NL1013646C2 - Beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem. - Google Patents
Beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1013646C2 NL1013646C2 NL1013646A NL1013646A NL1013646C2 NL 1013646 C2 NL1013646 C2 NL 1013646C2 NL 1013646 A NL1013646 A NL 1013646A NL 1013646 A NL1013646 A NL 1013646A NL 1013646 C2 NL1013646 C2 NL 1013646C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- basket
- inner pipe
- pipe
- distal end
- outer pipe
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F23—COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
- F23L—SUPPLYING AIR OR NON-COMBUSTIBLE LIQUIDS OR GASES TO COMBUSTION APPARATUS IN GENERAL ; VALVES OR DAMPERS SPECIALLY ADAPTED FOR CONTROLLING AIR SUPPLY OR DRAUGHT IN COMBUSTION APPARATUS; INDUCING DRAUGHT IN COMBUSTION APPARATUS; TOPS FOR CHIMNEYS OR VENTILATING SHAFTS; TERMINALS FOR FLUES
- F23L17/00—Inducing draught; Tops for chimneys or ventilating shafts; Terminals for flues
- F23L17/02—Tops for chimneys or ventilating shafts; Terminals for flues
- F23L17/04—Balanced-flue arrangements, i.e. devices which combine air inlet to combustion unit with smoke outlet
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F23—COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
- F23J—REMOVAL OR TREATMENT OF COMBUSTION PRODUCTS OR COMBUSTION RESIDUES; FLUES
- F23J2211/00—Flue gas duct systems
- F23J2211/10—Balanced flues (combining air supply and flue gas exhaust)
- F23J2211/101—Balanced flues (combining air supply and flue gas exhaust) with coaxial duct arrangement
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Rigid Pipes And Flexible Pipes (AREA)
- Protection Of Pipes Against Damage, Friction, And Corrosion (AREA)
- Sewage (AREA)
- Pinball Game Machines (AREA)
- Lift-Guide Devices, And Elevator Ropes And Cables (AREA)
- Frying-Pans Or Fryers (AREA)
Description
Titel: Beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een twee binnen elkaar opgestelde pijpen omvattend muurdoorvoersysteem voor een verbrandingsapparaat zoals een CV-ketel (Centrale Verwarming).
5 Dergelijke muurdoorvoersystemen zijn in de praktijk bekend. Daarbij is de binnenste pijp een rookgasafvoerkanaal voor het vanaf het verbrandingsapparaat naar de buitenlucht afvoeren van rookgas, en is de in hoofdzaak ringvormige ruimte tussen de binnenste pijp en de buitenste pijp een luchttoevoer-10 kanaal voor het van buiten naar het verbrandingsapparaat toevoeren van verse lucht. Uit constructie-overwegingen is het gewenst dat de buitenste pijp in hoofdzaak horizontaal is gericht, of met een geringe helling aflopend naar buiten, zodat er geen regenwater door het luchttoevoerkanaal naar binnen, 15 d.w.z. richting het verbrandingsapparaat kan stromen. De binnenste pijp is doorgaans concentrisch binnen de buitenste pijp opgesteld.
CV-ketels kunnen, wat rendement betreft, worden onderverdeeld in drie typen: "normaal rendement" (NR), 20 "verbeterd rendement" (VR), en "hoog rendement" (HR), met een rendement van respectievelijk <83%, 83-90%, en >90%. Muurdoorvoersystemen van het bovengenoemde type zijn bruikbaar voor alle drie genoemde typen CV-ketels. Echter, de eisen waar zij aan moeten voldoen, zijn verschillend bij de drie genoemde 25 typen CV-ketels. In het geval van een HR-ketel is het toegestaan dat water, zoals regenwater, via de binnenste pijp de ketel bereikt. In het geval van een VR-ketel of een NR-ketel is dat echter niet toegestaan.
Aan deze verschillende eisen wordt in de praktijk voldaan 30 door de muurdoorvoersystemen verschillend uit te voeren. Zo is in het geval van een muurdoorvoersysteem voor een NR-ketel of een VR-ketel de binnenpijp liefst enigszins hellend opgesteld, waarbij het laagste punt zich bevindt bij het van de ketel afgekeerde uiteinde van de binnenpijp, in het hiernavolgende 1013646 2 aangeduid als "distale uiteinde". Regenwater dat het distale uiteinde van de binnenpijp binnengaat, verzamelt zich op de naar buiten hellende bodem van de binnenpijp en vloeit naar buiten weg. Het is ook toegestaan dat de binnenpijp dan 5 horizontaal is gericht; weliswaar zal het water dan niet naar buiten wegvloeien, maar door de hete rookgassen zal het water verdampen en met de rookgassen mee naar buiten worden afgevoerd.
