<Desc/Clms Page number 1>
" Aandrijfmechanisme ".
Onderhavige uitvinding betreft een aandrijfmechanisme in het bijzonder bestemd voor vaartuigen en voertuigen, en waardoor het mogelijk wordt bij middel van één enkele hefboom het in beweging brengen van een koppelingsmechanisme en van een richtingsverandering-mechaisme en/of versnellingsbak bijvoor- beeld te controleeren.
De voertuigen, vaartuigen, en andere vervoermiddelen met motor, bezitten tegenwoordig verschillende aandrijforganen, waaronder de voornaamste namelijk zijn : de koppelings-aandrijving en die van de versnellingsbak.
In het algemeen worden deze aandrijforganen derwijze geplaatst dat men,om ze in beweging te brengen, met voeten en handen
<Desc/Clms Page number 2>
gelijktijdig moet werken, zoals dit het geval is voor de meeste gewone voertuigen.
Sommige bijzondere voertuigen zoals de sleden van kranen, graafmachines en dergelijke, en, over het algemeen,de door een enkel stuurman bestuurde vaartuigen, zijn gewoonlijk voorzien van een tamelijk groot getal drijfwerken, te weten die voor het heffen van de pijl, de verplaatsing, de draaibe- weging, de inlaat- en uitlaatventielen.
In dergelijke gevallen loopt het bedienen dezer drijfwerken gevaar de goede bediening der machines te belemme- ren door te veel de aandacht van de stuurman of geleider in beslag te nemen.
Bovendien kan het in sommige gevallen gebeuren dat lieden die onvoldoende getraind zijn om het bedienen der drijfwerken; voertuigen of vaartuigen moeten besturen. In zulke gevallen is het uiterst wenselijk over middelen te beschikken welke iedere verkeerde beweging uitsluiten, bijvoorbeeld door de snelheidsverhouding te wijzigen alvorens de koppeling tussen motor en machine losgekoppeld te hebben.
De uitvinding beoogt hoofdzakelijk deze middelen te verschaffen welke de veiligheid der bewegingen verzekeren, alsook een gemakkelijker sturen van het betreffende voertuig of vaar- tuig.
Onderhavige uitvinding bestaat er wezenlijk in, één enkel aandrijf-hefboom te kombineren met twee door genaamde hefboom bewogen kinematische stelsels; één der kinematische stelsels controleert de bediening van een koppelingsmechanisme of gelijkaardige inrichting en het andere kinematisch stelsel controleert de bediening van een versnellingsmechanisme en/of richtingsveranderingmechanisme.
Het mechanisme volgens de uitvinding wordt praktisch verwezenlijkt door genaamde hefboom op één der bestanddelen van
<Desc/Clms Page number 3>
elk kinematisch stelsel te verbinden, zodat voor elk kinematisch stelsel elk der door bovengenaamde stelsels gecontroleerde mechanismen onafhankelijk het ene van het andere in beweging kan gebracht worden.
Deze onafhankelijkheid wordt verzekerd door met de hefboom een behoorlijk geprofileerd geleidstuk te verbinden, waardoor deze laatste slechts kan bewegen - dit wil zeggen schommelen - in richtingen waar alleen één enkel der gecontro-, leerde mechanismen beïnvloed wordt. Deze schikking laat toe de hierboven vermelde veelverspreide missing te vermijden, welk erin bestaat de rangorde- der beweging om te keren, zodat het toestel volgens de uitvinding feitelijk toelaat met één enke hefboom twee mechanismen aan te drijven in een welbe- paalde orde, elke beschadiging wegens verkeerde beweging uit- sluitend.
Louter bij Wijze van voorbeeld en zonder enige beperking te'willen opleggen, worden hierna verschillende uitvoeringsvormen van het aandrijfmechanisme volgens de uit- vinding beschreven, waarbij naar de bijliggende tekeningen verwezen wordt :
Figuren 1 tot 6 stellen schematisch zes uitvoerings- wijzen voor van de verbinding van de enkele hefboom met de twee kinematische stelsels.
Figuur 7 toont in schematisch perspektiefzicht de toepassing van het mechanisme van figuur 2 op de aandrijving van een koppelingsmechanisme en op de aandrijving van een versnellingsmechanisme bijvoorbeeld.
