NL1001690C2 - Een afdekmechanisme voor het afdekken van de opening van een aandrijfeenheid. - Google Patents

Description

Titel: Een afdekmechanisme voor het afdekken van de opening van een aandrijfeenheid

De uitvinding heeft betrekking op een afdekmechanisme voor het afdekken van de opening van een aandrijfeenheid van een data opneem- en leesinrichting. Conventionele data-opslag media in tape- of 5 schijfvorm, zoals magneetschijven, magneto-optische schijven, optische schijven en dergelijke, zijn ondergebracht in cassettes. De cassette wordt normaliter gestoken in en uitgestoten uit een opening in een aandrijfeenheid gemonteerd in een geschikte data 10 opneem/lees-inrichting. De opening kan zijn voorzien van een afdekmechanisme om te voorkomen dat stof of vuil in de aandrijfeenheid of de cassette terecht komt. Het afdekmechanisme wordt alleen geopend gedurende het inbrengen of uitstoten van de cassette.

15 Een bekend afdekmechanisme voor het afdekken van de opening is voorzien van een deksel om te voorkomen dat vuil of stof de aandrijfeenheid of het frame binnendringt, welk deksel zodasiig zwenkbaar is gemonteerd, dat het de aandrijfeenheid in zwenkt als de cassette in de opening 20 wordt gestoken. Het deksel wordt door de cassette zelf van de opening weggehouden als de cassette is ingebracht. Met een dergelijk afdekmechanisme is er evenwel geen bescherming tegen het de aandrijfeenheid of cassette binnendringen van vuil en stof als de cassette is ingebracht.

25 Een verbeterd afdekmechanisme is bekend uit de

Japanse voorlopige octrooi publicatie HEI 5-4740. Bij dit mechanisme wordt, wanneer een cassette in de opening van de aandrijfeenheid wordt gestoken, een eerste deksel de aandrijfeenheid in gezwenkt en weggehouden van deze opening 30 door het cassette-lichaam, terwijl een aandrijfmechanisme een tweede deksel voor de opening schuift om de cassette af te dekken als deze is ingebracht. Er moet echter een extra 1 Ό 0 1 ; 9 0 .

2 aandrijfmechanisme worden gebruikt om de tweede deksel van een teruggetrokken stand in een afdekstand te schuiven. Dit vergroot het aantal onderdelen, de vervaardigingskosten, en de afmetingen van het afdekmechanisme.

5 Doel van de onderhavige uitvinding is derhalve te voorzien in een verbeterd afdekmechanisme voor het afdekken van de opening van een aandrijfeenheid van een data opneem/lees-inrichting.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is te 10 voorzien in een afdekmechanisme dat bestand is tegen onverwachte schokken.

Een verder doel van de onderhavige uitvinding is te voorzien in een afdekmechanisme dat in staat is aan een gebruiker duidelijk te maken dat een cassette in de 15 aandrijfeenheid is geladen of dat de aandrijfeenheid leeg is.

Nog een verder doel van de onderhavige uitvinding is te voorzien in een afdekmechanisme dat in staat is de opening van de aandrijfeenheid op stabiele wijze af te 2 0 dekken.

Overeenkomstig de onderhavige uitvinding is er voorzien in een afdekmechanisme voor het afdekken van de opening van een aandrijfeenheid van een opneem/lees-inrichting, waarin een cassette die een opneemmedium bevat 25 door die opening wordt gestoken of uitgeworpen, welk mechanisme omvat: afdekmiddelen voorzien van montagemiddelen voor het roteerbaar monteren van de afdekmiddelen in de aandrijfeenheid, waarbij de afdekmiddelen worden aangegrepen 30 door de cassette en daardoor naar binnen toe worden geroteerd tijdens het insteken daarvan door die opening en worden aangegrepen door de cassette en daardoor naar buiten toe worden geroteerd tijdens het uitstoten daarvan door die opening; en 35 voorspanmiddelen om die afdekmiddelen een voorspanning op te leggen in de richting van een neutrale -10 0 1 6 9 0 .

3 stand waarin de opening van de aandrijfeenheid wordt afgedekt.

Bij een bepaalde uitvoeringsvorm omvatten die afdek-middelen een eerste plaatelement en een tweede plaatelement, 5 waarbij die montagemiddelen voorzien in roteerbare steun-middelen voor een rand van dat eerste plaatelement aan een zijde van die opening, en voorzien in roteerbare steunmiddelen voor een rand van dat tweede plaatelement aan een tegenovergelegen zijde van die opening, waarbij naar 10 elkaar toe gekeerde randen van dat eerste plaatelement en dat tweede plaatelement in staat zijn elkaar in de neutrale stand te ontmoeten om die opening af te dekken.

Bij voorkeur zijn magnetische aantrekmiddelen aanwezig langs die naar elkaar toe gekeerde randen van dat 15 eerste plaatelement en dat tweede plaatelement teneinde de plaatelementen in de neutrale stand te houden.