In het geval van een HR-ketel echter zou een dergelijke 10 opstelling in de winter leiden tot onaanvaardbare ijsvorming als gevolg van het hoge vochtgehalte van de rookgassen. Om dit te voorkomen is in het geval van een HR-ketel de binnenpijp zodanig hellend opgesteld, dat het distale uiteinde het hoogste punt is.
15 Het distale uiteinde van de binnenpijp wordt ten opzichte van het distale uiteinde van de buitenpijp op zijn plaats gehouden door een korf, die tevens de distale uiteinden van de binnen- en buitenpijp beschermt tegen het binnendringen van bladeren en dergelijke. Vanwege de verschillende oriëntaties 20 van de binnenbuizen bij de verschillende typen CV-ketels is het tot nog toe nodig om verschillende typen van die korven te verschaffen.
Een belangrijk doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een muurdoorvoersysteem waarbij met slechts één 25 type korf het toch mogelijk is om drie verschillende oriëntaties van de binnenpijp ten opzichte van de buitenpijp te verschaffen.
Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een korf voor een muurdoorvoersysteem te verschaffen, met welke 30 korf een binnenpijp drie verschillende oriëntaties ten opzichte van een buitenpijp kan verschaffen.
Voorts beoogt de onderhavige uitvinding een korf voor een muurdoorvoersysteem te verschaffen, die relatief eenvoudig en tegen geringe kosten kan worden vervaardigd.
35
Volgens een eerste belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding heeft een beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem ten minste twee verschillende koppelmogelijkheden voor een binnenpijp. Bij één en dezelfde beschermkorf zijn dan 1013646 3 verschillende oriëntaties van de binnenpijp ten opzichte van de buitenpijp mogelijk door de binnenpijp te koppelen met verschillende van de genoemde koppelmogelijkheden.
Volgens aan tweede belangrijk aspect van de onderhavige 5 uitvinding heeft een beschermkorf ten minste één koppel- mogelijkheid voor een binnenpijp, waarbij de binnenpijp dan excentrisch ten opzichte van de buitenpijp is gericht. Bij één en dezelfde beschermkorf zijn dan verschillende oriëntaties van de binnenpijp ten opzichte van de buitenpijp mogelijk door de 10 beschermkorf te roteren ten opzichte van de hartlijn van de buitenpijp.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft een beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem ten minste twee verschillende koppelmogelijkheden voor een 15 binnenpijp. Bij een eerste koppelmogelijkheid wordt de binnenpijp gecentreerd ten opzichte van de buitenpijp vastgehouden, waardoor de horizontale oriëntatie van de binnenpijp wordt gewaarborgd. Bij een tweede koppelmogelijkheid wordt de binnenpijp excentrisch ten opzichte van de buitenpijp vast-20 gehouden, waardoor een schuine oriëntatie van de binnenpijp wordt gewaarborgd. In een eerste oriëntatie van de beschermkorf ten opzichte van de buitenpijp wordt de schuin omhoog gerichte oriëntatie van de binnenpijp gewaarborgd; in een tweede oriëntatie van de beschermkorf ten opzichte van de buitenpijp, 25 die 180° geroteerd is ten opzichte van de eerste oriëntatie, wordt de schuin omlaag gerichte oriëntatie van de binnenpijp gewaarborgd.
In een alternatieve uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft een beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem 30 ten minste één koppelmogelijkheid voor een binnenpijp, waarbij de binnenpijp excentrisch ten opzichte van de buitenpijp wordt vastgehouden, waardoor een schuine oriëntatie van de binnenpijp wordt gewaarborgd. In een eerste oriëntatie van de beschermkorf ten opzichte van de buitenpijp wordt de schuin omhoog gerichte 35 oriëntatie van de binnenpijp gewaarborgd; in een tweede oriëntatie van de beschermkorf ten opzichte van de buitenpijp, die 180° geroteerd is ten opzichte van de eerste oriëntatie, wordt de schuin omlaag gerichte oriëntatie van de binnenpijp gewaarborgd; in een derde oriëntatie van de beschermkorf ten 1013646 4 opzichte van de buitenpijp, die 90° geroteerd is ten opzichte van de eerste oriëntatie, wordt de horizontale oriëntatie van de binnenpijp gewaarborgd.
