NL1004690C2 - Inrichting voor het verplaatsen van containers. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verplaatsen van containers.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van containers, omvattende een verrijdbaar onderstel met 5 twee op onderlinge afstand geplaatste draagbalken met ieder ten minste twee wielen, een boven het onderstel gelegen hefgestel met aan een voorzijde en een achterzijde telkens een tweetal op onderlinge afstand geplaatste hefinrichtingen die zijn afgesteund op het onderstel om de hoogte van het hefgestel ten opzichte van het 10 onderstel te variëren, waarbij door de draagbalken en het hefgestel een container-opneemruimte wordt begrensd en waarbij langs de langszijden van het hefgestel en/of langs de dwarszijden daarvan scharnierbare hefarmen zijn bevestigd, welke hefarmen zijn voorzien van een aandrijfinrichting voor het scharnieren van de hefarmen dwars 15 op de zijwanden van een in de container-opneemruimte plaatsbare container, en aan hun vrije uiteinden zijn voorzien van een koppelingsorgaan voor het aangrijpen op complementaire koppelingsorganen van een in de container-opneemruimte geplaatste container.

20 Bij de overslag van containers is liet bekend om deze met behulp van bijvoorbeeld een portaalkraan vanaf een schip op een overslagterminal te plaatsen. Vanaf de overslagterminal kunnen de containers door middel van stapelkranen of straddle carriers op het onderstel van een vrachtwagen worden geplaatst of kunnen deze op 25 wagons worden gezet voor het transport per spoorweg. Door het toenemen van het aantal overslagterminals en de afmetingen daarvan, neemt het interterminaltransport toe, waarbij de containers op efficiënte wijze naar verscheidene deelgebieden moeten worden getransporteerd. De bekende straddle carriers zijn relatief complex 30 en kunnen bijvoorbeeld 60 ton wegen. Hierdoor zijn deze transportinrichtingen voor containers minder geschikt voor het interterminaltransport.

Een straddle carrier of port'aalwagen van de hierboven genoemde soort is beschreven in Nederlandse octrooiaanvrage nummer 6 515 792. 35 De bekende portaalwagen omvat een eerste hefjnrichting met een tweetal aan scharnierstangen opgehangen platen. Deze platen kunnen dwars op de zijwanden van een container scharnieren waardoor aan de platen bevestigde haken kunnen aangrijpen op de onderrand van een 1 0 0 4 6 90 2 container.

De bekende inrichting met een tweevoudig uitgevoerd hefsysteem is relatief complex en relatief zwaar. Verder is de positionering van de hefinrichting ten opzichte van een container moeizaam en zal ten 5 gevolge van de grote lengte van de scharnierarmen de zijdelingse druk daarvan aan de onderzijde beperkt zijn zodat het risico van ongewenst losraken bestaat.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een relatief eenvoudige inrichting voor het over een terminal en 10 tussen terminals verplaatsen van containers, waarbij de bovengenoemde problemen zijn opgelost. Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een dergelijke inrichting die relatief licht van gewicht is, waarbij de positionering van de hefarmen ten opzichte van de containers op eenvoudige wijze plaatsvindt en waarmee 15 de containers op bedrijfszekere wijze kunnen worden verplaatst. Het is tevens een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een inrichting waarmee containers op eenvoudige wijze van een oplegger kunnen worden getild en daarop kunnen worden teruggeplaatst.

Het is tenslotte een doel van de onderhavige uitvinding te 20 voorzien in een inrichting die bij een gering geluidsniveau werkt en die geschikt is om onbemand te worden bestuurd.

Hiertoe is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat in een laagste stand van het hefgestel de koppelingsorganen van de hefarmen ter hoogte van de bovenwand van de 25 container-opneemruimte zijn gelegen.

