NL1003572C2 - Landbouwkundig arbeidswerktuig, in het bijzonder een veelwiel-hooischudder. - Google Patents

Description

Titel: Landbouwkundig arbeidswerktuig, in het bijzonder een veelwiel-hooischudder.

De uitvinding heeft betrekking op een landbouwkundig arbeidswerktuig, dat door een tractor getrokken of in de transportpositie via een driepunts-trekhaak gedragen wordt, in het bijzonder een veelwiel-hooischudder, volgens de 5 aanhef van de conclusies 1, 2 en 9.

Dergelijke arbeidswerktuigen zijn al in verschillende uitvoeringsvormen en verschillende aandrijfvarianten bekend. Zo is bijvoorbeeld in het DE-OS 41.28.501 een hooischudder-werktuig met acht draaibare harkwielen beschreven, die via 10 een steunframe met een driepunts-hefinrichting van een tractor is gekoppeld. Daarbij zijn op een middeldrager met twee harkwielen meerdere met elkaar scharnierend verbonden zijdragers voor verdere harkwielen aangebracht, waarbij elke zijdrager een harkwiel bezit, en de zijdragers vanaf een 15 brede werkpositie in een de werktuigbreedte verkleinende transportpositie zwenkbaar zijn. Voor het verplaatsen van de zijdragers vanaf de werkpositie naar de transportpositie zijn de in de nabijheid van de middeldrager gelegen eerste zijdragers en de zich daarop aansluitende tweede zijdragers 20 telkens om ongeveer horizontale, parallel ten opzichte van de rijrichting gelegen assen omhoog zwenkbaar en die in de nabijheid van de tweede zijdragers gelegen derde zijdragers telkens om ongeveer verticale zwenkassen naar achteren zwenkbaar. Nadelig bij deze uitvoering is, naast de grote 25 transporthoogte, de ontlasting van de voorwielen van de tractor in de transportpositie, alsmede de absolute noodzakelijkheid van een toereikend sterke driepunts-hydraulica.

Teneinde deze nadelen te vermijden zijn al trek-hooischudders bekend (bijvoorbeeld uit de folder van de 30 firma Kuhn "Giro-Heuer GF 8501 T"), die tijdens het transport over straten door een aanvullend, in het werktuig geïntegreerd en van transportwielen voorzien onderstel worden gedragen. Tijdens gebruik wordt dit onderstel 1003572.

2 hydraulisch opgeheven en boven de hark-tandwielen gepositioneerd. Daar de zijdelingse draagarmen met de hark-tandwielen echter nog steeds in de transportpositie naar boven worden gezwenkt, blijft de grote transporthoogte en 5 het daarmee verbonden hoge kipgevaar, in het bijzonder tijdens een ligging op een helling en tijdens het rijden in bochten verder aanwezig. Bovendien vereist het aanvullende onderstel hoge bouwkundige kosten. De beide middelste tastwielen van de hark-tandwielen worden in gebruikspositie 10 door het onderstel extra belast en zakken daardoor in een zachte veldibodem overeenkomstig dieper weg, zodat geen voldoende bodemaanpassing langs de gehele werkbreedte is gewaarborgd.

Bij de bekende wielhooischudders geschiedt de 15 verbinding tussen de aandrijfassen voor de hark-tandwielen via klauwkoppelingen, dubbele kruiskoppelingen of tandwieloverbrengingen. Omdat bij de klauwkoppelverbindingen (US-A-3.583.139) tijdens het zwenken van de werk- in de transportpositie een onderbreking van de aandrijving 20 plaatsvindt, moet bij het herstellen van de aandrijfverbinding in de werkpositie een tijdrovende verbinding van de beide koppeldelen door het verdraaien van de hark-tandwielen handmatig worden toegepast. Bovendien ligt de verticale zwenkas buiten de wieloverbrengingsas, 25 zodat hierdoor tijdens het zwenken de transportbreedte onvermijdelijk wordt verhoogd. Dit heeft in het bijzonder bij grote diameters van de hark-tandwielen een nadelige uitwerking.