5 Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een muurdoorvoerstelsel volgens de uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers 10 gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 schematisch een longitudinale doorsnede toont van een muurdoorvoer; figuur 2 schematisch een muurdoorvoer met een hellende binnenpijp illustreert; 15 figuur 3 schematisch een verticale dwarsdoorsnede van een deel van een korf volgens de onderhavige uitvinding toont; de figuren 4A-C aanzichten zijn van een korf volgens de onderhavige uitvinding met een concentrisch gemonteerde binnenpijp; 20 en de figuren 5A-C aanzichten zijn van een korf volgens de onderhavige uitvinding met een hellend gemonteerde binnenpijp.
Figuur 1 toont schematisch een muur 2 waar zich aan de ene zijde (links in de figuur) de buitenlucht bevindt en waar 25 zich aan de andere zijde (rechts in de figuur) een ter wille van de eenvoud niet weergegeven verbrandingsapparaat bevindt.
In de muur 2 bevindt zich een doorlaatopening, waardoorheen een buitenpijp 3 van een muurdoorvoerstelsel 1 reikt. Het vrije of distale uiteinde 4 van de buitenpijp 3 bevindt zich in 30 hoofdzaak in het vlak van het buitenoppervlak van de muur 2.
Met zijn andere uiteinde staat de buitenpijp 3 in verbinding met een luchtinlaat van de verbrandingsruimte van het niet-weergegeven verbrandingsapparaat. De buitenpijp 3 is in hoofdzaak horizontaal gericht; de buitenpijp 3 zou ook een 35 geringe helling omlaag kunnen hebben, dat wil zeggen dat het distale uiteinde het laagste punt is.
Binnen de buitenpijp 3 is een binnenpijp 5 opgesteld, waarvan het vrije of distale uiteinde 6 reikt tot voorbij het distale uiteinde 4 van de buitenpijp. Met zijn andere uiteinde 1013646 5 staat de binnenpijp 5 in verbinding met een gasuitlaat van het niet-weergegeven verbrandingsapparaat.
Verbrandingsgassen worden vanaf het verbrandingsapparaat afgevoerd naar de omgeving via een door de binnenpijp 5 5 gedefinieerd afvoerkanaal 7, zoals aangeduid met de pijlen PI. Verse lucht wordt vanaf de omgeving toegevoerd naar het verbrandingsapparaat via een tussen de binnenpijp 5 en de buitenpijp 3 gedefinieerd toevoerkanaal 8, zoals aangeduid met de pijlen P2.
10 Bij een nabij het niet-weergegeven verbrandingsapparaat gelegen plaats wordt de binnenpijp 5 binnen de buitenpijp 3 op zijn plaats gehouden door middel van willekeurige, op zich bekende organen, die ter wille van de eenvoud niet zijn weergegeven. Verondersteld wordt, dat de binnenpijp 5 en de 15 buitenpijp 3 bij die plaats ten opzichte van elkaar gecentreerd zijn.
Het muurdoorvoerstelsel 1 omvat verder een beschermkorf 10, die is aangebracht over de distale uiteinden 4 en 6 van de buitenpijp 3 respectievelijk de binnenpijp 5. Een belangrijke 20 functie van de korf 10 is enerzijds het doorlaten van gas/lucht en anderzijds het voorkomen dat bladeren en dieren de pijpen 3 en/of 5 kunnen binnengaan. De korf 10 omvat een roostervormig front 11 dat zich uitstrekt over het open distale uiteinde 6 van de binnenpijp 5, en een in hoofdzaak ringvormige 25 bevestigingskraag 12 waarmee de korf 10 is bevestigd aan de buitenpijp 3. Doelmatigerwijs heeft de bevestigingskraag 12 een cylindrische vorm, en ligt de bevestigingskraag aan tegen het binnenoppervlak van de buitenpijp 3. Hoewel het mogelijk is om de bevestigingskraag 12 ten opzichte van de buitenpijp 3 te 30 fixeren, bijvoorbeeld door middel van een schroef of dergelijke, volstaat het als de bevestigingskraag 12 klemmend past in de buitenpijp 3.
Om de bevestigingskraag 12 is een ringvormige flens 13 aangebracht. De voornaamste functie van deze flens 13 is tegen 35 te gaan dat regen direct de kier tussen de buitenpijp 3 en de muur 2 kan bereiken. De flens 13 kan gevormd zijn als een integraal geheel met de korf 10, zoals weergegeven; bij voorkeur echter, ter vereenvoudiging van de montage van de muurdoorvoer 1, is de flens 13 uitgevoerd als een apart 1013646 6 onderdeel, bij voorkeur van rubber of een vergelijkbaar materiaal, en is de korf 10 voorzien van middelen voor het vasthouden van de flens 13, bijvoorbeeld een omtreksgroef op het buitenoppervlak van de korf 10.
