BE1027219A1 - Montagesysteem voor plafond- of wandapparaat - Google Patents

Montagesysteem voor plafond- of wandapparaat Download PDF

Info

Publication number
BE1027219A1
BE1027219A1 BE20195269A BE201905269A BE1027219A1 BE 1027219 A1 BE1027219 A1 BE 1027219A1 BE 20195269 A BE20195269 A BE 20195269A BE 201905269 A BE201905269 A BE 201905269A BE 1027219 A1 BE1027219 A1 BE 1027219A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
ceiling
wall
mounting system
wall portion
friction lining
Prior art date
Application number
BE20195269A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027219B1 (nl
Inventor
Tom Cooreman
Original Assignee
Niko Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Niko Nv filed Critical Niko Nv
Priority to BE20195269A priority Critical patent/BE1027219B1/nl
Priority to DK20171110.8T priority patent/DK3731359T3/da
Priority to PL20171110.8T priority patent/PL3731359T3/pl
Priority to EP20171110.8A priority patent/EP3731359B1/en
Publication of BE1027219A1 publication Critical patent/BE1027219A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027219B1 publication Critical patent/BE1027219B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/18Distribution boxes; Connection or junction boxes providing line outlets
    • H02G3/20Ceiling roses or other lighting sets
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/12Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting
    • H02G3/123Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting in thin walls

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Supports Or Holders For Household Use (AREA)

Abstract

Een montagesysteem (100) voor het monteren van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond (104) of een wand wordt geopenbaard. Het montagesysteem (100) omvat een plafond- of wanddeel (102) om verwijderbaar in of op het plafond (104) te bevestigen. Het montagesysteem (100) omvat ook een apparaatvasthouddeel (106) om het plafond- of wandapparaat te ontvangen. Het plafond- of wanddeel (102) en het apparaatvasthouddeel (106) omvatten een verbindingsmiddel (110) om het apparaatvasthouddeel (106) verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel (102) te bevestigen door middel van een combinatie van lineaire beweging en rotatiebeweging. Verder omvat het apparaatvasthouddeel (106) meerdere ribben (116) die zich longitudinaal uitstrekken op een buitenoppervlak (118) daarvan, en omvat het plafond- of wanddeel (102) een tand (120) om aan te grijpen met tussenruimte gedefinieerd tussen twee aangrenzende ribben (116) van het apparaatvasthouddeel (106).

