NL1002414C2

NL1002414C2 - Begroeide tegel voor het bekleden van gebouwen, werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke tegel, en werkwijze voor het met begroeiing bekleden van gebouwen.

Info

Publication number: NL1002414C2
Application number: NL1002414A
Authority: NL
Inventors: Adrianus Theodorus M Gerritsen
Original assignee: Gervalin Dakbedekkingen B V
Priority date: 1996-02-21
Filing date: 1996-02-21
Publication date: 1997-08-25

Description

Korte aanduiding: Begroeide tegel voor het bekleden van gebouwen, werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke tegel, en werkwijze voor het met begroeiing bekleden van gebouwen.

5

Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een begroeide tegel voor het bekleden van gebouwen, in het bijzonder daken en/of galerijen 10 en/of balkons en/of terrassen daarvan, alsmede middenbermen, geluidswallen, verkeerspleinen en dergelijke, waarbij de tegel een drager en begroeiing omvat.

Het is algemeen bekend om gebouwen, in het bijzonder daken, galerijen, en balkons daarvan, alsmede middenbermen, geluidswallen, ver-15 keerspleinen en dergelijke, te bekleden met begroeiing. Dit verschaft een fraai uiterlijk voorkomen aan dergelijke gebouwen en objecten, kan een natuurlijke warmte-isolatie verschaffen, en de leefbaarheid van gebouwen of het voorkomen van verkeersobjecten op prettige wijze bevorderen. In de praktijk worden dergelijke begroeiingsbekledingen 20 aangebracht in twee stappen. Er wordt, in het algemeen door de aannemer, een geschikte ondergrond aangebracht, die in het bijzonder de waterafvoer moet waarborgen. Vervolgens brengt een hovenier ter plaatse op het gebouw een laag substraat, zoals bijvoorbeeld grond, aan en plant daarin de gewenste beplanting. Dit is een tijdrovend en omslach-25 tig geheel. In een aantal fasen moeten de basismaterialen voor de begroeiingsbekleding worden aangevoerd naar het gebouw en vervolgens naar de plaats van bestemming op het gebouw. Eerst moeten de benodigdheden voor de ondergrond door de bouwer worden aangevoerd en aangebracht. Vervolgens moet de hovenier het substraat aanvoeren en aan-30 brengen, en bovendien ook nog eens de beplanting aanvoeren en aanbrengen.

De onderhavige uitvinding heeft onder meer tot doel, het verschaffen van een oplossing voor voornoemde problemen.

De onderhavige uitvinding heeft hierbij in het bijzonder tot 35 doel, het verschaffen van een bekleding voor gebouwen, welke bekleding zich gemakkelijk en snel op het gebouw op de gewenste plaats laat aanbrengen en de afvoer van hemelwater garandeert.

1 0 0 2 4 1 A

2

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de drager is doorworteld met wortels van aan de bovenzijde van de drager aangebrachte begroeiing, en doordat de drager aan de onderzijde is voorzien van uitstekende oplegorganen die, wanneer de tegel met zijn onderzijde 5 op een ondergrond wordt gelegd, tussen de tegel en de ondergrond een kanalenstelsel verschaffen, waardoorheen een vloeibaar medium kan stromen. De drager omvat hierbij of is hierbij vervaardigd uit een bewortelbaar materiaal waarin men de begroeiing vormende planten tot groei heeft laten komen. De begroeiing is tengevolge van het doorwor-10 telen vast verbonden met de drager. Doordat de drager aan zijn onderzijde is voorzien van uitstekende oplegorganen, zoals ribben en nokken, is verzekerd dat de afvoer van hemelwater niet wordt belemmerd. Het hemelwater zelf kan hierbij door de tegel heendringen tot in het tussen de tegel en de ondergrond te vormen kanalenstelsel doordat de 15 bekleding met begroeiing waterdoorlaatbaar is, bijvoorbeeld doordat doorgangen in de tegels zijn aangebracht, of doordat voor de drager een waterdoorlatend materiaal is gebruikt, of doordat bij het aanbrengen van de tegels tussen aangrenzende tegels een doorgang voor hemelwater vrij is gelaten. De uitstekende oplegorganen voor het verschaf-20 fen van een kanalenstelsel kunnen volgens een voordelige uitvoeringsvorm een aan de onderzijde van de drager aangebracht noppenprofiel, zoals een zogenaamd eierdozenprofiel, omvatten. Een dergelijk noppen-of eierdozenprofiel laat in hoofdzaak een stroming in alle richtingen langs de ondergrond toe.

