NL1003203C2 - IJsvrije afvoerconstructie. - Google Patents
IJsvrije afvoerconstructie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1003203C2 NL1003203C2 NL1003203A NL1003203A NL1003203C2 NL 1003203 C2 NL1003203 C2 NL 1003203C2 NL 1003203 A NL1003203 A NL 1003203A NL 1003203 A NL1003203 A NL 1003203A NL 1003203 C2 NL1003203 C2 NL 1003203C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- bars
- construction
- gas discharge
- discharge tube
- cover plate
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F23—COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
- F23L—SUPPLYING AIR OR NON-COMBUSTIBLE LIQUIDS OR GASES TO COMBUSTION APPARATUS IN GENERAL ; VALVES OR DAMPERS SPECIALLY ADAPTED FOR CONTROLLING AIR SUPPLY OR DRAUGHT IN COMBUSTION APPARATUS; INDUCING DRAUGHT IN COMBUSTION APPARATUS; TOPS FOR CHIMNEYS OR VENTILATING SHAFTS; TERMINALS FOR FLUES
- F23L17/00—Inducing draught; Tops for chimneys or ventilating shafts; Terminals for flues
- F23L17/02—Tops for chimneys or ventilating shafts; Terminals for flues
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F23—COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
- F23L—SUPPLYING AIR OR NON-COMBUSTIBLE LIQUIDS OR GASES TO COMBUSTION APPARATUS IN GENERAL ; VALVES OR DAMPERS SPECIALLY ADAPTED FOR CONTROLLING AIR SUPPLY OR DRAUGHT IN COMBUSTION APPARATUS; INDUCING DRAUGHT IN COMBUSTION APPARATUS; TOPS FOR CHIMNEYS OR VENTILATING SHAFTS; TERMINALS FOR FLUES
- F23L17/00—Inducing draught; Tops for chimneys or ventilating shafts; Terminals for flues
- F23L17/02—Tops for chimneys or ventilating shafts; Terminals for flues
- F23L17/14—Draining devices
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Separating Particles In Gases By Inertia (AREA)
- Ventilation (AREA)
Description
Ijsvrije afvoerconstructie.
De uitvinding heeft betrekking op een afvoerconstructie voor een uitmondingsconstructie voor een gasaf-scheidend toestel, zoals een verwarmingstoestel, bijvoorbeeld een verwarmingsketel. De uitvinding heeft voorts 5 betrekking op een zogenaamde uitmondingsconstructie voor een gesloten gastoestel, omvattend een luchttoevoercon-structie en een afvoerconstructie volgens de uitvinding.
Uitmondingsconstructies voor al dan niet gesloten gastoestellen zijn uit de octrooiliteratuur bekend. 10 Hiervoor valt onder meer te verwijzen naar Europese octrooiaanvrage 0.654.638 en Europees octrooi 0.418.976, beide op naam van aanvraagster.
Wanneer de vochtige afvoergassen, zoals verbrandingsgassen van een zogenaamde HR-ketel, of vochtige 15 lucht, nabij de uitmonding van de gasafvoerbuis en daar voorbij geraken, zal condensatie optreden op aldaar gelegen delen van de afvoerconstructie, die als gevolg van de omgevingstemperatuur kouder zijn dan het afgevoerde gas. Zo lang er sprake is van condens behoeft dit nog geen pro-20 bleem te vor®en. Dit kan echter wel het geval zijn indien de omgevingstemperatuur dermate laag is, dat het condens bevriest en ijsophopingen of ijspegels gevormd zullen worden. Deze ijsformaties kunnen in de weg staan aan een goede werking van de uitmondingsconstructie, in het bij-25 zonder wanneer zij een aaneengesloten ijsschot vormen. Bij 1C C i 2 ;> 3 2 invallende dooi kunnen zij bovendien bij loskomen van de uitmondingsconstructie de dakbedekking beschadigen of een gevaar vormen voor zich daar beneden en in de nabijheid bevindende mensen of objecten.
