BE1030505A9 - Licht voertuig met veiligheidsvoorzieningen - Google Patents
Licht voertuig met veiligheidsvoorzieningen Download PDFInfo
- Publication number
- BE1030505A9 BE1030505A9 BE20225264A BE202205264A BE1030505A9 BE 1030505 A9 BE1030505 A9 BE 1030505A9 BE 20225264 A BE20225264 A BE 20225264A BE 202205264 A BE202205264 A BE 202205264A BE 1030505 A9 BE1030505 A9 BE 1030505A9
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- vehicle
- driver
- light
- passenger
- seat
- Prior art date
Links
- 210000003205 muscle Anatomy 0.000 claims abstract description 12
- 238000009423 ventilation Methods 0.000 claims description 12
- 229920003023 plastic Polymers 0.000 claims description 8
- 239000004033 plastic Substances 0.000 claims description 8
- 229920000728 polyester Polymers 0.000 claims description 7
- 229910000831 Steel Inorganic materials 0.000 claims description 6
- 230000003014 reinforcing effect Effects 0.000 claims description 6
- 239000010959 steel Substances 0.000 claims description 6
- 229910000838 Al alloy Inorganic materials 0.000 claims description 3
- 229910000737 Duralumin Inorganic materials 0.000 claims description 3
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 9
- 238000013461 design Methods 0.000 description 5
- 230000001351 cycling effect Effects 0.000 description 3
- 239000000463 material Substances 0.000 description 3
- VVQNEPGJFQJSBK-UHFFFAOYSA-N Methyl methacrylate Chemical compound COC(=O)C(C)=C VVQNEPGJFQJSBK-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- 229920005372 Plexiglas® Polymers 0.000 description 2
- 238000005265 energy consumption Methods 0.000 description 2
- 239000011521 glass Substances 0.000 description 2
- 238000005728 strengthening Methods 0.000 description 2
- 230000001133 acceleration Effects 0.000 description 1
- 238000004891 communication Methods 0.000 description 1
- 230000005494 condensation Effects 0.000 description 1
- 238000009833 condensation Methods 0.000 description 1
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 1
- 238000012423 maintenance Methods 0.000 description 1
- 229910052751 metal Inorganic materials 0.000 description 1
- 239000002184 metal Substances 0.000 description 1
- 238000012986 modification Methods 0.000 description 1
- 230000004048 modification Effects 0.000 description 1
- 230000002787 reinforcement Effects 0.000 description 1
- 239000000725 suspension Substances 0.000 description 1
- 238000012549 training Methods 0.000 description 1
- 239000012780 transparent material Substances 0.000 description 1
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62D—MOTOR VEHICLES; TRAILERS
- B62D31/00—Superstructures for passenger vehicles
- B62D31/003—Superstructures for passenger vehicles compact cars, e.g. city cars
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60J—WINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
- B60J5/00—Doors
- B60J5/02—Doors arranged at the vehicle front
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60N—SEATS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES; VEHICLE PASSENGER ACCOMMODATION NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B60N2/00—Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles
- B60N2/005—Arrangement or mounting of seats in vehicles, e.g. dismountable auxiliary seats
- B60N2/01—Arrangement of seats relative to one another
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60R—VEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B60R21/00—Arrangements or fittings on vehicles for protecting or preventing injuries to occupants or pedestrians in case of accidents or other traffic risks
- B60R21/02—Occupant safety arrangements or fittings, e.g. crash pads
- B60R21/13—Roll-over protection
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62D—MOTOR VEHICLES; TRAILERS
- B62D47/00—Motor vehicles or trailers predominantly for carrying passengers
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62J—CYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
- B62J17/00—Weather guards for riders; Fairings or stream-lining parts not otherwise provided for
- B62J17/08—Hoods protecting the rider
- B62J17/086—Frame mounted hoods specially adapted for motorcycles or the like
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62J—CYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
- B62J17/00—Weather guards for riders; Fairings or stream-lining parts not otherwise provided for
- B62J17/10—Ventilation or air guiding devices forming part of fairings
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62J—CYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
- B62J27/00—Safety equipment
- B62J27/30—Crash bars; Crash bungs
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62K—CYCLES; CYCLE FRAMES; CYCLE STEERING DEVICES; RIDER-OPERATED TERMINAL CONTROLS SPECIALLY ADAPTED FOR CYCLES; CYCLE AXLE SUSPENSIONS; CYCLE SIDE-CARS, FORECARS, OR THE LIKE
- B62K5/00—Cycles with handlebars, equipped with three or more main road wheels
- B62K5/01—Motorcycles with four or more wheels
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62M—RIDER PROPULSION OF WHEELED VEHICLES OR SLEDGES; POWERED PROPULSION OF SLEDGES OR SINGLE-TRACK CYCLES; TRANSMISSIONS SPECIALLY ADAPTED FOR SUCH VEHICLES
- B62M6/00—Rider propulsion of wheeled vehicles with additional source of power, e.g. combustion engine or electric motor
- B62M6/40—Rider propelled cycles with auxiliary electric motor
- B62M6/60—Rider propelled cycles with auxiliary electric motor power-driven at axle parts
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60R—VEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B60R21/00—Arrangements or fittings on vehicles for protecting or preventing injuries to occupants or pedestrians in case of accidents or other traffic risks
- B60R21/02—Occupant safety arrangements or fittings, e.g. crash pads
- B60R21/13—Roll-over protection
- B60R2021/137—Reinforcement cages for closed vehicle bodies
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Transportation (AREA)
- Aviation & Aerospace Engineering (AREA)
- Body Structure For Vehicles (AREA)
- Motorcycle And Bicycle Frame (AREA)
Abstract
De uitvinding heeft betrekking op een licht voertuig met vier wielen, bestemd voor één of twee personen zijnde bestuurder en passagier of een aanzienlijke hoeveelheid goederen, voorzien van verbeterde veiligheidsvoorzieningen in vergelijking met de stand-van-techniek. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een dergelijk licht voertuig met een hybride aandrijving bestaande uit elektrische aandrijving en spierkrachtaandrijving, voornamelijk te gebruiken in het korte-afstandsverkeer.
Description
LICHT VOERTUIG MET VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Technisch veld
De uitvinding heeft betrekking op een licht voertuig met vier wielen voor één of twee personen, voorzien van veiligheidsvoorzieningen. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een dergelijk licht voertuig met een hybride aandrijving bestaande uit elektrische aandrijving en spierkrachtaandrijving, voornamelijk te gebruiken in het korte-afstandsverkeer.
Achtergrond van de uitvinding
Uit de stand-van-techniek zijn lichte voertuigen bekend, dus ook veiligheidsconstructies om met name personen maar ook daarmee vervoerde goederen te beschermen. Vanwege hun lichte uitvoering, en dus vaak licht in gewicht en constructie, zijn veiligheidsvoorzieningen zeer vereist en kunnen ze zelfs als verplicht worden beschouwd, vooral wanneer dergelijke voertuigen bedoeld zijn om deel te nemen aan het dagelijkse (stads}verkeer. Er is echter ruimte voor verbetering, rekening houdend met bestaande veiligheidsvoorzieningen voor lichte voertuigen, met name sinds de evolutie in lichte materialen (die lichter zijn geworden) die kunnen worden gebruikt voor de carrosserieconstructie. Aan de andere kant is het verkeer de afgelopen jaren of decennia enorm toegenomen (met een verhoogd risico of gevaar voor ongevallen), en kunnen lichte voertuigen tegenwoordig worden voorzien van vrij krachtige maar lichte motoren, en kunnen dus een behoorlijke snelheid aan (wat leidt tot een verhoogd risico op ernstige ongevallen).
