NL1006907C2 - Drager voor het drogen van keramische producten. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Drager voor het drogen van keramische producten.

De uitvinding heeft betrekking op een drager voor het drogen van keramische producten in het bijzonder dakpannen.

5 Dergelijke dragers worden gebruikt voor het ondersteunen van keramische producten, zoals dakpannen, tijdens het drogen.

In de Europese octrooiaanvrage 0 513 422 is een drager voor keramische producten beschreven, welke wordt gevormd door een in doorsnede U-vormige bak op een bodemplaat waarvan een te drogen en/of te 10 bakken uit klei of dergel ijke geperste dakpan kan worden geplaatst. Daarbij is althans een vlak van de dakpan praktisch geheel afgeschermd door de desbetreffende bodemplaat, zodat geen alzijdige omstroming van drooglucht respectievelijk warme lucht rondom de dakpan kan worden bewerkstelligd. Daarnaast moet bij het bakken van het product een dergelijke U-vormige 15 drager ook in zijn geheel worden opgewarmd, hetgeen een groot verbruik van niet nuttig gebruikte energie met zich meebrengt.

Uit de Europese octrooiaanvrage 0 676 605 is een drager voor keramische producten bekend, welke uit van gaten voorzien plaatvormig materiaal is gebogen, zodanig, dat deze drager in doorsnede de vorm van 20 een omgekeerde U heeft. Ook voor het vervaardigen van een dergelijke drager is nog verhoudingsgewijs veel materiaal benodigd, mede om een voldoend stabiele opbouw van de drager te verkrijgen, terwijl het door een dergel ijke drager ondersteunde product nog over een verhoudingsgewijs groot oppervlak door de drager is afgeschermd.

25 Ook uit het Franse octrooi 769.630 is een drager voor dakpannen bekend, welke is opgebouwd uit twee zijsteunen en tussen de zijsteunen uitstrekkende relatief brede latten. De dragers moeten door een hoofdframe verder worden ondersteund. Door de latten worden de dakpannen tijdens het drogen ondersteund. De latten dienen een relatief 30 groot draagoppervlak te verschaffen om de bij begin van het drogen nog eenvoudig vervormbare dakpannen zodanig te ondersteunen dat de dakpannen niet vervormen. Aangezien de latten verbindingselementen tussen de zijsteunen vormen, dienen de latten relatief zwaar te zijn uitgevoerd om de drager voldoende stijfheid te verschaffen.

1 00690 7 2

Met de uitvinding wordt beoogd een drager van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij aan bekende dragers klevende nadelen kunnen worden verminderd en/of vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat 5 de drager is opgebouwd uit een uit onderling aan elkaar bevestigde langs-en dwarsdraden bestaand zelfdragend skelet waaraan plaatvormige steunen voor het plaatselijk ondersteunen van de keramische producten tijdens het drogen zijn bevestigd.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding 10 kan het skelet uit verhoudingsgewijs weinig draden worden opgebouwd onder het verkrijgen van een stevige weinig ruimte in beslag nemende constructie van de drager, terwijl een aan de vorm van de te ondersteunen producten optimaal aangepaste keuze van vorm en opstelling van de plaatvormige steunen kan worden gemaakt, zodanig, dat een door de drager ondersteund 15 product op effectieve wijze zal worden ondersteund onder het blootgeven van een zo groot mogelijk oppervlak van het product aan langsstrijkende droog- en/of verwarmingslucht.

De uitvinding zal hieronder nader worden beschreven aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld 20 van een drager volgens de uitvinding. Daarbij wordt opgemerkt, dat ter wille van de overzichtelijkheid van de figuren in sommige figuren onderdelen zijn weggelaten, die wel in andere figuren zijn afgebeeld.

Figuur 1 toont in perspectief een aanzicht op een mogelijke uitvoeringsvorm van een drager volgens de uitvinding.

25 Figuur 2A en figuur 2B tonen gezamenlijk een bovenaanzicht op de drager.

Figuur 3 toont een aanzicht op de drager gezien volgens de pijl III in figuur 2.

Figuur 4 toont een aanzicht op de drager gezien in de 30 richting van pijl IV in figuur 2.

Figuur 5A en figuur 5B tonen gezamenlijk een onderaanzicht op de in figuur 2 weergegeven drager.

Figuur 6 toont een aanzicht op figuur 5, gezien volgens de pijl VI in figuur 5.