5 De afschermmiddelen omvatten een benedenstrooms oftewel boven de uitmonding van de gasafvoerbuis gelegen afdekplaat, die in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn van de afvoerbuis opgesteld is. Een dergelijke afdekplaat dient ertoe te voorkomen dat een (val-)wind direct in de 10 gasafvoerbuis kan blazen en zo de afvoer kan belemmeren. Bovendien voorkomt de afdekplaat dat vogels binnendringen en voorts een overmatige regeninslag. Tegen de onderzijde van de afdekplaat vindt condensatie plaats. De condensa-tiedruppels zullen zich kunnen verzamelen op de onderzijde 15 en neerwaarts druppelen. Om dit te bevorderen is de onderzijde vaak gevormd met een centraal laagste gedeelte, waar de druppels, langs de onderzijde naar toe kunnen vloeien.
Een uitmondingsconstructie met een voorziening voor opvang en terugvoer van condens naar inwendige delen 20 van de uitmondingsconstructie is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 94.00659. Bij de afvoerconstructie van die uitmondingsconstructie is in een uitvoering voorzien van een opvangschaal, die een zodanige omtrek heeft dat con-densdruppels van daarboven gelegen delen, in het bijzonder 25 de afdekplaat, opgevangen worden en die aan haar ondereind op waterdruppel-afvoerende wijze aansluit op de verbrandingsgasafvoerbuis. Bij deze bekende afvoerconstructie is onder meer beoogd om de druppels, die aldus tot in de gasafvoerbuis geleid zijn, verzameld kunnen worden onderin 30 de afvoergasbuis, om vandaar bijvoorbeeld te worden overgebracht naar een rioleringssysteem.
Het kan voorkomen dat de afvoerconstructie zodanig schuin opgesteld is, dat het beoogde laagste gedeelte van de plaat feitelijk niet meer het laagste ge-35 deelte daarvan vormt, maar randgebieden van de plaat, waardoor de druppels zich aldaar zullen verzamelen en neerwaarts langs de opvangschaal vallen, met als gevolg 10032;3 3 ijspegelvorming op lager gelegen delen zoals een luchttoe-voerkap of een dakpan, met alle nadelige gevolgen van dien.
De uitvinding heeft tot doel een afvoerconstruc-5 tie danwel uitmondingsconstructie van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee een verbeterde en dus veiliger verwijdering en opvang van condens mogelijk is, zodat ijsvorming praktisch uitgesloten is. Hiertoe voorziet de uitvinding onder meer in een afvoercontructie 10 voor een uitmondingsconstructie van een gasafvoerend toestel, zoals een verwarmingstoestel, in het bijzonder een verwarmingsketel, omvattend een gasafvoerbuis, middelen voor afscherming van de uitmonding van de gasafvoerbuis, en middelen voor opvang van condens afkomstig van de 15 afschermingsmiddelen, waarbij althans nabij de uitmonding van de gasafvoerbuis middelen voorzien zijn voor geleiding en doorvoer van condens van de opvangmiddelen naar het inwendige van de gasafvoerbuis, waarbij de afschermingsmiddelen een boven de uitmonding van de gasafvoerbuis 20 geplaatste afdekplaat omvatten, voorts omvattend condens-afvoermiddelen die een aantal in omtrekszin aangebrachte spijlen of stroken omvatten, die in radiale buitenwaartse richting de uitmonding en een benedenstrooms gebied daarvan omgeven en zich met een component in de buisrichting 25 uitstrekken en in afvoerende vloeistofverbinding staan met de opvangmiddelen.
De spijlen of stroken zorgen voor onderschepping, adhesie en geleiding naar de opvangmiddelen van de druppels, onafhankelijk van de vorm van de afdekplaat, ook 30 bij een scheefstand van de afvoerconstructie. Als gevolg van adhesiekrachten zullen de condensdruppels op de spijlen blijven en daarlangs, dwars door de gasstroom, neerwaarts vloeien, naar de opvangmiddelen. De spijlen kunnen zelfs het laagste gedeelte op de plaat overbodig maken. De 35 plaat kan daarom op velerlei wijzen gevormd zijn, bijvoorbeeld zelfs hol. De spijlen of stroken zorgen bovendien voor geleiding van de afvoergassen en voorts voor een 1003203 4 onderbreking voor de wind, waardoor in het geval van harde wind op verregaande wijze voorkomen wordt dat druppels meegesleurd worden eN dan buiten de opvangmiddelen om terechtkomen op plaatsen waar vervolgens ijspegelvorming 5 optreedt.
