NL1001920C2 - Doos en daarvoor bestemde verbindingsmiddelen. - Google Patents

Description

- 1 -

DOOS EN DAARVOOR BESTEMDE VERBINDINGSMIDDELEN

5 De uitvinding heeft betrekking op een doos, omvattend een houder, welke scharnierend is verbonden met een deksel, dat in gesloten stand ongehinderd van binnenuit kan worden verwijderd van de houder.

Een dergelijke doos voor het opbergen van 10 kinderspeelgoed is bekend onder de naam "Pirate-box"R die door de firma Curver in de handel is gebracht.

Deze doos bestaat uit een houder welke door middel van drie scharnieren is verbonden met een deksel.

Omdat een dergelijke doos wordt gebruikt als 15 kinderspeelgoed, dient ze te voldoen aan veiligheidsnorm NEN EN 71-1. Deze norm beschrijft, dat kinderspeelgoed dat een kind kan herbergen en voorzien is van een deksel, gemakkelijk van binnenuit moet kunnen worden geopend, waaronder wordt verstaan, dat 20 hiervoor een kracht van ten hoogste 50 N nodig is. In deze norm wordt onder "openen" zowel het openen door middel van een translatie als wel openen door middel van een rotatie van het deksel verstaan.

In de "Pirate-box" is aan deze eis voldaan, 25 doordat de scharnieren elk uit twee onderling samenwerkende scharnierdelen bestaan, waarbij het eerste scharnierdeel bestaat uit een scharnierpen, aangebracht aan een houderzijwand, en een tweede scharnierdeel, aangebracht aan het deksel, bestaat uit 30 een profiel met daarin een uitsparing welke de scharnierpen over de helft van haar omtrekoppervlak passend omsluit. Door deze constructie kan het gesloten deksel ongehinderd van binnenuit worden geopend.

Nadeel van de bekende doos is dat het deksel 35 in andere standen dan de gesloten stand, bijvoorbeeld tijdens het openen, gemakkelijk loslaat van de houder.

Doel van de uitvinding is het verschaffen van 1001920 - 2 - een doos die dit nadeel niet vertoont.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat verbindingsmiddelen aanwezig zijn, die in alle andere standen dan de gesloten stand voorzien in een 5 verbinding tussen het deksel en de houder.

De doos volgens de uitvinding laat in de gesloten toestand een ongehinderde verwijdering tussen het deksel en de houder toe, terwijl de verbindingsmiddelen in alle andere standen dan de 10 gesloten stand van het deksel een dergelijke ongehinderde verwijdering voorkomen.

Wanneer in het voorgaande en hierna wordt gesproken van de gesloten stand van het deksel, worden hieronder verstaan die standen van het deksel waarin 15 dit de houder afsluit of waarin dit geopend is onder een hoek van ten hoogste 20°.

Wanneer in het voorgaande en hierna wordt gesproken van het openen van het deksel wordt hieronder verstaan het scharnierend openen van het deksel, tenzij 20 anders is aangegeven.

Wanneer in het voorgaande en hierna wordt gesproken van ongehinderd in relatie tot het verwijderen van het deksel, wordt hieronder verstaan dat de scharnierdelen en de bevestigingsdelen geen 25 weerstand vormen voor het verbreken van de verbinding tussen het deksel en de houder of een weerstand die ten hoogste 50 N bedraagt.

Wanneer in het voorgaande en hierna wordt gesproken van alle andere standen dan de gesloten stand 30 van het deksel worden hieronder verstaan alle standen welke het deksel kan aannemen tussen de gesloten stand en een maximale, door de constructie van het deksel en de houder toegelaten openingshoek.