35 De in de figuren weergegeven drager 1 heeft in boven aanzicht gezien een in hoofdzaak rechthoekige vorm. Nabij ieder van de 1OC 6907 3 beide korte langszijden van de drager zijn een tweetal uit draad gevouwen U-vormige beugels 2 respectievelijk 3 aangebracht. Daarbij zijn de tussenstukken 4 van de beugels 2, die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen 5 van de beugels met elkaar verbinden bevestigd aan 5 een tweetal nabij de desbetreffende korte zijde van de drager 1 aangebrachte boven elkaar gelegen draden 6 en 7. Op soortgelijke wijze zijn tussenstukken 8 van de beugels 3, die de beide zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen 9 van de desbetreffende beugels met elkaar verbinden, bevestigd aan een tweetal nabij de desbetreffende korte zijde 10 van de drager 1 boven elkaar gelegen draden 10 en 11 (figuur 4). Zoals uit figuren 3 en 6 duidelijk zal zijn steken daarbij de uiteinden van de draden 6, 7, 10 en 11 buiten de beugels 2 en 3 uit.

Tussen de op enige afstand boven elkaar gelegen uiteinden van de draden 6 en 7 en de op overeenkomstige wijze op enige 15 afstand boven elkaar gelegen uiteinden van de draden 10 en 11 zijn zich in lengterichting van de drager 1 uitstrekkende draden 12 en 13 aangebracht. Op de uiteinden van de gezien in figuur 3 bovenste draden 6 respectievelijk. 10 rusten recht boven de draden 12 en 13 opgestelde, zich eveneens in lengterichting van de drager uitstrekkende draden 14 en 15. 20 Nabij het midden van de drager is een zich evenwijdig aan de draden 12-15 uitstrekkende draad 16 aangebracht, waarvan de uiteinden tussen de draden 6 en 7 respectievelijk 10 en 11 zijn gelegen.

Het zal duidelijk zijn, dat zo met behulp van de onderling door lassen aan elkaar bevestigde draden 6, 7 en 10-16 een stevig 25 in bovenaanzicht gezien in hoofdzaak rechthoekig skelet van de drager is opgebouwd.

Zoals verder in het bijzonder uit figuur 4 duidelijk zal zijn zijn de benen 5 van de beugels 2 respectievelijk de benen 9 van de beugels 3 ten opzichte van het overige deel van de drager 1 naar buiten 30 toe afgebogen. Daarbij zijn gezien in figuren 3 en 4 aan de bovenste benen 5 van de beide beugels 2 een tweetal zich evenwijdig aan elkaar en evenwijdig aan de korte dwarszijde van de drager verlopende draden 17 en 18 bevestigd. Op soortgelijke wijze zijn aan de gezien in figuur 4 bovenste benen 9 van de beugels 3 op deze benen 9 liggende, zich evenwijdig aan 35 elkaar uitstrekkende draden 19 en 20 bevestigd. Verder is tussen de gezien in figuren 3 en 4 onderste benen 5 van de beide beugels 2 een zich 1 006907 4 evenwijdig aan de draden 17 en 18 uitstrekkende draad 21 aangebracht en op soortgelijke wijze is tussen de gezien in figuren 3 en 4 onderste benen 9 van de beugels 3 een zich evenwijdig aan de draden 19 en 20 uitstrekkende draad 22 aangebracht.

5 Daarbij is de uitvoering zo, dat gezien in bovenaanzicht in figuur 2 de draad 21 midden tussen de draden 17 en 18 is gelegen en de afstand tussen de draden 17 en 18 gelijk of een weinig groter is dan de diameter van de draad 21. Op soortgelijke wijze is de draad 22, gezien in bovenaanzicht in figuur 2 midden tussen de draden 19 en 20 gelegen, 10 terwijl de afstand tussen de draden 19 en 20 gelijk of een weinig groter dan de diameter van de draad 22 is. Zoals verder in figuur 3 is weergegeven is gezien in figuur 3 de afstand tussen de bovenste benen 5 van de beide beugels 2 kleiner dan de afstand tussen de onderste benen 5 van de desbetreffende beugels 2. Om dit te bewerkstelligen is het de benen 5 15 verbindende gedeelte 4 van de desbetreffende beugels 2 zoals afgebeeld (figuur 3) geknikt uitgevoerd.

De beugels 3 zijn op soortgelijke wijze gevormd, zodat ook van de beugels 4 de gezien in figuur 4 bovenste benen 9 dichter bij elkaar zijn gelegen dan de onderste benen 9.