Bij voorkeur zijn de spijlen of stroken in hoofdzaak verticaal gericht. Voorts heeft het de voorkeur indien de spijlen aan hun benedenstroomse eind aansluiten op een ring of schijf, die eventueel een geheel vormt met 10 de afdekplaat, zodat zij ook daarmee een geheel vormen.
Het is daarbij bijzonder voordelig indien de genoemde plaat tussen de spijlaansluitingen voorzien is van radiale, binnenwaartse inkepingen of inhammen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de aansluiting van een spijl met 15 de ring, schijf of plaat nagenoeg zeker, ook bij extreme scheefstand, een laagste punt zal vormen voor de plaat, zodat de op de plaat gevormde condensdruppels via de spijlen zullen afvloeien naar de opvangmiddelen. Alternatief - of daarbij - kan de afdekplaat of ring nabij de 20 aansluiting op de spijlen of stroken op de onderzijde voorzien zijn van afvoer-geleidende formaties, zoals ruggen.
De afschermmiddelen kunnen op op zich bekende wijze een op radiale buitenwaartse afstand van de uitmon-25 ding omlopende windluwteband omvatten, waarvan de benedenstroomse rand in een verticale projectie binnen de buitenomtrek van de ophangmiddelen gelegen is. Een dergelijke windband kan de vorm hebben van een cilindrische band. Condens dat gevormd wordt op de binnenkant daarvan 30 en vervolgens afloopt zal worden opgevangen door de opvangmiddelen en via de doorvoermiddelen afgevoerd worden naar de gasafvoerbuis.
De spijlen of stroken zijn bij aanwezigheid van een dergelijke windband op radiale buitenwaartse afstand 35 gelegen van die windband. Hierdoor wordt een tweetraps afvoer van condens verschaft. De afstroming van de druppels langs de spijlen wordt hierbij niet onderbroken door 1003203 5 horizontale delen zoals een windband. Bovendien wordt een tweetrapsgewijze onderbreking van de wind verschaft. Voorts kan bij gelijkblijvend effect de windband smaller worden gekozen, waardoor het condensvormend oppervlak 5 daarvan verkleind zal zijn en de constructiehoogte beperkt kan worden.
De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in: 10 figuur 1 een deel van een uitmondingsconstructie waarin opgenomen een voorbeelduitvoering van de afvoercon-structie volgens de uitvinding, in uiteengenomen toestand; figuur 2 het deel van de uitmondingsconstructie van figuur 1, in samengevoegde toestand; 15 figuur 3 een perspectivisch aanzicht op de afvoerconstructie van figuur 1; en figuur 4 een doorsnede van de afvoerconstructie van figuur 1.
In figuur 1 is weergegeven een luchttoevoerkap 20 2, die aan de onderzijde voorzien is van een hoofdlucht- toevoer naar een zich daar beneden bevindende luchttoe-voerbuis 5 voor een eveneens daar beneden gelegen gesloten gastoestel, en aan het boveneind voorzien is van een omlopende windring 3, die een secundaire, luchtdrukont-25 lastopening afschermt.
Tot boven de luchttoevoerkap 2 reikt een gasafvoerbuis 4, die eveneens afkomstig is van het gastoestel en concentrisch gelegen is binnen de luchttoevoerbuis 5.
Boven de luchttoevoerkap 2 bevindt zich condens-3 0 opvangschotel 6 met plaatsingsring 13 en daar buiten een schuin radiaal buitenwaarts, oplopend en omlopend opvang-vlak 11 en een omlopende opstaande buitenrand 12. De schotel 6 is voorts voorzien van een afvoerbuisstomp 21, die coaxiaal is met de ring 13 en eenzelfde diameter 35 heeft. De buisstomp 21 is als één geheel gevormd met op regelmatige afstand in omtreksrichting van elkaar geplaatste verbindingslij ven 24, die in dit geval zelf als 10 0 3 2( 3 6 een geheel gevormd zijn met de rest van schotel 6. De afvoerbuisstomp 21, de lijven 24 en het opvang- en gelei-dingsvlak 11 bepalen, met dat vlak in lijn liggende, radiale doorgangen 26 voor condenswater naar het inwendige 5 van de afvoerbuis 4.
