NL1005760C1

NL1005760C1 - Cilinderslot.

Info

Publication number: NL1005760C1
Application number: NL1005760A
Authority: NL
Inventors: Alexander Stefanescu
Original assignee: Schulte C E Gmbh
Priority date: 1996-12-23
Filing date: 1997-04-08
Publication date: 1997-04-22
Also published as: ES2208786T3; HK1049197B; NL1007794C1; ATE266136T1; US5964112A; DE19654136C2; DK0851079T3; ATE256806T1; DE19654136A1; CA2226033A1; ES2215952T3; HK1012198A1; PT851079E; CA2226033C; EP0851079A1; HK1049197A1; EP0851079B1

Description

» t 5

Cilinderslot

De uitvinding heeft betrekking op een cilinderslot met een cilinderhuis, waarvan de kernboring een een sleu-telkanaal vertonende cilinderkern opneemt, met ten minste één door een breedzijdige profilering van de sleutel in een 10 de draainaad van de cilinderkern kruisende holte verplaatsbaar kernzijdig sluitelement, dat in buitenwaartse richting van de kern veerbelast is en dat een zijwaarts in het sleutelkanaal stekend stuuruitsteeksel bezit.

Een dergelijk cilinderslot is bekend uit 15 GB 112 761, waarbij het sluitelement een buisvormig deel bezit, waaraan aan de buitenzijde in verlenging van het buisdeel een haakvormig deel aangebracht is. Het langere haakbeen verloopt parallel aan het sleutelkanaal en draagt daarin een als drukveer uitgevoerde veer, die het sluitele- 2 0 ment in buitenwaartse richting vanaf de kern tot in een aanslagpositie veerbelast. Het kortere, ongeveer loodrecht op het langere haakbeen verlopende haakbeen vormt daarentegen het stuuruitsteeksel, dat in het sleutelkanaal steekt. Met zijn buisvormig deel omvat het sluitelement aldus een 25 uit kernstiften en huisstiften bestaande sluiting zodanig, dat bij uitgetrokken sleutel het buisvormige deel van het sluitelement de draainaad van de cilinderkern kruist. Het plaatsen van de sluitingen geschiedt door middel van in de sleutelbörst ingesneden sluitgroeven, terwijl de verplaat- 3 0 sing van het sluitelement door middel van een lengtegroef aan de brede zijde van de sleutel plaatsvindt. Naast een vervaardigingstechnisch omslachtige uitvoeringsvorm treedt het probleem op dat bij een verplaatsing van het sluitelement in vrijgaverichting via de draainaad van de cilin-35 derkern geen versperring meer optreedt, hetgeen de veilig-heidswaarde van een dergelijke cilinderslot natuurlijk vermindert.

1 0 0 5 7 6 0 2

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een cilinderslot van de boven beschreven soort die op eenvoudige technische wijze vervaardigd kan worden met een verbeterde veiligheid.

5 Dit doel wordt bereikt doordat een cilinderslot van de boven beschreven soort volgens de uitvinding gekenmerkt wordt door een in het huiszijdige holtedeel geplaatst, in de richting naar de kern afgekeerd huiszijdig sluitelement, waarbij de veerkracht van de kernzijdige veer 10 groter is dan die van de huiszijdige veer.

De onderconclusies hebben betrekking op voordelige verdere uitvoeringen van de onderhavige uitvinding.