Het verdient de voorkeur dat de dwarsafmeting van het eerste plaatelement groter is dan de dwarsafmeting van het tweede plaatelement.

20 Bij een bepaalde uitvoeringsvorm zijn die naar elkaar toe gekeerde randen van dat eerste en tweede plaatelementen gevormd als afgeschuinde randen, welke afgeschuinde randen elkaar in de neutrale stand overlappen.

In een bijzonder geval draagt het buitenwaarts 25 gerichte overlappende oppervlak van de afgeschuinde rand van het eerste plaatelement een gebruikersboodschap en het buitenwaarts gerichte overlappende oppervlak van de afgeschuinde rand van het tweede plaatelement een andere gebruikersboodschap.

30 Op geschikte wijze zijn die afdekmiddelen vormgegeven voor het afsluiten van een rechthoekige opening in die inrichting, waarbij die ene zijde en die tegenovergelegen zijde de langere zijden van die opening zi jn.

35 Het afdekmechanisme kan verder een frontpaneel voor die inrichting omvatten.

1 0 0 1 69 0 .

4

In een bijzonder geval is die frontpaneelopening zodanig gevormd, dat een breedte van die frontpaneelopening aan het binnenoppervlak kleiner is dan de breedte van die opening aan het buitenoppervlak daarvan.

5 Op geschikte wijze bepaalt dat frontpaneel die opening, waarbij de montagemiddelen steunmiddelen aangebracht in dat frontpaneel omvatten.

In een bepaalde uitvoeringsvorm omvatten de montagemiddelen ten minste een aselement integraal gevormd met een 10 plaatelement en zijn steunmiddelen aanwezig in dat frontpaneel voor het roteerbaar ondersteunen van die ase1^menten.

Bij voorkeur omvatten die steunmiddelen een lagering voor elk aselement.

15 In een bepaald geval omvatten de voorspanmiddelen een groot aantal schroefveren, waarbij in geval één aselement aanwezig is of in geval meer dan één aselement aanwezig is rond elk aanwezig aselement een schroefveer is aangebracht, waarbij het ene einde van de schroefveer is 20 bevestigd aan het plaatelement en het andere einde van de schroefveer is bevestigd aan het frontpaneel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de afdekmiddelen en het frontpaneel voorzien van magnetische aantrekmiddelen om de afdekmiddelen in de neutrale stand te 2 5 houden.

Op geschikte wijze omvat het afdekmechanisme verder een frame van de genoemde inrichting, waarbij de montagemiddelen in dat frame voorziene steunmiddelen omvatten.

30 In een bepaalde uitvoeringsvorm omvatten de afdek middelen ten minste een plaatelement, waarbij de montagemiddelen zijn voorzien van ten minste een asvasthouddeel geplaatst bij een rand van dat ten minste ene plaatelement, ten minste een haakmiddel gevormd door het frame en 35 geplaatst in een langszijde van de opening, en een aselement gestoken in het ten minste ene asvasthouddeel en het ten minste ene haakmiddel teneinde het ten minste ene looi c: 5 plaatelement roteerbaar te ondersteunen ten opzichte van het frame langs genoemde langszijde.

In een andere uitvoeringsvorm omvatten de afdekmiddelen een eerste plaatelement en een tweede 5 plaatelement, waarbij de montagemiddelen voorzien zijn van een asvasthouddeel geplaatst bij tegenover elkaar gelegen hoeken van het eerste plaatelement en een asvasthouddeel geplaatst bij tegenover elkaar gelegen hoeken van het tweede plaatelement, een eerste haakmiddel gevormd door het frame 10 en geplaatst in de ene langszijde van de opening en een tweede haakmiddel gevormd door het frame en geplaatst in de andere langszijde van de opening, een eerste aselement gestoken in de asvasthouddelen van het eerste plaatelement en het eerste haakmiddel voor het roteerbaar ondersteunen 15 van het eerste plaatelement ten opzichte van het frame langs de ene langszijde en een tweede aselement gestoken in de asvasthouddelen van het tweede plaatelement en het tweede haakmiddel voor het roteerbaar ondersteunen van het tweede plaatelement ten opzichte van het frame langs de andere 20 langszijde.

Het verdient de voorkeur, dat de haakmiddelen zodanig zijn gebogen, dat deze binnenwaarts naar de aandrijfeenheid reiken.

Op geschikte wijze oefenen de voorspanmiddelen een 25 voorspankracht uit op de afdekmiddelen overeenkomstig de mate van verplaatsing van de afdekmiddelen ten opzichte van de neutrale stand.

Voorbeelden van de onderhavige uitvinding zullen thans worden beschreven onder verwijzing naar de bijgaande 3 0 tekeningen.