Weer daarboven is afgebeeld een afvoerkap 7, die als één geheel gevormd is en als het ware een horizontale en een verticale schermconstructie omvat, waarbij de verticale schermconstructie gevormd wordt door verticale 10 spijlen 18, die van elkaar gescheiden zijn door verticale doorgangen 19 en aan het boveneind met elkaar verbonden zijn middels plaat 8, die in hoofdzaak dient als valwind-scherm, en aan het ondereind met elkaar verbonden zijn middels omlopende flens 17, die aan de buitenzijde voor-15 zien is van een scherpe klemrand 23. De horizontale schermconstructie wordt gevormd door windband 20, die op radiale binnenwaartse afstand van de spijlen 18 gelegen is en om en op afstand van het boveneind van afvoerbuisstomp 21 en het direct daarboven gelegen gebied gelegen is. De 20 windband 20 en de afvoerbuisstomp 21 bepalen tussen zich een axiale ringruimte 10. De windband 20 wordt op zijn plaats gehouden middels een aantal in omtreksrichting op afstand van elkaar geplaatste, neerwaartse verbindingslij -ven 22, die in dit geval meegevormd zijn met de windband 25 20 en de plaat 8. De lijven 22 laten tussen zich gasaf- voeropeningen 25 vrij.
In figuur 1 is te zien dat de gasafvoerbuis 4 aan haar boveneind voorzien is van een rand 9 met vergrote diameter, waarin de plaatsingsring 13 met een perspassing 30 opgenomen wordt. Het binnenoppervlak van de plaatsingsring 13 zal daardoor in lijn liggen met het binnenoppervlak van de gasafvoerbuis 4.
De overige delen van de afvoerconstructie 1 volgens de uitvinding kunnen eveneens van bovenaf geplaatst 3 5 worden.
De kap 7 wordt vervolgens bovenop de opvangscho-tel 6 geplaatst. Het vastleggen van de kap 7 op de schotel 1003203 7 6 geschiedt met behulp van een perspassing of klemming (figuur 4) , waartoe de omlopende flens 17 met de schuin neerwaarts en naar buiten reikende klemrand 23 ingrijpt in het binnenoppervlak van de opstaande rand 12 van opvang-5 schotel 6.
Hiermee is de afvoerconstructie 1 samengevoegd en heeft deze het uiterlijk van figuur 2 of 4 verkregen. Bij de samenvoeging zijn geen schroeven nodig, noch behoeft geklonken te worden. De scheiding in de diverse 10 onderdelen heeft verder als voordeel dat de onderdelen van het voor hun functie meest geschikte materiaal vervaardigd kunnen worden, rekening houdende met onder meer de tempe-ratuurbelasting. Voor de opvangschotel 6 is belangrijk dat deze van condens- en temperatuurbestendig materiaal ver-15 vaardigd is. Voor de kap 7 dient er op gelet te worden dat het daarvoor gebruikte materiaal bestendig is tegen hoge temperaturen, alsmede condens- en UV-bestendig is. Er kan hierbij worden afgezien van glasgevulde materialen, waardoor de daarmee samenhangende hygroscopische effecten 20 afwezig zullen kunnen zijn.
Als gevolg van de omgevingstemperatuur buiten de kap zullen de oppervlakken die getroffen worden door de afvoergassen relatief koud zijn en daardoor potentiële condensatie-oppervlakken vormen. De belangrijkste hiervan 25 zijn het binnenoppervlak van de windband 20 en het onder-oppervlak van de plaat 8. Op de plaat 8 gevormd en verzameld condensaat zal onder de invloed van de zwaartekracht in de richting C neerwaarts kunnen vallen. Het op het binnenoppervlak van de windband 20 gevormde condensaat zal 3 0 neerwaarts stromen in de richting E en dan door de ring-spleet tussen de windband 20 en de afvoerbuisstomp 21 verder neerwaarts vallen om terecht te komen op het op-vangvlak 11. Vandaar zal het condensaat af kunnen stromen in radiale binnenwaartse richting F en vervolgens bij de 35 doorgangen 26 terecht komen en dan neerwaarts vallen of afstromen in de richting J in de buis 4.
