NL1002990C2 - Vaartuig met een volgens het middenlangsvlak daarvan gedeelde kiel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Vaartuig met een volgens het midden- langsvlak daarvan gedeelde kiel.

De uitvinding heeft betrekking op een vaartuig met een volgens het middenlangsvlak daarvan gedeelde kiel, waarbij de aan weerszijden van het middenlangsvlak gelegen delen elk twee scharnierende secties bevatten, welke 5 secties tezamen - in een vlak loodrecht op de lengteas gezien - een scharnierende stangenveelhoek vormen, die vanuit een vertikaal uitgeklapte (gestrekte) positie met hulp van een nabij de onderste scharnieras tussen de beide onderste kielsecties aangrijpende, in het middenlangsvlak 10 gelegen trekelement naar een horizontaal samengeklapte positie beweegbaar is, terwijl voor het bewegen van de kiel vanuit de horizontaal samengeklapte positie naar de samenhgeklapte positie naar de vertikaal uitgeklapte, gestrekte positie ten minste één met een drukmedium wer-15 kende, in een punt nabij de bovenste schanrieras van een bovenste kielsectie aangrijpende zuiger-cilinderinrichting aanwezig is.

Een dergelijk vaartuig is bekend uit de Nederlandse terinzagelegging 9300814. Bij dit bekende vaartuig is de 20 beweegbare kielconstructie om de beide bovenste, aan weerszijden van het middenlangsvlak van het vaartuig gelegen scharnierassen van de beide bovenste kielsecties draaibaar opgehangen aan een zich onder de romp over de gehele horizontale lengte van de kiel uitstrekkend vast 25 basisdeel, waarin onder andere een liertrommel voor het op- en afwikkelen van een het trekelement vormende kabel is ondergebracht.

In de horizontaal samengeklapte positie ligt de beweegbare kielconstructie dus aan tegen de onderzijde van 30 het vaste basisdeel van de kiel.

Het ene punt van aangrijping van de zuiger-cilinder-inrichting op de betreffende bovenste kielsectie ligt daarbij - gezien in de vertikaal uitgeklapte, gestrekte kielpositie - op enige afstand onder de bovenste schar-35 nieras terwijl de afstand tot het middenlangsvlak (= deel- 1002990 2 vlak) van dit aangrijpingspunt kleiner is dan de afstand van de scharnieras tot het xniddenlangsvlak. Voorts bevindt het andere punt van aangrijping van de zuiger-cilinder-inrichting zich op enige afstand aan de andere zijde van 5 het xniddenlangsvlak (deelvlak) en wel nabij het scharnierpunt tussen de zich aan die zijde bevindende bovenste en onderste kielsecties.

Het gevolg van deze plaatsing van de zuiger-cilinder-inrichting is, dat deze aan de corroderende invloeden van 10 het vaarwater bloot staat en derhalve veel onderhoud vraagt.

De uitvinding heeft zich ten doel gesteld aan dit bezwaar tegemoet te komen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat 15 de bovenste scharnierassen van de beide bovenste kielsecties, gezien in de vertikaal gestrekte kielpositie, op enige afstand van en aan de buitenzijde van de betreffende kielsecties lopen en binnen een in het kleigebied in de rompbodem aangebrachte, naar boven gerichte verdieping 20 zijn gelegen, waarbij althans één van deze scharnierassen met ten minste één einde afdichtend door een dwarsscheeps verlopende eindwand van de verdieping heen reikt en op dat einde een hefboom zit, waarop het ene einde van de dwarsscheeps in de in de rompruimte buiten de verdieping gemon-25 teerde zuiger-cilinderinrichting aangrijpt, terwijl het andere einde van deze inrichting scharnierend aan de romp is bevestigd.

De zuiger-cilinderinrichting is dus in een voor het vaarwater ontoegankelijke ruimte komen te liggen en be-30 hoeft derhalve weinig onderhoud. Voorts komt de kiel in horizontaal samengeklapte positie vrijwel direct tegen de onderzijde van de romp aan te liggen, waardoor de diepgang in horizontaal samengeklapte positie in vergelijking tot die bij de boven beschreven bekende uitvoering kleiner is 35 geworden en in die positie dus dienovereenkomstig ondieper water kan worden bevaren.