Als gevolg van een dergelijke uitvoering is een cilinderslot realiseerbaar, dat een eenvoudige opbouw heeft 15 alsmede een verbeterde veiligheid. Het kernzijdige sluitelement werkt slechts samen met een huiszijdig sluitelement. Beide sluitelementen zijn naar elkaar toe veerbelast. Voor het verkrijgen van een gedefinieerde positie van de sluitelementen onder vermijding van een zwemmende rangschikking 20 is de aan het kernzijdige sluitelement toegewezen veer sterker gedimensioneerd dan de het huiszijdig sluitelement belastende veer. Om het cilinderslot te kunnen sluiten, moet door middel van de breedzijdige profilering van de sleutelas het kernzijdige sluitelement zo ver verplaatst 25 worden, dat de scheidingsnaad tussen de beide stiftdelen in de draainaad van de cilinderkern ligt. Reeds kleine afwijkingen in de verschuiving volstaan om het draaien van de cilinderkern te verhinderen. Steeds volgt het huiszijdige sluitelement de verplaatsing van het kernzijdige sluite-30 lement. Komt bij een intrekbeweging de draainaad over de draainaad van de cilinderkern uit in het bereik van het kernzijdige holtedeel, zo wordt ook in tegenstelling tot de bovengenoemde GB 112 761 een versperring opgewekt. Wanneer de breedzijdige profilering aan de sleutel ontbreekt, kan 35 deze in het geheel niet in het sleutelkanaal ingevoerd worden. Is een foutieve breedzijdige profilering van de sleutelas aanwezig, dan worden de sluitelementen niet 1005760 3 correct verplaatst en wordt de draainaad tussen de beide sluitelementen niet in de draainaad van de cilinderkern gebracht. Voor het verkrijgen van een geringe ruimtebehoefte bezit het kernzijdige sluitelement een ongeveer in het 5 midden gelegen doorsnedeinsnoering, die door de als druk-veer uitgevoerde veer omvat wordt. Deze strekt zich aldus in het doorsnedebereik van het kernzijdige sluitelement zelf uit. Om een ondraaibare inrichting van de sluitelementen te verkrijgen, is de holte excentrisch diametraal 10 geplaatst en bezit een niet ronde doorsnede, in welke holte de sluitelementen ondraaibaar liggen. Met betrekking tot een kleine trappensprong is het van voordeel, wanneer de kopvlakcontour van de sluitelementen aangepast is aan de draainaadcontour. Voor het verschaffen van een cilinder-15 kernzijdig aanliggingsvlak van de het kernzijdige sluitelement belastende drukveer, is voorzien in een aan het kernzijdige holtedeel toegewezen, de insnoering vormslui-tend geleidende schoen, tegen de ene zijde waarvan de drukveer aanligt en waarvan de andere zijde een aanslagvlak 20 voor een schouder vormt, die naast het stuuruitsteeksel ligt. Aldus voldoet deze schoen zelfs aan een dubbele functie. Daarbij is het montagetechnisch gunstig, dat het kernzijdige sluitelement tweedelig is, waarbij het ene deel de insnoering en het andere deel het kopvlak vormt. Het 25 samenstellen van beide delen geschiedt zodanig, dat eerst het kernzijdige deel van de schoen doordrongen, aansluitend de drukveer op de insnoering geplaatst en aansluitend het het kopvlakvormende deel in verbinding gebracht wordt. Er kan een klemzitting tussen de beide delen voorzien worden, 30 zodat na het samenstellen de beide delen als één deel werken. De vervaardiging wordt verder vereenvoudigd, wanneer het de cilinderkern opnemende huisdeel een in een cilinderopening stekende holle cilinder is, die toegewezen is aan het huiszijdige holtedeel, de bodem waarvan door de 35 cilinderwand gevormd wordt. De het kernzijdige sluitelement vormende sleutel kenmerkt zich daardoor dat de sleutelpro-filering door een zijwand van een lengteribbe of -groef

