NL8701257A - Kanaal voor het tenminste gedeeltelijk opwaarts afvoeren van verbrandingsgassen. - Google Patents

Description

ί * ψ -1-

Kanaal voor het tenminste gedeeltelijk opwaarts afvoeren van verbrandingsgassen.____

De uitvinding betreft een kanaal voor het tenminste gedeeltelijk opwaarts afvoeren van verbrandingsgassen uit een verwarmingsketel, in het bijzonder een VR-verwarmingsketel.

Een dergelijk afvoerkanaal is algemeen bekend. In-5 dien een dergelijk afvoerkanaal bij een zogenaamde HR-verwarmingsketel (Hoog Rendement, dat wil zeggen hoger dan 90%) wordt toegepast, stromen er door het afvoerkanaal verbrandingsgassen zonder water of waterdamp daarin, daar de verbrandingsgassen tot onder het dauwpunt worden af gekoeld, 10 voordat zij in het afvoerkanaal worden gestuwd en wordt het condenswater in de HR-verwarmingsketel opgevangen.

Bij zogenaamde VR-verwarmingsketels (Verbeterd Rendement, dat wil zeggen groter dan 83%), die vanwege lagere investeringskosten economischer zijn dan bovengenoemde HR-15 rendementsketels, werd tot nu toe het condenswater eveneens vanuit de ketel afgevoerd. Dit maakt de ketel aanzienlijk gecompliceerder .

De uitvinding heeft ten doel een zodanig afvoerkanaal te verschaffen, dat een VR-verwarmingsketel eenvoudiger kan worden uitgevoerd.

Dit doel wordt bereikt door middelen voor het opvangen van eventueel omlaag vallend condenswater, welke op-vangmiddelen zijn voorzien van middelen voor het vanuit het afvoerkanaal afleiden van het condenswater.

25 De uitvinding berust op het inzicht dat bij een VR- verwarmingsketel de afvoergassen onder het dauwpunt in het afvoerkanaal worden gestuwd, terwijl de in de VR-verwarmingsketel af te voeren hoeveelheid water wordt veroorzaakt door in het afvoerkanaal optredende condensatie van zich in de 30 rookgassen bevindende waterdamp, welk condensaat door het afvoerkanaal naar de ketel wordt teruggeleid.

Condensvorming in het afvoerkanaal treedt voornamelijk op bij lange afvoerkanalen, bijvoorbeeld indien de VR-verwarmingsketel zich in de kelder van een woning bevindt, of

870 1 25 Z

* *> -2- bij appartementswoningen, waarbij ieder appartement voorzien is van een aparte verwarmingsketel en derhalve veel appartementen lange afvoerkanalen hebben. Ook is de condensvorming afhankelijk van de dikte van de wand van het afvoerkanaal en 5 de isolatie ten opzichte van de omgeving van het afvoerkanaal. De uitvinding is eveneens toepasbaar bij een afvoerkanaal, waarlangs aan de buitenzijde daarvan verbrandingslucht naar de verwarmingsketel wordt toegevoerd.

Nadere voordelen, kenmerken en details zullen dui-10 delijk worden aan de hand van een tekening, waarin tonen: fig. 1 een van een afvoerkanaal volgens de uitvinding voorziene verwarmingsketel, fig. 2 detail II van fig. 1, fig. 3 een andere uitvoeringsvorm van het afvoerka-15 naai volgens de uitvinding, fig. 4 een gedeeltelijk opengewerkt zij-aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van het afvoerkanaal volgens de uitvinding, en fig. 5 een dwarsdoorsnede-aanzicht van nog een 20 andere uitvoeringsvorm van het kanaal volgens de uitvinding.

Bij een kanaal 1 (fig. 1, 2) voor het tenminste gedeeltelijk opwaarts afvoeren van verbrandingsgassen vanuit een verwarmingsketel 2, bijvoorbeeld een VR-verwarmingsketel, treden de verbrandingsgassen veelal uit de verwarmingsketel 25 via een liggend kanaalstuk 3 en worden de verbrandingsgassen vervolgens via een staand kanaalstuk 4 dat zich door een dak 5 van een gebouw uitstrekt, verder getransporteerd, zodat de verbrandingsgassen bij pijl A onder een kap 6 kunnen uittreden. Indien de verbrandingsgassen in het staande kanaalstuk 4 30 onder het dauwpunt afkoelen, ontstaan hierin waterdruppels 7. Door nu een bocht 8 vanaf het liggende kanaalstuk 3 naar het staande kanaalstuk 4 te gebruiken voor het opvangen van het omlaag vallende condenswater en door de bocht 8 aan de buitenwand 9 daarvan, aan de onderzijde te voorzien van mid-35 delen voor het afleiden van het omlaag vallende condenswater in de vorm van een bak 10 die een aansluiting 11 voor een af-voerleiding 12 heeft, wordt voorkomen dat de waterdruppels 7 8701257 -3- * * naar de verwarmingsketel 2 terugstromen. De afvoerleiding 12 is bijvoorbeeld op een met gebroken lijnen getekend riool 13 aangesloten.