Description

MONTAGESYSTEEM VOOR PLAFOND- OF WANDAPPARAAT Technisch gebied van de uitvinding De huidige uitvinding heeft betrekking op een montagesysteem voor een plafond- of wandapparaat.
Achtergrond van de uitvinding In conventionele montagesystemen voor het installeren van plafond- of wandapparaten, zoals sensoren, detectoren en verlichtingsarmaturen, is het bij hangende plafondstructuren bekend om dergelijke inrichtingen op hun plaats te houden met behulp van schroeven of andere bevestigingselementen en om dergelijke inrichtingen te verbinden met een geschikte bron van elektrisch voeding boven de hangende plafondstructuren. Bij complexe plafondstructuren kan deze installatieprocedure complex worden. Ook kan het gebruik van verschillende materialen voor het vormen van het plafond of de plafondstructuren leiden tot een verschillende dikte van het plafond of de plafondstructuren. Een dergelijk scenario kan verder problemen opleveren ten aanzien van het gebruik van de bevestigingselementen om het montagesysteem aan het plafond te bevestigen. In gevallen waar decoratieve wandpanelen met het plafond- of wandapparaten gebruikt worden, wordt het bevestigen van de wandpanelen een lange en lastige klus, omdat er meerdere bevestigingselementen gebruikt moeten worden. Bovendien kunnen de bevestigingselementen aan de buitenzijde worden blootgesteld, wat het esthetische uiterlijk van dergelijke wandpanelen kan aantasten.
EP-octrooiaanvrage 3 297 110 beschrijft een montagesysteem voor een plafond- of wandapparaat, omvattende een plafond- of wanddeel en een apparaatvasthouddeel voor het ontvangen van het plafond- of wandapparaat. Het plafond- of wanddeel en het apparaatvasthouddeel omvatten een verbindingsmiddel om het apparaatvasthouddeel verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel te bevestigen door middel van een combinatie van lineaire beweging en rotatiebeweging.
Hoewel het bevestigingssysteem volgens EP octrooiaanvrage 3 297 110 de noodzaak van het gebruik van bevestigingselementen, zoals schroeven, om het plafond- of wanddeel aan het plafond of de wand vast te maken, wegneemt, kunnen verschillende temperatuuromstandigheden, bijvoorbeeld hoge temperatuurverschillen, veroorzaken dat het plafond- of wandapparaat loskomt. In gevallen waar het plafond- of wandapparaat een sensor of detector is, bijvoorbeeld een nabijheidssensor, kan het nodig zijn om de sensor vast te houden in een gewenste oriëntatie binnen het apparaatvasthouddeel om een goede werking van de sensor te bereiken. Dergelijke omgevingsomstandigheden kunnen echter uiteindelijk leiden tot kanteling of verplaatsing van de sensor of detector of kunnen veroorzaken dat de sensor of de detector uit het plafond valt, wat niet gewenst is.
Samenvatting van de uitvinding Volgens een aspect van de huidige uitvinding wordt een bevestigingssysteem voor montage van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond of een wand verschaft.
Het plafond- of wandapparaat kan één zijn van een sensor, een detector, een regeleenheid, een actuator, een verlichtingsinrichting, of een luidspreker.
Het montagesysteem omvat een plafond- of wanddeel, ingericht om verwijderbaar in of op het plafond of de wand te bevestigen en een apparaatvasthouddeel, ingericht om het plafond- of wandapparaat te ontvangen.
Het plafond- of wanddeel en het apparaatvasthouddeel omvatten een verbindingsmiddel, ingericht om het apparaatvasthouddeel verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel te bevestigen door middel van een combinatie van een lineaire beweging en een rotatiebeweging.
Verder omvat het apparaatvasthouddeel meerdere ribben die zich longitudinaal uitstrekken op een buitenoppervlak daarvan, en omvat het plafond- of wanddeel een tand, ingericht om aan te grijpen met een tussenruimte gedefinieerd tussen twee aangrenzende ribben van het apparaatvasthouddeel.
Met de bovenstaande configuratie van het montagesysteem kan het apparaatvasthouddeel gemakkelijk aan het plafond of de wand geïnstalleerd worden met de combinatie van de lineaire beweging en de rotatiebeweging.
De ribben die zich op het buitenoppervlak van het — apparaatvasthouddeel bevinden, dragen bij aan de sterkte van het apparaatvasthouddeel, waardoor ze het montagesysteem robuust maken.
Verder kan, vanwege de aangrijping van de tand en de ribben, voorkomen worden dat het plafond- of wandapparaat gekanteld wordt vanwege omgevingsomstandigheden.
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan het montagesysteem een eerste frictievoering die zich bevindt op de tand van het plafond- of wanddeel omvatten.
Volgens andere uitvoeringsvormen kan het montagesysteem een tweede frictievoering die zich bevindt op een binnenoppervlak van het plafond- of wanddeel omvatten.
De tweede frictievoering kan zich, volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding, boven de tand bevinden.
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan het verbindingsmiddel een eerste deel dat zich bevindt op het plafond- of wanddeel en een tweede deel dat zich bevindt op het apparaatvasthouddeel omvatten.
Het eerste deel van het verbindingsmiddel kan ten minste één weerhaak, bijvoorbeeld een schroefdraad, die zich uitstrekt langsheen het binnenoppervlak van het plafond- of wanddeel, omvatten.
Het tweede deel van het verbindingsmiddel kan ten minste één gedeeltelijke schroefdraad, ingericht om aan te grijpen met de ten minste één weerhaak van het eerste deel, omvatten. Als toevoegin, grijpt de ten minste één gedeeltelijke schroefdraad ook aan met de tand van het plafond- of wanddeel gedurende de rotatiebeweging. Aangrijping van het eerste deel en het tweede deel gedurende de lineaire beweging en de rotatiebeweging maakt het mogelijk om het apparaatvasthouddeel verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel te bevestigen. Daardoor kan het gebruik van bevestigingselementen, zoals schroeven, geëlimineerd worden.
Het apparaatvasthouddeel kan, in één uitvoeringsvorm, een flens omvatten die zich in een eerste vlak uitstrekt en een cilinder die zich vanaf de flens in een tweede vlak loodrecht op het eerste vlak uitstrekt. De flens kan een eerste oppervlak, ingericht om naar het plafond of de wand gericht te zijn, en een tweede oppervlak tegenover het eerste oppervlak en ingericht om van het plafond of de wand af gericht te zijn, omvatten. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan het eerste oppervlak van de flens een derde frictievoering omvatten. Volgens een andere uitvoeringsvorm kan het eerste oppervlak van de flens meerdere groeven omvatten die ingericht zijn om een ruw oppervlak te vormen. In weer een andere uitvoeringsvorm kan een buitenoppervlak van de cilinder van het apparaatvasthouddeel, dat ingericht is om met het plafond- of wanddeel aan te grijpen, een vierde frictievoering omvatten.