Bij scheefstand van de uitmondingsconstructie 1003205 8 zal de plaat 8 eveneens schuin staan, waardoor de condens-druppels langs het onderoppervlak naar buiten bewegen (G), van waar zij zouden neervallen buiten de schotel 6 om op lager gelegen delen van het dak of van de uitmondingscon-5 structie bij te dragen aan ongewenste ijsvorming. Volgens de uitvinding is er nu in voorzien om de kap 7 aan de buitenomtrek te voorzien van verticale banen of spijlen 18. Condensaat dat langs de plaat 8 in buitenwaartse richting afloopt, zal via het onderoppervlak van de plaat 10 8 aankomen bij het oppervlak van een spijl 18, onder invloed van adhesie en zwaartekracht neerwaarts afgebogen worden (H) en dan afstromen in de richting D, om tenslotte van het ondereind 14 van de flens 17 te vallen op het opvangvlak 11 en op de hierboven beschreven wijze verder 15 afgevoerd worden (F). Het overbrengen van de condensdrup-pels naar de spijlen 18 wordt nog verder bevorderd door het gebogen verloop dan wel de uitstrekking met een radiale buitenwaartse component van de spijlen 18 nabij de aansluiting op de plaat 8, waardoor in de omgeving van het 20 aansluitgebied tussen een spijl 18 en de plaat 8 vrijwel altijd een laagste punt van het boveneind van de kap 7 gevormd wordt. Een anders wel toegepaste afdekplaat met verlaagd midden is dan niet nodig.
Voor het geval dat condensaat, als gevolg van 25 harde windstoten, aan de buitenzijde van de spijlen 18 terecht komt, zal dit neerwaarts kunnen stromen en opgevangen worden in de omlopende, komvormige ruimte gevormd tussen het ondereind van de spijlen 18, de op enig radiale buitenwaartse afstand daarvan gelegen keerrand 12 en de 30 flens 17. Ter plaatse van de openingen 19 watert de kom naar binnen toe af (pijl I) , zodat ook dat condensaat kan vallen op het opvangvlak 11 en weer op de hierboven beschreven wijze verder afgevoerd kan worden.
1003::.
Claims (14)
1. Afvoerconstructie voor een uitmondingscon-structie van een gasafvoerend toestel, zoals een verwarmingstoestel, in het bijzonder een verwarmingsketel, omvattend een gasafvoerbuis, middelen voor afscherming van 5 de uitmonding van de gasafvoerbuis, en middelen voor opvang van condens afkomstig van de afschermingsmiddelen, waarbij althans nabij de uitmonding van de gasafvoerbuis middelen voorzien zijn voor geleiding en doorvoer van condens van de opvangmiddelen naar het inwendige van de 10 gasafvoerbuis, waarbij de afschermingsmiddelen een boven de uitmonding van de gasafvoerbuis geplaatste afdekplaat omvatten, voorts omvattend condensafvoermiddelen die een aantal in omtrekszin aangebrachte spijlen of stroken omvatten, die in radiale buitenwaartse richting de uitmon-15 ding en een benedenstrooms gebied daarvan omgeven en zich met een component in de buisrichting uitstrekken en in afvoerende vloeistofverbinding staan met de opvangmiddelen .
2. Afvoerconstructie volgens conclusie 1, waar-20 bij de spijlen of stroken in hoofdzaak verticaal gericht zijn.
3. Afvoerconstructie volgens conclusie 1 of 2, waarbij de spijlen aan een benedenstrooms eind aansluiten op een eindring- of schijf, die eventueel deel uitmaakt 25 van de afdekplaat.
4. Afvoerconstructie volgens conclusie 3, waarbij de afdekplaat of ring en de spijlen in het aansluitge-bied daarvan of in de nabije omgeving radiale binnenwaartse inkepingen of inhammen vormen.