Fig. IA en 1B zijn schematische dwarsdoorsneden in zijaanzicht die een afdekmechanisme, dat de onderhavige uitvinding toegepast bij een schijfaandrijfeenheid incorporeert, illustreren; 35 Fig. 2 is een perspectivische weergave die een afdekmechanisme volgens een eerste uitvoeringsvorm van de 10 016 S C.

6 onderhavige uitvinding toegepast bij een schijfaandrij feenheid illustreert;

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede in zijaanzicht volgens de lijn A-A in Fig. 2 van het afdekmechanisme volgens Fig.

5 2;

Fig. 4A - 4C zijn schematische dwarsdoorsneden in zijaanzicht die de verplaatsing van het afdekmechanisme volgens Fig. 2 tijdens het insteken van een cassette illustreren; 10 Fig. 5A - 5C zijn schematische dwarsdoorsneden in zijaanzicht die de verplaatsing van het afdekmechanisme volgens Fig. 2 tijdens het uitstoten van de cassette illustreren;

Fig. 6 is een dwarsdoorsnede in zijaanzicht die een 15 afdekmechanisme volgens een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toegepast bij een schij faandrij feenheid illustreert;

Fig. 7 is een exploded view die het afdekmechanisme volgens Fig. 6 illustreert; 20 Fig. 8 is een perspectivisch aanzicht dat een afdekmechanisme volgens een derde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toegepast bij een schij faandrij feenheid illustreert;

Fig. 9A en 9B zijn dwarsdoorsneden in zijaanzicht 25 volgens de lijn B-B in Fig. 8 van het afdekmechanisme volgens Fig. 8 ;

Fig. 10 is een perspectivisch aanzicht van een afdekmechanisme volgens een vierde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toegepast bij een 30 schijfaandrijfeenheid; en

Fig. 11 is een perspectivisch aanzicht van een afdekmechanisme volgens een vijfde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toegepast bij een schij faandrij feenheid.

35 Onder verwijzing naar Fig. IA en 1B omvat een schijfaandrijfeenheid 1 voor een opneem/lees-inrichting (niet getoond) een frame 10 met een open zijde bevestigd aan 10 0 1 690 * 7 een frontpaneel 14. Het frontpaneel 14 is voorzien van een daarin aangebrachte rechthoekige opening 15 waardoorheen een cassette 5 kan worden ingestoken en uitgestoten.

In de cassette 5 is een magneto-optische schijf 5 (niet getoond) ondergebracht. Data worden opgenomen op of gereproduceerd vanaf de magneto-optische schijf door het opneem/lees apparaat als de magneto-optische schijf wordt geroteerd. Een afdekmechanisme, in het algemeen aangeduid door het verwijzingscijfer 2, is aanwezig voor de opening 10 15.

Een laadinstallatie 3 is aanwezig in het frame 10, dat een houder 4 heeft voor het vasthouden van een ingestoken cassette 5. De houder 4 is voorzien van armelementen 41a, 41b die vanaf het oppervlak daarvan aan 15 elke langszijde uitsteken. De armelementen 41a en 41b zijn voorzien van respectievelijk nokvolgpennen 42a en 42b. Een paar geleideplaten 11a, 11a zijn geplaatst bij de zijwanden van het frame 10, en elk voorzien van daarin gevormde L-vormige nokgroeven 12a, 12b voor het geleiden van de 20 nokvolgpennen 42a, 42b.

Als de cassette 5 in de opening 15 wordt gestoken, treedt die cassette de houder 4 binnen. De houder 4 en de vastgehouden cassette 5 worden dan binnen het frame 10 geleid door de nokvolgpennen 42a, 42b die door de L-vormige 25 nokgroeven 12a, 12b lopen. De houder 4 en de vastgehouden cassette 5 worden verder benedenwaarts verplaatst door een laadmechanisme (niet weergegeven) tot in een bedrijfsstand, weergegeven in Fig. 1B, waar opneem/lees bewerkingen worden uitgevoerd. De houder 4 en de vastgehouden cassette 5 worden 30 door een haakmechanisme (niet weergegeven) vastgehouden in de bedrijfsstand.

Fig. 2 is een perspectivisch aanzicht van een afdekmechanisme volgens een eerste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Als getoond is voorzien in een 35 bovengelegen plaatelement in de vorm van een in het algemeen rechthoekige klep of flap 21 en een ondergelegen plaatelement in de vorm van een in het algemeen rechthoekige looi esc 8 klep of flap 22 langs de onder- en bovengelegen langsranden van de opening 15. De dwarsafmeting van de ondergelegen klep 22 is iets kleiner dan de dwarsafmeting van de bovengelegen klep 21, dat wil zeggen onderklep 22 is iets smaller dan 5 bovenklep 21. Fat frontpaneel 14 van de schijfaandrijfeenheid 1 en de kleppen 21, 22 zijn vervaardigd van een synthetische hars.

