aangeduide aansluiting. Deze aansluiting omvat een koppelelement 3. voorzien van een mof 4 met bekend afdichtelement 5. waarin de (niet getoonde) aftakleiding kan worden gestoken.

15 Het bui'vormige koppelelement 3 omvat naast de mof 4, die een verhoudingsgewijs grote inwendige diameter heeft, een aansluitgedeelte 6 met een kleinere inwendige diameter. Aangezien de inwendige diameter van de aftakleiding ongeveer even groot is als de inwendige diameter van dit aansluitgedeelte 6, is een gelijkmatige, ongestoorde stroming 20 zonder vernauwingen verzekerd.

Het aansluitgedeelte 6 mondt uit in een in de geprofileerde hoofdleiding 1 voorzien gat, waarvan de inwendige rand met 7 is aangeduid. Aan het onderste eind heeft het aansluitgedeelte 6 een naar buiten toe gevormde verwijding 8, tussen welke verwijding 8 en de 25 inwendige, gladde wand 9 van de geprofileerde leiding 1 de vasthoudring 10 is geklemd. In het bijzonder is de vasthoudring 10 geklemd tussen het onderste cilindrische deel 11 van het aansluitgedeelte 6, de verwijding 8, en de in zijn geheel met 12 aangeduide steunbus.

30 Deze steunbus heeft een busgedeelte 13. alsmede een onderste, uitwendige flens 14 en radiale uitsteeksels 15. De uitwendige flens 14 is gevormd overeenkomstig de inwendige wand 9 rondom het gat 7. terwijl de uitsteeksels 15 steken in de dalen 16 tussen de toppen 17 van de profilering: zie ook figuur 7· 35 De vasthoudring 10 heeft verder een uitwendige flens l8, die over de steunbus 12 naar buiten wijst en die op de toppen 17 van de geprofileerde leiding 1 ligt. De uitwendige flens 18 is opgenomen in een kamer 40 van het zadel 20.

1 Ü 0 / 'J L lï 5

De aansluitconstructie omvat verder een zadel 20, alsmede een spanmoer 21 die door middel van schroefdraad 22 samenwerkt met de mof 4 van het koppelelement 3· Door de spanmoer 21 aan te draaien tegen het zadel 20, wordt zadel 20 stevig op de buitenste begrenzing van de 5 geprofileerde leiding 1 gedrukt. Daarbij wordt het aansluitgedeelte 6 van het koppelelement omhooggetrokken ten opzichte van de vasthoudring 10, waarvan de uitwendige flens 18 is afgesteund in de uitsparing 22 van het zadel 20.

Het onderste gedeelte 23 van de vasthoudring 10 wordt door de 10 verwijding 8 naar buiten gedrongen, zodanig dat hij aan komt te liggen tegen de uitwendige flens 1¾ van de steunbus 15· Bij het verder aandraaien van de spanmoer 21 wordt aldus een stevige bevestiging verkregen tussen het koppelelement 3 en de geprofileerde leiding 1.

Het zadel kan aan zijn naar de geprofileerde leiding 1 gekeerde 15 oppervlak richels 24 bezitten, die steken in de dalen 16 van de profilering.

De steunbus 12 volgens de uitvinding kan op verschillende manieren zijn ^uitgevoerd. Zoals weergegeven in figuur 2a, kan deze steunbus ook zonder flenzen zijn uitgevoerd. In dat geval oefent hij 20 nog steeds een verstevigende werking uit op de gatrand 7· De vasthoudring 10, maar in het bijzonder het deel 23 daarvan, ligt dan echter direct aan tegen de inwendige wand van de geprofileerde leiding 1.

Bij de in figuur 2b getoonde variant bezit de steunbus 26 alleen 25 een flens 14, terwijl in de variant van figuur 2c de steunring 26 een bovenste flens 28 bezit.

Ook een steunbus 28 met zowel een onderste flens 14 als een bovenste flens 28 is mogelijk, eventueel in combinatie met de uitsteeksel 15 (zie figuur 2e).