Bij de tandwieloverbrengingen, waarbij het zwenken om 30 de wieloverbrengingsas geschiedt, en een tandrondsel rond de draaias van een schotelwiel loopt, voldoen zich vaak vastheids- en afdichtproblemen, zodat deze uitvoeringsvorm zeer gevoelig voor storingen is. Zoals de klauwkoppelingen zijn ook de dubbele kruiskoppelingsverbindingen slechts voor 35 tandwielen met een kleine diameter te gebruiken, omdat de verticale zwenkas buiten de wieloverbrenging ligt.

4 0 03 5 7 2.

3

Bij alle tot nu toe bekende uitvoeringsvormen zijn de verticale en horizontale overbrengingszwenkas met de aangedreven overbrengingsas zo nauw met elkaar gekoppeld dat deze slechts een bepaalde positie kunnen innemen. Op deze wijze 5 kan tijdens het zwenken van de zijdelingse draagarmen om de wieloverbrengingsas de verticale zwenkas slechts concentrisch ten opzichte van de as van de hark-tandwielen verlopen, terwijl deze bij de klauwkoppelingsverbindingen en dubbele kruiskoppelingen slechts excentrisch kan worden 10 aangebracht en buiten de wieloverbrenging is gelegen. De voor de bodemaanpassing vereiste horizontale dwarsas is uit ruimtelijke redenen in het bovenaanzicht altijd gelegen buiten de wieloverbrenging. De aandrijfassen verlopen binnen het verbindingsscharnierframe.

15 De uitvinding heeft tot doel de zwenkinrichting voor de zijdelingse hark-tandwielen met een geringe technische inzet zo uit te voeren, dat in de transportpositie geringe afmetingen met betrekking tot de breedte en de hoogte worden bereikt, alsmede de rijstabiliteit wordt verhoogd en 20 voordelige aandrijfverbindingen in het gebied van de zwenkassen worden verschaft.

Dit doel wordt bereikt door werktuigen met de kenmerkende maatregelen volgens de conclusies 1, 2, 9 en 10. Voordelige uitvoeringsvormen zijn onderwerp van de 25 volgconclusies.

De uitvinding wordt navolgend aan de hand van meerdere in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht en beschreven, hierin toont: fig. 1 een zijaanzicht van een wiel-hooischudder met 30 zes hark-tandwielen in de transportpositie; fig. 2 een zijaanzicht van een wiel-hooischudder met tien hark-tandwielen in de transportpositie; fig. 3 een bovenaanzicht volgens fig. 2; fig. 4 een zijaanzicht van een wiel-hooischudder in de 35 werkpositie; fig. 5 een bovenaanzicht van een wiel-hooischudder met tien hark-tandwielen volgens fig. 4; 1003572.

4 fig. 6 een bovenaanzicht van een wiel-hooischudder met tien hark-tandwielen in de werkpositie-greppelruimten; fig. 7 een achteraanzicht van een wiel-hooischudder met acht hark-tandwielen in de werkpositie; 5 fig. 8 een aanzicht in detail van het middelste gedeelte uit fig. 7; fig. 9 een bovenaanzicht van het middelste gedeelte uit fig. 8; fig. 10 een zijaanzicht van het middelwiel met 10 transportwiel in de werkpositie; fig. 11 een aanzicht van de transportpositie uit fig. 10; en fig. 12 een bovenaanzicht van een transportwiel met een houder.

15 Een in de tekening weergegeven veelwiel-hooischudder 1 met meerdere draagarmen en daarop aangebrachte hark-tandwielen wordt door een tractor 2 getrokken en aangedreven.

Op een in rijrichting verlopende starre langsdrager 3 20 is aan de voorzijde een trekdissel 4 en een aansluiting 5 voor een cardanas 6 naar de tractor 2 toe aangebracht. De trekdissel 4 is op de langsdrager 3 op een dwars ten opzichte van de rijrichting verlopende as 7 aangebracht, die in een beperkt gebied een zwenkbeweging mogelijk maakt en 25 daardoor bodemoneffenheden tussen de tractor 2 en de langsdrager 3 compenseert. Aan de voorzijde is de trekdissel 4 met de tweepunts-koppeling 8 van de tractor 2 verbonden.

