"Inrichting voor het scheiden van rijen borstelharen" Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het scheiden van rijen borstelharen, met andere woorden een inrichting die toelaat een rij zogenaamde tappen borstelharen te scheiden van een naastliggende rij tappen borstelharen, teneinde aan deze rijen, ieder afzonderlijk, bepaalde bewerkingen te kunnen uitvoeren.
Meer speciaal nog heeft de huidige uitvinding betrekking op een inrichting die toelaat de voornoemde rijen tappen van elkaar te scheiden ten einde, meer speciaal bij de fabrikatie van borstels met rijen borstelharen waarvan de lengte verschillend is ten opzichte van elkaar, deze rijen borstelharen op eenvoudige wijze te kunnen bewerken op eenzelfde machine, waarbij men uitgaat van rijen borstelharen met eenzelfde lengte waarvan bepaalde rijen verder afgesneden worden dan andere rijen of ineens van rijen borstelharen met verschillende lengte.
Men weet dat in de borstelnijverheid, bijvoorbeeld bij de fabrikatie van tandenborstels, hoe langer hoe meer, om diverse redenen, borstels worden verlangd waarvan de rijen borstelharen verschillende lengten hebben ten opzichte van elkaar.
Tot op heden houdt dit in dat zulke borstels, wanneer de ingebrachte rij en vezels een verschillende lengte hebben, in afzonderlijke machines moeten aangebracht en bewerkt worden daar het niet mogelijk is verschillende rijen borstelharen met verschillende lengten op één en dezelfde machine te verwezenlijken.
De huidige uitvinding heeft als voorwerp een inrichting die toelaat borstels te verwezenlijken waarvan de lengten der rijen borstelharen verschillend zijn en waarbij, van het inplanten van de tappen borstelharen, tot en met de volledige afwerking van de borstel, alle bewerkingen op één en dezelfde machine worden uitgevoerd.
De inrichting volgens de uitvinding bestaat tot dit doel hoofdzakelijk uit minstens één mes met spits uiteinde, waarbij dit mes aan één zijde een vertikaal of nagenoeg vertikaal vlak vertoont en aan de tegenoverliggende zijde een minstens over een gedeelte van de lengte, vanaf het spits uiteinde van het mes, zich van de eerste voornoemde zijde verwijdende tweede zijde, waarbij dit mes ten opzichte van de betreffende borstel heen en weer kan bewogen worden, één en ander zodanig dat zulk mes zeer nauwkeurig tussen twee rijen borstelharen kan aangebracht worden, door een relatieve evenwijdige verplaatsing tussen mes en borstel, zodat minstens één rij borstelharen zijwaarts wordt weggebogen ten opzichte van een naastliggende rij borstelharen.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
figuur 1 een schematisch bovenaanzicht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur l; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2; figuur 4 een zicht is gelijkaardig aan dit van figuur 1, doch in een tweede kenmerkende stand; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 4 figuur 6 een perspektiefzicht weergeeft van het voorste gedeelte van een mes volgens de uitvinding; figuur 7 een variante weergeeft van figuur 6; figuur 8 een tweede variante weergeeft van figuur 6;
figuur 9 op schematische wijze en in vooraanzicht de verschillende fasen weergeeft van de verwezenlijking, op één enkele machine, van een borstel met rijen borstelharen met verschillende lengten; figuur 10 een bovenaanzicht weergeeft van figuur 9.
In de figuren 1 tot 5 wordt de inrichting volgens de uitvin-ding hoofdzakelijk gevormd door twee tappenscheiders of messen, respektievelijk 1 en 2, die op een wagen, slede of dergelijke 3 zijn bevestigd waarbij deze slede 3 zich kan verplaatsen langs
<EMI ID=1.1>
beeld een geschikte nok 6 en een op de slede 3 bevestigd loopwieltje 7, waarbij tussen de steunen 8-9 van de geleidingen 4-5
en de slede 3 terugroepmiddelen, in dit geval veren, respektievelijk 10 en 11, zijn voorzien.
Tegenover de messen of tappenscheiders 1-2 is een steun 12 voorzien waarop geschikte klemmiddelen 13-14 zijn aangebracht die dienen om een borstellichaam 15 op geschikte wijze vast te klemmen tegen een aanslag en ten opzichte van de messen 1-2, waarbij dit borstellichaam in dit geval drie rijen met korte borstelbaren, respektievelijk 16-17 en 18 vertoont en twee buitenste rijen met lange borstelharen, respektievelijk 19 en 20.