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan ten minste één van de eerste frictievoering, de tweede frictievoering, de derde frictievoering, of de vierde frictievoering een elastomeer, zoals rubber, omvatten. Ten minste één of meer van deze frictievoeringen kan verschaft zijn om de wrijving te verbeteren bij delen waar het apparaatvasthouddeel in contact komt met het plafond- of wanddeel.
Andere kenmerken en aspecten van deze uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende beschrijving en de bijgevoegde tekeningen.
Korte beschrijving van de tekeningen FIG. 1 illustreert een opengewerkt aanzicht van een montagesysteem, afgebeeld in samenhang met een plafond of wand, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; FIG. 2 illustreert een perspectiefaanzicht van een plafond- of wanddeel van het montagesysteem, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; FIG. 3 illustreert een aanzicht van een apparaatvasthouddeel van het montagesysteem, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding;
FIG. 4A illustreert een vergroot aanzicht van een tand van het plafond- of wanddeel, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; FIG. 4B illustreert een dwarsdoorsnedenaanzicht dat aangrijping van de tand met ribben van het apparaatvasthouddeel toont, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; FIG. 5A illustreert een gedeelte van het plafond- of wanddeel met een eerste frictievoering, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; FIG. 5B illustreert een gedeelte van het plafond- of wanddeel met een tweede frictievoering, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; FIG. 6A illustreert een aanzicht van het apparaatvasthouddeel omvattende een derde frictievoering, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; FIG. 6B illustreert een aanzicht van het apparaatvasthouddeel omvattende een vierde frictievoering, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; en FIG. 7 illustreert een perspectiefaanzicht van het apparaatvasthouddeel omvattende een ruw oppervlak op een flens, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding.
Beschrijving van illustratieve uitvoeringsvormen In de beschrijving zullen verschillende uitvoeringsvormen gebruikt worden om de uitvinding te beschrijven.
Daarom zal verwezen worden naar verschillende tekeningen.
Het moet duidelijk zijn dat deze tekeningen niet-beperkend bedoeld zijn, waarbij de uitvinding alleen door de conclusies beperkt wordt.
De tekeningen zijn dus voor illustratieve doeleinden, waarbij de afmetingen van sommige van de elementen in de tekeningen kunnen overdreven zijn ter wille van de duidelijkheid.
De term “omvattende” mag niet worden geïnterpreteerd als zijnde beperkend op enigerlei wijze voor de uitvinding.
De term “omvattende”, die in de conclusies gebruikt wordt, is niet bedoeld om beperkend te zijn op de middelen die daarna beschreven worden; het sluit andere elementen, onderdelen of stappen niet uit.
De term “verbonden” zoals deze in de conclusies en in de beschrijving gebruikt wordt, mag, tenzij anders aangegeven, niet geïnterpreteerd worden als zijnde beperkt tot directe verbindingen.
Onderdeel A dat verbonden is met onderdeel B is dus niet beperkt tot onderdeel A dat in direct contact staat met onderdeel B, maar omvat ook indirect contact tussen onderdeel A en onderdeel B, met andere woorden omvat ook het geval waarbij tussenliggende onderdelen aanwezig zijn tussen onderdeel A en onderdeel B.
Niet alle uitvoeringsvormen van de uitvinding omvatten alle kenmerken van de uitvinding.
In de volgende beschrijving en conclusies kan elk van de geclaimde uitvoeringsvormen in een combinatie gebruikt worden.
Nu zal in detail verwezen worden naar specifieke uitvoeringsvormen of kenmerken, waarvan 5 voorbeelden in de bijgevoegde tekeningen geïllustreerd zijn.
Waar mogelijk, worden corresponderende of soortgelijke referentienummers in de tekeningen gebruikt om naar dezelfde of corresponderende onderdelen te verwijzen.
Bovendien worden verwijzingen naar verschillende hierin beschreven elementen gezamenlijk of individueel gemaakt wanneer er meer dan één element van hetzelfde type kan zijn.
Dergelijke verwijzingen zijn echter enkel exemplarisch van aard.
Er kan opgemerkt worden dat elke verwijzing naar elementen in het enkelvoud ook opgevat kan worden als betrekking hebbend op het meervoud en vice-versa zonder het toepassingsgebied van de uitvinding tot het exacte aantal of type van dergelijke elementen te beperken, tenzij expliciet uiteengezet in de bijgevoegde conclusies.
Geen element, handeling, of instructie die hierin gebruikt wordt, mag opgevat worden als kritiek of essentieel, tenzij expliciet als zodanig beschreven is.
Ook, zoals hierin gebruikt, is het lidwoord “een” bedoeld om één of meer artikelen te omvatten en kan het uitwisselbaar gebruikt worden gebruikt met “één of meer". De huidige uitvinding verschaft een bevestigingssysteem voor montage van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond of een wand.
Het montagesysteem omvat een plafond- of — wanddeel ingericht om verwijderbaar in of op het plafond of de wand te bevestigen en een apparaatvasthouddeel ingericht om het plafond- of wandapparaat te ontvangen.
Het plafond- of wanddeel en het apparaatvasthouddeel omvatten een verbindingsmiddel ingericht om het apparaatvasthouddeel verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel te bevestigen door middel van een combinatie van een lineaire beweging en een rotatiebeweging.
Het apparaatvasthouddeel omvat meerdere ribben die zich longitudinaal op een buitenoppervlak daarvan uitstrekken, en het plafond- of wanddeel omvat een tand ingericht om aan te grijpen met een tussenruimte gedefinieerd tussen twee aangrenzende ribben van het apparaatvasthouddeel.
Verwijzend naar FIG. 1, is een montagesysteem 100 volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding geïllustreerd.
Het montagesysteem 100 wordt gebruikt voor het monteren van een plafond- of wandapparaat (niet afgebeeld) die omvat, maar niet beperkt is tot, een sensor, een detector, een regeleenheid, een actuator, een verlichtingsinrichting, of een luidspreker.