25 De drager voor de tegel volgens de uitvinding kan zijn vervaar digd uit glaswol. Het is volgens de uitvinding echter in het bijzonder voordelig wanneer de drager is vervaardigd uit een kunststof, in het bijzonder een polyetherschuim. Als materiaal voor de vervaardiging van een drager laten zich vele geregenereerde kunststoffen, zoals een 30 polyetherschuimregeneraat, toepassen. Dergelijke geregenereerde kunststoffen zijn relatief goedkoop en voor dit doel bijzonder goed bruikbaar.

Om de beloopbaarheid van de begroeiing mogelijk te maken en tegelijkertijd het afvoervermogen van hemelwater via het kanalenstelsel te 35 waarborgen, is het bij een drager van polyetherschuim voordelig wanneer deze een persing van 80-100 kg/m3 heeft. Een dergelijke persing waarborgt een voldoende veerkracht van de drager om zich na samendruk- 1002414 3 king bij het belopen hiervan weer te kunnen herstellen in zijn oorspronkelijke vorm.

Om in het gebouw van buiten afkomstige geluiden te weren, is het volgens de uitvinding verder voordelig wanneer de drager een geluid-5 dempend materiaal omvat. De drager kan hiertoe zijn vervaardigd van een polyetherschuim, maar ook van een ander geschikt geluiddempend materiaal.

Teneinde dichtgroeiing van het kanalenstelsel tegen te gaan, is het volgens de uitvinding voordelig wanneer de begroeiing is geko-10 zen uit de groep van plantsoorten met een worteltype dat in hoofdzaak zogenaamde oppervlaktewortels vormt. Hierbij worden onder oppervlakte-wortels verstaan, wortels die zich in hoofdzaak aan en dicht onder het oppervlak uitstrekken.

Teneinde de tegels hanteerbaar te houden, en tegelijkertijd te 15 waarborgen dat de bekleding niet beschadigd raakt doordat de begroeiing hierop onvoldoende steun kan ondervinden, is het volgens de uit vinding voordelig wanneer de begroeiing van een soort is dat een maximale hoogte van 8 è 10 cm of minder kan bereiken.

Teneinde het aanzicht van de begroeiing te bevorderen, is het 20 volgens de uitvinding voordelig wanneer de begroeiing een mengsel van verschillende plantsoorten omvat. Door een keuze van een geschikt mengsel van plantsoorten is bovendien te verzekeren dat de begroeiing voldoende stevig is, in het bijzonder gedurende het gehele jaar door, om losraken, bijvoorbeeld door windvlagen, tegen te gaan.

25 Volgens de uitvinding zeer geschikte plantsoorten voor de be groeiing zijn sedums, kruiden, mossen, grassen of een mengsel van één of meer van deze plantsoorten.

Teneinde een bekleding met een natuurlijk uiterlijk en met beplanting van goede kwaliteit te verschaffen, is het volgens de uit-30 vinding voordelig wanneer de drager aan de bovenzijde is voorzien van een laag substraat, zoals een geschikt grondmengsel.

Met het oog op de hanteerbaarheid van de tegel moet de substraat-laag niet te dik worden, en zal deze bij voorkeur een dikte van kleiner dan 2 è 4 cm hebben.

