NL1002247C2 - Voertuig met kantelbare cabine. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Voertuig net kantelbare cabine.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voertuig volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijk voertuig is bijvoorbeeld bekend uit US 3/958,659. Bij dit voertuig grijpt, gezien in de rijstand van 5 de cabine, de zuiger/cilinder-inrichting aan op de cabine op een plaats die aanmerkelijk verder naar voren ligt dan de plaats waar de zuiger/cilinder-inrichting aangrijpt op het chassis. Door de geringe afstand tussen de scharnieras van de cabine enerzijds en de aangrijpingsplaats van de zuiger/cilinder-10 inrichting op de bodem van de cabine anderzijds wordt, in de voorover gekantelde stand van de cabine, de bodem van de cabine ongewenst zwaar belast.

Uit EP 0 384 005 is eveneens een voertuig volgens de aanhef bekend. Bij dit bekende voertuig is de zuiger/cilinder-15 inrichting zodanig aan het chassis en aan de cabine bevestigd, dat de zuiger/cilinder-inrichting, gezien in de rijstand van de cabine, nagenoeg vertikaal staat. Hierbij ligt de aangrijpingsplaats van de zuiger/cilinder-inrichting op de cabine weliswaar verder van de scharnieras van de cabine verwijderd 20 dan bij het uit US 3,958,659 bekende voertuig maar de zuiger/cilinder-inrichting bevindt zich nu met het oog op de ruimte in de cabine op een zeer onvoordelig plaats.

De onderhavige uitvinding beoogt een voertuig met kantelbare cabine te verschaffen, waarbij de door de gekantelde 25 cabine op te nemen krachten betrekkelijk gering zijn en waarbij de zuiger/cilinder-inrichting zodanig is opgesteld dat deze geen of slechts een geringe beperking vormt voor de binnenruimte van de cabine. Verder beoogt de uitvinding een zeer veilige kantelinrichting te verschaffen.

30 Dit wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door een voertuig volgens conclusie 1. Door de maatregelen volgens het kenmerk van conclusie 1 kan de zuiger/cilinder-inrichting zodanig worden aangebracht, dat deze, gezien in de rijstand van de cabine, onder een grote hoek ten opzichte van de vertikaal 35 naar achteren wijst. Hierbij is het voor de veiligheid bij een 1002247.

- 2 - gekantelde cabine van groot belang dat de "speling" wordt verschaft ter plaatse van de aangrijping van de zuiger/cilinder-inrichting op het chassis en ook de vergrendelingsmiddelen op die plaats zijn voorzien en niet, zoals in EP 0 384 005, ter 5 plaatse van de aangrijping van de zuiger/cilinder-inrichting op de cabine. Dit is gebaseerd op het inzicht dat bij het voorover kantelen van de cabine de hoekverdraaiing van de zuiger/cilinder-inrichting ten opzichte van het chassis veel groter is dan de hoekverdraaiing van de zuiger/cilinder-10 inrichting ten opzichte van de cabine. Dit betekent dat voor het laten functioneren van de vergrendel ingsmiddelen een veel grotere hoekverdraaiing beschikbaar is dan bij de uit EP 0 384 005 bekende opstelling van de vergrendel ingsmiddelen. Hierdoor wordt de kans op falen van de vergrendel ingsmiddelen aanzienlijk 15 gereduceerd.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Daarbij toont: fig. 1 schematisch in zijaanzicht het voorste deel van 20 een voertuig volgens de uitvinding, fig. 2 op een grotere schaal het detail II in fig. 1.

In figuur 1 is het voorste deel van een voertuig 1 met een kantelbare bestuurderscabine 2 getoond. De cabine 2 is zoals 25 gebruikelijk op chassis 3 aangebracht en via scharniermiddelen 4 met het chassis 3 verbonden. De scharniermiddelen 4 zijn zo uitgevoerd dat de cabine 2 over een hoek verplaatsbaar is ten opzichte van het chassis 3 om een door de scharniermiddelen 4 gedefinieerde scharnieras 5 tussen een rijstand (doorgetrokken 30 lijnen) en een naar voren gekantelde stand (streeplijnen) . In de gekantelde stand van de cabine 2 kan onderhoud worden uitgevoerd aan het voertuig 1, in het bijzonder aan de motor.