De messen 1 en 2 vertonen aan hun voorste uiteinde een afschuining, respektievelijk 21 en 22, ten einde te verkrijgen dat bij een verplaatsing van de messen vanuit de stand van figuur 1 tot in de stand van figuur 4 de buitenste rijen borstelharen 19
en 20 door het indringen van de messen tussen de rijen 19 en 16,
<EMI ID=2.1>
als duidelijk blijkt uit figuur 5, naar buiten worden geduwd waarbij de messen een zulkdanige breedte vertonen dat de toppen, respektievelijk 23 en 24 van de rijen borstelharen 19 en 20 op een niveau gebracht worden dat lager is dan het niveau van de toppen
25-26-27 van de rijen 16, 17 en 18.
In figuur 7 is nog een uitvoering weergegeven van een mes
21-22 waarbij, bijkomend, vooraan, de messen ieder nog een af-
<EMI ID=3.1>
den voor eenzelfde indringing van de messen tussen de haren vlugger, met andere woorden, over een kortere afstand, gebeurt.
<EMI ID=4.1> vorm en/of dwarsdoorsnede vertonen voor zover deze vorm of doorsnede ervoor zorgt dat de hiervoor bedoelde rijen borstelharen uit elkaar kunnen geduwd worden. Een voorbeeld hiervan is weergegeven in figuur 8.
De werking van de inrichting volgens de uitvinding is zeer eenvoudig.
In de stand volgens figuur 1 bevinden de verschillende borstelharen zich in hun normale toestand waarbij het volstaat de slede 3 op ieder geschikte wijze zodanig te verplaatsen dat de messen 1 en 2 zich naar het borstellichaam verplaatsen waarbij men verkrijgt dat de schuine vlakken 21-22 van de messen gaan inwerken op de rijen 19 en 20 terwijl, door het vertikale binnenvlak
<EMI ID=5.1>
18 niet worden beïnvloed.
De afschuiningen 21-22 van de messen 1 en 2 zijn hierbij zodanig verwezenlijkt dat de punt van de messen juist tussen de rijen dringt aan de basis van deze rijen waardoor het scheiden van de rijen wordt vergemakkelijkt.
Inderdaad is de afstand tussen zulke rijen aan de top van de haren meestal niet bestaande tot zelfs negatief terwijl deze afstand aan de basis, hoe klein ook, toelaat dat de punten van de messen 1 en 2 zich tussen de gewenste rijen plaatsen om de rijen met lange haren weg te duwen.
In de figuren 9 en 10 is op schematische wijze aangetoond op welke wijze de inrichting volgens de uitvinding kan aangewend worden om de borstelharen, na het inplanten ervan, verder te bewerken, waarbij wordt opgemerkt dat het inplanten van de borstelharen met verschillende lengten in het algemeen gebeurt
door haren met verschillende lengten van uit twee magazijnen
toe te voeren.
In de figuren 9 en 10 zijn schematisch acht werkstations aangeduid, respektievelijk 31-32-33-34-35-36-37 en 38 waarbij in de stations 31 en 32 de rijen met lange borstelharen linksom en rechtsom worden op lengte geschoren; in de stations 33 en 34 de borstelharen met korte lengte van lengte worden geschoren;
in de stations 35 en 36 de uiteinden der borstelharen met korte lengte worden afgerond, terwijl in de stations 37 en 38 de uiteinden der borstelharen met lange lengte worden afgerond.
Zoals men bemerkt uit de tekeningen volstaat het de messen 1 en 2 in de bewerkingsfasen 31 en 32 verwijderd te houden van
<EMI ID=6.1>
kingsfasen 37 en 38 terwijl onder inwerking van de nok 6 de rijen borstelharen 19 en 20, door middel van de messen 1 en 2 verwijderd worden gehouden van de rijen borstelharen 16 en 18 in de bewerkingsfasen 33 tot 36.
Het is duidelijk dat men hierdoor verkrijgt dat op zeer eenvoudige wijze, in één enkele machine, niet enkel borstelharen met verschillende lengten kunnen ingeplant worden in éénzelfde borstellichaam doch tevens dat deze borstelharen met verschillende lengten, steeds in deze zelfde machine verder kunnen bewerkt worden om afgeschoren te worden en de vezeluiteinden afgerond te worden.
In een voorkeurdragende uitvoering zullen, op een eindloze ketting, meerdere inrichtingen zoals beschreven aan de hand van de figuren 1 tot 5 worden aangebracht waarbij in ieder van deze inrichtingen opeenvolgend, vanuit de eigenlijke borstelvervaardigingsmachine, een borstellichaam met rijen borstelharen met verschillende lengten wordt aangebracht waarbij de voornoemde eindloze ketting in dit geval schematisch is voorgesteld door re- ferentie 39 . De ketting 37 passeert langsheen de verschillende bewerkingsstations 31 tot 38 die op één enkel aandrijfmechanisme zijn bevestigd dat schematisch is weergegeven door 40. Dit laat- ste verkrijgt, tijdens de werking van de machine, een heen- en weergaande beweging ten opzichte van de op dat ogenblik stil-