Het montagesysteem 100 omvat een plafond- of wanddeel 102 dat bij een achterste gedeelte van een plafond 104 gepositioneerd is en in contact met het plafond 104 gebracht wordt op het moment van installatie van het montagesysteem 100. Zoals hierin gebruikt, kan de uitdrukking ‘achterste gedeelte' begrepen worden als een gebied boven het plafond 104 dat voor een gebruiker niet zichtbaar is. Met betrekking tot een wand, verwijst de uitdrukking ‘achterste gedeelte’ echter naar een gebied binnen of achter de wand. Dienovereenkomstig verwijst ‘voorste gedeelte’ naar een gebied op het plafond of de wand dat voor de gebruiker zichtbaar is. Het montagesysteem 100 omvat verder een apparaatvasthouddeel 106 ingericht om het plafond- of wandapparaat te ontvangen. Het plafond 104 definieert een opening 108 doorheen welke het apparaatvasthouddeel 106 verwijderbaar aan het plafond of wanddeel 102 bevestigd kan worden. Het plafond- of wanddeel 102 en het apparaatvasthouddeel 106 omvatten een verbindingsmiddel 110, ingericht om het apparaatvasthouddeel 106 verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel 102 te bevestigen door middel van een combinatie van lineaire beweging en rotatiebeweging. Specifiek omvat het verbindingsmiddel 110 een eerste deel 112 dat zich bevindt op het plafond- of wanddeel 102 en een tweede deel 114 dat zich bevindt op het apparaatvasthouddeel 106. Gedurende de lineaire beweging en de rotatiebeweging grijpen het eerste deel 112 en het tweede deel 114 van het verbindingsmiddel 110 met elkaar aan om mogelijk te maken dat het apparaatvasthouddeel 106 verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel 102 bevestigd wordt. Met een dergelijke combinatie van de lineaire en rotatiebewegingen, kan de afstand tussen het apparaatvasthouddeel 106 en het plafond- of wanddeel 102 aangepast worden.
Volgens één uitvoeringsvorm omvat het apparaatvasthouddeel 106 meerdere ribben 116 die zich longitudinaal uitstrekken op een buitenoppervlak 118 van het apparaatvasthouddeel 106. Het plafond- of wanddeel 102 omvat een tand 120, ingericht om aan te grijpen met tussenruimten gedefinieerd tussen twee aangrenzende ribben 116 van het apparaatvasthouddeel 106. Dergelijke aangrijping van de tand 120 en de ribben 116 maakt het mogelijk dat het plafond- of wandapparaat, zoals de sensor of de detector, in een geïnstalleerde positie en gewenste oriëntatie blijft en voorkomt enige veranderingen in de oriëntatie vanwege omgevingsomstandigheden.
FIG. 2 illustreert een perspectiefaanzicht van het plafond- of wanddeel 102, volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Volgens deze uitvoeringsvorm is het plafond- of wanddeel 102 geïmplementeerd als een cilindrische structuur, omvattende een flens 202 die zich uitstrekt in een eerste vlak en een cilinder 204 die zich uitstrekt vanaf de flens 202 in een tweede vlak loodrecht op het eerste vlak. De cilinder 204 van het plafond- of wanddeel 102 is gevormd als een holle structuur met een binnendiameter "d1", zoals afgebeeld in FIG. 2. Zoals eerder beschreven met betrekking tot FIG. 1, bevindt het eerste deel 112 van het verbindingsmiddel 110 zich op het plafond- of wanddeel 102 en kan het ten minste één weerhaak 206 omvatten. Bij voorkeur kan het plafond- of wanddeel 102 een enkele weerhaak 206 omvatten die zich langsheen een binnenoppervlak 208 van het plafond- of wanddeel 102 uitstrekt. De weerhaak 206 kan bijvoorbeeld geïmplementeerd zijn als een gedeeltelijke schroefdraad die zich in een gehelde wijze over een vooraf bepaalde lengte bij een vooraf gedefinieerde schroefhoek op het binnenoppervlak 208 uitstrekt. De uitdrukking 'gedeeltelijke schroefdraad! zoals hierin gebruikt, verwijst naar een schroefdraad die zich alleen uitstrekt over de vooraf gedefinieerde lengte die kleiner is dan een omtrek van het binnenoppervlak 208. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan het eerste deel 112 twee gedeeltelijke schroefdraden omvatten, elk diagonaal tegenover elkaar op het binnenoppervlak 208 van het plafond- of wanddeel 102 gepositioneerd.
Het plafond- of wanddeel 102 omvat ook een tand 120. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de tand 120 zich tussen de uiteinden van de weerhaak 206 van het plafond- of wanddeel 102 bevinden. Volgens andere uitvoeringsvormen kan de tand 120 op de weerhaak 206 verschaft zijn. De tand 120 kan bij een vooraf gedefinieerde schroefhoek geheld zijn. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan een sleuf 210 langsheen de flens 202 en de cilinder 204 van het plafond- of wanddeel 102 gevormd zijn. De term 'sleuf' die hierin gebruikt wordt, kan worden begrepen als een insnijding gevormd in het materiaal van het plafond- of wanddeel. De sleuf 210 maakt het een gebruiker mogelijk om het plafond- of wanddeel 102 te vervormen door in tegengestelde richting langsheen een lengteas "L1” aan uiteinden van de flens 202 te trekken.
FIG. 3 illustreert een aanzicht van het apparaatvasthouddeel 106 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Het apparaatvasthouddeel 106 kan ook vlak geïmplementeerd zijn als een cilindrische structuur omvattende een flens 302 die zich uitstrekt in het eerste vlak en een cilinder 304 die zich uitstrekt vanaf de flens 302 in het tweede vlak loodrecht op het eerste. De cilinder 304 van het apparaatvasthouddeel 106 is als een holle structuur met een binnendiameter "d2" kleiner dan de binnendiameter "d1" van het plafond- of wanddeel 102, en een lengteas "L2” gevormd. De holle structuur maakt het mogelijk dat het plafond- of wandapparaat binnen het apparaatvasthouddeel 106 behuisd zijn, zodat stroomdraden vanaf het plafond- of wandapparaat via het eerste uiteinde 306 geleid kunnen worden.
Zoals eerder beschreven met verwijzing naar FIG. 1, bevindt het tweede deel 114 van het verbindingsmiddel 110 zich op het apparaatvasthouddeel 106 en omvat het ten minste één gedeeltelijke schroefdraad 310. In de voorkeuruitvoeringsvorm omvat het tweede deel 114 meerdere gedeeltelijke schroefdraden 310 die zich uitstrekken op een buitenoppervlak 312 vanhet apparaatvasthouddeel 106. Meerdere staven 314 strekken zich longitudinaal uit op het buitenoppervlak 312 om bij te dragen aan de stevigheid van het apparaatvasthouddeel 106. In een uitvoeringsvorm kan elke gedeeltelijke schroefdraad 310 starten vanaf één staaf 314 en eindigen vóór een diagonaal tegenoverliggende staaf 314. Verder is elke gedeeltelijke schroefdraad 310 bij de vooraf gedefinieerde schroefhoek gelijk aan dat van de weerhaak 206 van het plafond- of wanddeel 102 geheld. Het apparaatvasthouddeel 106 omvat verder ribben 116 die zich longitudinaal uitstrekken over het buitenoppervlak 312 daarvan. Elk van deze ribben 116 kan bij voorkeur op gelijke afstand vanaf een aangrenzende rib 116 geplaatst zijn. Wanneer een dwarsdoorsnede langsheen een vlak parallel aan de flens 302 genomen wordt, zien de ribben 116 eruit als een continue — uitstrekking van toppen en dalen (zie FIG. 4B). FIG. 4A illustreert een bovenaanzicht van een deel van het plafond- of wanddeel 102. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de tand 120 een basisgedeelte 402 omvatten, en een uitsteeksel 404 dat zich uitstrekt vanaf het basisgedeelte 402 en weg van het binnenoppervlak 208 van het plafond- of wanddeel 102. De tand 120 kan zich uitstrekken over een vooraf bepaalde lengte "L" langsheen het binnenoppervlak 208. Volgens een andere uitvoeringsvorm kan de tand 120 alleen het uitsteeksel 404 omvatten dat zich uitstrekt vanaf het binnenoppervlak 208. In één voorbeeld kan de tand 120 integraal met het plafond- of wanddeel 102 gevormd zijn. In een ander voorbeeld kan de tand 120 verwijderbaar aan het binnenoppervlak 208 van het plafond- of wanddeel 102 bevestigd zijn.