Een hoekas 21a is integraal gevormd aan de bovengelegen rechter en linker hoeken van de bovenklep 21 10 teneinde uit te steken vanaf elke zijrand daarvan. Zoals is te zien in Fig. 3 zijn de assen 21a roteerbaar gemonteerd in bovengelegen lagerdelen 141 gepositioneerd in een groef gevormd het frontpaneel 14 nabij elke bovenhoek van de langszijde van de opening 15.

15 Op dezelfde wijze is een hoekas 22a integraal gevormd aan de ondergelegen rechter en linker hoeken van de onderklep 22 teneinde uit te steken vanaf elke zijrand daarvan. Zoals is te zien in Fig. 3 zijn de assen 22a roteerbaar gemonteerd in ondergelegen lagerdelen 142 20 gepositioneerd in een groef gevormd het frontpaneel 14 nabij elke onderhoek van de langszijde van de opening 15.

Zodoende zijn de kleppen 21, 22 op dezelfde wijze gemonteerd aan het frontpaneel, zodat de boven- en onderkleppen 21, 22 symmetrisch zijn gemonteerd ten opzichte 25 van de opening 15.

Een schroefveer 143 bevindt zich rond elke hoekas 21a aan elke langszijde van de bovenklep 21 alsmede elke hoekas 22a aan elke langszijde van de onderklep 22. Bij elke hoekas 21a is het ene uiteinde van de betreffende 30 schroefveer 143 bevestigd aan de bovenklep 21 en het andere uiteinde van elke schroefveer 143 aan het frontpaneel 14. Op dezelfde wijze is bij elke hoekas 21a het ene uiteinde van de betreffende schroefveer 143 bevestigd aan de onderklep 22 en het andere uiteinde van elke schroefveer 143 aan het 35 frontpaneel 14.

Zodoende leggen de schroefveren 143 de onder- en bovenklep 21, 22 een voorspanning op in de richting van de 1 0 0 1 6 9 0..

9 neutrale stand waar de kleppen 21, 22 in hoofdzaak evenwijdig zijn aan het frontpaneel 14 en de opening 15 afdekken. Dat wil zeggen, als de kleppen 21, 22 uit de neutrale stand worden gebracht, de kleppen 21, 22 gedwongen 5 worden om naar de neutrale stand terug te keren. De kleppen 21, 22 zijn zodanig gemonteerd dat deze beide binnenwaarts van de opening 15 kunnen worden geroteerd, dat wil zeggen inwendig het frame 10 of de schijfaandrijfeenheid 1 in, en buitenwaarts van de opening, dat wil zeggen uitwendig het 10 frame 10 of de schijfaandrijfeenheid 1 uit, terwijl een vanuit elke richting in de neutrale stand terugdrukkende voorspanning aanwezig is.

De schroefveren 143 worden zodanig gekozen dat deze sterk genoeg zijn, zodat wanneer de schijfaandrijfeenheid 1 15 zodanig is georiënteerd dat de hartlijnen van de assen 21a, 22a zich horizontaal uitstrekken, de onderklep tegen de zwaartekracht in in een in hoofdzaak aan het frontpaneel 14 evenwijdige stand wordt gehouden.

Fig. 4A - 4C tonen de beweging van het 20 afdekmechanisme 2 als de cassette 5 via de opening 15 in de schijfaandrijfeenheid 1 wordt gestoken. Voor het inbrengen van de cassette 5 wordt deze eerst in de opening 15 geduwd teneinde de kleppen 21, 22 aan te grijpen en deze binnenwaarts draaiend weg te drukken en de opening 15 vrij 25 te maken. Als de cassette de opening 15 passeert, worden de kleppen 21, 22 open gehouden door de boven- en ondervlakken van de cassette 5. Wanneer de cassette volledig in de houder 4 is gebracht maar niet wordt verplaatst naar de bedrijfsstand (Fig. 1B), wordt de onderklep 22, die iets 30 smaller is dan de bovenklep 21, teruggebracht naar de neutrale stand. Op dat moment wordt de bovenklep 21 nog open gehouden door het bovenvlak van de cassette 5.

Als de cassette 5 naar de bedrijfsstand wordt verplaatst, als weergegeven in Fig. 4C, wordt de bovenklep 35 21 losgelaten door het bovenvlak van de cassette 5 en keert terug naar de neutrale stand. Zodoende bevinden de kleppen 10 0 1 Syo.

10 21, 22 zich in de neutrale stand en dekken de opening 15 af wanneer de cassette 5 in de bedrijfsstand is gepositioneerd.

Op deze wijze kan de onderklep 22 naar de neutrale stand worden teruggebracht zelfs als de bovenklep 21 open 5 wordt gehouden als de cassette 5 wordt ingebracht. Zodoende kan de lengte van de schijfaandrijfeenheid 1 in de inbrengrichting van de cassette worden verkort.