5. Afvoerconstructie volgens conclusie 3 of 4, waarbij de spijlen of stroken met hun bovenstroomse eind 100320? in zwaartekracht-fluidumverbinding staan met de opvangmid-delen.
6. Afvoerconstructie volgens conclusie 3, 4 of 5 waarbij de afdekplaat of ring nabij de aansluiting op de 5 spijlen of stroken op de onderzijde voorzien is van af-voer-geleidende formaties, zoals ruggen.
7. Afvoerconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afschermingsmiddelen een op radiale afstand om de uitmonding omlopende windluwteband omvatten, 10 waarvan de benedenstroomse rand in een verticale projectie binnen de buitenomtrek van de opvangmiddelen gelegen is, waarbij de spijlen of stroken op radiale buitenwaartse afstand gelegen zijn van de windluwteband.
8. Afvoerconstructie volgens een der conclusies 15 3-7, waarbij de spijlen aan hun bovenstroomse eind over gaan in een ring, die voorzien is van middelen voor het aangaan van een verbinding met de rest van de afvoerconstructie .
9. Afvoerconstructie volgens een der voorgaande 20 conclusies, waarbij bij het bovenstroomse eind van de spijlen of stroken, aan de radiale buitenwaartse zijde daarvan, keermiddelen voorzien zijn voor opvang en afvoer van langs de buitenzijde van de spijlen of stroken af-vloeiend condens naar de opvangmiddelen.
10. Afvoerconstructie volgens conclusie 9, waar bij de keermiddelen gevormd zijn als een op radiale buitenwaartse afstand om de spijlen of stroken omlopende keerrand.
11. Afvoerconstructie voor een uitmondingscon-30 structie van een gasafvoerend toestel, zoals een verwarmingstoestel, in het bijzonder een verwarmingsketel, omvattend een gasafvoerbuis, middelen voor afscherming van de uitmonding van de gasafvoerbuis, en middelen voor opvang van condens afkomstig van de afschermingsmiddelen, 35 waarbij althans nabij de uitmonding van de gasafvoerbuis middelen voorzien zijn voor geleiding en doorvoer van condens van de opvangmiddelen naar het inwendige van de 10 0 3 £ c; gasafvoerbuis, waarbij de afschermmiddelen een boven de uitmonding van de gasafvoerbuis geplaatste afdekplaat omvatten, waarbij voorts middelen aanwezig zijn voor geleiding van condens van de afdekplaat naar de opvangmid-5 delen.
12. Afvoerconstructie volgens conclusie 11, waarbij de geleidingsmiddelen een korfconstructie vormen met de afdekplaat.
13. Afvoerconstructie volgens conclusie 11 of 10 12, waarbij de geleidingsmiddelen zich nabij de afdekplaat althans met een component in radiale buitenwaartse richting uitstrekken.
14. Uitmondingsconstructie voor gesloten gastoestellen, omvattend een luchttoevoerconstructie en een 15 afvoerconstructie volgens een der voorgaande conclusies. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1003*';
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1003203A NL1003203C2 (nl) | 1996-05-24 | 1996-05-24 | IJsvrije afvoerconstructie. |
DE69719600T DE69719600T2 (de) | 1996-05-24 | 1997-05-23 | Eisbildungsfreier Abfuhraufbau |
EP19970201419 EP0809074B1 (en) | 1996-05-24 | 1997-05-23 | Ice-free discharge structure |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1003203 | 1996-05-24 | ||
NL1003203A NL1003203C2 (nl) | 1996-05-24 | 1996-05-24 | IJsvrije afvoerconstructie. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1003203C2 true NL1003203C2 (nl) | 1997-11-25 |
Family
ID=19762925
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1003203A NL1003203C2 (nl) | 1996-05-24 | 1996-05-24 | IJsvrije afvoerconstructie. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0809074B1 (nl) |
DE (1) | DE69719600T2 (nl) |
