<Desc/Clms Page number 1>
79785 1393/Dr. Fh/VE
UITVINDINGSOCTROOI
Ulrich LAYHER
EMI1.1
------------Uit metalen pijpen bestaande steiger.
- ----------------------------------- Internationale Conventie-Prioriteit van een octrooiaanvraag gedeponeerd in de Duitse Bondsrepubliek op 29 februari 1984 onder nr. P 34 07 425.2
<Desc/Clms Page number 2>
Uit metalen pijpen bestaande steiger.
De uitvinding betreft een uit metalen pijpen bestaande steiger, waarbij de vertikale steigerelementen bestaan uit cilindrische steigerpijpen, die schijfvormige, van doorboringen voorziene verbindingsflenzen be-
EMI2.1
zitten voor de niet vertikaal lopende, door middel van wig-
EMI2.2
gen scheidbaar vastgezette steiqerelementen.
Pi Uit metalenfbestaande steigers van dit
EMI2.3
type zijn bekend zie bijvoorbeeld DBP2449124. Bij deze uit metalen pijpen bestaande steigers vindt de verbinding van e niet vertikaal lopende steigerelementen, bijvoorbeeld van' horizontaal geplaatste langs-en dwarsliggers plaats met behulp van verbindingsschoenen, die gescheiden van de steigerpijpen, die de steigerelementen vormen, bijvoorbeeld als gietstukken zijn vervaardigd en door lassen of op een andere geschikte wijze zijn verbonden met de steigerpijpen. Hierbij doen zich evenwel verschillende nadelen voor.
Afgezien van de aanzienlijke tijd en kosten bij de fabrikage treden als gevolg van het verschil in materiaal (uitgegloeid gietijzer enerzijds - vloeistaalvoor de steigerpijpen anderzijds) metallurgische problemen op zowel ten aanzien van de bedrijfszekerheid bij het lassen als ook ten aanzien van de oppervlakteverbetering door verzinken. Ook vereisen de controles, die voor uitgegloeid gietijzer moeten worden uitgevoerd, aanzienlijke kosten.
Hierbij komt dat de verbindingsschoenen als gietstukken bestaan uit vol materiaal en zodoende een grote gewichtsverhoging met zich meebrengen.
De onderhavige uitvinding beoogt een verbindingsmogelijkheid te verschaffen, die de voorgenoemde nadelen voorkomt.
Overeenkomstig de uitvinding wordt dit hierdoor bereikt doordat in een uit metalen pijpen bestaande steiger van het voorgenoemd type de einden van de steigerpijpen, die de niet vertikaal lopende steigerelementen vormen,
<Desc/Clms Page number 3>
bijvoorbeeld door een pershandeling wigvormig zodanig zijn vervormd dat de door het persen een weinig gekromd vervormde randen hiervan elk in de richting naar elkaar toe zijn weggebogen en tezamen een smal vertikaal recht lopend niet scherpkantig begrensd tegen de wand van het vertikale steigerelement aanliggend vlak vormen en doordat een van de kopzijde af horizontaal langs het horizontaal middenvlak van de steigerpijp lopende sleuf aanwezig is, waarin de ter bevestiging van het steigerelement dienende verbindingsflens ingrijpt,
en doordat in de wand van de pijp op in zich bekende wijze twee in vertikale richting tegenover elkaar gelegen rechthoekige openingen een geleiding voor een wig vormen.
Van belang is hierbij het feit dat door het wegbuigen van de randen naar elkaar het vormen van scherpe begrenzingsranden op het aanligvlak wordt vermeden en zodoende een beschadiging van de wand van het vertikale steigerelement wordt verhinderd. Bij voorkeur kunnen de weggebogen randen aan elkaar zijn gelast.
Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding is de voor het maken van de rechthoekige, de wiggeleiding vormende openingen aan de evenwijdig aan de langsas van de pijp lopende langszijden van deze openingen afgescheiden materiaalstrook aan een, bij voorkeur aan beide smalle zijden van deze openingen telkens weggebogen naar het inwendige van de pijp en dient ter versterking van de smalle kanten van deze openingen en als slijtvaste aanligvlakken voor de wig.