In de wel voor het water toegankelijke, n.1. aan de 1002990 3 onderzijde open verdieping bevinden zich slechts die onderdelen van de beweegbare kielconstructie, die minder gevoelig zijn voor aantasting door het vaarwater respectievelijk daartegen gemakkelijker zijn te beschermen.

5 Volgens een verder kenmerk van de uitvinding strekt de verdieping zich slechts over een deel van de lengte van de kiel, en wel over een middengedeelte daarvan uit.

In het algemeen heeft het boven het middengedeelte van de kiel gelegen gedeelte van de romp de grootste 10 diepte. Door de verdieping in lengte tot dat rompgedeelte te beperken kan met een kleinere hoogte van de verdieping worden volstaan.

Een praktische uitvoering wordt daardoor gekenmerkt, dat onder de romp, zowel voor als achter de verdieping, 15 een het dwarsprofiel van de kiel volgend vast basisdeel is aangebracht, waarvan de benedenoppervlakken in een gemeenschappelijk (horizontaal) vlak evenwijdig aan de schar-nierassen zijn gelegen en in de horizontaal samengeklapte kielpositie als aanslagvlak voor de in die positie ge-20 strekte binnenzijden van de beide onderste kielsecties fungeren, waarbij de beide bovenste kielsecties aan de bovenzijde overeenkomstig de lengte en hoogte van de vaste basisdelen zijn uitgespaard.

Ter verhoging van de stabiliteit van de kiel bij het 25 zeilen, dus in een situatie waarin de kiel in vertikaal gestrekte positie een zijdelingse belasting ondervindt, zijn volgens een verder kenmerk van de uitvinding de beide bovenste kielsecties onderling gekoppeld door middel van rond de bovenste scharnierassen aan de bovenste kielsec-30 ties bevestigde, met elkaar in ingrijping staande tand-wielsegmenten.

Verdere kenmerken van de uitvinding worden hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

35 De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is schematisch zijaanzicht van de kiel met het 1002990 4 aangrenzende rompgedeelte van het vaartuig volgens de uitvinding; fig. 2 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn II in fig. 1 en 5 fig. 2A-D tonen de kiel in een aantal opeenvolgende fasen bij het samenklappen van de kiel vanuit de vertikaal gestrekte positie volgens fig. 2 naar de horizontaal samengeklapte positie volgens fig. 2D.

De in de tekening weergegeven kiel volgens de uitvin-10 ding is volgens het vertikale middenlangsvlak I (fig. 2) gedeeld in twee helften IA respectievelijk 1B, terwijl elke helft volgens een horizontaal deelvlak III (zie fig.

1) is gedeeld in een onderste en een bovenste sectie 2 respectievelijk 3.

15 De bovenste en onderste secties 2 en 3 van elke helft IA respectievelijk 1B zijn om een horizontale as scharnierend verbonden door middel van een aantal langsscheeps op één lijn gelegen scharnierassen 4A en 4B. Daarbij liggen de scharnierassen 4A van de linker kielhelft IA op een 20 geringe afstand buiten de binnenzijde van die kielhelft, zodat deze scharnierassen in de vertikaal gestrekte kiel-positie (fig. 2) binnen het dwarsdoorsnedeprofiel van de rechter kielhelft 1B komen te vallen, terwijl omgekeerd de scharnierassen 4B van de rechter kielhelft 1B dan binnen 25 het dwarsdoorsnedeprofiel van de linker kielhelft IA vallen.

De beide onderste kielsecties 3 zijn aan hun benedenranden scharnierend met elkaar verbonden door middel van een aantal langsscheeps op één lijn gelegen scharnierassen 30 5.

De bovenste sectie 2 van elke kielhelft IA respectievelijk 1B heeft een verhoogd middengedeelte 2', waaraan zowel van voren (rechts in fig. 1) als van achteren (links in fig. 2) door middel van een sectorvormige draagplaat 6 35 een draaitap 7, alsmede een centrisch ten opzichte daarvan gelegen tandwielsegment 8 zijn bevestigd.

