NL1008223C2

NL1008223C2 - Voertuig voorzien van een bestuurbare achteras.

Info

Publication number: NL1008223C2
Application number: NL1008223A
Authority: NL
Inventors: Theodorus Johannes Ma Veenhuis
Original assignee: Veenhuis Voertuigtechniek B V
Priority date: 1998-02-06
Filing date: 1998-02-06
Publication date: 1999-09-06
Also published as: NL1008223A1; EP0934864A1

Description

VOERTUIG.VOORZIEN VAN EEN BESTUURBARE ACHTERAS

5 De uitvinding heeft betrekking op een voertuig voorzien van een frame, van ten minste twee sturende voorwielen, van een eerste achteras met ten minste twee wielen en van een daarachter liggende tweede achteras met ten minste twee wielen, waarbij de eerste achteras in een 10 stand in hoofdzaak dwars op de lengterichting van het voertuig in het frame is bevestigd en waarbij de tweede achteras roteerbaar om een in hoofdzaak vertikale rotatie-as in het frame is bevestigd, waarbij genoemde vertikale rotatie-as is gepositioneerd voor de hartlijn 15 van de tweede achteras. Een dergelijk voertuig is beschreven in EP-A-0647554 en is doorgaans bestemd voor het vervoeren van zware lasten waartoe meerdere achterassen noodzakelijk zijn, eventueel meer dan de bovengenoemde twee achterassen.

20

Teneinde slijtage van de banden te verminderen en de rij-eigenschappen van het voertuig te verbeteren is het bekend om een achteras van het voertuig, met name de achterste achteras, zwenkbaar aan te brengen, zodat deze 25 achteras door middel van bijvoorbeeld hydraulische cilinders kan worden gestuurd in een richting die correspondeert met de rijrichting van het voertuig. Het toevoeren en afvoeren van vloeistof naar de hydraulische cilinders kan daarbij bijvoorbeeld geregeld worden 30 afhankelijk van de stand van de gestuurde voorwielen van het voertuig of afhankelijk van een ander signaal dat varieert afhankelijk van de richting waarin het voertuig wordt gestuurd.

35 Voor het zwenken van de tweede achteras is in de praktijk een relatief grote kracht nodig, terwijl doorgaans ook maatregelen moeten worden genomen om de achteras in een stabiele toestand te houden.

1008223 2

De uitvinding beoogt een voertuig voorzien van een roteerbare achteras welke achteras door middel van relatief kleine krachten kan worden gestuurd en welke achteras zich tijdens het gebruik van het voertuig 5 doorgaans in een stabiele positie bevindt.

Hiertoe zijn volgens de uitvinding de wielen van de tweede achteras aangedreven, waarbij een centraal in het voertuig aangebrachte aandrijfas via een kruiskoppeling 10 het differentieel in de tweede achteras aandrijft, en bevindt de kruiskoppeling, gezien in bovenaanzicht, zich voor de rotatie-as.

Door de rotatie-as van de tweede achteras voor de 15 hartlijn van die achteras te leggen vermindert de belasting van genoemde kruiskoppeling, omdat bij het roteren van de tweede achteras deze kruiskoppeling minder vanuit het midden van het voertuig zijwaarts uitzwenkt.

20

Wanneer de rotatie-as, gezien in rijrichting van het voertuig, zich voor de hartlijn van de tweede achteras bevindt zal bij het voorwaarts rijden van het voertuig deze achteras de neiging hebben een positie in te nemen 25 die correspondeert met de rijrichting van het voertuig, ook wanneer de achteras niet door middel van hydraulische cilinders wordt gestuurd. Toch zal een besturing van de achteras noodzakelijk blijven, bijvoorbeeld bij het achteruit rijden van het voertuig, doch ook om te 30 bevorderen dat de achteras zich in de juiste positie bevindt.

Bij voorkeur is de afstand tussen genoemde rotatie-as en genoemde hartlijn groter dan 50 mm, meer bij voorkeur 35 groter dan 100 mm en in een voorkeursuitvoeringsvorm groter dan 150 mm.

\ 1008223 « 3

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de tweede achteras roteerbaar in het voertuig bevestigd aan een bovenste bevestigingsorgaan dat ten opzichte van het voertuig beweegbaar is in in hoofdzaak vertikale richting en aan 5 een onderste bevestigingsorgaan dat ten opzichte van het voertuig beweegbaar is in een in hoofdzaak dwars op de lengterichting van het voertuig gelegen vlak, waarbij beide bevestigingsorganen op genoemde rotatie-as liggen. Op deze wijze is het mogelijk om een verplaatsing van de 10 achteras in een dwarsvlak ten opzichte van het voertuig mogelijk te maken, welke verplaatsing bij het rijden van het voertuig noodzakelijk is.