10 0 5 7 SO

4 gevormd wordt. Overeenkomstig de uitvoering van de zijwand dient dan het kernzijdige sluitelement ontworpen te zijn om de sluitelementen correct te kunnen plaatsen. Daarbij ligt de lengteribbe naast de smalle kant van de sleutel. Het 5 storingsvrij inschuiven van de sleutel in het sleutelkanaal wordt gegarandeerd doordat het van de sleuteltopzijde schuin uitlopende zijwanddeel voor de vorming van een invoertrechter gevormd is. Het is aldus mogelijk de sleutel ook als vlakke omkeersleutel uit te voeren. Ook wanneer bij 10 het insteken van de sleutel in het sleutelkanaal deze schuin geplaatst wordt, is het inschuiven van de sleutel toch nog mogelijk doordat de sleutelas in het bereik van zijn sleuteltop dakvormig ten opzichte van elkaar geplaatste oploophellingen vormt, die uitmonden in de lengtegroef-15 bodem. Om de invoertrechter van het overige bereik van de sleuteltop af te grenzen, vormt het tussen de oploophellingen aanwezige sleuteltopbereik eveneens dakvormige hellingen, die onder een grotere hoek ten opzichte van elkaar staan. Het aan deze dakvormige hellingen aansluitende 20 sleutelzijdebereik dient voor de sturing van de sluitstif-ten, waarvan de kopse einden de brede zijde van de sleutel aftasten. De veiligheid van de sluitinrichting wordt verder verbeterd, doordat het topbereik van de sleutelas een in doorsnede andere ribbenstructuur vertoont dan het bereik 25 van de sleutelas nabij de greep. De ribbenstructuur van het topbereik is aan de doorsnedestructuur van het sleutelkanaal aangepast, zodat slechts die sleutel in het sleutelkanaal volledig ingeschoven kan worden, die de correcte doorsnedeprofilering bezit. De kopieerbaarheid alsmede de 30 aftastbaarheid vermoeilijkende eigenschap is dat het topbereik van de sleutelas aan de zijde van de rand zijn grootste dikte bezit. Daardoor bevindt zich de het kernzijdige sluitelement sturende langswand beneden de brede zijde van de sleutel, wat tot het hiervoor genoemde voordeel 35 leidt.

1005760 5

Hierna wordt een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding aan de hand van de tekeningen verduidelijkt. Hierin toont:

Figuur 1 een aanzicht van een inventief uitgevoer-5 de sluitinrichting in vergrote weergave, welke sluitinrich-ting samengesteld wordt uit een sleutel en een als profiel-halfcilinder uitgevoerd cilinderslot, figuur 2 een doorsnede door het cilinderslot in het bereik van een de sluitelementen opnemende holte, 10 figuur 3 een met figuur 2 overeenkomende weergave, waarbij de bijbehorende sleutel ingevoerd is onder het plaatsen van de sluitelementen, figuur 4 tevens een met figuur 2 overeenkomende doorsnede, waarbij een foutieve sleutel ingevoerd is, 15 figuur 5 in sterk vergrote weergave een aanzicht van de bijbehorende sleutel, figuur 6 een doorsnede door de sleutelas langs de lijn VI-VI in figuur 5 figuur 7 de doorsnede volgens de lijn VII-VII in 20 figuur 5, figuur 8 de doorsnede volgens de lijn VIII-VIII in figuur 5 en figuur 9 de doorsnede langs de lijn IX-IX in figuur 5.

25 Het als profiel-halfcilinder uitgevoerde cilinder slot 1 bezit een cilinderhuis 2, dat opgebouwd is uit een een cilinderopening 3 vertonende, in doorsnede cirkelvormige cilinderwand 4 en een van hieruit radiaal materiaalge-integreerd uitgaand trapdeel 5. In de cilinderopening 3 is 30 een een huisdeel 6 vormende holle cilinder ingestoken en door middel van een niet weergegeven, van het trapdeel 5 uitgaande stiftap gefixeerd. Het als holle cilinder gevormde huisdeel 6 vormt met zijn binnenwand een kernboring 7, waarin een cilinderkern 8 geplaatst is. In de cilinderkern 35 8 is een radiaal ingesneden sleutelkanaal 9 aangebracht, dat naar één zijde van de draainaad F van de cilinderkern 8 open is en in lijn ligt met het lengtemiddenvlak van het 1005760 6 trapdeel 5. Op bekende wijze bevat de cilinderkern 8 tweedelige sluitstiften 10, die door sleutelas breedzijdige uitsparingen 11 van een sleutel 12 geplaatst worden. De kernzijdige einden van de in richting van het sleutelkanaal 5 afgeveerde sluitstiften 10 steken daarbij bij aanslag-begrenzing in het sleutelkanaal 9. Dergelijke sluitstiften zijn echter bekend, zodat niet verder daarop ingegaan wordt.

Parallel aan het sleutelkanaallengtemiddenvlak is 10 een de draainaad F van de cilinderkern kruisende holte 13 voorzien. De bodem van het huiszijdige holtedeel vormt daarbij de cilinderwand 4. De excentrisch diametraal geplaatste holte 13 is zo positioneringsvast, dat deze het sleutelkanaal 9 nog overdekt, zodat het kernzijdige holte-15 deel naar het sleutelkanaal 9 toe open is.