Voor het voorover en weer terug kantelen van de cabine 2 is een hydraulische zuiger/cilinder-inrichting 6 voorzien, 35 in de praktijk telkens één aan elke zijde van de cabine 2, waarvan zuigerstangeinde 7 via aan de hand van figuur 2 nader te beschrijven eerste bevestigingsmiddelen 8 is verbonden met 10 02247: - 3 - het chassis 3 en het andere als cilinderlichaameinde aangeduide einde 9 via tweede bevestigingsmiddelen 10 is verbonden met de cabine 2. Met behulp van de zuiger/cilinder-inrichting 6, die verder ook een met de hand en/of elektrisch aandrijfbaar 5 pompaggregaat omvat, kan op de cabine 2 een kracht worden uitgeoefend die in staat is de cabine 2 vanuit de rijstand naar voren te kantelen.

De cabine 2 is via ophangingsmiddelen 11, die zijn geplaatst tussen de cabine 2 en het chassis 3, op en neer 10 beweegbaar verend ondersteund ten opzichte van het chassis 2.

Volgens de uitvinding verschaffen de eerste bevestigingsmiddelen 8 van de zuiger/cilinder-inrichting 5 in de rijstand van de cabine 2 een relative bewegingsmogelijkheid van de zuiger/cilinder-inrichting 5 ten opzichte van het chassis 15 2, zodat een ongehinderde veerbeweging van de cabine 2 ten opzichte van het chassis 3 mogelijk is zonder dat een aanzienlijke kracht wordt uitgeoefend op de zuiger/cilinder-inrichting 5.

De tweede bevestigingsmiddelen verschaffen een 20 scharnierbevestiging van het cilinderlichaam om een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de scharnieras 5 van de cabine uitstrekkende as 12, die vast is aangebracht aan de bodemzijde van de cabine 2.

Uit figuur 1 blijkt duidelijk dat, gezien in de rijstand 25 van de cabine 2, de eerste bevestigingsmiddelen 8 de zuiger/cilinder-inrichting met het chassis 3 verbinden op een plaats die aanmerkelijk verder naar voren ligt, dus naar de scharnieras 5 toe ligt, dan waar de tweede bevestigingsmiddelen 10 de zuiger/cilinder-inrichting 6 met de cabine 2 verbinden. 30 Verder zijn in figuur 2 nader in detail getoonde vergrendelingsmiddelen 15 voorzien met enerzijds aan de zuiger/cilinder-inrichting 6 en anderzijds aan het chassis 3 aangebrachte delen, welke delen tijdens en als gevolg van het naar voren kantelen van de cabine 2, vóórdat het zwaartepunt 35 (Zw) van de cabine 2 de scharnieras 5 passeert, met elkaar in ingrijping komen en daarbij de door de eerste bevestigingsmiddelen 8 bewerkstelligde relatieve 10 02247.

- 4 - bewegingsmogelijkheid opheffen door de zuiger/cilinder-inrichting 6 in hoofdzaak uitsluitend scharnierbaar te verbinden met het chassis 3. Deze opstelling van de vergrendelingsmiddelen 15 is voordelig omdat de relatieve hoekbeweging van de 5 zuiger/cilinder-inrichting 6 ten opzichte van het chassis 3, hoek Ά in figuur 1, aanzienlijk groter is dan de relatieve hoekbeweging van de zuiger/cilinder-inrichting 6 ten opzichte van de cabine 2, die in figuur 1 is te herkennen door hoek Bl te vergelijken met hoek B2. Door de grote hoekbeweging, die 10 leidt tot het inwerking treden van de vergrendelingsmiddelen 15, is de betrouwbaarheid daarvan zeer groot. Dit is van groot belang voor de veiligheid van personen die zich in de buurt van de cabine bevinden bij het voorover kantelen van de cabine 2. Door het niet inwerking treden van de vergrendelingsmiddelen 15 15 bestaat de kans dat de cabine 2 plotseling het traject af legt van het ene einde van zijn vrije bewegingsmogelijkheid naar het andere einde wanneer het zwaartepunt Zw van de cabine 2 voorbij de schamieras 5 passeert, hetgeen tot een hoge belasting van de zuiger/cilinder-inrichting 6 en van de bevestigingen 20 8, 10 daarvan kan leiden met een verhoogde kans op afbreken daarvan, waardoor de cabine 2 vrij voorover zou kunnen vallen. Door de uitvinding wordt deze kans zeer gering.

In figuur 2 is de zuiger/cilinder-inrichting 6 te herkennen met zuigerstang 16, die is voorzien van een oog 17, 25 dat een sleufgat 18 vormt. In het sleufgat 18 steekt een pen 19, die vast is aangebracht aan het chassis 3 van het voertuig. Door de pen-sleuf-verbinding, die hier de eerste bevestigingsmiddelen 8 vormen, kan de zuigerstang 16 in hoofdzaak in lengterichting daarvan binnen een zeker bereik vrij bewegen 30 ten opzichte van de vaste pen 19. Tevens kan de zuigerstang 16 een zwenkbeweging uitvoeren om de pen 19. De met doorgetrokken lijnen getekende stand van de zuiger/cilinder-inrichting ten opzichte van het chassis 3 komt overeen met de rijstand van de cabine. Voor het voorover kantelen van de cabine wordt 35 hydraulische vloeistof toegevoerd aan de zuiger/cilinder-inrichting 6, waardoor de zuigerstang 16 uitschuift en de pen 19 in het bovenste einde van het sleufgat 18 komt te liggen.