Figuur 8 toont een doorsnede door een richtings- verandering-bak, die kan gecontroleerd worden door het mecha- nisme overeenkomstig figuur 7.
<Desc/Clms Page number 4>
- Figuur 9 is een zicht met gedeeltelijke doorsnede van de gewrichtswijze van de enkele hefboom overeenkomstig figuur 2 en toepasselijk op de inrichting van figuur 7.
Figuur 10 is een zijaanzicht, overeenkomstig het voorwerp van figuur 9.
Volgens figuur 1, omvat elk kinematisch stelsel een as 1-2 aan welks uiteinde een vork 3-4 bevestigd is tussen welks takken de enkele hefboom 1 geleid is welke rond een aangepast gewricht 6 schommelen kan, zoals bijvoorbeeld een knieschijf. Het tegenovergesteldeuiteinde van de hefboom .1 bezit een bedieningshandvat 7.
Bij figuur 2 is de enkele hefboom ± welke het handvat 7 draagt, geplaatst tussen de takken van de vork van een eerste kinematisch stelsel. Deze vork 4 is door een kruk 4' met de as 2 verbonden. Anderzijds bezit de as 1 op zijn uiteinde een pin 6 of priem welke hem tussen de takken van de de hefboom 5 verlengende vork 5' verbindt.
Het mechanisme van figuur 3 omvat hoofdzakelijk, in samenwerking met de hefboom 1 en zijn handvat 7, een as 1 voorzien van een kruk gekoppeld door een drijfstang ± aan een punt van genaamde hefboom bij middel van een passend gewricht, en een as 2 die een elleboogkruk 4' draagt,door een priem in een ander punt van de hefboom 1 verbonden.
Volgens figuur 4 bestaat het mechanisme, buiten de enkele hefboom 5, zijn handvat 2 en zijne knieschijfspil uit twee kabels 1-2 in een buigzame schede 1'-2' van het gewone type geplaatst en waarvan de uiteinden aan de hefboom gekoppeld zijn door drijfstangetjes 3-4 en door stijve organen 3'. welke in passende geleidstukken heen en weer schuiven kunnen.
Het mechanisme overeenkomstig figuur 5 is samengesteld uit een hefboom 1 voorzien van een handvat 2 en tegen zijn spil ± twee meetrekorganen 3'-4' bezittend voor met de assen
<Desc/Clms Page number 5>
1-2 van elk kinematisch stelsel verbonden vorken 3-4.
Figuur 6 toont een verbindingswijze van de hefboom 5 met de twee assen 1-2 door twee vorken 3'-4' van naamde hefboom, elk een kruk 3-4 omringend welke op de respektievelijke as 1-2 van elk kinematisch stelsel vastzit. Deze krukken omvatten een rechtlijnige hefboomarm, verlengd met een krom gedeelte dat de verbinding met de hefboom handhaaft, in de normale omvangsgrenzen.
De werking der inrichtingen volgens figuren 1 tot 6, toepasselijk op het aandrijfmeehanisme, volgens de uitvinding, is in hoofdzaak eenvoudig. Het gemeenschappelijk beginsel waarop zij steunen bestaat hierin de kinematische stelsels met de enkele hefboom te verbinden, zodat er een richting bestaat waarvoor de verplaatsingen van de hefboom het eerste der twee kinematische stelsels niet aangaat, en een andere gelijkaardige richting voor het tweede stelsel. Daaruit volgt dat de hefboom verplaatst kan worden in volgens de richting van pijl fl georienteerde vlakken, terwijl slechts aan de overeenstemmende as 1 een beweging overgezet wordt, respektievelijk aan kabe 1. volgens het geval.
Insgelijks, in deze figuren 1 tot 6, beïn- vloedt de verplaatsing van de hefboom 5 slechts de as 2, res- pektievelijk de kabel 2, in zoverre dit in een volgens pijl f2 georienteerde hefboom-vlak geschiedt.
Bijgevolg zal een beweging in elke tussenrichting gelijktijdig beide stelsels in beweging brengen. Op te merken valt dat de schikking der verbindingsorganen van elk kinematisch stelsel tot overbrenging aan de hefboom 1 onverschillig zijn kan, voor zoverre de onafhankelijkheidsvoorwaarde van elk stelsel geëerbiedigd worde.