Fig. 5A - 5C tonen de beweging van het afdekmechanisme 2 als de cassette 5 wordt uitgestoten. Om de 10 cassette 5 uit te stoten wordt deze eerst omhoog bewogen en dan horizontaal in de richting van de kleppen 21, 22. De cassette 5 wordt aanvankelijk in de opening 15 geduwd om aan te grijpen op de kleppen 21, 22 en deze buitenwaarts roterend weg te drukken om de opening 15 vrij te maken. Als 15 de cassette de opening 15 passeert, worden de kleppen 21, 22 open gehouden door de boven- en ondervlakken van de cassette. Wanneer de cassette over een vooraf bepaalde afstand uit de opening 15 steekt, wordt de cassette met de hand uit de schijfaandrijfeenheid 1 getrokken en verwijderd. 20 Overeenkomstig als bij het inbrengen van de cassette keert de onderklep 22, wanneer de achterlopende rand van de cassette de opening 15 passeert, als eerste (Fig. 5B) terug naar de neutrale stand gevolgd door het naar de neutrale stand terugkeren van de bovenklep 21 (Fig. 5C).

25 Bij de eerste uitvoeringsvorm zijn het frontpaneel 14 en de hoekassen 21a, 22a van de eerste uitvoeringsvorm vervaardigd van een synthetische hars, zodat als een onverwachte kracht wordt uitgeoefend, de hoekassen 21a, 22a of de lagerdelen 141, 142 kunnen breken.

30 Fig. 6 en 7 tonen een afdekmechanisme 2a volgens een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding die het nadeel van de eerste uitvoeringsvorm elimineert. Het afdekmechanisme 2a omvat een bovenklep 23 en een onderklep 24.

Een bovengelegen steunboring 23b is integraal gevormd aan de 35 rechter en linker bovenhoeken van de bovenklep 23 en een ondergelegen steunboring 24b is integraal gevormd aan de rechter en linker onderhoeken van de onderklep 24, zodat de 10 0 1 fi P i.

11 boringen zich evenwijdig aan de langszijde van de opening 15 uitstrekken. Een deel van elke klep 23, 24 is over een vooraf bepaalde afstand tussen de steunboringen 23b, 24b weggesneden, zodat de boven- en onderkleppen 23, 24 kunnen 5 aansluiten op langwerpige delen 123 en 124 van het metalen frame 10 die zich daartussen uitstrekken. De delen 123 en 124 zijn gevormd door het op deze plaats omkralen van de rand van het frame teneinde een boog of haak te vormen.

Voor het monteren van de kleppen aan de 10 aandrijfeenheid 1 wordt een bovengelegen steunas 23a door een bovengelegen steunboring 23b, door haakdeel 123 en door de andere bovengelegen steunboring 23b gestoken, zodat de bovenklep 23 draaibaar in het frame 10 is gemonteerd. Op dezelfde wijze wordt een ondergelegen steunas 24a door een 15 ondergelegen steunboring 24b, door haakdeel 124 en door de andere ondergelegen steunboring 24b gestoken, zodat de onderklep 24 draaibaar in het frame 10 is gemonteerd. Aldus zijn de assen 23a en 24a in de delen 123 en 124 gemonteerd en de kleppen 23 en 24 op de assen 23a en 24a.

20 Bij voorkeur worden beide einden van elke steunas 23a, 24a verder ondersteund door secundaire ashouders (niet getoond) aangebracht binnen de aandrijfeenheid 1. Een schroefveer 144 is geplaatst rond elke steunas 23a, 24a, waarbij het ene veereinde is bevestigd aan het frame 10 en 25 het andere einde aan de betreffende klep 23, 24.

De tweede uitvoeringsvorm verschilt van de eerste uitvoeringsvorm doordat de kleppen 23, 24 in het frame 10 van de aandrijfeenheid 1 zijn gemonteerd in plaats van in het frontpaneel 14. Dit werkt als een tegenmaatregel tegen 30 een onverwachte kracht en vergroot de sterkte van de structuur in zijn totaliteit. Aangezien verder de haakdelen 123 en 124 van het frame 10 werken als bescherming van de steunassen 23a, 24a tegen een onverwachte kracht, kunnen de steunassen 23a, 24a nog steeds worden vervaardigd van een 35 synthetische hars of dergelijke. Aanvullend, zoals getoond in Fig. 6, is de opening 15 in het frontpaneel 14 zodanig gevormd de breedte en de hoogte van de opening 15 aan het 10 01 690.

12 binnenvlak kleiner zijn dan de breedte en de hoogte van de opening 15 aan het buitenoppervlak daarvan. Verder heeft een opening gevormd in het frame in hoofdzaak dezelfde grootte als de opening 15 aan het binnenvlak van het frontpaneel 14.

5 De haakdelen 123 en 124 reiken in de opening in het frame 10 aan de boven- en onderzijde, en kunnen worden gebruikt als een geleiding voor het inbrengen van de cassette in de inbrengopening van het frame 10.