Het huiszijdige holtedeel neemt een in kernbinnen-waartse richting afgeveerd huiszijdig sluitelement 14 op, dat samenwerkt met een in huis buitenwaartse richting afgeveerd kernzijdig sluitelement 15. Dit laatste element 20 bezit een ongeveer in het midden gelegen doorsnedeinsnoe-ring 16 in de vorm van een afgeknotte tap, die door de als drukveer uitgevoerde veer 17 omvat wordt. De aan het huiszijdige sluitelement 14 toegewezen veer 18 is eveneens als drukveer uitgevoerd en ligt tegen de cilinderwand 4 25 aan. Er wordt een zodanige dimensionering van de veren 17, 18 gebruikt, dat de veerkracht van de kernzijdige veer 17 groter is dan die van de huiszijdige veer 18. Daardoor wordt gegarandeerd, dat het huiszijdige sluitelement 14 steeds de verplaatsing van het kernzijdige sluitelement 15 30 volgt. Vanwege de excentrisch diametrale plaatsing van de sluitelementen 14, 15 bezit de holte 13 een niet ronde doorsnede, in welke holte de sluitelementen 14, 15 vorm- sluitend ondraaibaar liggen. Daarbij is de kopvlakcontour S respectievelijk de draainaad tussen beide sluitelementen 35 14, 15 aangepast aan de draainaadcontour.

Het kernzijdige deel van de holte 13 neemt een de insnoering 16 vormsluitend geleidende schoen 19 op, tegen 1 0 0 5 7 (5 0 7 de ene zijde waarvan de drukveer 17 aan ligt. De andere zijde van de schoen 19 vormt daarentegen een aanslagvlak 20 voor een schouder 21 van het kernzijdige sluitelement 15, waardoor dit bij niet ingebrachte sleutel steeds een 5 gedefinieerde eindpositie inneemt.

Het kernzijdige sluitelement 15 is tweedelig uitgevoerd. Het ene deel 15' vormt de insnoering 16 en het andere deel 15" vormt het kopvlak. In aansluiting op de schouder 21 is het deel 15' aan een in het sleutelkanaal 9 10 stekend stuuruitsteeksel 22 aangevormd.

Het samenstellen van het kernzijdige, gedeelde sluitelement 15 geschiedt op die manier, dat eerst het deel 15' met zijn tapvormige insnoering 16 grijpt in een boring 23 van de schoen 19. Daarna wordt de drukveer 17 en aan-15 sluitend het deel 15" tegen het einddeel van de insnoering 16 gedrukt, zodat de beide delen 15', 15" als één deel werken. Dan wordt het kernzijdige sluitelement 15 met de schoen in het kernzijdige deel van de holte 13 geplaatst. Dit kernzijdige holtedeel is zo bemeten, dat een kern 20 binnenwaarts gerichte verplaatsing van het kernzijdige deel 15' mogelijk is. De overeenkomstige vrije ruimte is daar aangegeven met het cijfer 24. Het zou mogelijk zijn voor het verkrijgen van een ééndelig sluitelement 15 de drukveer 18 in deze vrije ruimte 24 te plaatsen, hetgeen echter niet 25 weergegeven is.

De met het stuuruitsteeksel 22 samenwerkende sleutelprofilering is door een zijwand 25 van een lengte-ribbe 26 of -groef 27 gevormd. Hiertoe is de zijwand 25 met ten minste één stuuruitsparing 28 voorzien, die, in de 30 lengterichting van de sleutel gezien, dakvormig ten opzichte van elkaar staande stuurheHingen 29 toegewezen zijn. Bij het uitvoeringsvoorbeeld zijn drie van dergelijke stuuruitsparingen 28 achter elkaar liggend voorzien, zodat ook het cilinderslot l een overeenkomstig aantal van 35 paarsgewijs geplaatste sluitelementen 14, 15 bezit.