Veiligheidsvoorzieningen in de huidige ontwerpconstructie van lichte voertuigen roepen vragen op, op het gebied van stabiliteit, stijfheid en/of gewicht (bijvoorbeeld te zwaar zijn). Een goede balans tussen veiligheid enerzijds en kracht anderzijds ontbreekt.
Bestaande lichte voertuigen zijn meestal vrij klein en smal en bieden daarom onvoldoende ruimte voor passagiers en bagage, naast de bestuurder die het voertuig bestuurt. Bovendien veroorzaken of induceren ze door hun te smalle afmeting en ingesloten ruimte, met beperkte ventilatie, vaak een claustrofobisch gevoel of kunnen ze leiden tot te hoge temperaturen in de zon.
Zoals bekend worden lichte voertuigen voornamelijk gebruikt voor het korte-afstandsverkeer, meestal zonder substantieel vermogen. Ze kunnen een zekere mate van modulariteit hebben, waardoor ze een funfactor of entertainmentniveau hebben. Aan de andere kant kunnen ze behoorlijk duur zijn, vooral in onderhoud, terwijl ze snel kunnen slijten.
Lichte voertuigen kunnen bijvoorbeeld door elektrospierkracht worden aangedreven (meestal voor slechts één persoon), en zijn meestal vrij efficiënt in het gebruik van ruimte en energie. Dergelijke lichte hybride voertuigen zijn stil en emissievrij en kunnen daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan milieuvriendelijk vervoer. Over het algemeen hebben ze een leeggewicht tussen 80 en 300 kg inclusief batterijen, vermogensgeneratoren en een nominaal motorvermogen tussen 0,8 kW en 5 kW. Lichte hybride voertuigen met elektrospierkracht zijn niet alleen praktisch voor het vervoer van passagiers en/of goederen over korte afstanden (bijvoorbeeld in de stad), ze kunnen ook worden gezien als trainings- of vrijetijdsuitrusting. Bovendien hebben ze het voordeel dat ze te allen tijde kunnen worden bestuurd (tenzij de bestuurder natuurlijk gewond is geraakt en niet in staat is om het voertuig te bekrachtigen).
Er is behoefte aan een verbeterd licht voertuig, met name op het gebied van veiligheidsvoorzieningen, passagiers- versus bagageruimte, ventilatie en duurzaamheid.
Doel van de uitvinding
Het doel van de uitvinding is een licht voertuig te verschaffen met een veiligheidsconstructie en welke ruim genoeg is voor maximaal twee personen of één persoon en een aanzienlijke lading om te transporteren b.v. levering van goederen. Het doel is ook om zo'n licht voertuig een redelijke afstand te laten afleggen, snel te accelereren en duurzaam te zijn. Verder is het de bedoeling dat het voertuig een laag (niet-menselijk) energieverbruik vertegenwoordigt en een laag batterijgewicht heeft.
Samenvatting van de uitvinding
De uitvinding verschaft een voertuig bestaande uit een drager en ten minste drie wielen die roteerbaar op de drager zijn gemonteerd. De drager kan worden gezien als een stijf en stevig frame dat de basis van het voertuig vormt en wordt vaak ook wel chassis van het voertuig genoemd. De drager is bijvoorbeeld gemaakt van een aluminiumlegering zoals duraluminium. Het voertuig kan worden geïnterpreteerd als een licht voertuig bedoeld voor één of twee personen. Aangezien het de bedoeling is dat er maximaal twee personen in het voertuig kunnen plaatsnemen, zijn er twee stoelen voorzien (met veiligheidsgordels), namelijk een bestuurdersstoel en een passagiersstoel. Er wordt echter opgemerkt dat niet noodzakelijkerwijs twee personen door het voertuig worden vervoerd, terwijl de bestuurder alleen in het voertuig kan zijn om goederen te vervoeren, of alleen zichzelf van de ene plaats naar de andere. In ieder geval omvat het voertuig dus een bestuurdersstoel en een passagiersstoel, beide op de drager gemonteerd en achter elkaar opgesteld. Bij voorkeur zit de bestuurdersstoel vooraan en de passagiersstoel achteraan, hoewel de uitvinding ook een uitvoeringsvorm dekt waarbij de passagier voorin zit en de bestuurder het voertuig stuurt en bestuurt in de positie er vlak achter. Met een eerste stoel voorin, zoals gezegd bij voorkeur voor de bestuurder, en een tweede stoel daarachter achterin, zoals gezegd bij voorkeur voor de passagier, zouden we ook kunnen spreken over respectievelijk voorstoel en achterbank. Het voertuig omvat afzonderlijke bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen, beide eveneens op de drager gemonteerd en elk respectievelijk in de nabijheid van de bestuurdersstoel en de passagiersstoel geplaatst. Daarom zijn in de buurt van de bestuurdersstoel, bestuurdersveiligheidsvoorzieningen aangebracht, terwijl passagiersveiligheidsvoorzieningen zijn voorzien in de buurt van de passagiersstoel. De afzonderlijke bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen kunnen worden opgevat als cellen of gedeeltelijk gebogen frames, elk bestaande uit een boog of ring, waarbij ze het (bovenlichaam van) de bestuurder respectievelijk de passagier omringen. Met een eerste veiligheidsvoorziening voorin, bij voorkeur voor de bestuurder, en een tweede veiligheidsvoorziening daarachter achterin, bij voorkeur voor de passagier, zouden we ook kunnen spreken over respectievelijk frontveiligheidsvoorziening en achterveiligheidsvoorziening, of meer in het bijzonder verwijzen naar respectievelijk de voorste boog of voorste ring en de achterste boog of achterste ring. Beide veiligheidsvoorzieningen zijn mogelijk van staal. Volgens een uitvoeringsvorm zijn de veiligheidsvoorzieningen met elkaar verbonden om de constructie nog sterker te maken. Een dergelijke verbinding kan worden uitgevoerd door middel van een dwarsverbinding, mogelijk ook van staal, bijvoorbeeld ter hoogte van het lichaam van een in het voertuig zittende persoon, en aan één of beide zijden van het voertuig. Deze dwarsverbinding kan ofwel worden aangebracht op of ingebed in één of beide zijden van het voertuig.
Het voertuig heeft per definitie twee zijden, en kan daarom verder bestaan uit twee zijwanddelen die op de drager zijn gemonteerd, d.w.z. één zijwanddeel links en één rechts van zowel de bestuurdersstoel als de passagiersstoel die achter elkaar zijn geplaatst, dus links en rechts van zowel de bestuurder als de passagier wanneer beide in het voertuig zitten. Een zijwanddeel kan uit één stuk zijn gemaakt, of kan ook uit meerdere delen zijn gemaakt, b.v. een frontdeel, een (zij- of midden- of tussen) (te openen) deurdeel en een achterdeel. Volgens een uitvoeringsvorm kan het frontdeel of voorste deel zijn samengesteld uit een neus (te openen) deurdeel en een voorste zijdeel. Zelfs in het geval dat het zijwanddeel uit één stuk is gemaakt, kunnen verschillende secties of delen te onderscheiden zijn, d.w.z. bijvoorbeeld voor-, midden- en achterdeel, of bijvoorbeeld boven- en onderdeel. De twee zijwanddelen komen samen en zijn aan de voor- en achterkant van het voertuig met elkaar verbonden. Aan de voorzijde van het voertuig zijn de voorste delen van de zijwanddelen (al dan niet uit één stuk) vrij direct met elkaar verbonden, terwijl aan de achterkant van het voertuig, de achterste delen van de zijwanddelen zijn verbonden door middel van een tussenstuk (dwars gemonteerd) waarmee de kofferruimte van het voertuig wordt gevormd. Volgens een Uitvoeringsvorm, waarbij de bestuurdersstoel zich vooraan in het voertuig bevindt, en de passagiersstoel daarachter, omvat ten minste één van de zijwanddelen een deuropening. De deuropening kan zich vooraan of meer in het midden van het zijwanddeel bevinden. De deuropening kan bedoeld zijn voor het betreden van de bestuurdersstoel die is gepositioneerd naar de voorkant toe van het voertuig ten opzichte van de bestuurdersveiligheidsvoorziening, d.w.z. aan de voorkant van het zijwanddeel. De deuropening kan ook bedoeld zijn voor het betreden van de passagiersstoel, die is geplaatst tussen de bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen, d.w.z. meer in het midden van het zijwanddeel. De twee zijwanddelen kunnen elk bestaan uit panelen voorzien van ingebedde verstevigingskruisen, en zijn mogelijk gemaakt van kunststoffen zoals ABS of polyester.