5 Tussen het front 11 en de bevestigingskraag 12 heeft de korf 10 een roostervormig mantelgedeelte 14, waarvan de axiale lengte in hoofdzaak overeenkomt met de axiale lengte van het voorbij de buitenpijp 3 uitstekende deel van de binnenpijp 5. Bij voorkeur, en zoals getoond, sluit het mantelgedeelte 14 aan 10 op de omtreksrand van het front 11, maar dat is niet essentieel: het front 11 zou een grotere diameter kunnen hebben dan het mantelgedeelte 14. Bij voorkeur, en zoals getoond, sluit het mantelgedeelte 14 aan op de bevestigingskraag 12 en dus op de binnenomtreksrand van de flens 13, maar ook dat is 15 niet essentieel: het mantelgedeelte 14 zou een grotere diameter kunnen hebben dan de bevestigingskraag 12 en dus aansluiten op het oppervlak van de flens 13.
Het mantelgedeelte 14 kan een cylindrische vorm hebben, in welk geval de diameter van het front 11 in hoofdzaak even 20 groot is als de diameter van de bevestigingskraag 12. In het weergegeven voorbeeld heeft het front 11 een kleinere diameter dan de bevestigingskraag 12, zodat het mantelgedeelte 14 de vorm heeft van een gedeelte van een kegelwand.
25 Het distale uiteinde 6 van de binnenpijp 5 is bevestigd aan het front 11 van de korf 10, zoals later meer gedetailleerd zal worden uitgelegd. Aldus fungeert de korf 10 tevens om het distale uiteinde 6 van de binnenpijp 5 op zijn plaats te houden ten opzichte van het distale uiteinde 4 van de buitenpijp 3. De 30 precieze plaats waar de binnenpijp 5 is bevestigd aan het front 11 van de korf 10, is daarbij bepalend voor de oriëntatie van de binnenpijp ten opzichte van de buitenpijp.
In het in figuur 1 geïllustreerde voorbeeld is het distale uiteinde 6 van de binnenpijp 5 gecentreerd ten opzichte 35 van het front 11 van de korf 10, waarmee wordt bedoeld dat het midden van het front 11 in hoofdzaak samenvalt met de hartlijn van de binnenpijp 5. Aangezien het front 11 concentrisch is met de bevestigingskraag 12, positioneert de korf 10 in dit geval het distale uiteinde 6 van de binnenpijp 5 concentrisch ten 1013646 7 opzichte van het distale uiteinde 4 van de buitenpijp 3. Aangezien, zoals hiervoor vermeld, de binnenpijp 5 dichter bij de niet-weergegeven ketel al concentrisch wordt vastgehouden ten opzichte van de buitenpijp 3, is de binnenpijp 5 in dit 5 geval dus over zijn volledige lengte coaxiaal met de buitenpijp 3 en dus in hoofdzaak horizontaal georiënteerd.
Figuur 2 is een met figuur 1 vergelijkbaar schematisch zijaanzicht van een voorbeeld waarbij het distale uiteinde 6 10 van de binnenpijp 5 zich onder het midden van het front 11 van de korf 10 bevindt, oftewel het midden van het front 11 is gelegen op een verticale afstand boven de hartlijn van de binnenpijp 5. In dat geval positioneert de korf 10 het distale uiteinde 6 van de binnenpijp 5 dus excentrisch ten opzichte van 15 het distale uiteinde 4 van de buitenpijp 3, en wel zodanig dat het centrum van het distale uiteinde 6 van de binnenpijp 5 lager is gelegen dan het centrum van het distale uiteinde 4 van de buitenpijp 3. Aangezien, zoals hiervoor vermeld, de binnenpijp 5 dichter bij de niet-weergegeven ketel concentrisch wordt 20 vastgehouden ten opzichte van de buitenpijp 3, maakt de binnenpijp 5 in dit geval dus een helling met de horizontaal, zoals in figuur 2 overdreven is weergegeven, waarbij het distale uiteinde 6 het laagste punt is, zodat eventueel binnendringend regenwater niet naar de aangesloten ketel stroomt maar naar 25 buiten afwatert.
Het moge duidelijk zijn dat een hellende oriëntatie van de binnenpijp 5 ten opzichte van de buitenpijp 3 zodanig dat het distale uiteinde 6 het hoogste punt is, op eenvoudige wijze kan worden bereikt door de korf 10 ten opzichte van de in 30 figuur 2 weergegeven stand over 180° te roteren.