Op het uiteinde van de langsdrager 3 is dwars ten opzichte daarvan een middelframe 9 bevestigd. Aan het middelframe 9 30 zijn aan beide zijden via verbindingsframes 25 en 26, om telkens een verticale zwenkas 10, 11 zwenkbare en met elkaar verbonden draagarmen 39, 40, 49, 50, 49', 50’ met daarop aangebrachte hark-tandwielen 31, 32, 37, 38, 41, 42, 41’, 42' gekoppeld. Op het middelframe 9 zijn twee middelwielen 35 12, 13 aangebracht. Het middelframe 9 is voorzien van twee in hoogte instelbare transportwielen 14, 15, die onder de middelwielen 12, 13 zijn aangebracht en die in de transport- 1003572.

5 en in de werkpositie voortdurend met de grond in verbinding staan. In de werkpositie bezitten de transportwielen 14, 15 tegelijkertijd de functie van tastwielen. De beide transportwielen 14, 15 bezitten ten opzichte van de overige 5 tastwielen 16 grotere afmetingen met betrekking tot de diameter en de breedte, alsmede een hoger draagvermogen (fig. 8). De transportwielen 14, 15 zijn op een zwenkbare wielhouder 17 (fig. 10, 11, 12) bevestigd, die via een zwenkas 18 op een met wieloverbrengingen 19, 20 verbonden 10 starre draagarm 21 is aangebracht. Tussen de draagarm 21 en de wielhouder 17 is een hydraulische cilinder 22 aangebracht, met behulp waarvan de afstand van de middelwie-len 12, 13 ten opzichte van de grond in de werk- en transportpositie wordt ingesteld. De hydraulische olielei-15 ding voor de hydraulische cilinder 22 kan zowel centrisch langs de verticale as van de wieloverbrenging 19, 20 als ook langs een aan de buitenzijde aangebrachte groef verlopen. Teneinde de stabiliteit van de hooischudder in de transporten werkpositie te verhogen omvatten de beide transportwielen 20 14, 15 een grotere spoorbreedte dan de naburige tastwielen 16 (fig. 8, 9).

Op de langsdrager 3 zijn twee dwarsbalken 23, 24 aangebracht (fig. 3, 5), die in de transportpositie dienen als oplegvlakken voor de naar voren gezwenkte hark-tandwielen.

25 De dwarsbalken 23, 24 kunnen star of op een niet nader weergegeven wijze bijvoorbeeld via hydraulische cilinders in hoogte verzwenkbaar zijn bevestigd op de langsdrager 3. Tussen de langsdrager 3 en de zijdelingse verbindingsframes 25, 26 is telkens een hydraulische cilinder 27, 28 aange-30 bracht. Via deze hydraulische cilinder 27, 28 worden de zijdelingse hark-tandwielen om de op het middelframe 9 aangebrachte verticale zwenkassen 10, 11 vanuit de werk- in de transportpositie om ongeveer 90° naar voren gezwenkt. In de gezwenkte positie liggen de hark-tandwielen op de 35 dwarsbalken 23, 24 van de langsdrager 3 waarbij deze een ongeveer parallelle positie ten opzichte van de langsdrager 3 inneemt. In de transportpositie worden hierdoor geringe 1003572.

6 afmetingen met betrekking tot de breedte en de hoogte bereikt, alsmede als gevolg van een lage zwaartepuntpositie en voordelige massaverdeling een veilige rijstabiliteit bereikt. Teneinde de langsdrager 3 zo kort mogelijk te 5 kunnen uitvoeren is het bij hooischudders met meer dan zes hark-tandwielen voordelig voor het verzwenken van de zijwielen één of twee buitenwielen 41, 42, 41', 42' naar boven te zwenken (fig. 2 en 3). De buitenwielen bezitten dan in de gezwenkte positie een verticale positie 41, 42 10 respectievelijk horizontale opgeklapte positie 41', 42'. Ook in deze zwenkpositie wordt een geringe transporthoogte bereikt.