Het voertuig kan verder een overkapping omvatten die is gemonteerd op een deel van de 5 zijwanddelen, typisch op het voorste deel daarvan. Vergelijkbaar met een vliegtuig kan de overkapping of luifel hier worden geïnterpreteerd als een (gedeeltelijk) transparant omhulsel over (een deel van) de voorkant of cockpit van het voertuig, b.v. bestaande uit een transparant front en twee transparante zijkanten. De overkapping kan zogenaamd geopend worden, hetgeen inhoudt dat de overkapping bijvoorbeeld aan de voorzijde van het voertuig kan worden opgetild (en vervolgens kan worden bewogen of geduwd) naar de achterzijde daarvan, zodat het voertuig aan de voorkant bereikbaar is. De overkapping kan in de buurt van de bestuurdersveiligheidsvoorziening scharnierend worden verbonden en is bij voorkeur daarmee verbonden, wat betekent met het bovenste framedeel van de bestuurdersveiligheidsvoorziening. Het openen van de overkapping kan worden ingeschakeld om het betreden van de bestuurdersstoel via de daarvoor bestemde deuropening te vergemakkelijken (en daarmee een persoon, hier de bestuurder, te helpen of te assisteren). Op de overkapping, in de buurt van of op de bestuurdersveiligheidsvoorziening, in het bijzonder het bovenste framedeel daarvan, kan een (afneembare) spoiler worden gemonteerd. Het is bedoeld om de bestuurder (vooraan) uit de regen en de passagier (daarachter) een beetje uit de wind te houden, naast het feit dat het er mooier uitziet en ook om esthetische redenen kan worden toegepast.
Het voertuig kan verder een afdekgedeelte of een zogenaamde kap omvatten die op een deel van de zijwanddelen is gemonteerd, typisch op het achterste deel daarvan. Terwijl het voertuig twee zijden heeft, is het afdekgedeelte aan beide zijden van het voertuig op het achterste deel van het zijwanddeel gemonteerd. Het afdekgedeelte kan zogenaamd geopend worden, hetgeen inhoudt dat het afdekgedeelte kan worden opgetild aan één zijde van het voertuig, in het bijzonder aan het achterste deel van het zijwanddeel van deze ene zijde naar de andere zijde van het voertuig. Aan de andere zijde van het voertuig, in het bijzonder aan het achterste deel van het zijwanddeel van deze andere zijde, kan het afdekgedeelte scharnierend worden bewogen, weg van de ene zijde. Het openen van het afdekgedeelte kan worden geactiveerd, om het betreden van de passagiersstoel via de daarvoor bestemde deuropening te vergemakkelijken (en daarmee een persoon, hier de passagier, te helpen of te assisteren). Het afdekgedeelte kan gemaakt zijn van kunststoffen zoals polyester.
Het voertuig kan verder een hybride aandrijving omvatten bestaande uit elektrisch- en spiervermogen, waarbij het elektrisch vermogen kan worden opgewekt door een in het voertuig aangebrachte elektromotor. Mogelijk is de elektromotor achterin het voertuig aangebracht, b.v. in de kofferruimte daarvan. Volgens een uitvoeringsvorm zijn in de achterwielen twee elektromotoren aangebracht, dat wil zeggen één elektromotor in elk achterwiel, om meer ruimte te hebben voor bagage achterin of in de kofferbak. De opwekking van het spiervermogen kan worden mogelijk gemaakt door middel van pedalen die op de drager zijn aangebracht. Zoals eerder vermeld, zit de bestuurder bij voorkeur voorin, en in dit geval zijn pedalen voorzien aan het voorste deel van de drager, uiteraard in aanmerking nemend dat de bestuurder het voertuig niet alleen in een bepaalde richting stuurt, maar ook de vermogensafgifte regelt. Volgens een uitvoeringsvorm kan ook de passagier voorin zitten en de bestuurder net erachter. In dit geval verdient het de voorkeur dat pedalen op het middendeel van de drager zijn aangebracht, zodat de bestuurder het vermogen kan regelen waarmee wordt aangedreven. Er zou zelfs een uitvoeringsvorm kunnen zijn waarbij zowel voor bestuurder als passagier pedalen zijn voorzien, en dus vooraan en in het midden van de drager.
In dit specifieke scenario bestuurt de bestuurder het voertuig, terwijl zowel de bestuurder als de passagier het vermogen regelen waarmee het voertuig kan rijden. De pedaalfunctie voor het leveren van spiervermogen kan worden ingeschakeld door middel van een lange ketting, maar deze lange ketting kan ook worden vervangen door een verstelbare generator om een comfortabele belasting te hebben tijdens het fietsen. Volgens een uitvoeringsvorm kan de bestuurder tijdens een rit gebruik maken van zowel elektrisch- als spiervermogen, of slechts op één daarvan vertrouwen, b.v. hierbij alleen trappen (bijvoorbeeld om de sportactiviteit te vergroten, of batterij te sparen) of alleen gebruik maken van het elektrisch vermogen (bijvoorbeeld om te rusten en de benen te sparen).
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de pedalen voorzien van clip-in systeem, zoals bijvoorbeeld bekend bij fietsen, b.v. om de veiligheid van de bestuurder verder te verbeteren.
Het voertuig kan verder een ventilatiesysteem omvatten dat bestaat uit een luchtspleet vooraan of aan de voorkant (luchtinlaat) en aan de achterkant (luchtuitlaat) van het voertuig. Beide luchtspleten kunnen zodanig worden ingericht dat een laminaire luchtstroom aan de voorkant van het voertuig aan de binnenzijde van de overkapping wordt geïnduceerd en het voertuig aan de achterkant verlaat. De luchtspleet aan de voorkant van het voertuig is bijvoorbeeld een opening net onder de overkapping, en is aangebracht boven of bovenop het voorste deel van de zijwanddelen, in het bijzonder waar deze verbonden en grenzend zijn aan de overkapping. De luchtspleet aan de achterkant van het voertuig is bijvoorbeeld een openend of open stuk in het afdekgedeelte of kap, in het bijzonder aan de achterzijde daarvan die ter hoogte van de kofferruimte van het voertuig is gemonteerd.
Het basisprincipe van het lichte voertuig volgens de uitvinding, is dat we meer mogen rondrijden met een aangepast voertuig gebaseerd op een hybride aandrijving van elektrisch en spierkracht, zonder al te veel ballast in gewicht omwille van de lichte constructie en gebruikte materialen, en dus leidend tot minder energieverbruik en minder CO2-uitstoot.
Overzicht van de tekeningen
Figuur 1 illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen (a) in perspectief zijaanzicht met afdekgedeelte of kap en gedeeltelijk geopend, (b) als cabrioletmodel in ander zijaanzicht, en (c) ingezoomd op het binnenste voorste neusgedeelte in perspectief, volgens de uitvinding.
Figuur 2 illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen (a) als gesloten model in perspectief achterzijde aanzicht, en (b) ingezoomd op het voorste deel in perspectief aanzicht, volgens de uitvinding.