Voorts is het mogelijk om een horizontale oriëntatie van de binnenpijp 5 ten opzichte van de buitenpijp 3 te bereiken door de korf 10 ten opzichte van de in figuur 2 weergegeven stand over 90° te roteren. Weliswaar is dan de binnenpijp 5 35 niet coaxiaal ten opzichte van de buitenpijp 3, maar de hartlijn van de binnenpijp 5 is dan in een horizontaal vlak gelegen. Een voordeel van deze wijze van monteren is, dat het mogelijk is om een exacte horizontale oriëntatie van de binnenpijp 5 te bereiken ongeacht de exacte oriëntatie van de buiten- 1 01 3646 8 pijp 3 door een juiste instelling van de rotatiestand van de korf 10. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is het dan voldoende als de korf 10 slechts een enkele, excentrische ontvangstruimte voor de binnenpijp 5 5 heeft, en kan worden afgezien van een tweede, gecentreerde ontvangstruimte voor de binnenpijp 5.
Figuur 3 toont schematisch een verticale dwarsdoorsnede van een voorkeursuitvoeringsvorm van een korf 10 volgens de 10 onderhavige uitvinding. Het front 11 is aan zijn binnenzijde, dat wil zeggen aan zijn naar de bevestigingskraag 12 gerichte hoofdoppervlak, voorzien van eerste en tweede ontvangstruimten 21 en 22 voor het opnemen van het cirkelvormige uiteinde 6 van de binnenpijp 5. Elke ontvangstruimte 21 en 22 is gevormd als 15 een reeks van één of meerdere inkepingen of verdiepte gedeelten of uitsparingen of sleuven in het materiaal van het front 11, of, zoals weergegeven, als reeks van één of meerdere inkepingen of verdiepte gedeelten of sleuven in aan van het front 11 gevormde uitsteeksels 16, 17.
20 Het front 11 is uitgevoerd als een rooster, zoals duidelijker getoond in de figuren 4 en verder, welk rooster bij voorkeur en zoals getoond een combinatie van radiale spijlen en tangentiale spijlen omvat. De ontvangstruimten 21 en 22 zijn gevormd aan die spijlen, bij voorkeur aan de radiale spijlen, 25 maar het is niet nodig dat de genoemde uitsteeksels zijn gevormd aan al de spijlen.
Voor het ontvangen van het cirkelronde uiteinde 6 van de binnenpijp 5 zijn de uitsparingen die een ontvangstruimte definiëren, gelegen op de omtrek van een cirkel waarvan de 30 diameter gelijk is aan de diameter van de binnenpijp 5. In de in figuur 3 geïllustreerde uitvoeringsvorm heeft de korf 10 een verticaal gerichte radiale spijl 15, met een nabij het bovenuiteinde daarvan gelegen eerste uitsteeksel 16 en een nabij het onderuiteinde daarvan gelegen tweede uitsteeksel 17. Het eerste 35 uitsteeksel 16 omvat een van de eerste ontvangstruimte 21 deel uitmakende uitsparing 21i en een van de tweede ontvangstruimte 22 deel uitmakende uitsparing 22\. Het tweede uitsteeksel 17 omvat een van de eerste ontvangstruimte 21 deel uitmakende uitsparing 2I2 en een van de tweede ontvangstruimte 22 deel 1013646 9 uitmakende uitsparing 222- De van de eerste ontvangstruimte 21 deel uitmakende uitsparingen 21i en 212 zijn gelegen op een cirkel waarvan het middelpunt M21 is gelegen op de hartlijn van de korf 10. De van de tweede ontvangstruimte 22 deel uitmakende 5 uitsparingen 22i en 222 zijn gelegen op een cirkel waarvan het middelpunt M22 zich bevindt op een radiale afstand van de hartlijn van de korf 10.
Indien bij montage het uiteinde 6 van de binnenpijp 5 wordt aangebracht in de eerste ontvangstruimte 21, zal de 10 binnenpijp 5, zoals in het voorgaande uitgelegd, in hoofdzaak coaxiaal zijn met de buitenpijp 3. Van deze situatie toont figuur 4A een perspectiefaanzicht, en toont figuur 4B een frontaal aanzicht. Figuur 4C toont een uitvergroting van een deel van figuur 4A.
15 Indien bij montage het uiteinde 6 van de binnenpijp 5 wordt aangebracht in de tweede ontvangstruimte 22, zal de binnenpijp 5, zoals in het voorgaande uitgelegd, een geringe hoek maken met de buitenpijp 3. Van deze situatie toont figuur 5A een perspectiefaanzicht, en toont figuur 5B een frontaal 20 aanzicht. Figuur 5C toont een uitvergroting van een deel van figuur 5A. In de in de figuren 5A-C weergegeven situatie bevindt de tweede ontvangstruimte 22 zich hoger dan de eerste ontvangstruimte 21, zoals geïllustreerd in figuur 3, zodat het uiteinde 6 van de binnenpijp 5 het hoogste punt van deze pijp 25 vormt en binnendringend regenwater naar een aangesloten ketel zal worden afgevoerd. Indien de korf 10 over 180° ten opzichte van zijn hartlijn wordt geroteerd, zal het uiteinde 6 van de binnenpijp 5 het laagste punt van deze pijp vormen en zal binnendringend regenwater naar buiten worden afgevoerd; deze 30 situatie is echter niet afzonderlijk geïllustreerd.