De doos omvat een deksel en een houder, welke 35 houder in het algemeen bestaat uit een bodem en houderzijwanden en een open bovenvlak heeft. De houderzijwanden kunnen aan de kant van het bovenvlak al 1001920 - 3 - dan niet zijn omgezet. Het deksel heeft in het algemeen een omgezette rand. De doos is bijvoorbeeld van kunststof. In het algemeen is een van de houderzijwanden door een of meerdere scharnieren 5 verbonden met het deksel. De scharnieren bestaan in het algemeen uit twee onderling samenverkende scharnierdelen. Deze bestaan bijvoorbeeld uit een eerste scharnierdeel, welke tenminste bestaat uit een scharnierpen en een tweede scharnierdeel omvattende een 10 profiel met daarin een naar één zijde open U-vormige uitsparing, welke de scharnierpen over tenminste een deel van haar omtrekoppervlak passend omsluit.

De verbindingsmiddelen, die in alle andere standen dan de gesloten stand voorzien in een 15 verbinding tussen het deksel en de houder kunnen al dan niet deel uitmaken van een of meerdere scharnieren.

Een voorbeeld van een constructie, waarin de verbindingsmiddelen deel uitmaken van een of meerdere scharnieren, is een scharnier waarin het eerste 20 scharnierdeel een aan het deksel verbonden scharnierpen omvat, welke een dwarsdoorsnede heeft in de vorm van een ellips, waarvan de korte as, in de gesloten stand van het deksel, evenwijdig loopt met de bodem van de doos. Het tweede, aan de houder bevestigde 25 scharnierdeel omvat een profiel met een aan één zijde open uitsparing, welke aan de open zijde een vernauwing heeft, waarvan de kleinste breedte is gelegen in een vlak dat eveneens evenwijdig loopt met de bodem van de doos en gelijk is aan de korte as van de ellips.

30 Daardoor kan bij deze doos volgens de uitvinding in de gesloten stand het deksel nagenoeg ongehinderd worden verwijderd van de houder.

In alle andere standen dan de gesloten stand van het deksel, heeft, door de draaiing van de scharnierpen, 35 een doorsnede door het midden hiervan een breedte, welke ligt tussen de lengte van de korte- en die van de lange as van de ellips. Daar deze breedte groter is 1001920 - 4 - dan de kleinste breedte ter plaatse van de vernauwing, kan de scharnierpen in andere standen dan de gesloten stand van het deksel niet uit het profiel ontsnappen, waardoor het verbreken van de verbinding tussen het 5 deksel en de houder wordt voorkomen.

Een spiegelbeeldige constructie, waarbij het eerste scharnierdeel, dat de scharnierpen omvat met de houder is verbonden en het tweede scharnierdeel aan het deksel is bevestigd, is voor de vakman uit het 10 bovenstaande eenvoudig af te leiden.

Indien de verbindingsmiddelen geen deel uitmaken van de scharnieren, moeten de scharnieren in alle standen van het deksel een ongehinderde verwijdering van het deksel van de houder toelaten.

15 In dat geval kunnen de scharnieren bijvoorbeeld bestaan uit een eerste scharnierdeel, omvattende een profiel met daarin een aan één zijde open, U-vormige uitsparing welke een tweede scharnierdeel, bestaande uit de scharnierpen, over 20 maximaal de helft van het omtrekoppervlak omsluit, zoals bekend uit de "Pirate-box". De scharnierpen, welke bij voorkeur aan de houder vast zit, wordt aan de van de bodem van de doos afgekeerde zijde door het profiel omsloten en moet zonder weerstand in de 25 uitsparing van het profiel kunnen worden gebracht.

In dat geval kunnen dan de van de scharnieren afzonderlijke verbindingsmiddelen bijvoorbeeld bestaan uit een aan het deksel, of indien aanwezig aan de rand van het deksel vastzittende pal, welke bij het openen 30 van het deksel achter een aan de houder vastzittende lip of beugel draait. Bij voorkeur zal er tijdens het draaien van de pal achter de lip of beugel geen contact zijn tussen de pal en de lip of beugel, waardoor de verbinding geheel of vrijwel wrijvingsloos en zonder 35 materiaalvervormingen tot stand komt.