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen (a) als gesloten model in perspectief zijaanzicht, en (b) in perspectief gezien vanaf de andere kant en gedeeltelijk geopend, volgens de uitvinding.
Figuur 4 illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen, ingezoomd op het interieur gezien vanaf de achterbank naar voren kijkend, volgens de uitvinding.
Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen, ingezoomd op het interieur van de achterzijde of kofferruimte, gezien van achter het voertuig naar voren kijkend, volgens de uitvinding.
Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen, ingezoomd aan de binnenzijde in het midden naar achteren toe, volgens de uitvinding.
Figuur 7 illustreert een uitvoeringsvorm van de drager of het chassis van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen in perspectief aanzicht, volgens de uitvinding.
Figuur 8 illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen in perspectief zijaanzicht met afdekgedeelte of kap, waarvan één zijwanddeel is gedemonteerd om enkele van de inwendige delen beter aan te duiden, volgens de uitvinding.
Figuur 9 (a) en (b) illustreren beide uitvoeringsvormen van het voertuig in zijaanzicht met afdekgedeelte of kap, waarbij het werkingsprincipe van het ventilatiesysteem volgens de uitvinding wordt aangegeven. In Figuur 9 (a) zijn ook de veiligheidsvoorzieningen, chassis en stoelen afgebeeld, terwijl Figuur 9 (b) vooral het principe van het ventilatiesysteem laat zien.
Beschrijving van de uitvinding
De uitvinding heeft betrekking op een licht voertuig met vier wielen, b.v. zoals voertuigen in de klasse L7e, bestemd voor één of twee personen zijnde bestuurder en passagier of een aanzienlijke hoeveelheid goederen, die ten opzichte van de stand-van-techniek verbeterde veiligheidsvoorzieningen omvat. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een dergelijk licht voertuig met hybride aandrijving, bestaande uit elektrische en (eventueel) spierkrachtaandrijving (d.m.v. een variabele krachtgenerator), voornamelijk te gebruiken in het korte-afstandsverkeer en voor het rijden op wegen tot 70 km bereik zonder opladen, beschouwd als een redelijk afstandsbereik om b.v. in en rond stad of gemeente. Het voertuig is bijvoorbeeld ontworpen voor een maximale snelheid van ongeveer 45-50 km/u, maar kan ook worden geconfigureerd met een iets hogere (bijvoorbeeld 60-65 km/u) of lagere (bijvoorbeeld 25-30 km/u) maximumsnelheid, Voor snel en flexibel gebruik kan een snelle acceleratie worden voorzien,
Met de uitvinding, wordt een licht voertuig voorzien van een significante verbetering ten aanzien van veiligheidsvoorzieningen die een stabiele en stijve constructie opleveren, waardoor zowel bestuurder als passagier een veilig gevoel en comfortabele beschutting krijgen, terwijl het voertuig als geheel licht van gewicht blijft. Het lichte voertuig volgens de uitvinding kan voldoende passagiers- en/of bagageruimte bieden, terwijl er plaats is voor maximaal twee (volwassen) personen inclusief kofferruimte. In het geval dat alleen de bestuurder aanwezig is voor een ritje, kan de kofferruimte worden vergroot met de passagiersruimte (bijvoorbeeld door de passagiersstoel neer te klappen), en bijgevolg zou het lichte voertuig ook kunnen worden gebruikt als lichte bestelwagen voor transport, zoals bijvoorbeeld voor de bezorging van goederen, pakketten, voedsel, post enz. Bovendien kan het lichte voertuig een ventilatiesysteem omvatten dat wordt gedefinieerd door luchtspleten, waardoor lucht het voertuig in- en uitgaat, en waardoor een laminaire luchtstroom in het voertuig wordt opgewekt leidend tot een aangename sfeer en aangename temperaturen voor de aanwezigen. Er kan worden voorzien in een afdekgedeelte (dak) of zogenaamde kap, of het lichte voertuig kan als cabriolet worden uitgevoerd. Met de gekozen materialen, constructievormgeving en beschikbare (hybride) kracht kan een licht voertuig worden geleverd dat duurzamer is en minder onderhevig aan slijtage en substantieel onderhoud in vergelijking met de stand-van-techniek.
De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van uitvoeringsvormen zoals weergegeven in
Figuur 1 tot 9. Figuur 1 illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen (a) met dak of kap, (b) als cabrioletmodel, en (c) ingezoomd op het neusdeel, volgens de uitvinding. In Figuur 1 (a) wordt een perspectief zijaanzicht gegeven van het voertuig 100 met dak of afdekgedeelte, of zogenaamde kap 118, Het voertuig 100, weergegeven vanaf de rechterzijde, is aan de voorkant gedeeltelijk geopend, om sommige onderdelen beter aan te geven, zoals bijvoorbeeld zijn drager of chassis 101 gearceerd en in volle lijn getekend. Een deel van het chassis 101 is verder in stippellijn weergegeven, binnen de carrosserie tussen het voorwiel 102 en het achterwiel 103. In deze figuur zijn alleen de rechter voor- en achterwielen 102, 103 zichtbaar en dus weergegeven. Het voertuig wordt echter geacht nog twee wielen (niet getoond) te hebben aan de andere, d.w.z. linkerzijde. De aangebrachte wielen kunnen om hun as roteren en worden daarom roteerbaar gemonteerd genoemd. Bovendien zijn ze met hun assen op het chassis 101 gemonteerd.
Ook getekend in stippellijn (aanwezig in het voertuig maar hier niet zichtbaar van buitenaf) zijn twee stoelen 104, 105 en de veiligheidsvoorzieningen 106, 107, allemaal gemonteerd op het chassis 101.
De twee stoelen 104, 105 zijn bedoeld voor twee personen, d.w.z. bestuurder en passagier. In het algemeen, of bij voorkeur, beschouwen we de bestuurder voorin op de eerste stoel 104, maar volgens een andere uitvoeringsvorm zou de bestuurder ook meer achterin de auto op de tweede stoel 105 kunnen zitten. Hier met de bestuurder voorin, kunnen we ook verwijzen naar de bestuurdersstoel 104 voorin, en de passagier daarachter in de passagiersstoel 105. De veiligheidsvoorzieningen 106, 107 zijn bedoeld voor respectievelijk bestuurder en passagier. Ze bestaan uit een afzonderlijke bestuurdersveiligheidsvoorziening 106 en een passagiersveiligheidsvoorziening 107, elk respectievelijk gepositioneerd in de nabijheid van de bestuurdersstoel 104 en de passagiersstoel 105. Beide veiligheidsvoorzieningen 106, 107 bestaan elk uit een boog- of ringachtige constructie, waarbij respectievelijk bestuurder en passagier worden omringd of omsloten. De veiligheidsvoorzieningen 106, 107 kunnen van staal zijn gemaakt, terwijl het chassis 101, waarop ze zijn gemonteerd, bijvoorbeeld is gemaakt van een aluminiumlegering zoals duraluminium.