Fig. 8 en 9 tonen een afdekmechanisme 2b volgens een 10 derde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Onderdelen die gelijk zijn aan die in de eerste uitvoeringsvorm dragen dezelfde verwijzingscijfers. De linker zijde van de tekening toont de buitenzijde van de aandrijfeenheid 1 en de rechter zijde van de tekening toont 15 de binnenzijde van de aandrijfeenheid 1.

De derde uitvoeringsvorm verschilt van de eerste uitvoeringsvorm doordat de kleppen 21, 22 afgeschuinde randen 21b, 22b hebben langs de langsranden daarvan die elkaar in de neutrale stand ontmoeten, welke afgeschuinde 20 randen elkaar overlappen zoals is getoond in Fig. 8.

Fig. 9A en 9B laten zien dat de afgeschuinde randen 21b, 22b elkaar op twee verschillende wijzen in de neutrale stand kunnen ontmoeten en overlappen.

In Fig. 9A overlapt de afgeschuinde rand 21b van de 25 bovenklep 21 de afgeschuinde rand 22b van de onderklep 22 aan de buitenzijde van de schijfaandrijfeenheid 1. Wanneer de handelingen volgens Fig. 5A - 5C worden uitgevoerd, dat wil zeggen wanneer de cassette 5 uit de schijfaandrijfeenheid 1 wordt gestoten, worden de kleppen 30 21, 22 geopend door de cassette 5 en keren dan terug naar de neutrale stand als gevolg van de voorspanning van de schroefveren 143. Zoals getoond in Fig. 5B keert de onderklep 22 het eerst terug naar de neutrale stand gevolgd door de bovenklep 21. Zodoende zal, nadat de cassette 5 is 35 uitgestoten, of wanneer er zich geen cassette 5 in de schijfaandrijfeenheid 1 bevindt, de afgeschuinde rand 21b van de bovenklep 21 de afgeschuinde rand 22b van de 10 01690.

13 onderklep 22 aan de buitenzijde van de schijfaandrijfeenheid 1 overlappen.

Wanneer de handelingen volgens Fig. 4A - 4C worden uitgevoerd, dat wil zeggen wanneer de cassette 5 in de 5 schijfaandrijfeenheid 1 wordt gebracht, zoals duidelijk zal zijn uit de onderstaande beschrijving, zal de afgeschuinde rand 21b van de bovenklep 21 de afgeschuinde rand 22b van de onderklep aan de binnenzijde van de schijfaandrijfeenheid 1 overlappen, zoals is getoond in Fig. 9B.

10 In Fig. 9B overlapt de afgeschuinde rand 21b van de bovenklep 21 de afgeschuinde rand van de onderklep aan de binnenzijde van de schijfaandrijfeenheid 1. Wanneer de handelingen volgens Fig. 4A - 4C worden uitgevoerd, dat wil zeggen wanneer de cassette 5 in de schijfaandrijfeenheid 15 wordt gebracht, worden de kleppen 21, 22 geopend door de cassette 5, en nadat de cassette 5 is ingebracht, keren de kleppen 21, 22 terug naar de neutrale stand. Zoals weergegeven in Fig. 4B, keert de onderklep 22 het eerst terug in de neutrale stand gevolgd door de bovenklep 21.

20 Zodoende zal, wanneer de cassette 5 is ingebracht, of wanneer er zich een cassette 5 in de schijfaandrijfeenheid 1 bevindt, de afgeschuinde rand 21b van de bovenklep 21 de afgeschuinde rand 22b van de onderklep 22 aan de binnenzijde van de schijfaandrijfeenheid 1 overlappen.

25 Wanneer de handelingen volgens Fig. 5A - 5C worden uitgevoerd, dat wil zeggen wanneer de cassette 5 uit de schijfaandrijfeenheid wordt gestoten, zal, zoals uit de bovenstaande beschrijving duidelijk zal zijn, de afgeschuinde rand 21b van de bovenklep 21 de afgeschuinde 30 rand 22b van de onderklep 22 aan de buitenzijde van de schijfaandrijfeenheid 1 overlappen, zoals getoond in Fig.

9A.

Aldus kunnen de afgeschuinde randen 21b, 22b gemerkt zijn met een kleur of boodschap om aan te geven of er wel of 35 niet een cassette 5 is geladen. Daarenboven is, daar de afgeschuinde randen 21b en 22b elkaar overlappen, de opening 15 betrouwbaarder afgedekt.

10 01 6 9 Ö „ 14

Fig. 10 toont een afdekmechanisme 2c volgens een vierde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. De constructie is in wezen gelijk aan als die van de eerste uitvoeringsvorm behalve dat gemagnetiseerde elementen 21c, 5 22c aanwezig zijn. Zoals getoond in Fig. 10 zijn paren gemagnetiseerde elementen 21c, 22c gepositioneerd op de naar elkaar gerichte langsranden van de kleppen 21, 22, zodat de gemagnetiseerde elementen 21c, 22c naar elkaar toe zijn gericht en elkaar onderling aantrekken. Met deze constructie 10 worden de kleppen 21, 22 op meer stabiele wijze dan hierboven evenwijdig gehouden aan het frontpaneel 14. De gemagnetiseerde elementen 21c, 22c hebben een dusdanig zwak magnetisch veld, dat data opgeslagen op de magneto-optische schijf in de cassette 5 niet worden aangetast. In de vierde 15 uitvoeringsvorm liggen de gemagnetiseerde elementen 21c, 22c tegenover elkaar. De uitvoeringsvorm kan echter ook gebruik maken van één gemagnetiseerd element en een tegenovergelegen element vervaardigd van een ferromagnetisch doch niet gemagnetiseerd materiaal.