Een voordeel van verbindingsmiddelen die de verbinding tussen het deksel en de houder geheel of 1001920 - 5 - vrijwel wrijvingsloos tot stand brengen, is dat ze geen weerstand vormen voor het openen van het deksel, zodat dit bijvoorbeeld door kinderen gemakkelijk kan worden geopend. Een verder voordeel van het feit dat de 5 verbindingsmiddelen de verbinding geheel of vrijwel wrijvingsloos tot stand brengen, is dat ze bij het openen van het deksel geen koppel overdragen naar de houder, waardoor ook een lege, in een kunststofuitvoering veelal lichte houder blijft staan. 10 Verbindingsmiddelen die wel een koppel naar de houder overdragen, zullen een lege houder bij het openen van het deksel gemakkelijker doen omvallen.

Een voordeel van het feit dat de verbindingsmiddelen de verbinding geheel zonder materiaalvervormingen tot 15 stand brengen, is in het bijzonder van belang bij dozen, waarvan de verbinding tussen het deksel en de houder veelvuldig tot stand wordt gebracht, hetgeen bij kinderspeelgoed als gevolg van het veelvuldig openen en sluiten van het deksel veelal het geval is. Het door 20 materiaalvervormingen steeds opnieuw tot stand brengen van de verbinding tussen het deksel en de houder veroorzaakt op den duur verzaken van de verbinding door slijtage, spanningsrelaxatie of vermoeiing van het gebruikte materiaal. Bij de doos volgens de uitvinding 25 treedt dit verschijnsel niet op.

Bij voorkeur bevat de doos volgens de uitvinding verbindingsmiddelen die vervormbare onderdelen bevatten die de verbinding tussen het deksel en de houder vrijgeven onder invloed van een kracht, 30 die werkt op een scharnierpunt van het deksel, loodrecht staat op het vlak van het deksel en die van de houder af is gericht.

Een dergelijke kracht ontstaat, wanneer het sluiten van het deksel wordt verhinderd doordat een 35 voorwerp zich bevindt tussen een houderzijwand en het deksel. Een dergelijke kracht ontstaat tevens wanneer het openen van het deksel wordt verhinderd door een 1001920 - 6 - voorwerp tussen het deksel of een aan het deksel aanwezige rand en de aan de scharnierzijde gelegen houderzijwand.

Door de vervormbaarheid van de onderdelen die 5 maken dat bij het uitoefenen van een kracht de verbinding tussen het deksel en de houder wordt vrijgeven, wordt voorkomen dat, (kinder)vingers kunnen worden afgeklemd bij het sluiten van het deksel, of bij het geheel openen ervan.

10 Wanneer in het voorgaande en hierna wordt gesproken van vervormbare onderdelen worden hieronder verstaan onderdelen welke onder invloed van boven beschreven krachten elastisch vervormen. Deze vervorming moet een onderlinge verplaatsing van de twee 15 delen die de draaibare vergrendeling vormen, veroorzaken, waardoor de verbinding tussen het deksel en de houder wordt vrijgegeven.

Wanneer in het voorgaande en hierna wordt gesproken van het vlak van het deksel, wordt hieronder 20 verstaan een met het deksel verbonden vlak dat in gesloten stand van het deksel het bovenvlak van de houder vormt.

Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een deksel met omgezette rand. Door de pal aan het uiteinde 25 van de rand te bevestigen, kan de rand als vervormbaar onderdeel fungeren. Deze rand kan onder invloed van de op de pal uitgeoefende kracht elastisch vervormen, waardoor de pal vrijkomt van de lip of beugel, en de verbinding tussen het deksel en de houder wordt 30 vrijgegeven.

Het voordeel van het gebruik van de omgezette rand als vervormbaar onderdeel is, dat een, voor het vrijgeven noodzakelijke vervorming in een relatief groot gebied kan plaatsvinden. Op elke plaats blijft de 35 vervorming daardoor gering, waardoor de kans op spanningsrelaxatie beperkt blijft en de verbinding vaker kan worden vrijgegeven zonder dat de voor het 1001920 - 7 - vervormen van de rand en daarmee het vrijgeven van de verbinding vereiste kracht te gering wordt, waardoor het deksel, in andere standen dan de gesloten stand, te gemakkelijk loslaat van de houder. Ook dit voordeel is 5 in het bijzonder van belang bij dozen, waarvan de verbinding tussen het deksel en de houder veelvuldig wordt verbroken, hetgeen bij kinderspeelgoed het geval zal zijn.