NL (1) | NL1003203C2 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1017653C2 (nl) * | 2001-03-20 | 2002-09-23 | Interactive Bouwprodukten B V | Rookgasafvoerstelsel met koppelorgaan. |
JP2015068551A (ja) * | 2013-09-27 | 2015-04-13 | ダッチウエスト ジャパン株式会社 | 煙突用排気トップ |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3972696A (en) * | 1975-07-24 | 1976-08-03 | Angelillo Olindo R | Flue gas pollution eliminator |
US4236443A (en) * | 1979-08-06 | 1980-12-02 | Schossow George W | Chimney stack exhaust unit |
EP0654638A1 (en) * | 1993-11-24 | 1995-05-24 | Ubbink B.V. | Discharge structure for closed gas appliances |
EP0679841A1 (en) * | 1994-04-25 | 1995-11-02 | Muelink & Grol B.V. | Assembly of air supply pipe and/or flue gas discharge pipe for connection to a furnace |
Family Cites Families (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL8902362A (nl) | 1989-09-21 | 1991-04-16 | Ubbink Nederland Bv | Schoorsteen. |
-
1996
- 1996-05-24 NL NL1003203A patent/NL1003203C2/nl not_active IP Right Cessation
-
1997
- 1997-05-23 EP EP19970201419 patent/EP0809074B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1997-05-23 DE DE69719600T patent/DE69719600T2/de not_active Expired - Fee Related
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3972696A (en) * | 1975-07-24 | 1976-08-03 | Angelillo Olindo R | Flue gas pollution eliminator |
US4236443A (en) * | 1979-08-06 | 1980-12-02 | Schossow George W | Chimney stack exhaust unit |
EP0654638A1 (en) * | 1993-11-24 | 1995-05-24 | Ubbink B.V. | Discharge structure for closed gas appliances |
EP0679841A1 (en) * | 1994-04-25 | 1995-11-02 | Muelink & Grol B.V. | Assembly of air supply pipe and/or flue gas discharge pipe for connection to a furnace |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE69719600D1 (de) | 2003-04-17 |
EP0809074B1 (en) | 2003-03-12 |
EP0809074A1 (en) | 1997-11-26 |
DE69719600T2 (de) | 2004-04-08 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7028995B2 (en) | Vapor-liquid contact trays and method employing same | |
US7581539B2 (en) | Baffle-type grease filters for kitchen ventilators | |
US4505231A (en) | Water heater construction with sediment removal means | |
US20040130041A1 (en) | Vapor-liquid contact tray and method employing same | |
GB2269402A (en) | Drain outlet | |
NL1003203C2 (nl) | IJsvrije afvoerconstructie. | |
JP5591911B2 (ja) | パイプ並びにパイプ内に取り付けるためのガイドエレメント | |
US4382401A (en) | Air distribution apparatus, especially for oversaturated air | |
NL2002751C2 (nl) | Dakdoorvoer. | |
NL2019982B1 (en) | Wet stack guide vane having a condensate collector | |
JPS6242701A (ja) | 自由流型蒸発器及び液体を蒸発させる方法 | |
NL1014235C2 (nl) | Rookgasafvoerstelsel. | |
US4249920A (en) | Scrubber and method utilizing wetted slotted screens for removing flyash from flue gas | |
US3342023A (en) | Upflow air outlet shroud | |
EP0679841B1 (en) | Assembly of air supply pipe and/or flue gas discharge pipe for connection to a furnace | |
NL1012369C2 (nl) | Afscherminrichting. | |
NL1005472C2 (nl) | Uitstroommondstuk voor rookgasafvoer van een verbrandingshaard. | |
NL8701257A (nl) | Kanaal voor het tenminste gedeeltelijk opwaarts afvoeren van verbrandingsgassen. | |
US660143A (en) | Spark-arrester. | |
NL8104570A (nl) | Koeltoren met aanzuigventilator. | |
NL1013646C2 (nl) | Beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem. | |
EP1650501A1 (en) | Condense receiving element | |
NL8601344A (nl) | Kanaal voor het tenminste gedeeltelijk opwaarts afvoeren van verbrandingsgassen. | |
BE1023988B1 (nl) | Warmteterugwineenheid voor een ventilatiesysteem | |
US579308A (en) | Chimney or smoke-stack top |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20101201 |