Zoals in het bijzonder in fig. 2 is te zien, liggen 1 0 0 9 Q9 0 5 de draaitappen 7 over een zekere afstand zijdelings versprongen ten opzichte van de bijbehorende kielhelften. Voorts staan de tandwielsegmenten van de kielhelften IA en 1B onderling met elkaar in ingrijping.

5 De bovenste kielsecties 2 reiken met hun verhoogde middengedeelten 2' en de daaraan vastzittende tappen 7 en tandwielsegmenten 8 in een naar boven gerichte verdieping 9 in de romp 10. De aan de onderzijde open verdieping 9 wordt aan de voorzijde en aan de achterzijde (rechts en 10 links in fig. 1) begrensd door een eindwand 11 en is van boven en opzij van de overige ruimte binnen de romp 10 afgesloten door wanddelen 12.

De draaitappen 7 reiken lekdicht door de eindwanden 11 heen in de niet voor het vaarwater (zeewater) toeganke-15 lijke ruimte binnen de romp, waar zij in lagers 13 zijn ondersteund. Op elk der draaitappen 7 zit op een plaats tussen de bijbehorende steunlagers 13 een hefboom 14, waarvan het vrije einde, bij 15, scharnierend is verbonden met het vrije zuigerstangeinde van een met zijn cilinder-20 einde bij 16 scharnierend aan de romp bevestigde, dwarsscheeps geplaatste hydraulische zuiger-cilinderinrichting 17. In totaal zijn er vier hydraulische cilinders 17, waarvan alleen het voorste dwarsscheepse paar cilinders in fig. 2 is te zien.

25 Met 18 is een trekkabel aangegeven, die in een door het zwaartepunt van de kiel gaand dwarsscheeps vlak tussen de beide kielhelften is opgenomen en met zijn vrije einden via leidrollen 19 bij 20 aan elk der kielhelften 1Ά en 1B verankerd zit. (Zie fig. 2B en fig. 1). De beide tussen de 30 kielhelften IA en 1B door naar boven geleide trekkabelpar-ten lopen allereerst over twee naast elkaar binnen de verdieping 9 draaibaar gemonteerde kabelschijven 21 naar een volgend en hoger geplaatst kabelschijfpaar 22 en verenigen zich rond een horizontaal opgestelde, tegen de 35 bovenwand van de verdieping 9 gemonteerde steunschijf 23.

Het kabelschijfpaar 22 zit draaibaar gemonteerd op een in de pijlrichting heen en weer beweegbaar binnen de 1002990 6 verdieping 9 gemonteerde drager (in de tekening niet nader weergegeven). Deze drager is door middel van een afdichtend door een opening 24 (zie fig. 2) in de rechter eind-wand 11 (zie fig. 1) van de verdieping 9 reikende verbin-5 dingsstang verbonden met het zuigerstangeinde van een langsscheeps binnen de rompruimte rechts in fig. 1 gemonteerde hydraulische zuiger-cilinderinrichting (voorgesteld door de streep-puntlijn 25).

In fig. 1 is voorts te zien, dat onder de romp 10, op 10 een plaats vóór de verdieping 9 <rechts in fig. 1) en een plaats achter de verdieping 9 vaste basisdelen 31 en 32 zijn bevestigd, waarvan de horizontale dwarsdoorsnede-profielen aansluiten bij het dwarsdoorsnedeprofiel van de gezamenlijke bovenste kielsecties 2.

15 De ondervlakken 31a en 32a van de vaste basisdelen 31 en 32 liggen in een gemeenschappelijk (horizontaal) vlak evenwijdig aan het deelvlak III.

De bovenste kielsecties 2 zijn van voren en van achteren voorzien van overeenkomstige uitsparingen en 20 sluiten met hun bovenvlakken 2” en 2"1 in de vertikaal gestrekte kielpositie onder geringe speelruimte op de ondervlakken 31a en 32a van de vaste basisdelen 31 en 32 aan.

Beschreven zal thans worden hoe de kiel vanuit de 25 vertikaal gestrekte positie volgens fig. 2 in de horizontaal samengeklapte positie volgens fig. 2D komt. Zowel de vier hydraulische cilinders 17 als de trekkabel 18 met de daarop aangrijpende (niet weergegeven) hydraulische cilinder spelen daarbij een rol.