De kracht waarbij de verbinding wordt 10 vrijgegeven hangt af van de vorm van de rand van het deksel en of de houderzijwand aan de zijde van het bovenvlak al dan niet is omgezet. Aan de hand van de gekozen vormgeving kan eenvoudig worden vastgesteld bij welke kracht de verbinding wordt vrijgegeven om te 15 vermijden dat gevaar voor het afklemmen van (kinder)vingers tussen het deksel en de houderzijwand, bij het sluiten van het deksel ontstaat. Hierbij dient een optimum gezocht te worden tussen het gevaar voor letsel door afklemmen en het te gemakkelijk loslaten 20 van het deksel in alle andere standen dan de gesloten stand. Bij voorkeur ligt de maximale kracht waarbij de verbinding tussen het deksel en de houder wordt vrijgegeven tussen de 1 en 50 N.

Ernstig letsel als gevolg van afklemming bij 25 het sluiten van het deksel wordt vermeden door de verbinding tussen het deksel en de houder boven een kracht van 50 N altijd vrij te geven. Om de verbinding tussen het deksel en de houder bij het openen van het deksel niet te gemakkelijk vrij te geven is een kracht 30 van tenminste 1 N vereist.

Om ieder gevaar voor afklemmen te voorkomen ligt de maximale kracht waarbij de verbinding tussen het deksel en de houder wordt vrijgegeven bij voorkeur tussen de 10 en 40 N en met meer voorkeur tussen de 20 en 30 N.

35 Hiermee wordt bereikt dat in de alle andere standen dan de gesloten stand van het deksel een goede verbinding tussen het deksel en de houder aanwezig is, 1001920 - 8 - terwijl het gevaar voor letsel door afklemmen nauwelijks aanwezig is.

De kracht waarbij het deksel dient te worden vrijgegeven teneinde gevaar voor letsel te voorkomen 5 hangt af van de gekozen vormgeving van de rand van het deksel en of de houderzijwand aan de zijde van het bovenvlak al dan niet is omgezet. Bij niet omgezette, veelal scherpe randen van houderzijwand en deksel wordt de verbinding tussen het deksel en de houder bij 10 voorkeur reeeds vrijgegeven bij een maximale kracht van 1 N. In het geval alle randen zijn omgezet en het gevaar voor letsel door afklemmen duidelijk minder is, kan de verbinding tussen de houder en het deksel worden vrijgegeven bij een maximale kracht van 50 N.

15 Afhankelijk van de gekozen vormgeving verdient een zo hoog mogelijk gekozen maximale kracht waarbij de verbinding tussen het deksel en de houder wordt vrijgegeven en geen gevaar voor letsel door afklemmen aanwezig is de voorkeur, omdat het deksel dan minder 20 gemakkelijk loslaat van de houder.

Het doen vrijgeven van de verbinding tussen het deksel en de houder bij een bepaalde maximale kracht tussen 1 en 50 N kan in het algemeen worden bereikt door een geschikte keuze van de stijfheid van 25 de vervormbare onderdelen. De gewenste stijfheid kan eenvoudig worden ingesteld door de keuze van het materiaal waaruit de doos is vervaardigd, of door variatie van de vormgeving van de vervormbare onderdelen.

30 Indien de vervormbare onderdelen bestaan uit de omgezette rand aan het deksel kan de gewenste stijfheid eenvoudig worden ingesteld door variatie van de dikte van de rand of door op de rand ter plaatse van de pal een of meerdere verstevigingsribben aan te 35 brengen.

Bij voorkeur kunnen aan het deksel, de houder of de bevestigingsmiddelen ook middelen zijn voorzien, 1001920 - 9 - die de hoek begrenzen waaronder het deksel geopend kan worden.