De lengteribbe 26 is daarbij gelegen naast de smalle kant 3 0 van de sleutel. In het bereik van de sleu- 1005760 δ teltop zet de zijwand 25 zich voort in een het deel van een invoertrechter T vormend, topzijdig schuin uitlopend zijwanddeel 25'. De, in doorsnede gezien, diametraal tegenovergelegen lengteribbe 25 is eveneens overeenkomstig 5 uitgevoerd, zodat de sleutel 12 ook als vlakke omkeersleu-tel dient.

Aldus zijn in het bereik van de sleuteltop dakvormig ten opzichte van elkaar geplaatste oploophellingen 31 onder een spitse hoek ten opzichte van elkaar voorzien, die 10 in de lengtegroefbodem 27' uitmonden, zie in het bijzonder figuur 8. Tussen de oploophellingen 31 bevinden zich in het sleuteltopbereik dakvormige hellingen 32, die ten opzichte van de eerdergenoemde hoek een grotere hoek vormen.

Zoals in het bijzonder de figuren 5, 6 en 7 tonen, 15 bezit de op de sleutelgreep 12" aansluitende sleutelas 12' in het insteekzijdige topbereik een in doorsnede andere ribbenstructuur dan het bereik van de sleutelas 121 nabij de greep. Tussen telkens twee eindstandige, aan deze brede zijde van de sleutel voorziene lengteribben bevinden zich 20 in de lengterichting van de sleutelas verlopende ribben 33, die ten opzichte van de lengteribben 26 met de afmeting x terug verplaatst liggen. Hierom wordt een aftastbaarheid alsmede kopieerbaarheid van de sleutel bemoeilijkt. De ribben 33 eindigen echter in het bereik voor de eerste 25 uitsparingen 11 van de sleutelas 12' respectievelijk raken deze. Overeenkomstig deze ribbenstructuur bezit ook het sleutelkanaal 9 van de cilinderkern 8 in het eindzijdige bereik een overeenkomstige doorsnedeprofilering. Aan deze door ribben 33 opgewekte doorsnedeprofilering sluit het 30 bereik nabij de greep zodanig aan, dat het plaatsen van de sluitstiften 10 niet nadelig beïnvloed wordt.

De volgende werkingswijze wordt ingesteld: een slotdraaiing van de cilinderkern 8 vereist het invoeren van de correcte sleutel 12 in het sleutelkanaal 9. Gedurende de 35 de insteekbeweging worden zowel de sluitstiften 10 alsook de sluitelementen 14, 15 geplaatst, waardoor het draaien van de cilinderkern mogelijk wordt. Dit ziet bij de sluite- 1005760 9 lementen 14, 15 zo uit, dat door de betreffende zijwand 25 met de daarin bevindende stuuruitsparingen 28 de stuuruit-steeksels 22 overeenkomstig verplaatst worden. Volgens figuur 2 en 3 wordt het kernzijdige sluitelement 15 in kern 5 binnenwaartse richting getrokken. Het veerbelaste sluitelement 14 volgt deze verplaatsing. Bij volledig ingeschoven positie is de kopvlakcontour S tussen de beide sluitelemen-ten 14, 15 in lijn met die van de draainaad F van de cilinderkern 8, zodat de slotdraaiing van de cilinderkern 10 kan plaatsvinden.

Gedurende de insteekbeweging van de sleutelas 12' in het sleutelkanaal 9 verplaatsen de dakvormige hellingen 32 de naar hen toekomende sluitstiften 10, terwijl de oploophellingen 31 ook bij licht gekantelde sleutelas 12' 15 het naar binnen bewegen van de stuuruitsteeksels 22 in de lengtegroef 27 mogelijk maken. Ook de invoertrechter T werkt in dit opzicht.

Figuur 4 verduidelijkt een foutieve sleutel 34. De zijwand 25" daarvan is zodanig bemeten, dat zij het kern-20 zijdige sluitelement 15 zo ver verplaatst, dat de kopvlakcontour S van beide sluitelementen 14, 15 de cilinderkern-draainaad F heeft overschreden en zich binnen de cilinderkern 8 bevindt. Daardoor wordt een draaiing van de cilinderkern 8 door het huiszijdige sluitelement 14 verhinderd, 25 zodat zelfs bij correct geplaatste sluitstiften 10 een draaibeweging van de cilinderkern 8 geblokkeerd wordt.