30 Gedurende de eerste fase van de beweging, van de vertikaal gestrekte positie volgens fig. 2 naar de positie volgens fig. 2A levert een trekkracht in de beide parten van de trekkabel 18 geen positieve bijdrage aan de posi-tieverandering en komt deze positieverandering geheel voor 35 rekening van de hydraulische cilinders 17, waarvan de plunjers naar buiten bewegen om de bovenste kielsecties 2 naar buiten te doen uitzwaaien en daarmede de onderste 1002990 7 kielsecties 3 rond het onderste scharnier 5 te doen spreiden. Deze eerste bewegingsfase gaat gepaard met een naar beneden gerichte verplaatsing van het onderste scharnierpunt 5, dat in de positie volgens fig. 4Ά zijn onderste 5 stand heeft bereikt. De positie volgens fig. 2 A komt overeen met de positie, die de kiel onder invloed van de zwaartekracht alleen zou willen innemen. In die positie liggen de scharnierassen 7, 4a, 5 en 7, 4b, 5 aan weerszijden van het middenlangsvlak I namelijk op één lijn.

10 Tot het bereiken van de positie volgens fig. 2A

dienen de hydraulische cilinders 17 dus de eventueel door de met de trekkabel verbonden hydraulische cilinder geleverde trekkracht te overwinnen.

Eerst vanaf de positie volgens fig. 2A werken de 15 hydraulische cilinders 17 en de met de trekkabel 18 verbonden hydraulische cilinder samen en wel in die zin, dat de rol van de trekkabel in het bewegingsproces in vergelijking tot die van de gezamenlijke hydraulische cilinders 17 groter wordt, naarmate de kiel dichter bij de horizon-20 taal samengeklapte positie volgens fig. 2D komt. Zo is het duidelijk, dat voor een beweging vanuit de positie volgens fig. 2C naar de positie volgens fig. 2D door middel van alleen de hydraulische cilinders 17 een extreem hoge druk noodzakelijk zou zijn, terwijl via de trekkabel 18 alleen 25 reeds bij een naar verhouding lage druk de horizontaal opgeklapte eindstand volgens fig. 2D is te bereiken.

In de horizontaal opgeklapte stand volgens fig. 2D liggen de binnenwanden van de beide onderste kielsecties 3 in één horizontaal vlak en worden de onderste kielsecties 30 door de trekkabel 18 tegen de in één vlak gelegen ondervlakken 31a en 32a van de vaste basisdelen 31 en 32 getrokken .

Bij het varen met opgeklapte kiel worden de hydraulische cilinders 17 en de trekkabel-cilinder 25 onder druk 35 gehouden om wegzakken naar de positie volgens fig. 2A onder invloed van de zwaartekracht te voorkomen.

Om het risico van wegvallen van de druk in alle 1002990 8 hydraulische cilinders op te vangen kunnen de onderste kielsecties door middel van een van binnen uit handmatig te bedienen grendel in hun aanslagstand tegen de onderzijde van de vaste basisdelen 31 en 32 worden vergrendeld.

5 Omgekeerd, wanneer men de kiel vanuit de horizontaal samengeklapte positie volgens fig. 2D in de vertikaal gestrekte positie of zeilstand volgens fig. 2 wil brengen, zal reeds het wegnemen van de tot dan toe in de verschillende hydraulische cilinders heersende druk de kiel reeds 10 onder invloed van de zwaartekracht in de richting van de positie volgens fig. 2A doen bewegen. Uiteraard zal deze positie eerder worden bereikt door de hydraulische cilinders 17 daarbij in een richting tegengesteld aan die daarvoor bekrachtigen. Bij gelijktijdige bekrachtiging van 15 de trekkabel zullen de hydraulische cilinders 17 de door de trekkabel uitgeoefende trekkracht moeten overwinnen. Pas in de laatste bewegingsfase, vanuit de positie volgens fig. 2A naar die volgens fig. 2 worden de samentrekkende hdyraulische cilinders 17 in geringe mate ondersteund door 20 de in die laatste fase positief trekkende kabel 18.