In het geval van figuur 4 zal het nuttig zijn een terugtrek-inrichting - met veer bijvoorbeeld - bij het aan- drijfmeehanisme te voegen om het lossen der flexibles te voorkomen.
<Desc/Clms Page number 6>
In het mechanisme van figuur 7, toegepast op het controleren van een koppelingsinrichting, en van een versnelings-
EMI6.1
bak en/of richtingsverandering7mechanisme, zijn de assen 1-2 der kinematische stelsels enerzijds aangekoppeld aan de enkele hefboom 1 respektievelijk door een vork 3 verbonden met een kruk 3' van de as 1 en door een priem 6 die loopt doorheen het met het vorkuiteinde 5' van de hefboom 1 samenwerkende uiteinde van de as 2; anderzijds behoort elk der assen tot een kinematisch stelsel waarvan de bestanddelen respektievelijk de volgende zijn :
1 - een kruk 7 verbonden door een priem 8 in een vork van een staaf 2 van regelbare lengte die op haar ander uiteinde een tweede vork heeft voor een priem 10 die door één der openingen loopt van een kruk 11 die de wentelingsas 12 van twee drukstukken 13 meetrekt welke de voorzijde 14 van een op de as van een koppelingsmechanisme 15 vastzittende ring bein- vloeden; dit koppelingsmechanisme bevindt zich achter het vliegwiel 16 van een zuigermotor bijvoorbeeld.
2 - Een geheel van overeenstemmende bestanddelen 7'-8'-9'-10',aangevuld door een gebogen hefboom 17 welke kan schommelen omheen een as 18 en een langwerpige opening 19 bezit die een pin of priem 20 geleidt in de eindvork van een staaf 21 verbonden door een in 23 op een steunstuk 24 van het gestel draaiende slinger 22, met een stang 25 welke de stand van een in een richtingsverandering- of versnellingsbak 26 bijvoorbeeld geplaatste baladeur controleert.
Een dergelijk geheel omvat bovendien een vaste plaat 27, behoorlijk uitgesneden om het, aantal vlakken te bepalen en te beperken waarin de aandrijfhefboom 5 kan verplaatst worden.
De bestanddelen der twee stelsels worden daarbij door een met het gestel ofzijn equivalent verbonden samenstel lagers 28, of door alle gelijkaardige inrichtingen geleid.
<Desc/Clms Page number 7>
De schematisch weergegevene bak 26 omvat ook nog een ingangsas 29, een uitgangsas 30 en een nazichtdeksel 31.
De werking van het mechanisme van figuur 7 is heel eenvoudig : de bedieningshefboom 5, kan door samenwerking met de geleidplaat 27, verplaatst worden - wezenlijk omheen het middel- punt van de priem 6 - in de richtingen aangeduid door de pijlen f1-f2-f3-f4.
Deze bewegingen worden overgezet op de verschillende bestanddelen van elk kinematisch stelsel, zodat tenslotte de bewegingen in de richting fl-f2 zich uiten door een verplaatsing van de stang 25, hetwelk de sectie der verschillende snelheden of der twee werkriehtingen meebrengt, terwijl de verplaatsingen van d e hefboom volgens de richting f3-f4 zich uiten door de langs-verplaatsing-van de ring, zodat de overbrenging tussen de motor en de ingangsas 29 door de koppeling 15 gekoppeld en ont- koppeld kan worden.
EMI7.1
Om de overbiengiqpvoorwaarden te wijzigen, volaaat het - in het geval van het hier gekozene voorbeeld - de hefboom 5 in de ligplaats a van de plaat 27 te plaatsen, zodat het mechanisme 15 ontkoppeld wordt; vervolgens door een beweging die loodrecht op de vorige loopt, de hefboom 1 tegenover de inkeping b, c, of d te brengen welke overeenstemt met de verlaag- de overbrengingsvoorwaarden.
Gedurende deze tweede beweging, handhaven 'de druk- stukken 13 de ontkoppeling, terwijl de baladeur in de ba@ 26 verplaatst wordt.