Voor het fixeren van de korf 10 ten opzichte van de binnenpijp 5 kunnen willekeurig geschikte bevestigingsmiddelen 30 aanwezig zijn. In het weergegeven voorbeeld omvat de korf 10 een zich tangentiaal tussen twee axiale spijlen 31 van het 35 mantelgedeelte 14 uitstrekkende bevestigingsplaat 32 met een schroefgat 33 voor het opnemen van een niet-weergegeven bevestigingsschroef. Na het plaatsen van de binnenpijp 5 wordt de fixatie tot stand gebracht door het vastdraaien van die 1013646 10 bevestigingsschroef. Uiteraard kan de korf 10 zijn voorzien van meerdere van dergelijke bevestigingsplaten 32.
Samenvattend verschaft de onderhavige uitvinding een 5 muurdoorvoerstelsel 1 met een buitenpijp 3 en een binnenpijp 5, waarvan het uiteinde 6 uitsteekt voorbij het uiteinde 4 van de buitenpijp 3. Een korf 10 strekt zich uit over de uiteinden 4 en 6 van deze pijpen 3 en 5 en is met die uiteinden verbonden. Voor koppeling met de buitenpijp heeft de korf een 10 bevestigingskraag 12. Voor koppeling met de binnenpijp omvat de korf aan het front 11 daarvan twee ontvangstruimten 21 en 22 met een onderlinge radiale afstand. Wanneer de binnenpijp wordt aangebracht in een eerste ontvangstruimte 21, is de binnenpijp in hoofdzaak coaxiaal met de buitenpijp. Wanneer de binnenpijp 15 wordt aangebracht in een tweede ontvangstruimte 22, is de binnenpijp hellend ten opzichte van de buitenpijp. Aldus is het mogelijk om met een enkele korf 10 drie mogelijke oriëntaties van de binnenpijp ten opzichte van de buitenpijp tot stand te brengen.
20 Bij voorkeur is de korf 10 vervaardigd van kunststof of aluminium, bij voorkeur als spuitgietproduct.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het 25 voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies. Zo is het bijvoorbeeld niet nodig dat een spijl 15 waaraan een ontvangstruimte is gevormd, verticaal 30 is gericht, zoals blijkt uit de figuren 4 en 5.
In het voorgaande is onder verwijzing naar figuur 3 een illustratief voorbeeld besproken, waarbij een ontvangstruimte 21 respectievelijk 22 twee inkepingen of uitsparingen of sleuven 21i en 212 respectievelijk 22χ en 222 omvat. Dit aantal 35 van twee inkepingen of uitsparingen per ontvangstruimte is echter niet essentieel, maar kan in principe willekeurig worden gekozen. Genoemd aantal kan zelfs gelijk zijn aan één: in figuur 3 zou het effect volgens de onderhavige uitvinding 1013646 11 eveneens worden bereikt indien bijvoorbeeld het onderste uitsteeksel 17 afwezig zou zijn.
Voorts is het in principe mogelijk dat het mantelgedeelte 14 afwezig is, voor toepassing bij een muurdoorvoerstelsel 5 waarvan de binnenpijp 5 niet uitsteekt buiten de buitenpijp 3. Het front 11 zou daarbij rechtstreeks aansluiten op de bevestigingskraag 12.
Voorts hoeft het front 11 niet loodrecht op de hartlijn van de korf 10 geplaatst te zijn.
10 Elke uitvoeringsvorm van een korf waarvan het front ten minste twee ontvangstruimten voor het uiteinde van een binnenpijp bezit, is een belichaming van de uitvindingsgedachte. In het beschreven voorkeursuitvoeringsvoorbeeld correspondeert een eerste ontvangstruimte met een coaxiale opstelling van de 15 binnenpijp ten opzichte van de buitenpijp, terwijl een tweede ontvangstruimte correspondeert met een hellende opstelling van de binnenpijp ten opzichte van de buitenpijp. Desgewenst is het echter ook mogelijk, dat de twee ontvangstruimten corresponderen met twee verschillende niet-coaxiale opstellingen van de 20 binnenpijp ten opzichte van de buitenpijp, met onderling verschillende hellingshoeken.