20 Fig. 11 toont een afdekmechanisme volgens een vijfde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. De constructie is in wezen gelijk aan die volgens de vierde uitvoeringsvorm behalve dan dat gemagnetiseerde elementen 21d, 22d, 14a, 14b zijn aangebracht op de kleppen 21, 22 en 25 op het frontpaneel 14. Zoals weergegeven in Fig. 11 is een gemagnetiseerd klepelementen 21d, 22d aangebracht op elke langszijde van de kleppen 21, 22. Een paar gemagnetiseerde paneelelementen 14a, 14b zijn verder aangebracht op de langszijde van de opening 15 in het frontpaneel 14 gericht 30 naar de gemagnetiseerde klepelementen 2ld, 22d aangebracht op de kleppen 21, 22. De gemagnetiseerde klepelementen 21d, 22d en de gemagnetiseerde paneelelementen 14a, 14b zijn naar elkaar toe gericht gepositioneerd en trekken elkaar zodoende aan. Met deze constructie worden de kleppen op een 35 stabielere wijze dan bovenstaand evenwijdig aan het frontpaneel 14 gehouden. De gemagnetiseerde klepelementen 21d, 22d hebben een dusdanig zwak magnetisch veld dat data 10 01 690.

15 opgeslagen op de magneto-optische schijf in de cassette 5 niet worden aangetast. In de vijfde uitvoeringsvorm liggen de gemagnetiseerde elementen 2ld, 22d en 14a, 14b tegenover elkaar. De uitvoeringsvorm kan echter ook gebruik maken van 5 één gemagnetiseerd element en een tegenovergelegen element vervaardigd van een ferromagnetisch doch niet gemagnetiseerd materiaal.

Bij voorkeur worden in de vierde en vijfde uitvoeringsvormen flexibele magneten gebruikt, zodat de 10 gemagnetiseerde elementen niet gemakkelijk kunnen breken zelfs als de cassette 5 daar een onverwachte stoot op uitoefent.

Zoals boven beschreven heeft de afdekking overeenkomstig de onderhavige uitvinding een eenvoudige constructie 15 en is in 'staat de opening effectief af te dekken. Verder kan het afdekmechanisme bestendig worden tegen onverwachte stoten. Daarenboven is het afdekmechanisme door middel van een eenvoudige constructie in staat de gebruiker een indicatie te geven of zich een cassette in de 20 aandrijfeenheid bevindt of dat de aandrijfeenheid leeg is.

Bovendien kan het afdekmechanisme de cassette-opening van de aandrijfeenheid op stabiele wijze afdekken.

10 0 1 690 *

Claims (20)

1. Afdekmechanisme voor het afdekken van de opening van een aandrijfeenheid van een opneem/lees-inrichting, waarin een cassette die een opneemmedium bevat door die opening wordt gestoken of uitgeworpen, welk mechanisme omvat: 5 afdekmiddelen voorzien van montagemiddelen voor het roteerbaar monteren van de afdekmiddelen in de aandrijfeenheid, waarbij de afdekmiddelen worden aangegrepen door de cassette en daardoor naar binnen toe worden geroteerd tijdens het insteken daarvan door die opening en 10 worden aangegrepen door de cassette en daardoor naar buiten toe worden geroteerd tijdens het uitstoten daarvan door die opening; en voorspanmiddelen om die afdekmiddelen een voorspanning op te leggen in de richting van een neutrale stand waarin de 15 opening van de aandrijfeenheid wordt afgedekt.

2. Een afdekmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat die afdekmiddelen een eerste plaatelement en een tweede plaatelement omvatten, waarbij die montagemiddelen voorzien in roteerbare steunmiddelen voor 20 een rand van dat eerste plaatelement aan een zijde van die opening, en voorzien in roteerbare steunmiddelen voor een rand van dat tweede plaatelement aan een tegenovergelegen zijde van die opening, waarbij naar elkaar toe gekeerde randen van dat eerste plaatelement en dat tweede 25 plaatelement in staat zijn elkaar in de neutrale stand te ontmoeten om die opening af te dekken.

3. Afdekmechanisme volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat magnetische aantrekmiddelen aanwezig zijn langs die naar elkaar toe gekeerde randen van dat eerste 30 plaatelement en dat tweede plaatelement teneinde de plaatelementen in de neutrale stand te houden.