De bocht 8 (fig. 2) kan op eenvoudige wijze zijn 5 uitgevoerd als gietstuk van bijvoorbeeld 3 mm dik aluminium, dat is voorzien van een uitstulping 14 voor het aan de binnenzijde opnemen van een pakkingsring 15, zodat het staande kanaalstuk 4 eenvoudig gas- en waterdicht in het gietstuk 8 kan worden geschoven. Op bekende wijze wordt het liggende 10 kanaalstuk 3 over een hals 16 van het gietstuk geschoven.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding (fig. 3) worden de opvangmiddelen door een liggende opvangplaat 17 gevormd, die in een staand kanaalstuk 18 is opgenomen. Het oppervlak van de opvangplaten 17 is tenminste gelijk 15 aan de doortocht van op kanaalstuk 18 aangesloten kanaalstukken 19 en 20. De afleidmiddelen worden door een onder en radiaal buitenwaarts ten opzichte van de opvangplaat 17 gelegen ringvormige ruimte 21 gevormd, die is voorzien van een aansluiting 22 voor een afvoerleiding 23, opdat in het 20 kanaalstuk 20 gevormde watèrdruppels 24 via de opvangplaat 17 in de ringvormige ruimte 21 en vervolgens in de afvoerleiding 23 geraken. De opvangplaat 17 is met behulp van steunelementen 25 op de binnenwand 26 van de ringvormige ruimte 21 gesteund en bevestigd, zodat de stroom verbrandingsgassen, zo-25 als met pijlen B aangegeven, opwaarts kan wegstromen. Onderaan de opvangplaat 17 en aan de steunelementen 25 is een ge-leidingsplaat 27 voor radiale geleiding van de verbrandingsgassen bevestigd.

Bij voorkeur bestaat het kanaalstuk 18 uit een 30 gietstuk 28 dat is voorzien van een hals 29 voor aansluiting van het kanaalstuk 19 en dat de wanden van de ringvormige ruimte 21 alsmede de aansluiting 22 omvat, en een daarin schuifbaar geforceerd kanaalstuk 30 van bijvoorbeeld 3 mm dik aluminium, waarin de opvangplaat 17 is opgesteld en dat 35 is voorzien van een uitstulping 31, waarin een pakkingsring 32 voor gas- en waterdichte aansluiting van het kanaalstuk 20 is opgenomen.

8701257 w* w· -4-

Bij een andere uitvoeringsvorm van een afvoerkanaal 40 (fig. 4) is in de binnenbocht 41 daarvan een condensgelei-ding 42 opgenomen, ter voorkoming dat aan de binnenzijde van de binnenbocht naar beneden vloeiend condenswater in een niet 5 getoond liggend kanaalstuk kan geraken. Het condenswater geraakt via de rail 43 in een bij 44 vastgebouwd staand kanaalstuk 45, via welk kanaalstuk 45 het afvoerkanaal in verbinding wordt gebracht met het riool. De in het staande kanaalstuk 45 opgenomen sifon bestaat uit een kogel 47 die door 10 middel van een juist gedimensioneerde veer 48 tegen een rubberen ring 49 afdicht. De roestvrijstalen veer 48 is afge-steund op een ring 50.

Door de constructie van de sifon 46 geraakt de door de VR-rendementsketel opgewekte stuwdruk niet in het riool, 15 terwijl, indien een voldoende hoeveelheid water, bijvoorbeeld 30g zich boven de kogel 47 bevindt, dit gewicht deze kogel tegen de veerkracht van de veer 48 in zal bewegen, waardoor het condenswater, of eventueel in het afvoerkanaal geraakt hemelwater, naar het riool kan worden afgevoerd, zonder dat 20 de overdruk van de rookgassen uit het afvoerkanaal naar het riool worden overgebracht.

De bovenbeschreven sifon kan vanzelfsprekend ook in de afvoerleiding 23 of 12 worden opgenomen.

Bij nog een andere uitvoeringsvorm van het kanaal 25 volgens de uitvinding is daarin kanaalstuk 60 opgenomen, dat de middelen voor het opvangen en afleiden van het condenswater omvat. Het kanaalstuk 60 bestaat uit een kanaalboven-stuk 61 en een kanaalonderstuk 62, waarbij het kanaalonder-stuk 62 zich in de stromingsrichting van de afgassen F enigs-30 zins vernauwt. Het kanaalbovenstuk 61 is voorzien van een rondlopende ril 63 waarin een afdichtring kan worden opgenomen, alsmede van een naar buiten gezet en teruggezet stuk 64. Het naar buiten gezette stuk 64 vormt een ringvormige kamer 71 rond het kanaalonderstuk 62 dat is voorzien van een 35 rondlopend buitenwaarts wijzend kanaalstuk 65, waarop het stuk 64 afgesteund is en waaraan met behulp van een schroefbout 66 dit stuk 64 bevestigd is. Het kanaalstuk 64 is voorts voorzien van een radiaal weglopend, bijv. schuin beneden- 8701237 —5— waarts gerichte aansluiting 67 waaraan een afvoerleiding -bij voorkeur te voorzien van een bovenbeschreven sifon - voor het afvoeren van het condenswater kan worden aangesloten. Het kanaalbovenstuk 61 is aan de binnenzijde voorzien van een 5 rondlopende rand 68 die zodanig is gedimensioneerd dat langs de binnenzijde van het kanaalbovenstuk 61 aflopend condenswater rond deze rand 68 in de door het deel 64 gevormde opvangruimte geraakt.