FIG. 4B illustreert een vergroot aanzicht van aangrijping van de tand 120 op het plafond- of wanddeel 102 en de ribben 116 op het apparaatvasthouddeel 106 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Ten behoeve van de duidelijkheid en het begrip, is FIG. 4B beschreven in combinatie met FIG. 1 tot FIG. 4A.
Het plafond- of wanddeel 102 kan doorheen de opening 108, gevormd in het plafond, 104 ingebracht worden. In gevallen waar de diameter van de opening 108 kleiner is dan een buitendiameter van de flens 202 van het plafond- of wanddeel 102, kan het plafond- of wanddeel 102 bij de sleuf 210 vervormd zijn (zie FIG. 2). Uiteinden van de flens 202 die de sleuf 210 definiëren kunnen in tegengestelde richtingen langsheen de lengteas “L1” van het plafond-
of wanddeel 102 getrokken worden om een spiraalstructuur te bereiken.
Materiaal van het plafond- of wanddeel 102 kan zodanig zijn dat het de spiraalstructuur mogelijk maakt zijn oorspronkelijke vorm terug te krijgen wanneer vrijgegeven.
Als zodanig kan het plafond- of wanddeel 102 flexibel zijn en kan het dienovereenkomstig vrij van breuken zijn gedurende de vervorming.
Het plafond- of wanddeel 102 kan doorheen de opening 108 ingebracht worden om het achter het plafond 104 te plaatsen.
Om het apparaatvasthouddeel 106 verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel 102 te bevestigen, kan de cilinder 304 van het apparaatvasthouddeel 106 naar de cilinder 204 van het plafond- of wanddeel 102 verplaatst worden.
Aangezien de binnendiameter "d2" van de cilinder 304 van het apparaatvasthouddeel 106 kleiner is dan de binnendiameter "d1" van de cilinder 204 van het plafond- of wanddeel 102, kan de cilinder 304 in de cilinder 204 gestoken worden.
Daarna kan rotatie met de wijzers van de klok mee van het apparaatvasthouddeel 106 mogelijk maken dat de gedeeltelijke schroefdraden 310 aangrijpen op de weerhaak 206 van het plafond- of wanddeel 102. Rotatie van het apparaatvasthouddeel 106 in het plafond- of wanddeel 102 resulteert in lineaire beweging van het apparaatvasthouddeel 106 in het plafond- of wanddeel 102. Daarom helpt de combinatie van lineaire beweging en de rotatiebeweging bij het verwijderbaar bevestigen van het apparaatvasthouddeel 106 aan het plafond- of wanddeel 102. Gedurende de rotatiebeweging zijn de gedeeltelijke schroefdraden 310 op het apparaatvasthouddeel 106 uitgelijnd met de tand 120 op het plafond- of wanddeel 102. Om het voor de gedeeltelijke schroefdraden 310 mogelijk te maken voorbij de tand 120 te roteren, moet de tand 120 mogelijk georiënteerd worden met betrekking tot de vooraf gedefinieerde schroefhoek van de gedeeltelijke schroefdraden 310. Dergelijke oriëntatie van de tand 120 geleidt de beweging van de gedeeltelijke schroefdraden 310 zonder enige obstructie gedurende rotatie te veroorzaken.
Bovendien moet een dikte van de tand 120 langsheen de lengteas "L1" kleiner zijn dan een schroefdraadafstand van de gedeeltelijke schroefdraden 310, zodat de tand 120 tussen twee aangrenzende gedeeltelijke schroefdraden 310 ligt terwijl het apparaatvasthouddeel 106 geroteerd wordt.
Verder resulteert, tijdens de rotatiebeweging, contact van de ribben 116 op het apparaatvasthouddeel 106 met het uitsteeksel 404 van de tand 120 in een palachtig contact.
Om het gebruiksgemak verder te verbeteren terwijl het apparaatvasthouddeel 106 in het plafond- of wanddeel 102 geroteerd wordt, strekt het uitsteeksel 404 van de tand 120 zich geheld uit vanaf het basisgedeelte 402 daarvan in een rotatierichting.
Deze helling maakt het mogelijk dat topgedeelten van de ribben 116 gemakkelijk voorbij het uitsteeksel 404 kunnen schuren en bewegen totdat het apparaatvasthouddeel 106 tot het gewenste aantal rotaties geroteerd wordt. Zodra de rotatie gestopt wordt, grijpt het uitsteeksel 404 van de tand 120 aan met een tussenruimte gedefinieerd tussen twee aangrenzende ribben 116 van het apparaatvasthouddeel 106. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de tand 120 van een materiaal vervaardigd zijn dat het uitsteeksel 212 van de tand 120 flexibel genoeg maakt om de wrijvende werking van de ribben 116 van het apparaatvasthouddeel 106 te weerstaan. De aangrijping van de tand 120 met de ribben 116 van het apparaatvasthouddeel 106 houdt het apparaatvasthouddeel 106 star in positie en voorkomt enige kanteling daarvan, waardoor enige kanteling of verandering in oriëntatie van het plafondapparaat behuisd in de montagestructuur 100 voorkomen wordt. Volgens een andere uitvoeringsvorm kan het plafond- of wanddeel 102 twee of meer tanden ingericht om aan te grijpen met de tussenruimten gedefinieerd tussen ribben 116 van het apparaatvasthouddeel 106 omvatten. De configuratie met meerdere tanden van de montagestructuur 100 draagt bij aan de stijfheid waarmee het apparaatvasthouddeel 106 met het plafond- of wanddeel 102 aangegrepen is. FIG. SA illustreert een perspectiefaanzicht van een gedeelte van het plafond- of wanddeel 102 omvattende een eerste frictievoering 502 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. De eerste frictievoering 502 kan zich op de tand 120 van het plafond- of wanddeel 102 bevinden. In het bijzonder kan de eerste frictievoering 502 zich op het basisgedeelte 402 van de tand 120 bevinden. In één voorbeeld kan de eerste frictievoering 502 zich op een bovenoppervlak van het basisgedeelte 402 bevinden dat weg van het plafond 104 gericht is. In een ander voorbeeld kan de eerste frictievoering 502 zich op een onderoppervlak van het basisgedeelte 402 bevinden dat naar het plafond 104 gericht is. In weer een ander voorbeeld kan de eerste frictievoering 502 op zowel het bovenoppervlak als het onderoppervlak van het basisgedeelte 402 van de tand 120 verschaft zijn. Er moet echter opgemerkt worden dat de dikte van de eerste frictievoering 502 en de dikte van de tand 120 samen kleiner moeten zijn dan de schroefdraadafstand van de gedeeltelijke schroefdraden 310 van het apparaatvasthouddeel 106 om ononderbroken rotatie van het apparaatvasthouddeel 106 mogelijk te maken.