101 36 46
Claims (11)
1. Korf (10) voor een muurdoorvoerstelsel (1) met twee binnen elkaar opgestelde pijpen (3; 5), welke korf omvat: een bevestigingskraag (12) voor bevestiging van de korf (10) op een uiteinde (4) van een eerste pijp (3) van het 5 muurdoorvoerstelsel (1); en een front (11) met ten minste twee ontvangstruimten (21; 22) voor het ontvangen van een uiteinde (6) van een tweede pijp (5) van het muurdoorvoerstelsel (1); waarbij genoemde twee ontvangstruimten (21; 22) radiaal op 10 afstand van elkaar zijn gelegen.
2. Korf volgens conclusie 1, waarbij een eerste ontvangstruimte (21) is ingericht om een centrering van de tweede pijp (5) ten opzichte van de eerste pijp (3) tot stand te brengen, 15 en waarbij een tweede ontvangstruimte (22) is ingericht om een excentrische positie van de tweede pijp (5) ten opzichte van de eerste pijp (3) tot stand te brengen.
3. Korf volgens conclusie 1 of 2, waarbij elke ontvangst- 20 ruimte (21; 22) is gedefinieerd door minstens één uitsparing of inkeping of sleuf of dergelijke (21ι, 2I2; 22i, 222) in het front (11) of in een aan het front (11) gevormd uitsteeksel (16; 17).
4. Korf volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij elke ontvangstruimte (21; 22) cirkelvormig is, waarbij een eerste ontvangstruimte (21) een middelpunt (M21) heeft dat is gelegen op de hartlijn van de korf (10), en waarbij de tweede ontvangstruimte (22) een middelpunt (M22) heeft dat zich 30 op radiale afstand bevindt van de hartlijn van de korf (10).
5. Korf volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de korf is vervaardigd van kunststof of aluminium, bij voorkeur als spuitgietproduct. 35 1 0 1 3646
6. Muurdoorvoerstelsel (1) omvattende een buitenpijp (3) met een distaal uiteinde (4) en een daarbinnen opgestelde binnenpijp (5) met een distaai uiteinde (6), bestemd voor aansluiting op respectievelijk een luchtinlaat en een verbrandingsgas- 5 uitlaat van een verbrandingsapparaat zoals een CV-ketel of dergelijke, welk muurdoorvoerstelsel (1) voorts omvat een met genoemde distale uiteinden (4; 6) van de pijpen (3; 5) gekoppelde korf (10) volgens een willekeurige der voorgaande conclusies. 10
7. Muurdoorvoerstelsel volgens conclusie 6, waarbij het distale uiteinde (6) van de binnenpijp (5) is gemonteerd in de eerste ontvangstruimte (21) van de korf (10) en aldus gecentreerd is ten opzichte van de buitenpijp (3). 15
8. Muurdoorvoerstelsel volgens conclusie 6, waarbij het distale uiteinde (6) van de binnenpijp (5) is gemonteerd in de tweede ontvangstruimte (22) van de korf (10), en waarbij de korf (10) zodanig is gemonteerd, dat de binnenpijp (5) helt ten 20 opzichte van de buitenpijp (3), waarbij het distale uiteinde (6) van de binnenpijp (5) het hoogste punt is.
9. Muurdoorvoerstelsel volgens conclusie 6, waarbij het distale uiteinde (6) van de binnenpijp (5) is gemonteerd in de 25 tweede ontvangstruimte (22) van de korf (10), en waarbij de korf (10) zodanig is gemonteerd, dat de binnenpijp (5) helt ten opzichte van de buitenpijp (3), waarbij het distale uiteinde (6) van de binnenpijp (5) het laagste punt is.