Het voertuig 100 in Figuur 1 (a) bestaat uit twee zijwanddelen 108, 108", opnieuw gemonteerd op de drager 101, en het onderste deel van de carrosserie vormend. Volgens de uitvoeringsvorm hier hebben we een zijwanddeel 108 links en een ander 108' rechts van zowel de bestuurdersstoel 104 als de passagiersstoel 105. Het zijwanddeel 108 wordt hier als geheel gegeven, terwijl het andere zijwanddeel 108' bestaat uit meerdere delen 109, 110, 111, 112. Aan de voorkant van het voertuig 100, in de buurt van het rechter voorwiel 102, kunnen we voorste neusdeel 109 en voorste zijdeel 110 onderscheiden. Het voorste neusdeel 109 is hier weergegeven als een te openen deur(deel), en kan daarom ook worden aangeduid als te openen neusdeel 109. Het voorste zijdeel 110 is vast gemonteerd aan het chassis 101 en dus niet te openen. Aansluitend hebben we een midden- of tussendeel 111 aan de rechterzijde van het voertuig. Volgens een uitvoeringsvorm is dit middendeel! 111 te openen en kan dus ook als deuropening fungeren. Aan de achterkant van het voertuig 100 hebben we een achterste deel 112 van het zijwanddeel 108. Net zoals het voorste zijdeel 110, is het achterste deel 112 vast gemonteerd aan het chassis 101 en dus niet te openen. Voor het hier gepresenteerde voertuig 100 zijn dus twee mogelijke deuropeningen 109, 111 voorzien, d.w.z. een deuropening 109 aan de voorkant voor het betreden van de bestuurdersstoel 104, waarbij een dergelijke deuropening 109 naar de voorkant toe van het voertuig 100 is gepositioneerd ten opzichte van de bestuurdersveiligheidsvoorziening 106, en een deuropening 111 aan de zijkant in het midden voor het betreden van de passagiersstoel 105, waarbij een dergelijke deuropening 111 is geplaatst tussen de bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen 106, 107. Terwijl de deuropening 109 is afgebeeld in open positie, worden draadverbindingen 121 en licht(regel})module 122, aangebracht aan de binnenkant van het voorste neusdeel 109, getoond. Op de deuropening 109 is ook een deel van het ventilatiesysteem getoond, door middel van een luchtschep 129 die een luchtspleet 119 vormt. Aan de achterkant van het voertuig 100 is nog een luchtspleet 120 voorzien.
Om het binnentreden van lucht in het voertuig 100 aan de vooraan laag (dicht bij de weg) te minimaliseren kan op beide zijwanddelen 108, 108' een aerodynamisch short of zogenaamde splitter 123 worden aangebracht. De twee zijwanddelen 108, 108' komen samen en zijn aan de voor- en achterkant van het voertuig 100 verbonden. Aan de voorkant van het voertuig 100 zijn voorste delen van de zijwanddelen 108, 108' (alle of niet bestaande uit één stuk) eerder rechtstreeks met elkaar verbonden. Aan de achterzijde van het voertuig 100 kunnen achterste delen van de zijwanddelen 108, 108' worden verbonden door middel van een (dwars gemonteerd) tussenstuk 127, waarmee de kofferruimte van het voertuig 100 wordt gevormd. De zijwanddelen 108, 108' kunnen bestaan uit (een- of meerdelige} panelen, mogelijk gemaakt van kunststof zoals ABS of polyester.
Het voertuig 100 in Figuur 1 (a) omvat verder een overkapping 113, met een transparante voorkant 114 en twee transparante zijkanten 115, b.v. gemaakt van glas of plexi. Volgens de uitvoeringsvorm hier, omvat de overkapping 113 een frame (bijvoorbeeld metaal of kunststof) waarin de transparante voorkant 114 en zijkanten 115 zijn voorzien. De overkapping 113 wordt omhoog gehesen en hierbij zogenaamd geopend. In gesloten positie (zijnde de normale positie tijdens het rijden}, is de overkapping 113 gemonteerd op een deel van de zijwanddelen 108, 108, typisch op het voorste deel daarvan. De overkapping 113 in open stand is aan de voorkant van het voertuig 100 opgetild (en vervolgens verplaatst of geduwd) naar de achterkant toe daarvan, zodat de binnenkant van het voertuig 100 toegankelijk is. De overkapping kan scharnierend worden verbonden door middel van een scharnier 116, in de nabijheid van de bestuurdersveiligheidsvoorziening 106 en is bij voorkeur daarmee verbonden, d.w.z. met het bovenste framedeel van de bestuurdersveiligheidsvoorziening 106. Het openen van de overkapping 113 kan mogelijk gemaakt worden, om het betreden van de bestuurdersstoel 104 via de daarvoor aangewezen deuropening 109 te vergemakkelijken (en daarmee een persoon, hier de bestuurder, te helpen of te assisteren). Volgens een uitvoeringsvorm geschiedt het betreden van het voertuig
100 aan de voorkant richting de bestuurdersstoel 104 als volgt: eerst wordt de overkapping 113 omhoog gekanteld, vervolgens gaat (rechter) voorste neusdeel over ongeveer 180° (maximaal) open. Er is een actuator 117 voorzien die het frame van de overkapping (aan de zijkant) met de carrosserie verbindt, in de buurt van of direct met de bestuurdersveiligheidsvoorziening 106. Een dergelijke actuator 117 is bedoeld voor het (gemakkelijker) optillen en/of openen van de overkapping 113.
Zoals eerder vermeld, omvat het voertuig in Figuur 1 (a) een afdekgedeelte of kap 118. Een dergelijke afdekking of kap 118 is opnieuw gemonteerd op een deel van de zijwanddelen 108, 108, typisch op het achterste deel daarvan. Terwijl het voertuig 100 twee zijden heeft, is de kap 118 gemonteerd op het achterste deel van het zijwanddeel 108, 108' aan beide zijden van het voertuig 100. Volgens een uitvoeringsvorm kan de kap 118 zogenaamd geopend zijn, wat betekent dat hij aan één zijde van het voertuig 100 kan opgetild worden, zoals verder zal worden besproken met
Figuur 3. De kap kan bestaan uit één of meer vensters 119 gemaakt van transparant materiaal zoals bijvoorbeeld glas of plexi. De kap 118 zelf kan gemaakt zijn van kunststoffen zoals polyester.
Een cabrioletmodel van het voertuig 100, d.w.z. zonder dak of kap 118, is in zijaanzicht afgebeeld in
Figuur 1 (b). Het voertuig 100 wordt nu getoond vanaf de andere (linker) zijde in vergelijking met
Figuur 1 (a), waarbij het zijwanddeel 108 wordt gezien. Hoewel in 3-wieler voertuig configuratie nu, worden voor- en achterwielen 102, 103 getoond, evenals een klein deel van het chassis 101 aan de voorkant (dicht bij het voorwiel 102} waarop de pedalen 132 zijn gemonteerd voor het aansturen van spierkracht zoals gegenereerd door de bestuurder die op de bestuurdersstoel 104 zit. De passagier zit achter de bestuurder in de passagiersstoel 105. In de nabijheid van respectievelijk bestuurdersstoel en passagiersstoel, kunnen we de bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen 106, 107 opnieuw identificeren. De veiligheidsvoorzieningen 106, 107 zijn hier verbonden in de vorm van een dwarsverbinding 124, hier als bijvoorbeeld ter hoogte van het lichaam van een persoon die in het voertuig 100 zit. Een dergelijke dwarsverbinding 124 kan aan één of beide zijden van het voertuig 100 zijn aangebracht, aan één of beide zijden of daarin ingebed, en wordt in het bijzonder toegevoegd aan de constructie om het nog sterker te maken. Beide veiligheidsvoorzieningen 106, 107 en dwarsverbinding 124 zijn mogelijk van staal. Aan de voorkant van het voertuig 100 kunnen we opnieuw de luchtschep 129 met luchtspleet 119 herkennen, en de overkapping 113 waardoor de bestuurder kan kijken voor het navigeren van het voertuig 100. Op de overkapping 113, in de buurt van of op de bestuurdersveiligheidsvoorziening 106, in het bijzonder bovenste framedeel daarvan, is hier een spoiler 125 gemonteerd. Met name voor dit cabrioletmodel is het erop gericht om de bestuurder (vooraan) uit de regen en de passagier (daarachter) een beetje uit de wind te houden, naast het feit dat het er mooier uitziet en ook om esthetische redenen kan worden toegepast. De spoiler 125 is mogelijk verwijderbaar en kan daarom worden (hergebruikt wanneer de cabrioletmodus wordt toegepast. Ook hier is een aerodynamische splitter 123 voorzien, om het binnentreden van lucht in het voertuig 100 aan de lage (dicht bij de weg) voorzijde te minimaliseren.