35 Voor het bevorderen van de begroeiing is het volgens de uitvin ding voordelig gebleken, wanneer de laag substraat verder zogenaamde vulkanische korrels omvat, en wel bij voorkeur gespleten vulkanische korrels. Vulkanische korrels zijn algemeen bekend uit1 bijvoorbeeld de 1002414 4 hydrocultuur. Dergelijke korrels worden gemaakt uit natuurlijk vulkanisch materiaal en dienen bij voorkeur een korrelvormige vorm te hebben. Echter bij de vervaardiging van dergelijke vulkanische korrels is - het bekend dat een deel van de korrels splijt. Dergelijke gespleten 5 korrels worden bij de vervaardiging van dergelijke vulkanische korrels in het algemeen als afval beschouwd. Echter dergelijke gespleten korrels met een plat splijtvlak laten zich volgens de uitvinding op zeer voordelige wijze toepassen, en bieden daarbij als groot voordeel dat deze steviger op de drager blijven liggen tengevolge van de platte 10 splijtvlakken. Wegwaaien van de korrels en het substraat onder invloed van de wind wordt daardoor tegengegaan.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een tegel volgens de uitvinding, met het kenmerk, dat men een aan de onderzijde van oplegorganen voorziene, in hoofdzaak 15 plaatvormige of tegelvormige drager van bewortelbaar materiaal aan de bovenzijde voorziet van kiemen, en dat men de kiemen laat ontkiemen, waarbij men de wortels van de kiemen de drager laat doorwortelen. De kiemen kunnen bijvoorbeeld worden aangebracht in zaadvorm of als fijn versnipperde plantdeeltjes, zoals 20 bijvoorbeeld het geval kan zijn bij sedumachtige planten. De kiemen kunnen over de drager of het op de drager aangebrachte substraat worden verstrooid. Wanneer substraat op de drager wordt aangebracht, is het ook denkbaar dat de kiemen, voorafgaand aan het op de drager aanbrengen van substraat, door het substraat gemengd zijn. Indien geen 25 afzonderlijke substraatlaag op de drager wordt toegepast, dient de drager van voedingsmiddel voor de kiemen te zijn voorzien of dit voedingsmiddel dient apart te worden toegediend. Wanneer de wortels van de kiemen de drager voldoende hebben doorworteld, is de tegelvormige of plaatvormige drager gereed om als dakbedekking op een dak te worden 30 aangebracht. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een plaatvormige drager, dient deze plaatvormige drager tot een voor de tegel(s) gewenste grootte te worden gesneden of te worden versneden tot delen met een voor de tegels gewenste grootte. Dit versnijden kan gebeuren voordat de kiemen en eventueel het substraat op de plaatvormige drager worden 35 aangebracht, maar het is ook zeer goed denkbaar om dit versnijden uit te voeren wanneer de kiemen ontkiemd zijn en de wortels daarvan de drager hebben doorworteld.

1002414 5

De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het met begroeiing bekleden van gebouwen, in het bijzonder daken en/of galerijen en/of balkons en/of terrassen daarvan, waarbij èén of meer tegels , volgens de uitvinding, die bij voorkeur zijn vervaardigd overeenkom- 5 stig de uitvinding, met de onderzijde op een te bekleden vlak van een gebouw legt. Door een aantal tegels op elkaar aan te sluiten of met geringe tussenruimtes naast elkaar te leggen, is aldus een groot oppervlak van begroeiing te voorzien. De tegels kunnen hierbij, indien nodig, ter plaatse betrekkelijk gemakkelijk op maat worden gesneden.

10 De onderhavige uitvinding zal aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld in het kort nader worden toegelicht. Hierin toont:

Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een plat dak dat is voorzien van een uit begroeide tegels volgens de uitvinding 15 opgebouwde bekleding, en

Fig. 2 een schematisch perspectivisch aanzicht tegen de zijkant van een begroeide tegel volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een begroeide tegel 1 volgens de uitvinding, welke bestaat uit een drager 2, welke is vervaardigd uit een polyetherschuim 20 regeneraat, en een aan de bovenzijde op de drager aangebrachte sub-straatlaag 3 waarop een begroeiing 4 groeit. De begroeiing 4 doorwortelt hier de substraatlaag 3 en de drager 2. De wortels in de drager 2 zijn aangegeven met 5· De drager 2 is aan zijn onderzijde voorzien van uitstekende oplegorganen 7· De oplegorganen 7 maken in dit geval deel 25 uit van een noppenprofiel 6 en wel een zogenaamd eierdozenprofiel. De aan de onderzijde gelegen punten van de noppen verschaffen hierbij oplegpunten, waarmee de tegel kan steunen op een ondergrond, zoals een te bekleden vlak van een gebouw. Tussen de ondergrond en de drager 2 wordt hierbij een kanalenstelsel verschaft, waarlangs hemelwater, dat 30 door de bekleding van begroeide tegels heen is gedrongen, kan worden afgevoerd langs op zich gebruikelijke weg.