In het middelste gedeelte van de langsdrager 3 zijn voor een betere aanpassing van de afstand van de tanden aan 15 het desbetreffende bodemprofiel doelmatigerwijs een of meerdere tastwielen 51 aangebracht, die in de werkpositie op de grond steunen en een kopiëren van de bodem mogelijk maken (fig. 4). Dit is in het bijzonder dan voordelig wanneer tussen de tractorkoppeling en de hark-tandwielen een grote 20 afstand aanwezig is. In de transportpositie worden de tastwielen op een niet getoonde wijze naar boven gezwenkt en wordt daarmee het kopiëren van de bodem beëindigd. De tastwielen 51 zijn als starre of zwenkbare naloopwielen uitgevoerd. Teneinde de functie van het kopiëren van de 25 bodem te waarborgen moet de trekdissel 4 in de verticale richting de noodzakelijke bewegingsvrijheid bezitten (zwenkmogelijkheid om de as 7 in een beperkt gebied).

De aandrijving van de afzonderlijke hark-tandwielen geschiedt vanuit de tractor 2 via een scharnieras 6. Van 30 daaruit geschiedt de overbrenging van de draaibeweging via een onder de langsdrager 3 aangebrachte aandrijfas 29 (fig. 1) naar de ingaande overbrenging 30 toe op het middelframe 9 (fig. 7 en 8). Op de ingaande overbrenging 30 volgen aan beide zijden binnen het middelframe verlopende 35 assen, die tot de wieloverbrengingen 19, 20 van de star met elkaar verbonden middelwielen 12, 13 leiden. Beide assen verlopen op deze wijze zowel in de werk- als ook in de 1 0 0 3 5 7«:.

7 transportpositie dwars ten opzichte van de rijrichting. Het overbrengen van de aandrijving van de middelwielen 12, 13 naar de naburige eerste zijwielen 31, 32 toe geschiedt via scharnierassen 33, 34. Tussen de verticale zwenkassen 10, 11 5 boven de middelwielen 12, 13 en de eerste zijwielen 31, 32 is een scharnierverbindingsframe 25, 26 met twee horizontale zwenkassen 35, 36 aangebracht. Daarmee zijn de aandrijving en het frame van elkaar gescheiden. In het uitvoeringsvoor-beeld is het verbindingsframe 25, 26 boven de scharnierassen 10 33, 34 aangebracht. Omdat de verticale zwenkassen 10, 11 in perspectief gezien niet meer met de gesloten wieloverbren-ging 19, 20 en ook niet met de wielaandrijving in contact staan, kunnen deze boven de wieloverbrenging 19, 20 zowel concentrisch als ook elke andere excentrische positie inne-15 men. Ook een constructief vereiste, zijdelings voor de wieloverbrengingen 19, 20 opgestelde positie is zonder meer mogelijk. Dan kan ook het verbindingsframe 25, 26 zijdelings voor de wieloverbrengingen 19, 20 en de scharnierassen 33, 34 verlopen. Ook de in rijrichting gelegen horizontale 20 zwenkassen 35, 36 laten zich zonder problemen aanbrengen.

Tussen de eerste zijwielen 31, 32 en de tweede zijwielen 37, 38 zijn starre draagarmen 39, 40 met een eveneens starre aandrijfverbinding aangebracht. Een voldoende aanpassing van de hark-tandwielen aan bodemoneffenheden is hierdoor toch 25 gewaarborgd. Als gevolg van de starre uitvoering van de draagarmen 39, 40 wordt het opleggen op de dwarsbalken 23, 24 van de langsdrager 3 aanzienlijk vergemakkelijkt. De op de tweede zijwielen 37, 38 volgende buitenwielen 41, 42 zijn in het gebied van de wieloverbrengingen 43, 44 van de tweede 30 zijwielen 37, 38 scharnierend en zwenkbaar verbonden met de horizontale assen 45, 46. Het zwenken van de buitenwielen 41, 42 om ongeveer 90° geschiedt via hydraulische cilinders 47, 48, die boven de draagarmen 49, 50 met de wieloverbrengingen 43, 44 zijn verbonden. De aandrijfassen naar de 35 buitenwielen 41, 42 toe zijn eveneens scharnierend met de horizontale assen 45, 46 van de wieloverbrengingen 43, 44 verbonden. Al naar gelang de uitvoeringsvorm zijn op de 1003572.