Door de uitvoering van de verbindingsinrichting op de niet vertikale steigerelementen in overeenstemming met de uitvinding wordt het toepassen van bijzondere als gietstukken uitgevoerde verbindingsschoenen vermeden, zodat geen lasnaden, die de bedrijfszekerheid twijfelachtig maken, aanwezig zijn en een belangrijke gewichtsbesparing als ook een aanzienlijke besparing aan arbeids-en materiaalkosten wordt verkregen.
<Desc/Clms Page number 4>
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding worden hierna aan de hand van de bijgevoegde tekening beschreven, waarbij : figuur 1 een eind van een horizontaal steigerelement van opzij gezien weergeeft ; figuur 2 het eind van hetzelfde steigerelement vanaf de kopzijde gezien in de richting van de pijl II in figuur 3 laat zien ; figuur 3 een bovenaanzicht is van figuur 1 ; figuur 4 een langsdoorsnede is volgens de lijn IV-IV in figuur 3 gezien in de richting van de pijl ; figuur 5 een vertikale doorsnede is over het eind van het steigerelement volgens de lijn v-V in figuur 4 gezien in de richting van de pijl ; figuur 6 een bovenaanzicht is van het buiteneind van het steigerelement op vergrote schaal, gedeeltelijk volgens een horizontale doorsnede volgens de lijn VI-VI in figuur 1 ;
figuur 7 een andere uitvoeringsvorm van het eind van het steigerelement volgens een vertikale langsdoorsnede laat zien ; figuur 8 de aan de steiger volgens de uitvinding aangepaste speciale vorm van de wig toont ; figuur 9 op vergrote schaal het eind van het steigerelement volgens figuur 7 met een ingebrachte wig weergeeft.
In de tekening is met 1 de steigerpijp, die in het gekozen voorbeeld een loyer vormt, aangegeven, waarvan de einden op de voor één van de beide einden getoonde wijze door een aan beide zijden inwerkende pershandeling zodanig wigvormig zijn vervormd, dat de opzij gelegen flanken 2' van dit wigvormig gedeelte 2 vertikaal lopen. De afsluitranden van deze opzij gelegen flanken 2'zijn op de manier zoals blijkt uit de horizontale doorsnede in figuur 6, naar binnen, dus naar elkaar toe gericht, weggebogen, zodat zij
<Desc/Clms Page number 5>
een afgeronde rand 8 vormen. Het wegbuigen vindt zodanig plaats, dat de afgeronde randen 8 in vertikale richting evenwijdig aan elkaar lopen.
Randen 8 zijn door een lasnaad 5' (figuur 2) onderling verbonden en vormen een in een vertikale richting recht lopend vlak 5, dat als aanligvlak tegen het buitenvlak van het vertikale steigerelement dient. De totale lengte van deze dubbele rand 5 is als gevolg van het door het persen teweeg gebracht uiteenspreiden van het eind van de steigerpijp 1 ongeveer het 1,5 tot 1,57-voudige van de buitendiameter hiervan. Vanaf de kopzijde van het wigvormig vervormd eind 2 van de steigerpijp 1 is langs het horizontaal middenvlak hiervan aan beide zijden in de pijpwand een sleuf 3 aangebracht, waarvan de breedte zo gekozen is, dat de verbindingsflenzen van de vertikale steigerelementen kunnen ingrijpen in de sleuf, respectievelijk in de beide sleuven.
Om een goed aanliggen van het vlak 5 tegen de pijpwand van het vertikale steigerelement te verzekeren is volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding dit vlak 5 in horizontale richting zodanig concaaf gebogen dat de kromtestraal in overeenstemming is met de buitendiameter van de steigerpijp, die het vertikale steigerelement vormt (zie figuur 6). Om het inbrengen van de verbindingsflens in de sleuf 3 te vergemakkelijken is op de monding van de sleuf een uitsparing 6, die deze verbreedt, aanwezig, waardoor tegelijkertijd wordt bereikt dat oneffenheden, die op de lasnaad tussen de pijpwand van het vertikale steigerelement en de verbindingsflens kunnen optreden, worden overbrugd en men ervan verzekerd is dat het vlak van de randen 5 vormsluitend komt aan te liggen tegen de wand van het vertikale steigerelement.
Voor het opnemen en geleiden van de wig, waarmee het steigerelement wordt vastgezet, is in de pijpwand boven en onder telkens een rechthoekige opening 4 aanwezig.