De inrichting volgens de uitvinding kan op eenvoudige wijze over een container worden gereden, waarbij de draagbalken van het onderstel zich aan weerszijden daarvan uitstrekken en waarbij het hefgestel boven de container is gelegen. De van het hefgestel 30 neerwaarts afhangende hefarmen grijpen aan op de bovenste zijkant van de container, waarin bijvoorbeeld koppelingsgaten kunnen zijn aangebracht. Vervolgens wordt met behulp van de hefinrichtingen het gehele hefgestel ten opzichte van'de draagbalken opgeheven, zodat de container vrij aan de hefarmen komt te hangen. Vervolgens kan de 35 container op stabiele wijze over het overslagterrein worden getransporteerd en op de gewenste locatie worden afgezet, bijvoorbeeld op een oplegger van een vrachtwagen of in een tijdelijk depot. Doordat de container tijdens transport aan de scharnierbare 10 04 6 00 3 armen hangt, kunnen schokken of oneffenheden, bijvoorbeeld ten gevolge van obstakels op de ondergrond, worden opgevangen door een geringe uitwijking van de armen om hun respectieve scharnierpunt. Doordat de hefarmen relatief kort zijn, wordt een goede klemkracht op 5 de containerrand verkregen zodat ongewenst loskomen van de hefarmen wordt tegengegaan.

Bij voorkeur is iedere hefarm voorzien van een eigen aandrijf inrichting voor het scharnieren van de hefarm tussen een ontkoppelingsstand en een koppelingsstand. Hierbij kan de 10 aandrijfinrichting worden gevormd door bijvoorbeeld een hydraulische cilinder, of een elektromotor. De aandrijfinrichting kan relatief licht zijn uitgevoerd aangezien het gewicht van de container, die bijvoorbeeld 35 ton kan wegen, hierop niet komt aan te grijpen.

Bij voorkeur omvatten de hefinrichtingen ieder een dwars op de 15 langszijden van een draaggestel geplaatste dwarsbalk en een vertikaal van de dwarsbalk afstaand profiel waarin een vijzel op- en neer beweegbaar is opgenomen. Door de dwarsbalken en de profielen wordt een boogvormig frame gevormd dat de draagbalken van het onderstel overbrugt en waardoor de containeropneemruimte wordt begrensd. Bij 20 voorkeur hebben de dwarsbalken een zodanige lengte, en hebben daardoor de draagbalken een zodanige onderlinge afstand, dat bij plaatsing van een container onder het hefgestel een voldoende afstand overblijft tussen de containerwand en de wielen van het onderstel om een stuurslag daarvan mogelijk te maken.

25 In een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn langs iedere langszijde ten minste drie hefarmen bevestigd, bij voorkeur vier hefarmen. Hierdoor kan met behulp van bijvoorbeeld de middelste twee hefarmen een relatief korte container worden opgeheven, terwijl met behulp van de hefarmen die 30 nabij de uiteinden van het hefgestel zijn gelegen een relatief lange container kan worden opgeheven. Hierbij is het niet noodzakelijk dat het hefgestel in lengte kan worden gevarieerd, zodat de uitvoering daarvan relatief eenvoudig kan blijven.

Bij voorkeur omvat iedere hefarm aan zijn vrije uiteinde een 35 koppelpen die past in een opneemholte aan de zijwand van een container. De hefarmen kunnen aan hun vrije uiteinden getrapt zijn uitgevoerd zodat containers met verschillende hoogten op zelfzoekende wijze kunnen worden gekoppeld aan de hefarmen.

10 0 4 6.9 0 4

Bij voorkeur is het hefgestel uitgevoerd als een hol profiel en zijn de motor en de brandstoftank van de inrichting in het hefgestel opgenomen. Hierbij kunnen in het relatief lange hefgestel voldoende isolatiemiddelen achter de luchtuitlaat van de motor worden opgenomen 5 om een zeer goede geluiddempende werking te verkrijgen. Hierdoor is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding relatief geluidarm tijdens bedrijf.