20 Door de bovenbeschreven opstelling van de draden 17-22 en de bovenbeschreven vorm van de beugels 2 en 3 is het mogelijk gemaakt, dat dragers 1 op elkaar kunnen worden gestapeld, zodanig, dat daarbij de draden 21 en 22 van de ene drager tussen de draden 17 en 18 respectievelijk 19 en 20 van de andere drager komen te liggen met de uiteinden van de 25 draden 21 en 22 rustend op de benen 5 respectievelijk 9 waaraan de uiteinden van de desbetreffende draden 17 en 18 respectievelijk 19 en 20 zijn bevestigd. Daarbij komen de uiteinden van de benen 5 en 9 waartussen de draden 21 en 22 zijn aangebracht, naast de uiteinden van de draden 17 en 18 respectievelijk 19 en 20 te liggen. Het zal duidelijk zijn, dat 30 zodoende de op elkaar gestapelde dragers zowel tegen verschuiving in hun lengterichting als dwars op hun lengterichting ten opzichte van elkaar geborgd zijn door de met elkaar samenwerkende aanslagen vormende delen van de bovengenoemde draden, die contact met elkaar maken.

Aan het zo uit draden opgebouwde skelet van de drager 35 kunnen afhankelijk van de te drogen keramische producten, in het bijzonder dakpannen, verschillende steunorganen worden bevestigd.

1006907 5

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn mede voor het aanbrengen van steunorganen een drietal zich tussen de door de draden 12 en 14 en 13 en 15 gevormde langszijden van de drager uitstrekkende draden 23-25 aangebracht. De nabij het midden van de drager gelegen 5 draad 24 heeft in hoofdzaak hetzelfde verloop als de aan de uiteinden gelegen draden 7, dat wil zeggen een zich over de grootste breedte van de drager uitstrekkend horizontaal verlopend middengedeelte 26 en een gezien in figuur 3 eveneens horizontaal verlopende, een weinig lager dan het middengedeelte 26 gelegen eindgedeelten 27. Daarbij liggen de draden 10 7, 11 en 24 in een gemeenschappelijk, zich loodrecht op het vlak van tekening in figuur 3 uitstrekkend vlak.

De beide draden 23 en 25 hebben over het grootste gedeelte van hun lengte eenzelfde gezien in figuur 3 omhoog gekromd verloop als de aan de uiteinden van de drager gelegen draden 6 en 10, waarbij ook 15 deze gekromde gedeelten van de draden 6, 10, 23 en 25 zijn gelegen in een gemeenschappelijk zich in de figuur 3 loodrecht op het vlak van tekening uitstrekkend vlak.

Gezien in figuur 3 zijn echter de draden 23 en 25 aan hun linker einden voorzien van een omhoog gebogen U-vormig uiteinde 28. 20 Deze U-vormig gebogen delen van de draden 23 en 25 ondersteunen een bovenste gedeelte van een uit plaatvormig materiaal gevouwen, een trapvormige doorsnede bezittend langgestrekt steunorgaan 29. Nabij de knik gezien tussen het hoger gelegen deel van het steunorgaan 29 en het lager gelegen deel van dit steunorgaan 29 is voor de ondersteuning 25 van dit steunorgaan nog een zich in de lengterichting van de drager uitstrekkende draad 30 aangebracht. Deze draad 30 rust op de bovenzijden van de draden 23 en 25. De buiten de uiteinden van het steunorgaan 29 uitstekende delen 31 van de draad 30 zijn U-vormig afgebogen, zoals weergegeven in figuur 4, waarbij de vrije uiteinden van de draad 30, die 30 op hetzelfde niveau liggen als het onder het steunorgaan 29 gelegen deel van de draad 30 op de bovenzijden van de draden 6 en 10 rusten.

Verder steunen de draden 6 en 10 samen met de draden 23 en 25 op deze draden rustende, langgestrekte, in doorsnede U-vormige, uit plaatmateriaal gevouwen steunorganen 32. Deze steunorganen worden nabij 35 hun midden nog ondersteund door verdere door de draden 6, 10, 23 en 25 ondersteunde draden 33. Zoals verder in het bijzonder uit figuur 2 blijkt 1 006907 6 zijn in de uit plaatvormig materiaal gevouwen steunorganen 29 en 33 nog een groot aantal sleufvormige gaten 34 respectievelijk 35 of dergelijke perforaties aangebracht.

Aan de onderzijde van het gezien in figuur 3 hoger 5 gelegen gedeelte 26 van de draad 7 zijn een drietal uit plaatvormig materiaal gevouwen, in doorsnede U-vormige steunorganen 36 bevestigd met de vrije uiteinden van de zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen van deze steunorganen. Nabij het midden van deze steunorganen zijn tussen de steunorganen en de draden 7, 11 en 24 zich in de lengterichting van 10 de steunorganen uitstrekkende steundraden 37 aangebracht.