Fig. 1 toont schematisch een plat dak 10, voorzien van een dakrand 11. Dit platte dak 10 vormt hierbij de ondergrond waarop een uit begroeide tegels 1 volgens de uitvinding opgebouwde begroeide bekle-33 ding 12 is aangebracht.

De voordelen van de begroeide tegels volgens de uitvinding zullen duidelijk zijn: 1 o o 0 A 1 ft 6 - de tegels laten zich zeer gemakkelijk aanbrengen en eventueel op maat snijden om een vlak van gewenste grootte te bekleden; - de tegels zijn compleet, dat wil zeggen, ze bevatten zowel de ondergrond als de begroeiing, zodat slechts één leghandeling hoeft te 5 worden verricht, namelijk het leggen van tegels, in plaats van, zoals uit de stand der techniek bekend, veelal drie opeenvolgende handelingen, te weten: het aanbrengen van een ondergrond, het aanbrengen van een laag bodemmateriaal, en het aanbrengen van begroeiing.

Begroeide tegels volgens de uitvinding kunnen op voordelige wijze 10 worden vervaardigd in bijvoorbeeld kwekerijen, en worden als gereed produkt naar de bouwplaats vervoerd en daar als bijvoorbeeld dakbedekking aangebracht op het gebouw. De begroeide tegels volgens de uitvinding kunnen worden aangebracht op schuine daken, platte daken, terrassen, balkons, galerijen, etc.

1002414

Claims

1. Begroeide tegel voor het bekleden van gebouwen, in het bijzonder daken en/of galerijen en/of balkons en/of terrassen daarvan, of 5 voor het bekleden van middenbermen, geluidswallen, verkeerspleinen en dergelijke, waarbij de tegel een drager en begroeiing omvat, met het kenmerk, dat de drager is doorworteld met wortels van aan de bovenzijde van de drager aangebrachte begroeiing, en 10 dat de drager aan de onderzijde is voorzien van uitstekende oplegorga-nen die, wanneer de tegel met zijn onderzijde op een ondergrond wordt gelegd, tussen de tegel en de ondergrond een kanalenstelsel verschaffen, waardoorheen een vloeibaar medium kan stromen.

2. Tegel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de onderzijde 15 van de drager is voorzien van een noppenprofiel, zoals een eierdozen- profiel.

3. Tegel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager een kunststof, zoals polyetherschuim, bij voorkeur een geregenereerde kunststof, zoals een polyetherschuimregeneraat, omvat.

4. Tegel volgens conclusie 3· net het kenmerk, dat de drager een persing van 80-100 kg/m3 heeft.

5. Tegel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager een geluiddempend materiaal omvat.

6. Tegel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 25 dat de begroeiing is gekozen uit de groep van plantsoorten met een worteltype dat in hoofdzaak oppervlaktewortels vormt.

7. Tegels volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de begroeiing van een soort is dat een maximale hoogte van 8 ή 10 cm of minder kan bereiken.

8. Tegel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de begroeiing sedums, kruiden, mossen, grassen of een mengsel van één of meer van deze plantsoorten omvat.

9. Tegel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de begroeiing een mengsel van verschillende plantsoorten omvat.

10. Tegel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager aan de bovenzijde is voorzien van een laag substraat.

11. Tegel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de sub-straatlaag een dikte van maximaal 2 & 4 cm heeft. 1002414

12. Tegel volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de laag substraat vulkanische korrels omvat, bij voorkeur gespleten vulkanische korrels.

13· Werkwijze voor het vervaardigen van een tegel volgens één der 5 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men een aan de onderzijde van oplegorganen voorziene, in hoofdzaak plaatvormige of tegelvormige drager van bewortelbaar materiaal aan de bovenzijde voorziet van kiemen, en dat men de kiemen laat ontkiemen, waarbij men de wortels van de kiemen 10 de drager laat doorwortelen.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de drager plaatvormig is en tot een voor de tegel(s) gewenste grootte wordt gesneden.

15· Werkwijze voor het met begroeiing bekleden van gebouwen, in 15 het bijzonder daken en/of galerijen en/of balkons en/of terrassen daarvan, waarbij men één of meer tegels volgens één der conclusies 1-12, die bij voorkeur zijn vervaardigd volgens één der conclusies 13-1^, met de onderzijde op een te bekleden vlak van een gebouw legt. 1002414