Bij voorkeur is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding voorzien van besturingsmiddelen voor het op afstand, onbemand 10 besturen van de inrichting. De besturingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een transponder omvatten die positionerings- en besturingssignalen ontvangt van een onder het rijvlak gelegen netwerk van transmissielijnen. Een dergelijk inductiegestuurd transportsysteem is beschreven in Transport en Opslag 8 (1984), 13 november, pagina 56-15 60. De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont:

Figuur 1 een schematisch aanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding in de transportstand,

Figuur 2 de inrichting volgens figuur 1 bij plaatsing van een 20 container op een oplegger of verwijdering daarvan en

Figuur 3 een gedeeltelijk doorsnede-aanzicht van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 1 toont de verrijdbare inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvattende een onderstel 3 en een daarop geplaatst 25 hefgestel of hefframe 4. Het hefframe 4 is via hefinrichtingen 5,5'; 6,6' op het onderstel afgesteund. Het onderstel 3 omvat twee op een onderlinge afstand gelegen draagbalken 7,7' en kan met wielen 8, 8' aan weerszijden langs een container 2 worden gereden. Hierbij wordt een containeropneemruimte gevormd tussen de draagbalken 7,7’, tussen 30 de hefinrichtingen 5,5'; 6,6' en onder het hefframe 4. Aan het hefframe 4 zijn acht hefarmen 10,10'; 11,11'; 12,12' en 13,13’ scharnierbaar bevestigd. De hefarmen 10,10'-13,13' zijn langs de langszijden van het hefframe 4 scKarnierbaar bevestigd aan flenzen 14.

35 De vrije uiteinden van de hefarmen 10,10' - 13,13' zijn voorzien van getrapte vrije koppelvlakken 16,17 voor het aangrijpen op de zijwanden van een container 2. Hierbij wordt een juiste positionering verkregen door een getrapt aanslagvlak, dat dwars op de 1004690 5 koppelvlakken 16,17 is geplaatst, in aangrijping te brengen met de bovenrand van de container. Hierdoor wordt een koppelpen die dwars uitsteekt ten opzichte van een koppelvlak 16,17 welk koppelvlak parallel is aan de zijwand van de container, in aangrijping gebracht 5 met een gat in de zijwand van de container. Door de dubbelgetrapte uitvoering, kunnen containers met een tweetal afmetingen met de inrichting op eenvoudige wijze worden opgetild, zonder dat voor een juiste positionering een complexe aansturing voor de hoogte-instelling van het hefframe noodzakelijk is. Doordat de container 2 10 bij transport met de inrichting 1 aan de hefarmen 10,10' - 13,13’ hangt, kan deze op stabiele wijze worden vervoerd. Hierbij hoeft de container 2 slechts over een kleine afstand van de ondergrond te worden losgeheven, en zullen schokken en trillingen van het onderstel 3 worden gedempt door de vrijhangende armen 10,10' - 13,13'. Hierdoor 15 neemt het risico van beschadigen van de inhoud van de container af.

Het hefframe 4 is aan zijn langszijden voorzien van dwarsbalken 22,22' en verticaal gerichte profielen 23,23'. In ieder verticaal profiel 23,23' is een vijzel 24,24'; 25,25' opgenomen. Iedere vijzel rust op een draagbeugel 9,9' die zich direct boven een wielas van de 20 wielen 8,8' bevindt. Zoals getoond in figuur 2, zijn in de uitgestrekte toestand van de vijzels 24,24';25,25', de containers 2 op een zodanige hoogte gebracht dat zij op een oplegger van een vrachtwagen kunnen worden geplaatst, of daar vanaf worden losgenomen. Aan de draagbalken 7,7' kunnen detectie-inrichtingen 28,28' zijn 25 opgenomen bijvoorbeeld in de vorm van transponders, die positioneringssignalen afgeven aan en ontvangen van een transmissieleidingsysteem dat in de ondergrond is opgenomen. Hierdoor is het mogelijk de inrichting volgens de uitvinding zich onbemand over een opslagterrein te laten voortbewegen.

30 Zoals getoond in figuur 3 is iedere hefarm 10 voorzien van een aandrijfinrichting 21, bijvoorbeeld een hydraulische cilinder om de arm 10 met een kleine slag ten opzichte van de flens 14 te bewegen.