10 02?41 - 5 -

Pas wanneer deze stand is bereikt, kan door de zuiger/cilinder-inrichting 6 een kantelkracht op de cabine worden uitgeoefend.

De vergrendelingsmiddelen 15 zijn hier als volgt uitgevoerd. Aan de zuigerstang 16 is een vrij draaibare rol 5 20 aangebracht. Bij het voorover kantelen van de cabine komt deze rol 20, gezien vanuit het door de pen 19 gevormde scharnierpunt, achter een geleider 22, die vast is aangebracht aan het chassis 3. De geleider 22 heeft aan de zijde van de rol 20 een cirkelboogvormig leivlak met als kromtemiddelpunt 10 de pen 19 en een straal die in hoofdzaak overeenkomt met de maximale afstand tussen de rol 20 en de pen 19. Door deze uitvoering van de vergrendelingsmiddelen wordt bereikt, dat vóórdat het zwaartepunt Zw van de cabine 2 de scharnieras 5 passeert (stand in streeplijnen) de bewegingsmogelijkheid van 15 de zuigerstang 16, in lengterichting daarvan, is opgeheven, en de zuigerstang alleen nog maar om de pen 19 kan scharnieren.

10 022*.

Claims (1)

1. Voertuig (l) omvattende een cabine (2), een chassis (3) en scharniermiddelen (4), die de cabine met het chassis verbinden, waarbij de cabine over een hoek verplaatsbaar is ten opzichte van het chassis om een door de scharniermiddelen 5 gedefinieerde scharnieras tussen een rijstand en een naar voren gekantelde stand, een zuiger/cilinder-inrichting (6), waarvan een einde via eerste bevestigingsmiddelen (8) is verbonden met het chassis en het andere einde via tweede bevestigingsmiddelen (10) is verbonden 10 met de cabine, waarbij de zuiger/cilinder-inrichting is ingericht voor het uitoefenen van een kracht die in staat is de cabine vanuit de rijstand naar voren te kantelen, ophangingsmiddelen (11), die zijn geplaatst tussen de cabine en het chassis en die de cabine op en neer beweegbaar verend 15 ondersteunen ten opzichte van het chassis, waarbij één van de eerste of de tweede bevestigingsmiddelen van de zuiger/cilinder-inrichting (6) in de rijstand van de cabine een relative bewegingsmogelijkheid verschaffen van de zuiger/cilinder-inrichting (6) ten opzichte van het chassis 20 (3) of de cabine, zodat een ongehinderde veerbeweging van de cabine ten opzichte van het chassis mogelijk is zonder dat een aanzienlijke kracht wordt uitgeoefend op de zuiger/cilinder-inrichting, waarbij vergrendelingsmiddelen (15) zijn voorzien, die enerzijds 25 aan de zuiger/cilinder-inrichting en anderzijds aan de cabine of aan het chassis aangebrachte delen omvatten, welke delen tijdens en als gevolg van het vanuit de rijstand naar voren kantelen van de cabine, voordat het zwaartepunt (Zw) van de cabine (2) de scharnieras (5) passeert, met elkaar in ingrijping 30 komen om de zuiger/cilinder-inrichting in hoofdzaak uitsluitend schamierbaar te verbinden met het chassis of de cabine, waardoor de relatieve bewegingsmogelijkheid van de zuiger/cilinder-inrichting is opgeheven, met het kenmerk, dat, gezien in de rijstand van de cabine, de 35 eerste bevestigingsmiddelen (8) de zuiger/cilinder-inrichting 100224? - 7 - (6) met het chassis (3) verbinden op een plaats (16) die verder naar voren ligt dan waar de tweede bevestigingsmiddelen (10) de zuiger/cilinder-inrichting met de cabine (2) verbinden, waarbij de eerste bevestigingsmiddelen (8) de relatieve 5 bewegingsmogelijkheid van de zuiger/cilinder-inrichting ten opzichte van het chassis (3) verschaffen in de rijstand van de cabine, en waarbij de met elkaar in ingrijping komende delen van de vergrendelingsmiddelen (15) respectievelijk zijn aangebracht aan de zuiger/cilinder-inrichting (6) en aan het 10 chassis (3). 1002'4: .