Figuur 1 (c) zoomt in op het binnenste voorste neusdeel van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen, in overeenstemming met de uitvinding. Het binnenste gedeelte, in het bijzonder van de voorste neus van de linkerzijde van het voertuig, omvat zijwanddeel 108 welke is afgebeeld. Hieronder zien we het chassis 101 waarmee verstevigingsstaven 142 zijn verbonden. Ook is de licht(regel)module 122 getoond. Verder is het zijwanddeel 108 voorzien van eventueel ingebedde verstevigingsmiddelen 126.
Figuur 2 (a) illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen in (a) perspectiefaanzicht van de achterkant en (b) ingezoomd perspectiefaanzicht van de voorkant, in overeenstemming met de uitvinding. In Figuur 2 (a) wordt het voertuig 200 getoond met dak of kap 218, in het bijzonder gezien vanaf de linkerkant met zijwanddeel 208 en de achterkant met tussenstuk 227, geconnecteerd of in verbinding met de rechterkant van het voertuig bestaande uit zijwanddeel 208 '. Door het ontwerp van de kap 218, die niet aansluit op het tussenstuk 227 achterin, zien we dat er een gat of luchtspleet 220 is gemaakt, voor het uitlaten van (aan de voorzijde ingebrachte) lucht uit het voertuig 200. Voor- en achterwielen 202, 203 zijn aangegeven. Aan de voorkant van het voertuig 200 staat de kap 218 in verbinding met de overkapping 213, hier in gesloten toestand. Figuur 2(b) zoomt in perspectief in op het voorste deel van het voertuig 200, waarbij de zijwanddelen 208, 208' voornamelijk aan de voorkant, het voorste neusdeel 209 en het voorste zijdeel 210 worden getoond. De directe verbinding van de twee zijwanddelen 208, 208' wordt hier benadrukt door middel van de verbinding 228 aan de punt van de neus. Vooraan zijn lichten 230 aangebracht, en opnieuw kunnen we de luchtschep 229 en hiermee gecreëerde luchtspleet 219 onderscheiden. De overkapping 213 bevindt zich ook hier in gesloten positie, en toont duidelijk transparante voorkant 214 en één van de transparante zijkanten 215.
Figuur 3 illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen (a) in perspectief zijaanzicht, en (b) ook in perspectief aanzicht hoewel gezien vanaf de andere kant, in overeenstemming met de uitvinding. In Figuur 3 (a) wordt het voertuig 300 met voor- en achterwielen 302, 303 getoond met dak of kap 318 voorzien van ramen 319, gezien vanaf de linkerzijde met zijwanddeel 308. Aan de achterkant van de kap 318, is de luchtspleet 320 aangegeven. Grenzend aan de kap 318 hebben we de overkapping 313 weer met een transparante voorkant 314 en twee transparante zijkanten 315. Vooraan de overkapping 313, is de luchtschep 329 duidelijk zichtbaar samen met de daarin gemaakte luchtspleet 319. Aan de voorkant van het voertuig 300 zien we ook de lichten 330 en de aerodynamische splitter 323. Het voertuig 300 in
Figuur 3 (b) wordt getoond als gedeeltelijk geopend. Hier is de kap 318 zogenaamd geopend, wat betekent dat deze aan één kant is opgetild, hier de rechterkant van het voertuig 300, in het bijzonder aan het achterste deel van het zijwanddeel 308' van deze rechterkant naar de andere (linker)zijde toe van het voertuig 300. Aan de andere (linker)zijde van het voertuig 300, in het bijzonder aan het achterste deel van het zijwanddeel 308 van deze andere (linker)zijde, kan de kap 318 scharnierend worden verplaatst, rondom scharnier 334, weg van de rechterkant. Het openen van de afdekking of kap 318 kan worden geactiveerd, om het betreden van de passagiersstoel 305 via de daarvoor aangewezen deuropening 311 te vergemakkelijken (en dus een persoon, hier de passagier, te helpen of te assisteren). Volgens een uitvoeringsvorm vindt het betreden van het voertuig 300 vanaf de zijkant of achterkant richting de passagiersstoel 305 als volgt plaats: eerst wordt de kap 318 omhoog gekanteld terwijl deze rond het scharnier 334 draait, waarbij de kap 318 kan draaien onder een hoek van ongeveer 60°, dan wordt de deuropening 311 aan de (rechter)zijde geopend zodat de passagier gemakkelijk het voertuig 300 kan betreden tussen de twee ringen van de respectieve veiligheidsvoorzieningen 306, 307. Volgens een uitvoeringsvorm, kan de kap conisch of conisch gevormd zijn, en een overeenkomstige ontwerpconfiguratie hebben voor het scharnier waaromheen een dergelijke conische kap moet worden gedraaid, zodanig dat de kap omhoog kan worden getild, waarbij het afdekgedeelte van de auto wordt geopend. Met de kap 318 en de deuropening 311 geopend, zien we duidelijk de bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen 306, 307, gemonteerd op het chassis 301, respectievelijk in de nabijheid van de bestuurdersstoel
304 en de passagiersstoel 305. Het zijwanddeel 308' bestaat hier uit meerdere stukken panelen, d.w.z. voorste neusdeel 309, voorste zijdeel 310, middendeel 311 en achterste deel 312, bijvoorbeeld allemaal gemaakt van kunststoffen zoals ABS of polyester. In het bijzonder kunnen we zien dat het middendeel 311 dat hier tevens een deuropening is, is voorzien van ingebedde verstevigingskruisen 331. Aan de achterkant, verbindt het tussenstuk 327 de twee zijwanddelen 308, 308', en vormt een bijna gesloten kofferbak van het voertuig 300, terwijl de rkap 318 is geconfigureerd om een opening of luchtspleet 320 te vormen met de achterkant van de auto wanneer deze in gesloten positie is.
Figuur 4 illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen, ingezoomd op de binnenkant gezien vanaf de achterbank naar voren kijkend, volgens de uitvinding. Aangezien de bestuurder voorin zit en de passagier daarachter in de richting van de achterkant van de auto 400, kan de achterbank ook worden aangeduid als passagiersstoel (hier niet weergegeven, als zijnde het oogpunt). Een deel van de bestuurdersstoel 404 en de voorwielen 402 zijn zichtbaar, inclusief het chassis 401 waarop ze zijn gemonteerd. Rechts van de bestuurdersstoel 404 is een stuurhendel voorzien. De pedalen 432 en ketting 441 voor het mogelijk maken van fietsbewegingen zijn geïllustreerd aan de voorkant van het chassis 401. De boog of ringachtige constructie van de bestuurdersveiligheidsvoorziening 406 is duidelijk weergegeven. We kunnen ook de overkapping 413 onderscheiden met zijn transparante voorkant 414 en twee transparante zijkanten 415. In de binnenkant van voorste neus 409, zijn de licht(regel)modules 422 aangegeven.
Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen, ingezoomd op de binnenkant van de achterzijde of kofferruimte, gezien van achter het voertuig naar voren kijkend, volgens de uitvinding. We veronderstellen dat de bestuurder vooraan op de bestuurdersstoel 504 zit en de passagier daarachter op de passagiersstoel 505. Een deel van de passagiersveiligheidsvoorziening 507 is weergegeven in de nabijheid van de passagiersstoel 505. De binnenkant van het middelste deel 511 en achterste deel 512 zijn aangegeven rechts van de stoelen.
We zien de achterwielen 503 gemonteerd op het chassis 501 en de elektromotor 533 achterin of in de kofferbak, Een deel van het tussenstuk 527 is getoond voor het gedeeltelijk afsluiten van de kofferruimte, terwijl de twee zijwanddelen van respectievelijk de linker- en rechterzijde van het voertuig 500 met elkaar worden verbonden.
Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen, ingezoomd aan de binnenkant in het midden naar achteren toe, volgens de uitvinding. We kijken in het voertuig 600 vanaf het achterste gedeelte (hier niet getoond, als zijnde het gezichtspunt) ervan, met de kap 618 geopend en dus omhoog geheven terwijl het rond het scharnier 634 is gedraaid, over een hoek van ongeveer 60°, De binnenkant van de linkerzijde van het voertuig 600 wordt nu bekeken, omvattende zijwanddeel 608 voorzien van ingebedde verstevigingsmiddelen 626. Een deel van de overkapping 613, in het bijzonder een deel van de linker transparante zijde 615 daarvan, kan worden onderscheiden naast (en voor) de kap 618 welke is voorzien van ramen 619. Op de kap is een actuator 635 voorzien om deze (gemakkelijker) op te tillen en/of te openen. We zien de passagiersstoel 605 achterin en de passagiersveiligheidsvoorziening 607 in de buurt daarvan. Een deel van de bestuurdersveiligheidsvoorziening 606 wordt ook bekeken, evenals de dwarsverbinding 624, die zowel de bestuurders- als de passagiersveiligheidsvoorzieningen 606, 607 verbindt voor verdere versterking van de constructie. Achter de achterbank of passagiersstoel 605 is het linker achterwiel 603 afgebeeld.
Figuur 7 illustreert een uitvoeringsvorm van de drager of het chassis van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen in perspectief aanzicht, in overeenstemming met de uitvinding. Het chassis 701 is getekend voor het gehele voertuig, waarbij we het voorste deel 737, het middelste deel 738 en het achterste deel 739 kunnen onderscheiden. Aan het voorste deel 737 is een stuurhendel 736 voorzien. Een torsiestaaf 740 als onderdeel van de ophanging van het voertuig is voorzien aan het achterste deel 739.
Figuur 8 illustreert een uitvoeringsvorm van het voertuig met veiligheidsvoorzieningen in perspectief zijaanzicht met afdekgedeelte of kap, waarvan één zijwanddeel is gedemonteerd om enkele van de delen binnenin beter aan te duiden, in overeenstemming met de uitvinding. In het bijzonder is hier het rechter zijwanddeel van het voertuig 800 verwijderd, terwijl het linker zijwanddeel 808 is gebleven. De kap 818 en de overkapping 813 zijn beide in gesloten stand. Het chassis 801 is aan de onderkant van het voertuig 800 getekend, waarop de voor- en achterwielen 802, 803 roteerbaar zijn gemonteerd. De twee stoelen 804, 805 voor respectievelijk bestuurder en passagier zijn weergegeven, inclusief bijbehorende veiligheidsvoorzieningen 806, 807 in de nabijheid daarvan. Aan de linker binnenzijde van de auto 800 zien we de versterkende dwarsverbinding 824, die de veiligheidsvoorzieningen 806, 807 verbindt ter hoogte van het zijwanddeel 808. Verdere verstevigingsmiddelen 826 zijn aan de linker binnenzijde aangebracht (eventueel ingebed daar binnen) over de gehele lengte |.
Figuur 9 (a) en (b) illustreren beide een uitvoeringsvorm van het voertuig in zijaanzicht met afdekgedeelte of kap, waarbij het werkingsprincipe van het ventilatiesysteem volgens de uitvinding wordt aangegeven. In Figuur 9 (a) zijn ook de veiligheidsvoorzieningen, chassis en stoelen afgebeeld, terwijl Figuur 9 (b} vooral het principe van het ventilatiesysteem laat zien. Het voertuig 900 wordt getoond vanaf zijn linkerzijde met zijwanddeel 908. Het chassis 901 is van voren naar achteren getekend, waarop voor- en achterwielen 902, 903 en twee stoelen 904, 905 zijn gemonteerd. In de buurt van het achterwiel 903 is de elektromotor 933 weergegeven. Verder zijn aan de achterkant van de auto 900, luchtspleet 920, voor uittredende luchtstroom, en tussenstuk 927, dat de zijwanddelen aan de achterkant verbindt, aangegeven. Het voertuig 900 heeft aan de voorkant een overkapping 913 en is afgedekt met een kap 918. In de nabijheid van het voorwiel 902 zijn de pedalen 932 en ketting 941 getoond om het fietsen mogelijk te maken. Verder kan aan de voorkant lucht het voertuig 900 binnenkomen via luchtspleet 919 van de luchtschep of luchtinlaat 929 die is aangebracht op het neusdeel, net onder de overkapping 913. Om het binnenkomen van lucht in het voertuig 900 vooraan aan de onderkant (dicht bij de weg) te minimaliseren kan de aerodynamische splitter 923 worden geleverd. De lucht die het voertuig 900 binnenkomt en verlaat wordt aangegeven door middel van pijlen In en Out. Binnen het voertuig 900 wordt een laminaire luchtstroom gegenereerd zoals aangegeven door de pijlen a en b. Verwijzend naar de positie van pijlen a, is de ventilatiestroom bedoeld om de ruiten te ontwasemen, wat bijvoorbeeld na een tijdje kan optreden, omdat de fietser door zijn/haar inspanning warmte zal produceren. Het kan ook als nodig bevonden worden in de winter tijdens het rijden. Condensatie in de ochtend zou geen probleem moeten zijn, aangezien er dan meestal geen temperatuurverschil is tussen binnen en buiten. Verwijzend naar de positie van pijlen b, is de ventilatie er om de fietsende rijder af te koelen (vooral in de zomer, zelfs bij het rijden in cabrioletmodus).
Hoewel deze uitvinding is beschreven met betrekking tot enkele uitvoeringsvormen hierboven, kan de onderhavige uitvinding verder worden gewijzigd binnen de geest en omvang van deze beschrijving.
Deze aanvrage is daarom bedoeld om alle variaties, gebruik of aanpassingen van de uitvinding te dekken gebaseerd op de algemene principes ervan.
Verder is deze aanvrage bedoeld om dergelijke afwijkingen van de onderhavige beschrijving te dekken die binnen de bekende of gebruikelijke praktijk in de stand-van-techniek vallen waarop deze uitvinding betrekking heeft en die binnen de grenzen van de bijgevoegde conclusies vallen.
Claims (14)
1. Een (licht) voertuig (100) (voor één of twee personen) bestaande uit een drager (101); ten minste drie wielen (102, 103) die roteerbaar zijn gemonteerd op de drager (101); een bestuurdersstoel (104) en een passagiersstoel (105) gemonteerd op de drager (101) en achter elkaar opgesteld; afzonderlijke bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen (106, 107), gemonteerd op de drager (101), elk respectievelijk gepositioneerd in de buurt van de bestuurdersstoel (104) en de passagiersstoel (105).
2. Het (licht) voertuig (100) volgens conclusie 1, waarbij de afzonderlijke bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen (106, 107) elk bestaan uit een boog (die de bestuurder of passagier omgeeft) die mogelijk van staal is gemaakt.
3. Het (licht) voertuig (100) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de afzonderlijke bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen (106, 107) zijn verbonden door middel van een dwarsverbinding, mogelijk ook van staal, en bij voorkeur ter hoogte van het lichaam van een persoon zittend in het voertuig (100), aan één of beide zijden daarvan.
4. Het (lichte) voertuig (100) volgens conclusie 1 tot 3, waarbij de drager (101) is gemaakt van een aluminiumlegering zoals duraluminium.
5. Het (lichte) voertuig (100) volgens conclusie 1 tot 4, waarbij de bestuurdersstoel (104) zich vooraan in het voertuig (100) bevindt en de passagiersstoel (105) daarachter.