8 tweede zijwielen 37, 38 een of meerdere buitenwielen 41, 42, 41', 42' aangesloten.

Bij de in fig. 6 weergegeven wiel-hooischudder met aan één zijde schuin ten opzichte van de rijrichting opgestelde 5 hark-tandwielen in de werkpositie-greppelruimten wordt na het losmaken van een mechanische blokkering naar keuze één van de beide tussen de langsdrager 3 en het verbindingsframe 25, 26 aangebrachte hydraulische cilinders 27, 28 verder uitgeschoven, zodat de desbetreffende gewenste schuine 10 positie van de zijdelingse hark-tandwielen wordt bereikt. Door het gebruik van de toch al aanwezige hydraulische cilinders 27, 28 voor de instelhandeling zijn geen verdere aanvullende stelinrichtingen noodzakelijk. De tastwielen 16 van de zij- en buitenwielen 31, 32, 37, 38, 41, 42, 41', 42' 15 zijn als te arreteren naloopwielen uitgevoerd, terwijl de tastwielen 16 op de schuin gestelde zijde vrij kunnen nalopen, zijn de overige tastwielen 16 voor het aanhouden van de spoor in rijrichting gearreteerd.

1003572.

Claims (16)

1. Landbouwkundig werktuig, dat door een tractor getrokken en aangedreven wordt en dat vanuit een brede werkpositie in een smalle transportpositie veranderbaar is, in het bijzonder een veelwiel-hooischudder, met een starre, in rijrich- 5 ting verlopende langsdrager en een dwars ten opzichte daarvan aangebracht middelframe, waarop aan beide zijden meerdere zwenkbaar met elkaar verbonden draagarmen zijn aangesloten, waarbij op het middelframe en op de draagarmen gereedschappen zijn aangebracht die in de werkpositie dwars 10 ten opzichte van de rijrichting naast elkaar zijn opgesteld en die via tastwielen op de grond steunen, met het kenmerk, dat de op de zijdelingse draagarmen (39, 40) aangebrachte gereedschappen (31, 32, 37, 38) vanuit de werkpositie in de transportpositie om op het middelframe (9) aangebrachte 15 verticale zwenkassen (10, 11) om ongeveer 90° naar voren zwenkbaar zijn en dat deze in de gezwenkte positie ongeveer parallel ten opzichte van de langsdrager (3) verlopend zijn aangebracht.

2. Landbouwkundig werktuig, dat door een tractor getrokken 20 en aangedreven wordt dat vanuit een brede werkpositie in een smalle transportpositie veranderbaar is, in het bijzonder een veelwiel-hooischudder, met een starre in rijrichting verlopende langsdrager met een dwars ten opzichte daarvan aangebracht middelframe, waarop aan beide zijden meerdere 25 zwenkbaar met elkaar verbonden draagarmen zijn aangesloten, waarbij op het middelframe en op de draagarmen gereedschappen zijn aangebracht die in de werkpositie dwars ten opzichte van de rijrichting naast elkaar zijn opgesteld en die via tastwielen op de grond steunen, met het kenmerk, dat 30 de op de zijdelingse draagarmen (39, 40) aangebrachte gereedschappen (31, 32, 37, 38) vanuit de werkpositie in de transportpositie om op het middelframe (9) aangebrachte verticale zwenkassen (10, 11) om ongeveer 90° naar voren zwenkbaar zijn en dat deze in de gezwenkte positie ongeveer 35 parallel ten opzichte van de langsdrager (3) verlopend zijn 1003572. aangebracht, waarbij aan de op het middelframe (9) aangebrachte gereedschappen (12, 13) gecombineerde tast- en transportwielen (14, 15) zijn toegevoegd.

3. Landbouwkundig werktuig volgens conclusie 1 of 2, met 5 het kenmerk, dat een trekdissel (4) met de langsdrager (3) langs een dwars ten opzichte van de rijrichting verlopende as (7) in een begrensd gebied zwenkbaar is verbonden.

4. Landbouwkundig werktuig volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de beide transportwielen (14, 15) in vergelij- 10 king met de overige tastwielen (16) grotere afmetingen met betrekking tot de diameter en de breedte alsmede een hoger draagvermogen bezitten.