30 Ter verzekering van een betrouwbare afdichting tussen de geprofileerde leiding 1 en de aftakleiding 2 is een oplegring 42 tussen het zadel 20 en het uitwendig oppervlak van de leiding 1 geklemd. Deze oplegring 42 is opgenomen in een tweede kamer 4l vein het zadel 20. Zoals weergegeven in figuur 4, bezit de oplegring 42 aan 35 zijn ene zijde een profilering met ribbels 43 en dalen 44 die nauwsluitend passen op de dalen 16 en ribbels 17 van de profilering van de geribbelde hoofdleiding 1. In figuur 5 Is weergegeven dat de oplegring 42 zich kan aanpassen aan de gekromde vorm van de '* 0 ü / 9 6 hoofdleiding 1, rond het gat 7· De diameter van het gat 46 in de oplegring 42 is groter dan die van het gat 7-

Als gevolg van deze grotere diameter van het gat 46, past de oplegring rond de flens 18 van de vasthoudring 10. De ribbels 43 van 5 de oplegring 42 kunnen met enige overmaat zijn uitgevoerd in vergelijking tot de afmetingen van de dalen 16 van de hoofdleiding 1, waardoor een betrouwbare afdichting wordt verschaft.

Bij de in figuur 3 weergegeven variant, is een steunbus 30 toegepast, welke een zodanig grote afstand tussen uitsteeksels 15 en 10 de onderste uitwendige flens 14 heeft, dat een pakking 31 past tussen die uitwendige flens 14 en de inwendige wand 9 van de geprofileerde leiding 1. Zoals te zien is in figuur 3. heeft de steunbus 30 een conisch gevormd uitwendig wandgedeelte 32. Als gevolg van die vorm zal de steunbus 30 bij het aandraaien van de spanmoer 21, en zodra hij 15 onder invloed daarvan in buitenwaartse richting getrokken wordt, naar binnen verplaatsen ten opzichte van de gatrand 7· Als gevolg daarvan zal de afdichtring 10 over een groot gedeelte van zijn hoogte stevig worden samengedrukt. Ook de pakking 31 wordt daarbij samengedrukt, * zodanig dat een uitstekende afdichting tussen het koppelelement 3 en 20 de geprofileerde leiding 1 wordt verkregen.

Daarnaast is ter verdere afdichting een oplegring 42 voorzien, analoog aan de uitvoeringsvorm figuur 1.

De in figuur 6 getoonde variant heeft een ringlichaam 33. omvattende een geïntegreerde oplegring 45 en een vasthoudring 35. De 25 oplegring 45 heeft een grotere radiale afmeting dan de vasthoudring 35. dat juist tussen de rand 7 van het gat in de geprofileerde leiding 1, en het aansluitgedeelte 6 van het koppelelement 3 past.

De kraag 36 heeft een uitsparing 37 waarin de oplegring 45 nauwsluitend past. Bovendien heeft de kraag 38 richels (in figuur 6 is 30 één in doorsnede getoond) die passen in de dalen 16. De zich tussen de richels 38 bevindende delen van de kraag 36 rusten op de toppen 17.

1 o o / ,: v 9

Claims (15)

1. Aansluitconstructie tussen een in omtreksrichting geprofileerde leiding (1) en een aftakleiding, welke constructie een 5 buisvormig koppelelement (3) bevat waarvan een eind (6) is aangesloten op de geprofileerde leiding (1) via een in de wand (9) daarvan voorzien gat (7). en waarvan het andere eind (4) is aangesloten op de aftakleiding, een om het koppelelement (3) aangebracht, verschuifbaar zadel (20, 36) dat is gekromd overeenkomstig de geprofileerde leiding 10 (1), een met het koppelelement (3) samenwerkend spanorgaan (21, 22) voor het voorspannen van het zadel (20, 36) op de geprofileerde leiding (1), een vasthoudring (10, 35) die zich bevindt rond het in het gat (7) gestoken eind (6) van het koppelelement (3) en die onder invloed van de door het spanorgaan (21, 22) verschafte voorspanning 15 aangedrukt gehouden wordt in en/of rond het gat (7), alsmede een oplegring (42, 45) die is opgenomen tussen het zadel (20, 36) en de buitenwand van de geprofileerde leiding (3), welke oplegring (42, 45) aan zijn naar die leiding (3) gekeerde zijde een tegenprofiel (43) draagt dat nauwsluitend past op het profiel van de geprofileerde 20 leiding (3), en welk profiel en tegenprofiel onder invloed vein de voorspanning afdichtend op elkaar gedrukt gehouden worden.