6. Het (licht) voertuig (100) volgens conclusie 1 tot 5, verder omvattende twee zijwanddelen (108, 108') gemonteerd op de drager (101), één links en één rechts van zowel de bestuurdersstoel (104) als de passagiersstoel (105), waarbij ten minste één van de zijwanddelen (108') een deuropening (109) omvat voor het betreden van de bestuurdersstoel (104) die is gepositioneerd naar de voorkant van het voertuig (100) ten opzichte van de bestuurdersveiligheidsvoorziening (106), en/of een deuropening (111) voor het betreden van de passagiersstoel (105) die is gepositioneerd tussen de bestuurders- en passagiersveiligheidsvoorzieningen (106, 107).
7. Het (licht) voertuig (100) volgens conclusie 1 tot 6, waarbij de twee zijwanddelen (108, 108") elk bestaan uit panelen voorzien van ingebedde verstevigingskruisen (331), en mogelijk gemaakt zijn van kunststoffen zoals ABS of polyester.
8. Het (lichte) voertuig (100) volgens conclusie 1 tot 7, verder omvattende een overkapping (113) die is gemonteerd op het (voorste) deel van de zijwanddelen (108, 108), en die kan worden opgetild aan de voorzijde het voertuig (100) naar achteren toe, terwijl deze scharnierend verbonden is in de buurt van en bij voorkeur aan (bovenste framedeel van) de bestuurdersveiligheidsvoorziening (106).
9. Het (licht) voertuig (100) volgens conclusie 8, verder omvattende een spoiler (125) die is gemonteerd op de overkapping (113) of in de buurt van of op (bovenste framedeel van) de bestuurdersveiligheidsvoorziening (106).
10. Het (lichte) voertuig (100) volgens conclusie 1 tot 8, verder omvattende een afdekgedeelte (118) dat op het (achterste) deel van de zijwanddelen (108, 108') is gemonteerd en kan worden opgetild aan één zijde van het voertuig (100) naar de andere zijde toe, terwijl aan de andere zijde van het voertuig (100) het afdekgedeelte scharnierend wordt bewogen, weg van die ene zijde.
11. Het (licht) voertuig (100) volgens conclusie 10, waarbij het afdekgedeelte (118) is gemaakt van kunststoffen zoals polyester.
12. Het (licht) voertuig (100) volgens conclusie 1 tot 11, verder omvattende een hybride aandrijving bestaande uit elektrisch- en spiervermogen.
13. Het (lichte) voertuig (100) volgens conclusie 12, waarbij het elektrisch vermogen wordt opgewekt door een elektromotor (533) die is aangebracht in (de achterkant van) het voertuig (100), en/of het opwekken van het spiervermogen mogelijk gemaakt wordt door middel van pedalen (132) aangebracht op (voorste of middelste deel van) de drager (101).
14, Het (lichte) voertuig (100) volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een ventilatiesysteem omvattende een luchtspleet (119, 120) vooraan en aan de achterkant van het voertuig (100), waarbij de luchtspleet zodanig is ingericht dat een laminaire luchtstroom (a, b) wordt geïnduceerd vooraan aan de binnenzijde van de overkapping (113), en het voertuig (100) aan de achterkant verlaat.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20225264A BE1030505A9 (nl) | 2022-04-07 | 2022-04-07 | Licht voertuig met veiligheidsvoorzieningen |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20225264A BE1030505A9 (nl) | 2022-04-07 | 2022-04-07 | Licht voertuig met veiligheidsvoorzieningen |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1030505A1 BE1030505A1 (nl) | 2023-11-30 |
BE1030505B1 BE1030505B1 (nl) | 2023-12-15 |
BE1030505A9 true BE1030505A9 (nl) | 2024-01-03 |
Family
ID=82446478
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE20225264A BE1030505A9 (nl) | 2022-04-07 | 2022-04-07 | Licht voertuig met veiligheidsvoorzieningen |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1030505A9 (nl) |
Family Cites Families (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE525131A (nl) * | 1953-01-20 | |||
DE2126667A1 (de) * | 1971-05-28 | 1972-12-07 | Daimler Benz Ag, 7000 Stuttgart | Anordnung zur Belüftung in einem Kraftfahrzeug, insbesondere einem Per sonenkraftwagen |
DE3109555A1 (de) * | 1981-03-13 | 1983-02-17 | Scholz, Ludwig, 3000 Hannover | Dreiraederiges kabinenfahrrad |
DE4306094A1 (de) * | 1993-02-27 | 1994-09-01 | Edgar Loehr | Umweltfreundliches, mehrsitziges Leichtfahrzeug mit Muskelkraftantrieb |
US8556009B2 (en) * | 2006-12-19 | 2013-10-15 | Bradley Wayne Bartilson | Safe, super-efficient, four-wheeled vehicle employing large diameter wheels with continuous-radius tires, with leaning option |
WO2014115175A2 (en) * | 2013-01-28 | 2014-07-31 | Eicher Polaris Private Limited | Side-by-side utility vehicle |
ITMI20130369A1 (it) * | 2013-03-12 | 2014-09-13 | Gianfranco Chiarabini | Mezzo di trasporto a propulsione umana, anche servoassistita |
DE102013005918B4 (de) * | 2013-03-28 | 2018-03-29 | Robert Schulze | Leichtfahrzeug mit einem Hybridantrieb aus Elektro- und Muskelkraftantrieb, mit vier Rädern für zwei Personen |
US9994276B2 (en) * | 2014-12-31 | 2018-06-12 | Arcimoto, Inc. | Narrow ultra efficient three wheeled vehicle with automotive class feel |
CO2019005437A1 (es) * | 2019-05-24 | 2020-05-29 | Centro De Innovacion Para Motociclistas Tech4Riders S A S | Motocicleta segura |
-
2022
- 2022-04-07 BE BE20225264A patent/BE1030505A9/nl active IP Right Grant
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE1030505A1 (nl) | 2023-11-30 |
BE1030505B1 (nl) | 2023-12-15 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7445075B2 (en) | Four-wheeled vehicle | |
US4313517A (en) | Lightweight electrically driven three-wheeled vehicle with low center of gravity and lightweight superstructure including improved braking system | |
US4336964A (en) | Lightweight canopy for three-wheeled vehicle with low center of gravity | |
US4181188A (en) | Energy efficient passenger vehicle | |
USRE31156E (en) | Energy efficient passenger vehicle | |
US20020175007A1 (en) | Modular mobility vehicle | |
US20060273624A1 (en) | Elevated deck bus with removable roof | |
JP6940738B2 (ja) | 電気自動車 | |
BE1030505A9 (nl) | Licht voertuig met veiligheidsvoorzieningen | |
EP1077865B1 (en) | City-car | |
JP2012502843A (ja) | 人及び/又は荷物を運搬するための動力化された二輪車又は三輪車 | |
US11524612B2 (en) | Electric bus seat and electric battery arrangement | |
US11548582B2 (en) | Compact three-wheeled electric vehicle | |
CN202113244U (zh) | 轮椅搬送装置 | |
JP2021083571A (ja) | 電動車椅子 | |
CN2337058Y (zh) | 双引擎四轮变幅防护型摩托车 | |
JP3142736U (ja) | 電動3人乗り3輪自転車 | |
US20220257440A1 (en) | Motorized personal transporter | |
JP7558445B1 (ja) | 電動式ルーフ付きトライク | |
CN216824773U (zh) | 游乐小坦克 | |
CN2535309Y (zh) | 一种电动三轮车 | |
CN2507762Y (zh) | 全封闭式电动自行车 | |
CN2196079Y (zh) | 便携式折叠增速自行车 | |
CN2451399Y (zh) | 弱体人用电动三轮车 | |
CZ15386U1 (cs) | Dvoumístný užitkový elektrovozík |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20231215 |