Een bovenwaarts wijzend deel 69 van het kanaalstuk 10 64 is enigszins schuin naar boven gericht, ten einde het kanaalbovenstuk 61 en het kanaalonderstuk 62 met behulp van kit daartussen water- en gasdicht met elkaar te verbinden.

Het in fig. 1 vertikaal getekende afvoerkanaal zal in praktijk veelal niet exact vertikaal zijn, zodat het con-15 denswater zich aan een binnenwand van het kanaal zal verzamelen. Ook door het zich vernauwende kanaalbenedenstuk 62, waardoor de afgassen een verhoogde snelheid zullen verkrijgen, wordt het zich bovenin het kanaalstuk 60 en in hogere delen van het afvoerkanaal gevormd condenswater naar de bin-20 nenrand van het kanaalstuk, zodat het daarlangs in de ringvormige opvangruimte 71 zal geraken. De bovenrand van het kanaalstuk 62 is van binnenuit gezien schuin aflopend uitgevoerd, zodat onverhoopt daarop vallend water eveneens in de ruimte 71 zal geraken.

8701257

Claims (11)

1. Kanaal (1) voor het tenminste gedeeltelijk opwaarts afvoeren van verbrandingsgassen vanuit een verwarmingsketel (2), in het bij zonder een VR-verwarmingsketel, gekenmerkt door middelen (8, 17) voor het opvangen van even- 5 tueel omlaag vallend condenswater, welke opvangmiddelen (8, 17. zijn voorzien van middelen (10, 21) voor het vanuit het afvoerkanaal (1) afleiden van het condenswater.

2. Afvoerkanaal (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afleidmiddelen gevormd worden door een bak 10 (10), die aan de onderzijde van een de opvangmiddelen vormende buitenwand (9) van een bocht (8) in de stromingsrichting van de verbrandingsgassen vanaf een liggend kanaalstuk (3) naar een staand kanaalstuk (4), is aangebracht.

3. Afvoerkanaal (1) volgens conclusie 2, met het 15 kenmerk, dat de bocht (8) en de bak (10) in een gietstuk zijn gevormd.

4. Afvoerkanaal (1) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de bocht (8) aan de naar het staande kanaalstuk (4) gekeerde zijde is voorzien van een uitstulping (14), 20 waarin aan de binnenzijde van de bocht (8) een pakkingsring (15) opneembaar is.

5. Afvoerkanaal volgens conclusie 1, met het kenmerk. dat de opvangmiddelen een in een in hoofdzaak staand kanaalstuk (18) opgestelde, liggende opvangplaat (17) omvat- 25 ten, waarvan het oppervlak tenminste gelijk aan de doortocht van het afvoerkanaal is en dat de afleidmiddelen een zich neerwaarts en radiaal buitenwaarts ten opzichte van de opvangplaat bevindende ruimte (21) omvatten, die is voorzien van een aansluiting (22) voor een afvoerleiding (23).

6. Afvoerkanaal volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de ruimte (21) ringvormig is en als gietstuk (28) is uitgevoerd, waaraan de aansluiting (22) is aangebracht, en dat op de binnenwand (26) van de ringvormige ruimte (21) met behulp van steunelementen (25) de geleidings- 35 plaat (27) bevestigbaar is. 8701257 -7-

7. Afvoerkanaal volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in het gietstuk (28) een geforceerd kanaalstuk (30) van aluminium schuifbaar is, dat voorzien is van een uitstulping (31), waarin aan de binnenzijde een pakkingsring 5 (32) opneembaar is.

8. Afvoerkanaal volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de opvangmiddelen gevormd worden door de binnenwand van het afvoerkanaal, doordat tenminste een deel van het kanaalstuk in de stromingsrichting van de afgassen of ver-10 brandingsgassen vernauwd is uitgevoerd en dat de afleidmidde-len worden gevormd door een rand en een rond het zich vernauwende kanaalstuk gevormde afleidkanaal.

9. Afvoerkanaal volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wanddikte van het afvoerka-15 naai ongeveer gelijk aan 3 mm is.

10. Afvoerkanaal volgens één van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een in een afvoerleiding voor water op te nemen sifon.

11. Afvoerkanaal volgens conclusie 10, met het 20 kenmerk dat de sifon (46) gevormd wordt door een door een veer (48) tegen afdichting (49) afdichtende kogel (47). 8701257