1 0 0 5 7 6 0

Claims

1. Cilinderslot met een cilinderhuis, waarvan de 5 kernboring een een sleutelkanaal vertonende cilinderkern opneemt, met ten minste één door een breedzijdige profilering van de sleutel in een de draainaad van de cilinderkern kruisende holte verplaatsbaar kernzijdig sluitelement, dat in buitenwaartse richting van de kern veerbelast is en dat 10 een zijwaarts in het sleutelkanaal stekend stuuruitsteeksel bezit, gekenmerkt door een in het huiszijdige holtedeel geplaatst, in de richting naar de kern afgeveerd huiszijdig sluitelement (14), waarbij de veerkracht van de kernzijdige veer (17) groter is dan die van de huiszijdige veer (18).

2. Cilinderslot volgens conclusie 1, gekenmerkt door een ongeveer in het midden geplaatste doorsnedein-snoering (16) van het kernzijdige sluitelement (15), die door de als drukveer uitgevoerde veer (17) omvat wordt.

3. Cilinderslot volgens een of meer der voorgaande 20 conclusies, daardoor gekenmerkt dat de holte (13) excentrisch diametraal geplaatst is en een niet ronde doorsnede bezit, waarin de sluitelementen ondraaibaar liggen.

4. Cilinderslot volgens een of meer der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de kopvlakcontour (S) 25 van de sluitelementen (14, 15) aangepast is aan de contour van de draainaad (F).

5. Cilinderslot volgens een of meer der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een aan het kernzijdige holtedeel toegewezen, de insnoering (16) vormsluitend geleidende 30 schoen (19), tegen de ene zijde waarvan de drukveer (17) aanligt en waarvan de andere zijde een aanslagvlak (20) voor een schouder (21) vormt, die naast het stuuruitsteeksel (22) ligt.

6. Cilinderslot volgens een of meer der voorgaande 35 conclusies, daardoor gekenmerkt dat het kernzijdige sluitelement (15) tweedelig is, waarbij het ene deel (15') de 1005760 insnoering (16) en het andere deel (15") het kopvlak (S) vormt.

7. Cilinderslot volgens een of meer der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het de cilinderkern (8) 5 opnemende huisdeel (6) een in een cilinderopening (3) stekende holle cilinder is, die toegewezen is aan het huiszijdige holtedeel, waarvan de bodem door de cilin-derwand (4) gevormd wordt.

8. Sluitinrichting bestaande uit een cilinderslot 10 volgens een of meer der voorgaande conclusies en een bijbehorende sleutel (12), daardoor gekenmerkt dat de sleutelasprofilering door een zijwand (25) van een lengte-ribbe (26) of -groef (27) gevormd wordt.

9. Sleutel volgens conclusie 8, daardoor geken-15 merkt dat de lengteribbe (26) naast de smalle kant (30) van de sleutel ligt.

10. Sleutel volgens een of meer der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een het deel van een invoer-trechter (T) vormende, topzijdig schuin uitlopend zijwand- 20 deel (25').

11. Sleutel volgens een of meer der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de sleutel (12) ook als vlakke omkeersleutel uitgevoerd is.

12. Sleutel volgens een of meer der voorgaande 25 conclusies, gekenmerkt door dakvormig ten opzichte van elkaar geplaatste oploopheHingen (31) aan de sleuteltop, die uitmonden in de lengtegroefbodem (27') .

13. Sleutel volgens een of meer der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het tussen de oploop- 30 hellingen (31) bevindende sleuteltopbereik eveneens dakvormige hellingen (32) vormt, die onder een grotere hoek ten opzichte van elkaar staan.

14. Sleutel volgens een of meer der voorgaande conclusies, gekenmerkt door de brede zijde van de sleutel 35 met hun kopvlak aftastende sluitstiften (10).

15. Sleutel volgens een of meer der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het topbereik van de 1005760 sleutelas (12’) een in doorsnede andere ribbenstruktuur vertoont dan het bereik van de sleutelas nabij de greep.

16. Sleutel volgens een of meer der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het topbereik van de 5 sleutelas (12') aan de zijde van de rand zijn grootste dikte bezit. 1005760