Deze openingen 4 liggen in vertikale richting tegenover elkaar, waarbij de langsmiddellijnen hiervan lopen in het vertikale middenvlak van de steigerpijp 1, terwijl de afmetingen hier-
<Desc/Clms Page number 6>
van en hun afstand van het aanligvlak (5) zo zijn gekozen, dat bij het aanbrengen van de wiggen in de openingen van de verbindingsflens het aanligvlak 5 door de wigwerking met de vereiste druk wordt gedrukt tegen het buitenvlak van het vertikale steigerelement.
Om voor de wig een goed aanligvlak te verschaffen is bij het inbrengen in de rechthoekige openingen 4 het materiaal van de pijpwand van de steigerpijp 1 tenminste aan één van de beide smalle zijden van de opening, bijvoorbeeld de zijde d (figuur 6) niet afgescheiden, terwijl het op de overige zijden is afgescheiden, zodat een smalle materiaalstrook 7 ontstaat, die bij d samenhangt met de pijpwand en in de richting van het inwendige van de pijp is weggebogen.
Deze naar binnen weggebogen materiaalstrook 7 is bijvoorbeeld op de wijze zoals aangegeven in figuur 4 gerold vervormd en vormt bij beide openingen enerzijds een versterking van de rand en anderzijds een aanligging voor de wig. In plaats van deze randversterking telkens slechts op één smalle zijde van de opening 4 aan te brengen, bestaat natuurlijk ook de mogelijkheid de materiaalstrook aan de beide smalle zijden c en d van de openingen 4 niet te scheiden van het materiaal, dat de pijpwand vormt, maar alleen op de beide in de langsrichting van de pijp lopende langszijden a en b de materiaalstrook ongeveer in het midden tussen de smalle zijden c, d te scheiden,
telkens naar het inwendige van de pijp om te buigen en ongeveer aan de voorste smalle zijde c onder een rechte hoek zonder verdere vervorming te laten steken in het inwendige van de pijp en alleen aan de tegenovergelegen smalle zijde d gerold te vervormen zodat zoals figuur 7 aangeeft de beide smalle zijden van de openingen 4 versterkt zijn door de naar het inwendige van de pijp weggebogen delen 7a en 7b en tegelijkertijd een bijzonder gunstige aanligging en geleiding voor de wig wordt verkregen. Hierbij wordt in het bijzonder het voordeel verkregen dat de beide smalle zijden c en d van de openingen 4 geen scherpe randen bezitten, zodat bij het inslaan van de
<Desc/Clms Page number 7>
wig een slijtage verregaand wordt vermeden.
Bij voorkeur wordt telkens een wig onverliesbaar in de in overeenstemming met de uitvinding uitgevoerde einden van het steigerelement ingebracht. Hiertoe wordt het smalle eind van de wig bijvoorbeeld voorzien van een blinde spijker. Hierbij wordt de vorm van de wig aan de bijzondere uitvoering van de verbindingsinrichting hierdoor aangepast, doordat zijn (smal) benedeneind op de wijze zoals te zien is in figuur 8 is weggebogen. Het gedeelte 11 van de wig 10, dat dient voor het verkrijgen van de wigwerking, is aan zijn benedeneind voorzien van een weggebogen aanzetstuk 12, dat de spijker 13 draagt.
De wig 10 wordt dan overeenkomstig figuur 9 geplaatst in het eind van de steigerpijp, waarbij de breedte van de bovenste opening 4a zo gekozen is, dat de spijker niet hierdoorheen kan gaan, terwijl de onderste opening 4b breder is en het doorlaten van het wigeind, dat voorzien is van de spijker 13, mogelijk maakt. Het aanzetstuk 12 moet natuurlijk dusdanige afmetingen hebben, dat de wig zover naar buiten getrokken kan worden dat het plaatsen van de verbindingsflens in de sleuf 3 niet wordt gehinderd. Het bijzondere voordeel van deze wigvorm is hierin gelegen dat de wig 11 gemakkelijker naar binnen en naar buiten geslagen kan worden zonder dat het vertikalestijcprslement dit verhindert en het gedeelte 11 van de wig na het naar buiten slaan direkt plaatsbeparend aanligt tegen de steigerpijp.
<Desc / Clms Page number 1>
79 785 1393 / Dr. Fh / VE
INVENTION PATENT
Ulrich LAYHER
EMI1.1
------------ Scaffolding consisting of metal pipes.