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de eerste frictievoering 502 in de vorm van een riem zijn en kan deze een elastomeer, zoals rubber omvatten. Hechtmiddelen kunnen gebruikt worden om de eerste frictievoering 502 aan de tand 120 te laten hechten. Aangezien de eerste frictievoering 502 zich bij oppervlakken bevindt waar het apparaatvasthouddeel 106 in contact komt met het plafond- of wanddeel 102, kan de frictie tussen de twee delen versterkt worden. Dergelijke frictieversterking helpt tevens bij het intact houden van het apparaatvasthouddeel 106. In gevallen waar het plafond- of wanddeel 102 twee of meer tanden omvat, kan op elke tand een frictievoering verschaft zijn.
FIG. 5B illustreert een perspectiefaanzicht van een gedeelte van het plafond- of wanddeel 102 omvattende een tweede frictievoering 504 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. De tweede frictievoering 504 bevindt zich op het binnenoppervlak 208 van het plafond- of wanddeel 102 en kan ofwel in plaats van de eerste frictievoering 502 verschaft zijn of als toevoeging op de eerste frictievoering 502. Aangezien de tweede frictievoering 504 op het binnenoppervlak 208 van het plafond- of wanddeel 102 verschaft is, kan de dikte van de tweede frictievoering 504 zodanig zijn dat de gedeeltelijke schroefdraden 310 van het apparaatvasthouddeel 106 in contact komen met de tweede frictievoering 504. Dergelijk contact draagt tevens bij aan de frictieverbetering en om het apparaatvasthouddeel 106 intact te houden. De tweede frictievoering 504 kan ook elastomeer, zoals rubber omvatten.
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen de eerste frictievoering 502 en de tweede frictievoering 504 als één enkele frictievoering verschaft zijn die langsheen het binnenoppervlak 208 van het plafond- of wanddeel 102 en op het basisgedeelte 402 van de tand 120 gebogen kan worden. Volgens een andere uitvoeringsvorm kan het plafond- of wanddeel 102 meerdere tweede frictievoeringen 504 omvatten die zich bevinden langsheen het binnenoppervlak 208 daarvan.
FIG. 6A illustreert een aanzicht van het apparaatvasthouddeel 106, omvattende een derde frictievoering 602 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. De flens 302 van het eerste apparaatvasthouddeel 106 omvat een eerste oppervlak 604, ingericht om naar het plafond 104 gericht te zijn, en een tweede oppervlak 606, tegenover het eerste oppervlak 604, ingericht om van het plafond 104 af gericht te zijn. Met andere woorden, het tweede oppervlak 606 is gericht naar een ruimte of omhulling waarin het montagesysteem geïnstalleerd en zichtbaar voor een gebruiker is. Het eerste oppervlak 604 van de flens 302 omvat de derde frictievoering 602 om frictie tussen de flens 302 en het plafond 104 te verbeteren. Naast het verbeteren van de frictie voorkomt de derde frictievoering 602 ook dat zich stofdeeltjes afzetten in de ruimte tussen de flens 302 van het apparaatvasthouddeel 106 en het plafond
104.
FIG. 6B illustreert een aanzicht van het apparaatvasthouddeel 106 met een vierde frictievoering 608 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Het buitenoppervlak
312 van het apparaatvasthouddeel 106 is ingericht om met het plafond- of wanddeel 102 aan te grijpen en omvat de vierde frictievoering 608. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de vierde frictievoering 608 zich bij een gebied bevinden waar de ribben 116 afwezig zijn.
Volgens een andere uitvoeringsvorm kan het apparaatvasthouddeel 106 meerdere vierde frictievoeringen 608 omvatten die zich bevinden langsheen het buitenoppervlak 312 daarvan en zich uitstrekken langsheen een lengte van de cilinder 304 van het apparaatvasthouddeel
106. De derde frictievoering 602 en de vierde frictievoering 608 kunnen elastomeer, zoals rubber omvatten.
FIG. 7 illustreert een perspectiefaanzicht van het apparaatvasthouddeel 106 met een ruw oppervlak 702. Volgens één uitvoeringsvorm kan het eerste oppervlak 604 van de flens 302 meerdere groeven 704 omvatten die ingericht zijn om het ruwe oppervlak 702 te vormen. In een voorbeeld kunnen de groeven 704 gevormd zijn door, niet beperkt tot, een oppervlakteslijpproces of boorproces. Het ruwe oppervlak 702 helpt de flens 302 van het apparaatvasthouddeel 106 star tegen het plafond 104 aan te grenzen.
Uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding verschaffen het montagesysteem 100 voor het monteren van het plafond- of wandapparaat in het plafond 100. Het plafond- of wandapparaat kan één zijn van de sensor, detector, regeleenheid, actuator, verlichtingsinrichting, of luidspreker. Als zodanig is het montagesysteem 100 toepasbaar in huiselijke omgevingen, zoals huis- en bedrijfsgebouwen. Omdat het montagesysteem 100 een minimumaantal componenten en minimale complexiteit heeft, kan het montagesysteem 100 eenvoudig tegen minimale kosten vervaardigd worden. Verder heeft de aangrijping van de tand 120 op het plafond- of wanddeel 102 met de ribben 116 op het apparaatvasthouddeel 106 tot doel het apparaatvasthouddeel 106 zonder enige veranderingen in omgevingsomstandigheden intact te houden. Als zodanig kan elke verstoring van de oriëntatie van het plafond- of wandapparaat, in het bijzonder de sensor of de detector, geëlimineerd worden.
Naast de aangrijping van de tand 120 van het plafond- of wanddeel 102 met de ribben 116 van het apparaatvasthouddeel 106 verbetert de frictievoering de frictie tussen het plafond- of wanddeel 102 en het apparaatvasthouddeel 106. Dergelijke frictie helpt bij star contact tussen het plafond- of wanddeel 102 en het apparaatvasthouddeel 106, waardoor voorkomen wordt dat het apparaatvasthouddeel 106 kantelt als gevolg veranderingen in de omgeving.
Hoewel aspecten van de huidige uitvinding in het bijzonder getoond en beschreven zijn met verwijzing naar de bovenstaande uitvoeringsvormen zullen diegenen die geschoold zijn in het vakgebied begrijpen dat verschillende aanvullende uitvoeringsvormen overwogen kunnen worden door de aanpassing van de openbaarde machines, systemen en werkwijzen zonder af te wijken van de geest en het toepassingsgebied van wat openbaart is.
Dergelijke uitvoeringsvormen moeten begrepen worden om binnen het toepassingsgebied van de huidige uitvinding te vallen, zoals bepaald op basis van de conclusies en alle equivalenten daarvan.