In samenwerking met de vervormbare onderdelen die de verbinding tussen het deksel en de houder 5 vrijgegeven, wordt hiermee bereikt dat de verbinding tussen het deksel en de houder tevens wordt vrijgegeven wanneer getracht wordt het deksel verder te openen dan een maximale, door de constructie van het deksel en de houder toegelaten hoek. Hiermee wordt voorkomen dat 10 gevaar voor afknelling ontstaat, wanneer een of meerdere vingers zich bevinden aan de zijde van de scharnierdelen tussen de houderzijwand en de buitenzijde van het deksel. Omdat bij afklemmen aan de buitenzijde van het deksel de afstand tot de 15 draaiingshoek in het algemeen kleiner is dan bij afklemmen tijdens het sluiten, zijn de klemkrachten groter, en verdient het aanbrengen van middelen die de hoek begrenzen, waaronder het deksel geopend kan worden, de voorkeur boven het verder beperken van de 20 maximale kracht waarbij de verbinding tussen het deksel en de houder wordt vrijgegeven. Dit laatste zou er toe kunnen leiden dat de kracht waaronder de verbinding tussen het deksel en de houder wordt vrijgegeven lager zou worden dan noodzakelijk is om afklemmen bij het 25 sluiten van het deksel te voorkomen.

Een verder voordeel van de middelen, die een begrende openingshoek van het deksel toelaten, is dat de verbinding tussen het deksel en de houder wordt verbroken, voordat het gevaar ontstaat dat delen die de 30 draaibare vergrendeling vormen afbreken.

Nog een voordeel van de middelen die een begrensde openingshoek van het deksel toelaten, is dat daarmee de projectie van het zwaartepunt van het geopende deksel zodanig dicht bij de houder gekozen kan 35 worden, dat de houder met het geopende deksel ook leeg niet omvalt als gevolg van het gewicht van het geopende deksel.

.10 0 1 9 2 0 - 10 -

Deze middelen kunnen bijvoorbeeld stuitnokken zijn, welke zijn aangebracht aan het deksel of aan de houder of aan delen van de bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding.

5 Bij voorkeur wordt de hoek waaronder het deksel kan worden geopend begrensd tot een hoek die voldoende groot is om de projectie van het zwaartepunt van het deksel te laten vallen buiten de lijn waarom het deksel scharniert, zodat het geopende deksel zonder 10 extra voorzieningen open blijft staan.

Hierbij dient een optimum gezocht te worden tussen de hoek waaronder de projectie van het zwaartepunt van het geopende deksel zodanig dicht bij de houder ligt, dat de houder met het geopende deksel ook leeg niet omvalt 15 en de hoek waaronder het geopende deksel zonder extra voorzieningen open blijft staan.

Bij een maximale openingshoek, welke ligt tussen 80°en 120° vanaf de gesloten stand van het deksel, is gewoonlijk voldaan aan beide bovenstaande 20 voorkeuren.

Afhankelijk van het formaat en het gewicht van het deksel kunnen meerdere scharnieren en of bevestigingsmiddelen worden toegepast. In het algemeen worden tenminste twee scharnieren en twee 25 bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding toegepast voor de bevestiging van een deksel aan een houder.

Andere kenmerken en voordelen zullen duidelijk worden uit de hiernavolgende beschrijving, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen. 30 Hierin is:

Figuur 1, een bovenaanzicht van een geopend deksel en een houderzijwand ter plaatse van een uitvoeringsvorm van de bevestigingsmiddelen van de doos;

Figuur 2, een doorsnede langs de lijn A-A van Figuur 1, 35 bij een geopend deksel;

Figuur 3, een doorsnede langs de lijn B-B van Figuur 1, bij een geopend deksel; 1001920 - 11 -

Figuur 4, een overeenkomstige doorsnede als in Figuur 2, waarbij het deksel gesloten is;

Figuur 5, een overeenkomstige doorsnede als in Figuur 3, waarbij het deksel gesloten is; 5 Figuur 6, een doorsnede langs de lijn C-C van Figuur 4 en Figuur 5.