- ----------------------------------- International Convention Priority of a patent application registered in the Federal Republic of Germany on 29 February 1984 under no. P 34 07 425.2
<Desc / Clms Page number 2>
Scaffolding consisting of metal pipes.
The invention relates to a scaffolding consisting of metal pipes, wherein the vertical scaffolding elements consist of cylindrical scaffolding pipes, which form disc-shaped connecting flanges with holes.
EMI2.1
sit in front of the non-vertical, by means of wedge-
EMI2.2
Scaffolding elements that are separably secured.
Pi Made of metal scaffolding of this
EMI2.3
type are known, see for example DBP2449124. In the case of these scaffolding consisting of metal pipes, the connection of the non-vertically running scaffolding elements, for example of horizontally placed longitudinal and cross members, takes place by means of connecting shoes, which are separated from the scaffolding pipes, which form the scaffolding elements, for example castings and welded or otherwise connected to the scaffolding pipes. However, there are several drawbacks to this.
Apart from the considerable time and costs involved in manufacturing, due to the difference in material (annealed cast iron on the one hand - mild steel for the scaffolding pipes on the other hand) metallurgical problems arise both with regard to the reliability of welding and with regard to surface improvement by galvanizing. Also, the checks to be performed for annealed cast iron require significant costs.
In addition, the connecting shoes as castings consist of solid material and thus entail a large weight increase.
The object of the present invention is to provide a connection option which avoids the aforementioned drawbacks.
According to the invention, this is achieved in that in a metal pipe scaffold of the aforementioned type the ends of the scaffold pipes, which form the non-vertically running scaffolding elements,
<Desc / Clms Page number 3>
for example, be wedge-shaped by a pressing operation such that the slightly curved deformed edges thereof are each bent away in the direction of each other and together form a narrow vertical straight line that is not sharp-edged against the wall of the vertical scaffolding element and because there is a slot running horizontally from the end side along the horizontal center plane of the scaffolding pipe, into which the connecting flange serving to fix the scaffolding element engages,
and in that in the wall of the pipe, in known manner, two rectangular openings opposed in vertical direction form a guide for a wedge.
What is important here is the fact that by bending the edges away from each other, the formation of sharp boundary edges on the abutting surface is avoided and in this way damage to the wall of the vertical scaffold element is prevented. Preferably, the curved edges can be welded together.
According to a further development of the invention, the material strip for separating the rectangular wedge guide on the longitudinal sides of these openings extending parallel to the longitudinal axis of the pipe is bent away on a, preferably on both narrow sides of these openings to the interior of the pipe and serves to reinforce the narrow sides of these openings and as abrasion resistant abutting surfaces for the wedge.
The design of the connecting device on the non-vertical scaffolding elements according to the invention avoids the use of special connecting shoes designed as castings, so that there are no weld seams which make operational reliability questionable, and an important weight saving as well as considerable labor savings. -and material costs are obtained.
<Desc / Clms Page number 4>
Other particularities and advantages of the invention are described below with reference to the appended drawing, in which: figure 1 shows an end of a horizontal scaffolding element seen from the side; Figure 2 shows the end of the same scaffolding element viewed from the head in the direction of the arrow II in Figure 3; Figure 3 is a top view of Figure 1; Figure 4 is a longitudinal section taken on the line IV-IV in Figure 3 viewed in the direction of the arrow; Figure 5 is a vertical section through the end of the scaffolding element taken on the line v-V in Figure 4 viewed in the direction of the arrow; Figure 6 is a top view of the outer end of the scaffolding element on an enlarged scale, partly according to a horizontal section taken on the line VI-VI in Figure 1;
Figure 7 shows another embodiment of the end of the scaffolding element according to a vertical longitudinal section; Figure 8 shows the special shape of the wedge adapted to the scaffold according to the invention; figure 9 shows on an enlarged scale the end of the scaffolding element according to figure 7 with an inserted wedge.
In the drawing, 1 indicates the scaffolding pipe, which in the chosen example forms a more loyal one, the ends of which are wedge-shaped in a manner shown for one of the two ends by a pressing action acting on both sides, such that the lateral flanks 2 'of this wedge-shaped part 2 run vertically. The sealing edges of these lateral flanks 2 'are bent away inward, i.e. towards each other, as shown in the horizontal section in Figure 6, so that they
<Desc / Clms Page number 5>
form a rounded edge 8. The bending takes place in such a way that the rounded edges 8 run parallel to each other in vertical direction.