Bij voorkeur is het bovenste bevestigingsorgaan 15 aangebracht in een bovenste zwenkarm die op twee plaatsen in het frame van het voertuig scharnierbaar is bevestigd, welke plaatsen symmetrisch ten opzichte van het vertikale langsvlak door het midden van het voertuig zijn gelegen. Het onderste bevestigingsorgaan is bij 20 voorkeur aan gebracht in een onderste zwenkarm die op een plaats in het frame van het voertuig scharnierbaar is bevestigd, welke plaats in genoemd langsvlak door het voertuig is gelegen. Voorts wordt het gewicht van het voertuig en de belading aan de tweede achteras 25 doorgegeven via twee hydraulische steuncilinders welke enerzijds zijn bevestigd aan het frame en anderzijds aan de tweede achteras en wel nabij de wielen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de in hoofdzaak 30 vertikale rotatie-as in het vertikale langsvlak door het voertuig gepositioneerd in een richting die schuin naar boven naar achteren loopt. Deze richting wijkt bijvoorbeeld 3° af van de vertikale richting. In de praktijk is gebleken dat het op dergelijke wijze schuin 35 plaatsen van de rotatie-as het rijgedrag van het voertuig bevordert.

1008223 β 4

Verdere kenmerken, die zowel in combinatie als afzonderlijk kunnen worden toegepast, zijn beschreven in de figuurbeschrijving en worden genoemd in de conclusies.

5 Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van een voertuig worden beschreven.

Figuur 1 is een bovenaanzicht van het achterste gedeelte 10 van een vrachtwagen, en figuur 2 is een zijaanzicht en gedeeltelijk een doorsnede.

De figuren zijn slechts schematische weergaven waarbij 15 delen van het voertuig zijn weggelaten.

Figuur 1 toont het achterste deel van een frame 11 van een voertuig waarin een eerste achteras 12 en een tweede achteras 13 zijn aangebracht. Elk van de achterassen 20 12,13 is voorzien van vier wielen 14. De wielen 14 van beide achterassen 12,13 worden aangedreven via een in elke achteras aanwezig differentieel. Deze aandrijving vindt plaats via een hoofdaandrijfas 15 die via een kruiskoppeling 16 het differentieel in de eerste 25 achteras 12 aandrijft en tevens via kruiskoppeling 1 een secundaire aandrijfas 2 die via kruiskoppeling 3 het differentieel in de tweede achteras 13 aandrijft. Op deze wijze worden alle achterwielen van het voertuig aangedreven. Eventueel kunnen er voor de eerste achteras 30 12 een of meer verdere achterassen aanwezig zijn die in de figuur niet zijn weergegeven.

De eerste achteras 12 is op overigens niet in de figuren weergegeven wijze zodanig bevestigd in het frame 11 dat 35 deze achteras zich slechts kan verplaatsen in een verticaal dwarsvlak, waarbij het gewicht van het voertuig en de belading wordt doorgegeven naar de eerste 1008223 5 achteras 12 door middel van steunhydraulische cilinders 17 die tussen de eerste achteras 12 en het frame 11 zijn aangebracht.

5 Op overeenkomstige wijze zijn tussen het frame 11 en de tweede achteras 13 hydraulische steuncilinders 18 aanwezig die het gewicht van het voertuig en de belading doorgeven aan de tweede achteras 13. De hydraulische steuncilinder 18 is zowel met frame 11 als met de 10 achteras 13 verbonden door middel van een kogelgewricht 19 (figuur 2), welke verbinding toelaat dat de tweede achteras 13 zich in een horizontaal vlak verplaatst en met name een zwenking kan uitvoeren om de in hoofdzaak verticale rotatie-as 20 (figuur 2).

15

Teneinde deze rotatie uit te kunnen voeren is de tweede achteras 13 door middel van een bovenste bevestigingsorgaan 21 en een onderste bevestigingsorgaan 22 met het frame 11 verbonden, waarbij beide 20 bevestigingsorganen 21,22 op rotatie-as 20 liggen en een zwenking om die rotatie-as toelaten.

Het bovenste bevestigingsorgaan 21 is aangebracht in een bovenste zwenkarm 8 die twee V-vormig met elkaar 25 verbonden benen omvat die elk door middel van een bevestigingsorgaan 9 met het frame 11 zijn verbonden. Alle bevestigingsorganen 8,9,21,22,26 omvatten een kogelgewricht, zodat het bovenste bevestigingsorgaan 21 een beweging in in hoofdzaak verticale richting kan 30 uitvoeren doordat het zwenkt om de bevestigingsorganen 24.