Figuur 7, dezelfde doorsnede als in Figuur 2, waarbij het deksel circa 35° geopend is;

Figuur 8, dezelfde doorsnede als in Figuur 3, waarbij 10 het deksel circa 35° geopend is;

In Figuur 1 is 2 een zijwand van een houder met omgezette houderzijwand 4. In een uitsparing 6 in de omgezette houderzijwand is de scharnierpen 10 bevestigd.

15 De rand 12 van het deksel 14 is voorzien van twee, met elkaar door een wand 16, verbonden ribben 18. Figuur 2 toont twee scharnierdelen: een eerste scharnierdeel bestaande uit een profiel 18 met daarin een aan één zijde open, U-vormige uitsparing 20 en een tweede 20 scharnierdeel, dat de scharnierpen 10 bevat.

Figuur 1 toont verder dat de rand van het deksel tevens is voorzien van twee ribben 22. Dit deel van de houder is ook zichtbaar in Figuur 3. Aan de ribben 22 is de pal 24 bevestigd, welke in de geopende stand achter de 25 lip 26 aan de omgezette bovenrand 4 valt. Figuur 3 toont tevens een wand 28 die het deksel met de houder verbindt en in deze constructie samen met de rand 12 een onderdeel is van het vervormbare deel dat onder invloed van een kracht een onderlinge verplaatsing van 30 de pal en de lip veroorzaakt, waardoor de verbinding tussen het deksel en de houder wordt vrijgegeven. Door de ribben 22 wordt bereikt, dat de pal 24 niet vervormt als het deksel een kracht ondervindt, maar dat de voor het vrijlaten van de verbinding noodzakelijke 35 vervorming plaatsvindt in de omgezette rand 4 of/en in de rand 28 van het deksel. Met deze ribben wordt tevens bereikt dat de stijfheid van de vervormbare onderdelen 1001920 - 12 - voldoende hoog is om de verbinding tussen het deksel en de houder pas bij een kracht tussen 1 en 50 N vrij te geven. Figuur 3 toont ook een stuitnok 36, welke de openingshoek van het deksel tot ca. 90° begrenst. In 5 Figuur 4 zijn de twee scharnierdelen in gesloten positie van het deksel zichtbaar. Figuur 4 toont hoe de U-vormige uitsparing 20 de scharnierpen 10 aan de bovenzijde omsluit en aan de onderzijde vrijlaat. In deze Figuur is zichtbaar dat het deksel in de gesloten 10 stand ongehinderd kan worden verwijderd. Figuur 6 toont de positie van een stuitnok 36 alsmede de ribben 30 en 32, welke verbonden zijn door as 10. De ribben 32 en 34 vormen met lip 26 een vergrendeling waarachter pal 24 draait bij het openen van het deksel.

15 In Figuur 8 is zichtbaar dat de pal 24 bij het sluiten van het deksel achter de lip 26 draait.

"Pirate-box" is een door Curver b.v. geregistreerd handelsmerk.

20 1001920

Claims (6)

1. Doos, omvattend een houder, welke scharnierend is 5 verbonden met een deksel, dat in gesloten stand ongehinderd van binnenuit kan worden verwijderd van de houder, met het kenmerk dat verbindingsmiddelen aanwezig zijn, die in alle andere standen dan de gesloten stand voorzien in een verbinding 10 tussen het deksel en de houder.

2. Doos volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de verbindingsmiddelen vervormbare onderdelen bevatten die de verbinding tussen het deksel en de houder vrijgeven onder invloed van een kracht, die 15 werkt op een scharnierpunt van het deksel, loodrecht staat op het vlak van het deksel en die van de houder af is gericht.

3. Doos volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de vervormbare onderdelen de verbinding tussen het 20 deksel en de houder vrijgeven bij een maximale kracht welke ligt tussen 1 en 50 N.

4. Doos volgens een der conclusies 2 of 3, voorzien van middelen welke de hoek begrenzen, waaronder het deksel geopend kan worden.

5. Doos voorzien van verbindingen zoals in hoofdzaak beschreven en toegelicht in de tekeningen.

6. Verbindingsmiddelen toepasbaar in een doos volgens een der voorgaande conclusies. 1001»20