10. Muurdoorvoerstelsel volgens conclusie 6, waarbij het distale uiteinde (6) van de binnenpijp (5) is gemonteerd in de tweede ontvangstruimte (22) van de korf (10), en waarbij de korf (10) zodanig is gemonteerd, dat de binnenpijp (5) horizontaal georiënteerd is. 35
11. Muurdoorvoerstelsel (1) omvattende een buitenpijp (3) met een distaai uiteinde (4) en een daarbinnen opgestelde binnenpijp (5) met een distaai uiteinde (6), bestemd voor aansluiting op respectievelijk een luchtinlaat en een verbrandingsgas- 101 3646 uitlaat van een verbrandingsapparaat zoals een CV-ketel of dergelijke, welk muurdoorvoerstelsel (1) voorts omvat een met genoemde distale uiteinden (4; 6) van de pijpen (3; 5) gekoppelde korf (10) , welke korf omvat: 5. een bevestigingskraag (12) voor bevestiging van de korf (10) op het distale uiteinde (4) van de buitenpijp (3); en een front (11) met ten minste één ontvangstruimte (22) voor het ontvangen van het distale uiteinde (6) van de binnenpijp (5) ; 10 waarbij de ontvangstruimte (22) is ingericht om een excentrische positie van de binnenpijp (5) ten opzichte van de buitenpijp (3) tot stand te brengen; waarbij het distale uiteinde (6) van de binnenpijp (5) is gemonteerd in de ontvangstruimte (22) van de korf (10), en 15 waarbij de korf (10) zodanig is gemonteerd, dat de binnenpijp (5) horizontaal georiënteerd is. 1013646
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1013646A NL1013646C2 (nl) | 1999-11-23 | 1999-11-23 | Beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem. |
DE60006209T DE60006209D1 (de) | 1999-11-23 | 2000-11-22 | Schutzkäfig für Wandrinne |
EP00204141A EP1103764B1 (en) | 1999-11-23 | 2000-11-22 | Protective cage for a wall duct system |
AT00204141T ATE253203T1 (de) | 1999-11-23 | 2000-11-22 | Schutzkäfig für wandrinne |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1013646A NL1013646C2 (nl) | 1999-11-23 | 1999-11-23 | Beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem. |
NL1013646 | 1999-11-23 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1013646C2 true NL1013646C2 (nl) | 2001-05-28 |
Family
ID=19770309
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1013646A NL1013646C2 (nl) | 1999-11-23 | 1999-11-23 | Beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP1103764B1 (nl) |
AT (1) | ATE253203T1 (nl) |
DE (1) | DE60006209D1 (nl) |
NL (1) | NL1013646C2 (nl) |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1572691A (en) * | 1977-02-18 | 1980-07-30 | Saunier Duval | Flue for room-sealed boilers |
DE29515326U1 (de) * | 1994-09-19 | 1995-11-30 | Joh. Vaillant Gmbh U. Co, 42859 Remscheid | Kombinierte Luft-Abgasleitung |
-
1999
- 1999-11-23 NL NL1013646A patent/NL1013646C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2000
- 2000-11-22 EP EP00204141A patent/EP1103764B1/en not_active Expired - Lifetime
- 2000-11-22 DE DE60006209T patent/DE60006209D1/de not_active Expired - Lifetime
- 2000-11-22 AT AT00204141T patent/ATE253203T1/de not_active IP Right Cessation
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1572691A (en) * | 1977-02-18 | 1980-07-30 | Saunier Duval | Flue for room-sealed boilers |
DE29515326U1 (de) * | 1994-09-19 | 1995-11-30 | Joh. Vaillant Gmbh U. Co, 42859 Remscheid | Kombinierte Luft-Abgasleitung |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE60006209D1 (de) | 2003-12-04 |
EP1103764A1 (en) | 2001-05-30 |
EP1103764B1 (en) | 2003-10-29 |
ATE253203T1 (de) | 2003-11-15 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP0927079B1 (en) | Centrifugal separation apparatus | |
US6053162A (en) | Balanced flue sealed vent terminal assembly | |
US10605504B2 (en) | External separator | |
CN102620356A (zh) | 空气调节机的室外机 | |
EP3153785B1 (en) | Air conditioner | |
US7048035B2 (en) | Casing for a heat exchange system | |
US20070119448A1 (en) | Range hood cleaning assembly | |
NL1013646C2 (nl) | Beschermkorf voor een muurdoorvoersysteem. | |
KR102146057B1 (ko) | 국소배기장치 | |
GB2269402A (en) | Drain outlet | |
US20080282996A1 (en) | Reverse-Flow Condensing Economizer And Heat Recovery Method | |
KR101651446B1 (ko) | 관 및 관에 설치되는 안내 요소 | |
JPH0311377B2 (nl) | ||
NL2002751C2 (nl) | Dakdoorvoer. | |
EP1136757A2 (en) | Horizontal balanced flue | |
SU1746181A1 (ru) | Малогабаритна градирн | |
SE463330B (sv) | Braennkammare foer med flytande braensle drivna vaermeaggregat | |
CN113440988B (zh) | 一种气水分离器 | |
US4249920A (en) | Scrubber and method utilizing wetted slotted screens for removing flyash from flue gas | |
EP1122496A1 (en) | Flue gas discharge system | |
JP4300559B2 (ja) | フィルタ清掃用ノズルおよびフィルタ清掃用具 | |
US20170234536A1 (en) | Compact smoke or air diluter for high-temperature flue gas and contaminated air | |
NL1003203C2 (nl) | IJsvrije afvoerconstructie. | |
EP0979973B1 (en) | Wall duct with a collar counteracting recirculation | |
EP1108188B1 (en) | Shielding device |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20050601 |