In het hol uitgevoerde hefframe 4 kan de dieselmotor alsmede de brandstoftank voor het aandrijven van de hydraulische cilinder 26 van 35 de hefinrichting 5 zijn opgenomen. De aandrijving van de inrichting 1 kan bijvoorbeeld plaatsvinden door middel van voor ieder wiel 8,8’ individuele hydromotoren 27.

De totale breedte van de inrichting volgens de onderhavige 10 0 4 6 90 6 uitvinding bedraagt bijvoorbeeld 2,44 meter bij een gewicht van 25 ton. Bij het heffen van een container van 35 ton bedraagt de wielbelasting daarom 15 ton per wiel bij toepassing van vier wielen. Hoewel de hefarmen van de in de figuren getoonde 5 uitvoeringsvorm langs de langszijden van het hefframe zijn gelegen, sluit de uitvinding echter niet uit dat de hefarmen aan de kopse uiteinden van het hefframe worden geplaatst.

10 0 4 6 9 0

Claims (9)

1. Inrichting (1) voor het verplaatsen van containers, omvattende een verrijdbaar onderstel (3) met twee op onderlinge afstand 5 geplaatste draagbalken (7,7') met ieder ten minste twee wielen (8,8'), een boven het onderstel (3) gelegen hefgestel (4) met aan een voorzijde en een achterzijde telkens een tweetal op onderlinge afstand geplaatste hefinrichtingen (5,5';6,6') die zijn afgesteund op het onderstel (3) om de hoogte van het hefgestel (4) ten opzichte van 10 het onderstel (3) te variëren, waarbij door de draagbalken (7,7') en het hefgestel (4) een container-opneemruimte wordt begrensd en waarbij langs de langszijden van het hefgestel en/of langs de dwarszijden daarvan scharnierbare hefarmen (10,10*;11,11*;12,12*;13,13') zijn bevestigd, welke hefarmen zijn 15 voorzien van een aandrijfinrichting (21) voor het scharnieren van de hefarmen dwars op de zijwanden van een in de container-opneemruimte plaatsbare container, en aan hun vrije uiteinden zijn voorzien van een koppelingsorgaan (18) voor het aangrijpen op complementaire koppelingsorganen van een in de container-opneemruimte geplaatste 20 container, met het kenmerk, dat in een laagste stand van het hefgestel (4) de koppelingsorganen van de hefarmen ter hoogte van de bovenwand van de container-opneemruimte zijn gelegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 25 hefarmen (10,10’-13,13') zijn aangebracht langs de langszijden van het hefgestel (4), en ieder een afzonderlijke aandrijfinrichting (21) omvatten tussen een ontkoppelingsstand en een koppelingsstand.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 30 hefinrichtingen (5,5';6,6') ieder een dwars op de langszijden van het hefgestel (4) geplaatste dwarsbalk (22,22') omvatten en een verticaal van de dwarsbalk (22,22') afstaand profiel (23,23') waarin een vijzel (24,24';25,25') op en neer beweegbaar is opgenomen. 1 -10 0 4 « 9 0

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat iedere vijzel (24,24';25,25') is afgesteund op een draagbalk (7,7') in de nabijheid van een wiel (8,8'). s

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat langs iedere langszijde van het hefgestel (4) ten minste drie hefarmen <10,10*—13,13') zijn bevestigd, bij voorkeur vier hefarmen. 5

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat iedere hefarm (10,10'-13,13') aan zijn vrije uiteinde is voorzien van een naar de langszijden van het hefgestel gerichte koppelpen (19). 10

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vrije uiteinden van de hefarmen (10,10'-13,13') getrapt zijn uitgevoerd, met ten minste twee op verschillende hoogte gelegen koppelvlakken (16,17) met ieder een koppelpen, en een dwars 15 op de koppelvlakken gelegen aanslagvlak.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hefgestel (4) als een hol profiel is uitgevoerd, waarin de motor en de brandstoftank van de inrichting zijn geplaatst. 20

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van besturingsmiddelen (28,28') voor het op afstand, onbemand besturen van de inrichting. % 1004690