25 30 1 0 0 2 9 9 0 35

Claims (7)

1. Vaartuig met een volgens het middenlangsvlak daarvan gedeelde kiel, waarbij de aan weerszijden van het middenlangsvlak gelegen delen elk twee scharnierende secties 5 bevatten, welke secties tezamen - in een vlak loodrecht op de lengteas gezien - een scharnierende stangenveelhoek vormen, die vanuit een vertikaal uitgeklapte (gestrekte) positie met hulp van een nabij de onderste scharnieras tussen de beide onderste kielsecties aangrijpende, in het 10 middenlangsvlak geleid trekelement naar een horizontaal samengeklapte positie beweegbaar is, terwijl voor het bewegen van de kiel vanuit de horizontaal samengeklapte positie naar de vertikaal uitgeklapte, gestrekte positie ten minste één met een drukmedium werkende zuiger-cilin-15 derinrichting aanwezig is, die in een punt nabij de bovenste scharnieras van een bovenste kielsectie aangrijpt, met het kenmerk, dat de bovenste scharnierassen van de beide bovenste kielsecties, gezien in de vertikaal gestrekte kielpositie, op enige afstand van en aan de buitenzijde 20 van de betreffende kielsecties lopen en binnen een in het kleigebied in de rompbodem aangebrachte, naar boven gerichte verdieping zijn gelegen, waarbij althans één van deze scharnierassen met ten minste één einde afdichtend door een dwarsscheeps verlopende eindwand van de verdie-25 ping heen reikt en op dat einde een hefboom zit, waarop het ene einde van de dwarsscheeps in de rompruimte buiten de verdieping gemonteerde zuiger-cilinderinrichting aangrijpt, terwijl het andere einde van deze inrichting scharnierend aan de romp is bevestigd.

2. Vaartuig volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de verdieping zich slechts over een deel van de lengte van de kiel uitstrekt.

3. Vaartuig volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verdieping boven het middengedeelte van de kiel is aange- 35 bracht.

4. Vaartuig volgens conclusies 2-3, met het kenmerk, dat onder de romp, zowel voor als achter de verdieping, een 1002990 0 het dwarsdoorsnedeprofiel van de kiel volgend vast basisdeel is aangebracht, waarvan de benedenoppervlakken in een gemeenschappelijk (horizontaal) vlak evenwijdig aan de scharnierassen zijn gelegen en in de horizontaal samen-5 geklapte kielpositie als aanslagvlak voor de in die positie gestrekte binnenzijden van de beide onderste kielsec-ties fungeren, waarbij de beide bovenste kielsecties aan de bovenzijde overeenkomstig de lengte en hoogte van de vaste basisdelen zijn uitgespaard.

5. Vaartuig volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de bovenste kielsecties aan beide langseinden van hun, in de vertikaal gestrekte positie, in de verdieping stekende bovenste langsranddelen met een scharniertap door de aangrenzende verdieping-eindwand heen reiken en door 15 middel van een op die scharniertap zittende hefboom met een zuiger-cilinderinrichting zijn verbonden.

6. Vaartuig volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de beide bovenste kielsecties onderling zijn gekoppeld door middel van rond de bovenste scharnierassen aan de 20 bovenste kielsecties bevestigde, met elkaar in ingrijping staande tandwielsegmenten.

7. Vaartuig volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de beide vrije einden van een het trekelement vormende kabel elk nabij de onderste scharnieras aan een onderste 25 kielsectie zijn verankerd en dat de beide kabelparten vanaf hun verankeringspunten tussen de kielhelften door naar een stel draaibaar binnen de verdieping gemonteerde kabelschijven lopen en vandaar naar op een langsscheeps heen en weer beweegbaar in de verdieping geleide drager 30 aangebrachte kabelschijfmiddelen worden geleid, welke drager via een afdichtend door een geleideopening in een verdieping-eindwand reikend verbindingselement is gekoppeld met het zuigerstangeinde van een langsscheeps in de van de verdieping afgesloten rompruimte geplaatste, met 35 een drukmedium werkende zuiger-cilinderinrichting. 1002990