4. Afdekmechanisme volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de dwarsafmeting van het eerste plaatelement groter is dan de dwarsafmeting van het tweede plaatelement. 10 01 690.,

5. Afdekmechanisme volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat die naar elkaar toe gekeerde randen van dat eerste en tweede plaatelementen gevormd als afgeschuinde randen, welke afgeschuinde randen elkaar in de neutrale 5 stand overlappen.

6. Afdekmechanisme volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het buitenwaarts gerichte overlappende oppervlak van de afgeschuinde rand van het eerste plaatelement een gebruikersboodschap draagt en het 10 buitenwaarts gerichte overlappende oppervlak van de afgeschuinde rand van het tweede plaatelement een andere gebruikersboodschap.

7. Afdekmechanisme volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk, dat die afdekmiddelen zijn vormgegeven voor het 15 afsluiten van een rechthoekige opening in die inrichting, waarbij die ene zijde en die tegenovergelegen zijde de langere zijden van die opening zijn.

8. Afdekmechanisme volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een frontpaneel voor die 20 inrichting aanwezig is.

9. Afdekmechanisme volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat die frontpaneelopening zodanig is gevormd, dat een breedte van die frontpaneelopening aan het binnenoppervlak kleiner is dan de breedte van die opening 25 aan het buitenoppervlak daarvan.

10. Afdekmechanisme volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat dat frontpaneel die opening bepaalt, waarbij de montagemiddelen steunmiddelen aangebracht in dat frontpaneel omvatten.

11. Afdekmechanisme volgens conclusie 10 als afhankelijk van conclusie 2, met het kenmerk, dat de montagemiddelen ten minste een aselement integraal gevormd met een plaatelement omvatten en steunmiddelen aanwezig zijn in dat frontpaneel voor het roteerbaar ondersteunen van die aselementen.

12. Afdekmechanisme volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat die steunmiddelen een lagering voor elk aselement omvatten. 10 01 690«

13. Afdekmechanisme volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat omvatten de voorspanmiddelen een groot aantal schroefveren, waarbij in geval één aselement aanwezig is of in geval meer dan één aselement aanwezig is rond elk 5 aanwezig aselement een schroefveer is aangebracht, waarbij het ene einde van de schroefveer is bevestigd aan het plaatelement en het andere einde van de schroefveer is bevestigd aan het frontpaneel.

14. Afdekmechanisme volgens een der conclusies 8-13, met 10 het kenmerk, dat de afdekmiddelen en het frontpaneel zijn voorzien van magnetische aantrekmiddelen om de afdekmiddelen in de neutrale stand te houden.

15. Afdekmechanisme volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het afdekmechanisme verder een frame van de 15 genoemde inrichting omvat, waarbij de montagemiddelen in dat frame voorziene steunmiddelen omvatten.

16. Afdekmechanisme volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de afdekmiddelen ten minste een plaatelement omvatten, waarbij de montagemiddelen zijn voorzien van ten 20 minste een asvasthouddeel geplaatst bij een rand van dat ten minste ene plaatelement, ten minste een haakmiddel gevormd door het frame en geplaatst in een langszijde van de opening, en een aselement gestoken in het ten minste ene asvasthouddeel en het ten minste ene haakmiddel teneinde het 25 ten minste ene plaatelement roteerbaar te ondersteunen ten opzichte van het frame langs genoemde langszijde.

17. Afdekmechanisme volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de afdekmiddelen een eerste plaatelement en een tweede plaatelement omvatten, waarbij de montagemiddelen 30 voorzien zijn van een asvasthouddeel geplaatst bij tegenover elkaar gelegen hoeken van het eerste plaatelement en een asvasthouddeel geplaatst bij tegenover elkaar gelegen hoeken van het tweede plaatelement, een eerste haakmiddel gevormd door het frame en geplaatst in de ene langszijde van de 35 opening en een tweede haakmiddel gevormd door het frame en geplaatst in de andere langszijde van de opening, een eerste aselement gestoken in de asvasthouddelen van het eerste 1001 690.! plaatelement en het eerste haakmiddel voor het roteerbaar ondersteunen van het eerste plaatelement ten opzichte van het frame langs de ene langszijde en een tweede aselement gestoken in de asvasthouddelen van het tweede plaatelement 5 en het tweede haakmiddel voor het roteerbaar ondersteunen van het tweede plaatelement ten opzichte van het frame langs de andere langszijde.

18. Afdekmechanisme volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de haakmiddelen zodanig zijn gebogen, dat deze 10 binnenwaarts naar de aandrijfeenheid reiken.

19. Afdekmechanisme volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen een voorspankracht uitoefenen op de afdekmiddelen overeenkomstig de mate van verplaatsing van de afdekmiddelen ten opzichte 15 van de neutrale stand.

20. Afdekmechanisme in hoofdzaak als hierin beschreven onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen. 10 0 1 690..