5. Landbouwkundig werktuig volgens de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de transportwielen (14, 15) op een met een 15 starre draagarm (21) verbonden zwenkbare wielhouder (17) zijn bevestigd, waarbij tussen de draagarm (21) en de wielhouder (17) een hydraulische cilinder (22) is aangebracht.

6. Landbouwkundig werktuig volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de hydraulische olieleiding naar de hydrauli- 20 sche cilinder (22) toe centrisch langs de verticale as van de wieloverbrengingen (19, 20) of langs een op de buitenzijde van de as aangebrachte groef verloopt.

7. Landbouwkundig werktuig volgens de conclusies 2 en 4, met het kenmerk, dat de beide transportwielen (14, 15) een 25 grotere spoorbreedte dan de naburige tastwielen (16) omvatten.

8. Landbouwkundig werktuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat op de langsdrager (3) één of meerdere dwarsbalken (23, 24) star of in hoogte zwenkbaar zijn 30 aangebracht.

9. Landbouwkundig werktuig, dat door een tractor getrokken of aan de driepunts-koppeling van een tractor koppelbaar is en dat vanuit een brede werkpositie in een smalle transport-positie veranderbaar is, in het bijzonder een veelwiel-hooi- 35 schudder, met een middelframe, waarop aan beide zijden meerdere zwenkbaar met elkaar verbonden draagarmen zijn aangesloten, waarbij op het middelframe en op de draagarmen 1003572. gereedschappen zijn aangebracht die in de werkpositie dwars ten opzichte van de rijrichting naast elkaar zijn opgesteld en die via tastwielen op de grond steunen, met het kenmerk, dat 5 a) tussen de aandrijvingen van de middelwielen (12, 13) en de naburige eerste zijwielen (31, 32) scharnierassen (33, 34) zijn aangebracht, b) tussen de verticale zwenkassen (10, 11) op het middelframe (9) en de eerste zijwielen (31, 32) een 10 scharnierend verbindingsframe (25, 26) met twee horizon taal verlopende zwenkassen (35, 36) is aangebracht, c) tussen de eerste zijwielen (31, 32) en de tweede zijwielen (37, 38) starre draagarmen (39, 40) zijn aangebracht.

10. Landbouwkundig werktuig volgens conclusie 9, met het 15 kenmerk, dat op de tweede zijwielen (37, 38) een of meerdere buitenwielen (41, 42, 41', 42') zijn aangesloten, die in het gebied van de wieloverbrengingen (43, 44) van de tweede zijwielen (37, 38) scharnierend en zwenkbaar zijn aangekoppeld.

11. Landbouwkundig werktuig volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen de langsdrager (3) en de zijdelingse verbindingsframes (25, 26) telkens één hydraulische cilinder (27, 28) is aangebracht.

12. Landbouwkundig werktuig volgens conclusie 11, met het 25 kenmerk, dat aan de hydraulische cilinders (27, 28) een mechanische blokkering is toegevoegd, waarbij na het losmaken daarvan als gevolg van een verder uitschuiven van de zuigerstangen van de hydraulische cilinders (27, 28) een eenzijdige schuine positie van de zijdelingse tandwielen 30 instelbaar is.

13. Landbouwkundig werktuig volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat onder de langsdrager (3) in het middelste gebied één of meerdere tastwielen (51) zijn aangebracht.

14. Landbouwkundig werktuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de tastwielen (51) op de langsdrager (3) in hoogte zwenkbaar zijn en als naloopwielen zijn uitgevoerd. 1003572.

15. Landbouwkundig werktuig volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat voor het verzwenken van de zijwielen (31, 32, 37, 38) één of twee buitenwielen (41, 42) om ongeveer 90° naar boven zwenkbaar zijn.

16. Landbouwkundig werktuig volgens conclusies 10 en 15, met het kenmerk, dat voor het verzwenken van de zijwielen (31, 32, 37, 38) buitenwielen (41, 42) om ongeveer 90° naar boven en verdere buitenwielen (41', 42') op de buitenwielen (41, 42) om ongeveer 90° in een opgeklapte positie boven de 10 zijwielen (37, 38) zwenkbaar zijn. 1003572.