Het onderste bevestigingsorgaan 22 is aangebracht in onderste zwenkarm 4, welke zwenkarm door middel van 35 bevestigingsorgaan 26 zwenkbaar is verbonden met het frame 11. Door deze verbinding kan het onderste bevestigingsorgaan 22 een beweging uitvoeren die in T008223 6 hoofdzaak is gelegen in een verticaal dwarsvlak van het voertuig.

De rotatie-as 20, waarom de tweede achteras 13 kan 5 roteren ligt in rijrichting van het voertuig gezien, voor de hartlijn 5 van de tweede achteras 13. Zoals blijkt uit figuur 2 is de stand van rotatie-as 20 zodanig dat deze enigszins schuin naar boven naar achteren is gericht, hetgeen in de praktijk een gunstige 10 werking blijkt te hebben.

Het roteren van de tweede achteras 13 om rotatie-as 20 vindt plaats door middel van de twee hydraulische stuurcilinders 7. De vloeistoftoevoer en vloeistofafvoer 15 naar en van deze stuurcilinders kan worden geregeld afhankelijk van bijvoorbeeld de stand van de voorwielen van het voertuig. Een dergelijke regeling voor de besturing van de achteras is op zichzelf bekend.

20 Doordat de rotatie-as 20 voor de hartlijn 5 van de tweede achteras 13 ligt zal bij het voorwaarts rijden van het voertuig de tweede achteras 13 de neiging hebben, ook bij het rijden in een bocht, de rijrichting van het voertuig te volgen. Dit heeft tot gevolg dat de 25 hydraulische stuurcilinders 7 minder kracht behoeven uit te oefenen om de tweede achteras 13 in de gewenste positie te houden.

De weergegeven uitvoeringsvorm is slechts een voorbeeld 30 voor het in de praktijk brengen van de uitvinding.

1008228

-I

m

-I

Claims

1. Voertuig voorzien van een frame, van tenminste twee 5 sturende voorwielen, van een eerste achteras met tenminste twee wielen en van een daarachter liggende tweede achteras met tenminste twee wielen, waarbij de eerste achteras in een stand in hoofdzaak dwars op de lengterichting van het 10 voertuig in het frame is bevestigd en waarbij de tweede achteras roteerbaar om een in hoofdzaak vertikale rotatie-as in het frame is bevestigd, waarbij genoemde vertikale rotatie-as is gepositioneerd voor de hartlijn van de tweede 15 achteras, met het kenmerk, dat de wielen van de tweede achteras worden aangedreven door middel van een in hoofdzaak in lengterichting van het voertuig aangebrachte aandrijfas die is voorzien van een kruiskoppeling nabij de tweede achteras, welke 20 aandrijfas via die kruiskoppeling een centraal in de achteras aangebracht differentieel aandrijft, en dat de kruiskoppeling, gezien in bovenaanzicht, zich voor de rotatie-as bevindt.

2. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand tussen genoemde rotatie-as en genoemde hartlijn groter is dan 50 mm, bij voorkeur groter is dan 100 mm en meer bij voorkeur groter is dan 150 mm. 30

3. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede achteras roteerbaar in het voertuig is bevestigd aan een bovenste bevestigingsorgaan dat ten opzichte van het 35 voertuig beweegbaar is in in hoofdzaak vertikale richting en aan een onderste bevestigingsorgaan dat ten opzichte van het voertuig beweegbaar is in een 1008223 in hoofdzaak dwars op de lengterichting van het voertuig gelegen vlak, waarbij beide bevestigings-organen op genoemde rotatie-as liggen.

4. Voertuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bovenste bevestigingsorgaan is aangebracht in een bovenste zwenkarm die op twee plaatsen in het frame van het voertuig scharnierbaar is bevestigd, welke plaatsen symmetrisch ten opzichte van het 10 vertikale langsvlak door het voertuig zijn gelegen.

5. Voertuig volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het onderste bevestigingsorgaan is aan gebracht in een onderste zwenkarm die op een plaats in het 15 frame van het voertuig scharnierbaar is bevestigd, welke plaats in het vertikale langsvlak door het voertuig is gelegen.

6. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat de rotatie-as in het vertikale langsvlak door het voertuig naar boven schuin naar achteren loopt.

7. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat de rotatie van de tweede achteras om de rotatie-as wordt gestuurd door middel van een of twee hydraulische cilinders die enerzijds, op afstand van het midden, aan de achteras zijn bevestigd en anderzijds aan het frame van het 30 voertuig zijn bevestigd. 1008223