Claims (10)

CONCLUSIES
1.- Een montagesysteem (100) voor het monteren van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond (104) of een wand, waarbij het montagesysteem (100) omvat: - een plafond- of wanddeel (102) ingericht om verwijderbaar te bevestigen in of op het plafond (104) of de wand; en - een apparaatvasthouddeel (106) ingericht om het plafond- of wandapparaat te ontvangen, waarbij het plafond- of wanddeel (102) en het apparaatvasthouddeel (106) een verbindingsmiddel (110) ingericht om het apparaatvasthouddeel (106) verwijderbaar aan het plafond- of wanddeel (102) te bevestigen door middel van een combinatie van lineaire beweging en rotatiebeweging omvatten, met het kenmerk, dat het apparaatvasthouddeel (106) meerdere ribben (116) omvat die zich longitudinaal uitstrekken op een buitenoppervlak (312) daarvan, en het plafond- of wanddeel (102) een tand (120) ingericht om aan te grijpen met een tussenruimte gedefinieerd tussen twee aangrenzende ribben (116) van het apparaatvasthouddeel (106) omvat.
2.- Het montagesysteem (100) volgens conclusie 1, verder omvattende een eerste frictievoering (502) die zich bevindt op de tand (120) van het plafond- of wanddeel (102).
3.- Het montagesysteem (100) volgens conclusie 1, verder omvattende een tweede frictievoering (504) die zich bevindt op een binnenoppervlak (208) van het plafond- of wanddeel (102).
4- Het montagesysteem (100) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verbindingsmiddel (110) omvat: - een eerste deel (112) dat zich bevindt op het plafond- of wanddeel (102) en ten minste één weerhaak (206) omvat die zich uitstrekt langsheen het binnenoppervlak (208) van het plafond- of wanddeel (102); en - een tweede deel (114) dat zich bevindt op het apparaatvasthouddeel (106) en ten minste één gedeeltelijke schroefdraad (310) omvat die ingericht om aan te grijpen met de ten minste één weerhaak (206) van het eerste deel (112) en met de tand (120) van het plafond- of wanddeel (102).
5.- Het montagesysteem (100) volgens conclusie 1, waarbij het apparaatvasthouddeel (106) een flens (302) omvat die zich uitstrekt in een eerste vlak en een cilinder (304) die zich uitstrekt vanaf de flens (302) in een tweede vlak loodrecht op het eerste vlak.
6.- Het montagesysteem (100) volgens conclusie 5, waarbij een eerste oppervlak (604) van de flens (302) ingericht is om naar het plafond (104) of de wand gericht te zijn en een derde frictievoering (602) omvat.
7.- Het montagesysteem (100) volgens conclusie 5, waarbij een buitenoppervlak (312) van de cilinder (304) ingericht is om met het plafond- of wanddeel (102) aan te grijpen en een vierde frictievoering (608) omvat.
8.- Het montagesysteem (100) volgens conclusies 2, 3, 6 of 7, waarbij ten minste één van de eerste frictievoering (502), de tweede frictievoering (504), de derde frictievoering (602), of de vierde frictievoering (608) een elastomeer omvat.
9.- Het montagesysteem (100) volgens conclusie 6, waarbij het eerste oppervlak (604) van de flens (302) meerdere groeven (704) omvat die ingericht zijn om een ruw oppervlak (702) te vormen.
10.- Het montagesysteem (100) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het plafond- of wandapparaat één van een sensor, een detector, een actuator, een verlichtingsinrichting of een luidspreker is.
BE20195269A 2019-04-23 2019-04-23 Montagesysteem voor plafond- of wandapparaat BE1027219B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195269A BE1027219B1 (nl) 2019-04-23 2019-04-23 Montagesysteem voor plafond- of wandapparaat
DK20171110.8T DK3731359T3 (da) 2019-04-23 2020-04-23 Monteringssystem til loft- eller væganordning
PL20171110.8T PL3731359T3 (pl) 2019-04-23 2020-04-23 Układ montażowy do urządzenia sufitowego lub ściennego
EP20171110.8A EP3731359B1 (en) 2019-04-23 2020-04-23 Mounting system for ceiling or wall device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195269A BE1027219B1 (nl) 2019-04-23 2019-04-23 Montagesysteem voor plafond- of wandapparaat