Ook deze steunorganen 36 zullen bij voorkeur zijn voorzien van een groot aantal sleufgaten 38 of dergelijke perforaties.

Verder kunnen bijvoorbeeld aan deze steunorganen 36 nog verdere zich loodrecht op deze steunorganen uitstrekkende, uit plaat-15 vormig materiaal gevouwen steunorganen 39 zijn bevestigd, die bij voorkeur eveneens zijn voorzien van een groot aantal sleufgaten of dergelijke.

De vorm en rangschikking van hierboven beschreven steunorganen zal in grote mate afhangen van de vorm, gewicht en afmetingen van de te drogen keramische producten.

20 De hierboven beschreven drager kan in twee over 180° gedraaide standen worden gebruikt voor het ondersteunen van op de drager rustende keramische producten, namelijk in de in figuur 3 weergegeven stand, waarin de te drogen en/of te bakken keramische producten zullen worden ondersteund door de steunorganen 29 en 30, en in de stand volgens 25 figuur 6, waarin de te drogen en/of te bakken keramische producten zullen worden ondersteund door de steunorganen 36 en/of 39.

Voor de stevige zichzelf dragende opbouw van het uit draden samengestelde skelet van de drager is slechts verhoudingsgewijs weinig materiaal nodig voor het verkrijgen van een stevige opbouw van de 30 drager. Dientengevolge zal de drager geen hindernis vormen voor het toestromen van droog- en/of verwarmingslucht naar de te ondersteunen keramische producten, terwijl ook voor het opwarmen van de drager bij bakken van keramische producten niet onnodig veel energie zal worden verspild.

35 Verder kan de opstelling en vorm van de aan het skelet bevestigde steunorganen op doelmatige wijze aan de vorm van de te 1006907 7 ondersteunen keramische producten worden aangepast, zodat op eenvoudige wijze een optimale ondersteuning van de keramische producten kan worden bewerkstelligd onder het vrijlaten van een zo groot mogelijk oppervlak van de desbetreffende producten voor drogen.

1 006907

Claims (8)

1. Drager voor het drogen van keramische producten, in het bijzonder dakpannen, met het kenmerk, dat de drager is opgebouwd uit 5 een uit onderling aan elkaar bevestigde langs- en dwarsdraden bestaand zelfdragend skelet, waaraan plaatvormige steunorganen voor het plaatselijk ondersteunen van de keramische producten zijn bevestigd.

2. Drager volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drager aan elke zijde is voorzien van een tweetal boven elkaar gelegen 10 draden.

3. Drager volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uiteinden van een zich langs een zijde van de drager uitstrekkende draad ligt opgesloten tussen de uiteinden van een tweetal boven elkaar gelegen, zich langs een andere, zich dwars daarop uitstrekkende zijde van de drager 15 uitstrekkende draden.

4. Drager volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een zich langs een lange zijde van de drager uitstrekkende draad met zijn uiteinden ligt opgesloten tussen de uiteinden van een tweetal boven elkaar gelegen zich langs een korte zijde van de drager uitstrekkende draden, 20 terwijl een tweede zich langs de desbetreffende langszijde van de drager uitstrekkende draad op de uiteinden van de bovenste van de beide zich langs de korte zijde van de drager uitstrekkende draden is gelegen.

5. Drager volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een drager nabij twee tegenover elkaar gelegen zijden is 25 voorzien van een tweetal in een vlak op afstand van en evenwijdig aan elkaar verlopende draden alsmede van een verdere, zich evenwijdig aan dit tweetal draden uitstrekkende lager gelegen draad, die gezien in bovenaanzicht op de drager midden tussen de beide andere draden is gelegen en waarbij de afstand tussen de beide in een vlak gelegen draden gelijk 30 of een weinig groter is dan de doorsnede van de derde draad.

6. Drager volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de dragers zijn voorzien van met elkaar samenwerkende aanslagen, die een verschuiving van de verdere draad van een drager, die is geplaatst tussen de beide in een vlak gelegen draden van een andere drager, ten opzichte 35 van deze andere drager verhindert. 1 0069 07

7, Drager volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het skelet uit plaatmetaal gevouwen steunorganen zijn bevestigd.

8. Drager volgens één der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat aan twee zijden van het skelet steunorganen zijn bevestigd, zodanig, dat de drager in twee over 180° verdraaide standen kan worden gebruikt voor het ondersteunen van producten. 1006907