Edges 8 are mutually connected by a welding seam 5 '(figure 2) and form a surface 5 running in a vertical direction, which serves as a contact surface against the outer surface of the vertical scaffolding element. The total length of this double edge 5 is due to the pressing effected spreading of the end of the scaffold pipe 1 approximately 1.5 to 1.57 times its outer diameter. From the end of the wedge-shaped deformed end 2 of the scaffolding pipe 1, a slot 3 is arranged along the horizontal central plane thereof on both sides in the pipe wall, the width of which is chosen such that the connecting flanges of the vertical scaffolding elements can engage in the slot, respectively in both slots.
According to a further development of the invention, this surface 5 is bent concave in the horizontal direction in such a way that the radius of curvature corresponds to the outer diameter of the scaffolding pipe, that the vertical diameter of the vertical scaffolding element corresponds to the vertical diameter of the scaffolding pipe. scaffolding element (see figure 6). In order to facilitate insertion of the connecting flange into the slot 3, a recess 6, which widens it, is present on the mouth of the slot, thereby simultaneously achieving unevenness, which occurs on the weld seam between the pipe wall of the vertical scaffolding element and the connecting flange can be bridged and it is ensured that the surface of the edges 5 will lie positively against the wall of the vertical scaffolding element.
In order to receive and guide the wedge with which the scaffolding element is fixed, a rectangular opening 4 is provided in the pipe wall above and below.
These openings 4 face each other in vertical direction, the longitudinal lines of which extend in the vertical central plane of the scaffold pipe 1, while the dimensions here
<Desc / Clms Page number 6>
and their distance from the abutment surface (5) are selected such that when the wedges are placed in the openings of the connecting flange, the abutment surface 5 is pressed with the required pressure against the outer surface of the vertical scaffold element by the wedging action.
In order to provide a good contact surface for the wedge, the material of the pipe wall of the scaffolding pipe 1 is not separated at least on one of the two narrow sides of the opening, for example the side d (figure 6), when the rectangular openings 4 are inserted, while it is separated on the other sides, so that a narrow strip of material 7 is created, which at d is associated with the pipe wall and is bent away towards the interior of the pipe.
This inwardly bent material strip 7 is, for example, rolled in the manner as shown in Figure 4 and forms a reinforcement of the edge on the one hand and a wedge abutment on the other at both openings. Instead of applying this edge reinforcement to one narrow side of the opening 4 at a time, it is of course also possible to separate the material strip on the two narrow sides c and d of the openings 4 from the material forming the pipe wall, but only on the two longitudinal sides a and b running in the longitudinal direction of the pipe to separate the material strip approximately in the middle between the narrow sides c, d,
each time to bend towards the interior of the pipe and to project approximately at the front narrow side c at a right angle without further deformation into the interior of the pipe and to deform only rolled on the opposite narrow side d so that as shown in figure 7 the two narrow sides of the openings 4 are reinforced by the parts 7a and 7b bent away from the interior of the pipe and at the same time a particularly favorable contact and guidance for the wedge is obtained. In particular, the advantage is obtained here that the two narrow sides c and d of the openings 4 do not have any sharp edges, so that when the
<Desc / Clms Page number 7>
wedge wear is largely avoided.
Preferably, a wedge is inserted continuously in the ends of the scaffolding element constructed in accordance with the invention. For this purpose, the narrow end of the wedge is, for example, provided with a blind nail. The shape of the wedge is hereby adapted to the special design of the connecting device, because its (narrow) bottom end is bent away in the manner as shown in Figure 8. The portion 11 of the wedge 10, which serves to obtain the wedge action, is provided at its lower end with a bent-off extension 12, which carries the nail 13.
The wedge 10 is then placed in the end of the scaffolding pipe according to Figure 9, the width of the top opening 4a being selected so that the nail cannot pass through it, while the bottom opening 4b is wider and allowing the wedge end to pass through, provided with the nail 13. The extension 12 must of course be of such dimensions that the wedge can be pulled out so far that the insertion of the connecting flange into the slot 3 is not hindered. The special advantage of this wedge shape lies in that the wedge 11 can be smashed inwards and outwards more easily without the vertical-style element preventing this and the part 11 of the wedge immediately engaging the scaffolding pipe after being knocked out.