2. Aansluitconstructie volgens conclusie 1, waarbij de vasthoudring (10) en de oplegring (42) gescheiden zijn, en de 25 inwendige afmetingen van het gat (46) in de oplegring (42) groter zijn dan of gelijk zijn aan de uitwendige afmetingen van het naar de zadel (20) gekeerde eind (18) van de vasthoudring (10).

3. Aansluitconstructie volgens conclusie 1, waarbij de 30 vasthoudring (35) en de oplegring (45) in één geheel (33) zijn uitgevoerd.

4. Aansluitconstructie volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tegenprofiel (43) van de oplegring (42, 45) een geringe 35 overmaat bezit in vergelijking tot het profiel van de geprofileerde leiding (1). 1007328

5· Aansluitconstructie volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een steunbus (12, 25-30) Is aangebracht in het gat (7) van de geprofileerde leiding (1) en waarvan de rondlopende wand een hoogte heeft die tenminste gelijk is aan de hoogte van de profilering (16, 5 17). welke steunbus (12, 25~30) is verbonden met de het gat (7) begrenzende delen van de geprofileerde buis (1) en waarbij de afdichtring (10) zich bevindt tussen de steunbus (12, 25-30) en het koppelelement (3).

6. Aansluitconstructie volgens conclusie 5. waarbij de steunbus (12, 26-30) een uitwendige flens (14, 39) heeft die is afgesteund op de geprofileerde leiding (1).

7. Aansluitconstructie volgens conclusie 6, waarbij de steunbus 15 (28, 29) twee uitwendige flenzen (14, 39) heeft, waarvan de een aanligt tegen de binnenomtrek, en de ander tegen de buitenomtrek van de geprofileerde leiding (1).

8. Aansluitconstructie volgens een der conclusies (5“7). waarbij 20 de steunbus (12, 29) uitwendige uitsteeksels (15) bezit die zijn opgenomen tussen de profilering (16, 17) van de geprofileerde leiding (1).

9. Aansluitconstructie volgens een der conclusies 5-8, waarbij de 25 steunbus (12) aan zijn binnenste, zich in de geprofileerde leiding (1) bevindende eind (6) een uitwendige flens (14) heeft, tussen welke flens (8) en de tegenoverliggende wand (9) van de geprofileerde leiding (1) zich een pakkingring (31) bevindt.

10. Aansluitconstructie volgens conclusie een der voorgaande conclusies 5~9. waarbij de steunbus (30) aan zijn naar de gatrand (7) in de geprofileerde leiding (1) gekeerde wand (32) conisch naar buiten toe nauwer wordend verloopt, zodanig dat onder invloed van de voorspanning de zich tussen de bus (30) en het koppelelement (3) 35 bevindende afdichtring (10) in radiale richting is aangedrukt.

11. Aansluitconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vasthoudring (10) aan zijn van het inwendige van de 1007329 geprofileerde leiding (1) afgekeerde eind een uitwendige flens (18) heeft die over de steunbus (12, 30) reikt.

12. Aansluitconstructie volgens conclusie 11 waarbij het zadel 5 (20) een uitsparing (22) heeft waarin de uitwendige flens (18) van de afdichtring (10) nauwsluitend is opgenomen.

13- Aansluitconstructie volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het zadel (20) een uitsparing (4l) heeft waarin de oplegring 10 (42) is opgenomen.

14. Aansluitconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het koppelelement (3) aan zijn in het gat (7) gestoken eind (6) is verwijd door optrompen, zodanig dat de vasthoudring (10) is 15 ingeklemd tussen dat verwijde eind (8) en de steunbus (12, 25~30)

15. Aansluitconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het zadel (20) aan zijn naar de geprofileerde leiding (1) gekeerde vlak een profiel met richels (24, 135) draagt die steken in 20 de dalen (16) van het profiel. ” 0 0 7 3 29