Na de selektie van de stand van de hefboom volstaat het deze laatste vrij te maken om opnieuw de overbrenging tussen motor en bak 26 te koppelen. Nochtans kan gelijk welke terug- trekinrichting bij ten minste één der kinematische stelsels gevoegd wor,den om de gepaste terugtrekking van de hefboom 1 in bepaalde stand te bewerken. De hefboomarm der over te brengen ;
<Desc/Clms Page number 8>
<Desc/Clms Page number 9>
tussenstand afgebeeld staat, verplaatst wordt. Omgekeerd, kan dit tandrad 35 naar links verplaatst worden en aldus in het tandrad 40 grijpen.
Op die wijze laat het voorafgaande in beweging brengen der koppeling 15 het stilleggen toe der samenstellende delen van het richtingsverandering-mechanisme, vervolgens het in beweging brengen vande stang 25, wat aldus kan overeenstemmen met de voorwaarden : "achterwaartse beweging", "voorwaartse beweging", en "dood punt". Kogellagers 45 zijn zoals gewoonlijk voorzien om de verschillende assen te ondersteunen.
Bij figuren 9 en 10, is de enkele aandrijfhefboom 5 van het mechanisme volgens de uitvinding, voorzien van een hand- vat 2 en met de twee kinematische stelsels verbonden, wezenlijk zoals het mechanisme der figuren 2 en 7. Het geheel'wordt gedragen in een carter 46 welke een aangepaste bodem 48 bezitten kan en voorzien, als deksel, van de g eleidingsplaat 27 van de hefboom. Een kussenblok 49-49' kan aan de carter bevestigd worden voor het doorsteken vande as 1-2 van elk kinematisch 'stelsel. Het geheel wordt bevestigd bijvoorbeeld op het dek 47 van een vaartuig.
Volgens een variante kan de overbrenging tussen'de aandrijfhefboom en de aan te drijven mechanismen geschieden door gebruik maken van in een buigzame schade omsloten kabels, en meer in het algemeen, door gelijk welke overbrenging met kettingen en terugvoerkatrollen, hydraulische overbrenging, of een ander gekend middel.
Verschillend toebehoor kan met nut aan het aandrijf- mechanisme toegevoegd worden, zoals controle-inrichtingen, vastzet-, veiligheids, stel-, terugvoer-, spelihwinning-, smeerinrichtingen enz.
Zonder het raam dezer uitvinding te overschrijden, kan het aandrijmechanisme toegepast worden op voertuigen, vaste
<Desc/Clms Page number 10>
installaties, vaartuigen of andere schepen, welke ook de sterke te, het getal en het type mogen zijn van de motor of de motoren, de aard der kinematische stelsels, de betrekkelijke en absolute schikkingen en standen der verscheidene samenstellen- de organen, de afstand tussen aandrijving en benuttiging, het type en de kenmerken der koppelings-, richtings-verandering- en/of versnellingsmechanismen.
EISEN.,
1.- Aandrijfmechanisme, daardoor gekenmerkt dat het
EMI10.1
bestaat/erin/één enkeleaandrijfhefboom te kombineeren met twee door genaamde hefboom in beweging gebrachte kinematische stelsels; één der kinematische stelsels controleert het in beweging bren- gen van een koppelingsmechanisme of gelijkaardig mechanisme, terwijl het ander stelsel de beweging van een versnellings- en/of richtingsverandering-mechanisme aandrijft.
2.- Mechanisme volgens eis 1, daardoor gekenmerkt dat de koppeling van de hefboom en minstens één der kinematische stelsels een scharnier is, duim of gelijkaardige inrichting waarvan de beide door de spil of haar equivalent verenigde delen respektievelijk verbonden zijn met de hefboom en genaamd stelsel.
3.- Mechanisme volgens eis 1, daardoor gekenmerkt dat de koppeling van de hefboom en van minstens een der kinematische stelsels een gegroefde kruk, vork of gelijkaardig toestel is, geleid door de hefboom en vast verbonden met genaamd stelsel.
4.- Mechanisme volgens eis 1, daardoor gekenmerkt dat de koppeling van de hefboom en minstens één der kinematische stelsels een kruk is waarvan het ene uiteinde behoort tot genaamd stelsel en het andere, tot één gewricht dat een gegroefd stuk, vork of gelijkaardig toestel omvat, vast met de hefboom, respektievelijk met genaamde kruk, verbonden. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.