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027219A1 true BE1027219A1 (nl) 2020-11-18
BE1027219B1 BE1027219B1 (nl) 2020-11-25

Family

ID=67314570

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195269A BE1027219B1 (nl) 2019-04-23 2019-04-23 Montagesysteem voor plafond- of wandapparaat

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3731359B1 (nl)
BE (1) BE1027219B1 (nl)
DK (1) DK3731359T3 (nl)
PL (1) PL3731359T3 (nl)

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4053082A (en) * 1976-03-01 1977-10-11 Unarco Industries, Inc. Electrical outlet box assembly
DE20218418U1 (de) * 2002-11-28 2003-01-30 Hummel Anton Verwaltung Vorrichtung zur Halterung und zum Durchführen von Kabeln, Leitungen, Rohren oder Schläuchen
GB2509727A (en) * 2013-01-10 2014-07-16 Hubbell Ltd Gland assembly preventing over-tightening and/or preventing loosening
AT517356B1 (de) * 2015-12-04 2017-01-15 Wogro Gmbh Installationsdose für wenigstens einen Leitungsanschluss
BE1024579B1 (nl) * 2016-09-19 2018-04-18 Niko Nv Bevestigingssysteem voor plafond- of wandinrichting

Also Published As

Publication number Publication date
BE1027219B1 (nl) 2020-11-25
EP3731359B1 (en) 2022-07-20
PL3731359T3 (pl) 2022-09-05
EP3731359A1 (en) 2020-10-28
DK3731359T3 (da) 2022-08-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6796676B2 (en) Lighting fixture end cap
WO2012108127A1 (ja) 固定システム
US4724747A (en) Ventilator housing with a protective screen
BE1027219B1 (nl) Montagesysteem voor plafond- of wandapparaat
KR100496945B1 (ko) 패널형부품연결용플라스틱너트
WO2009155349A1 (en) Mounting bracket for electrical junction box, luminaire or the like
US20190056098A1 (en) Downlight lighting assembly
CN110185683B (zh) 齐平安装止动组件
JP6991826B2 (ja) グロメット
JP4979778B2 (ja) 落下防止装置
JP6788885B2 (ja) 野縁取付装置
KR200483204Y1 (ko) 무지주 선반
JP7039152B2 (ja) 留め具
KR101857259B1 (ko) 안테나 설치용 브래킷
JP2019046628A (ja) 壁付け配線部材
JP2021109509A (ja) 車両用外装部品の取付構造
JP6790454B2 (ja) 取付装置
CN112956285A (zh) 后壳组件与显示装置
JP7423226B2 (ja) 有孔パネル及びパネルセット
KR20200004567A (ko) 디스플레이 장치
JP5252594B2 (ja) 直付照明器具用の回転防止部材、及び直付照明器具
JP7228453B2 (ja) 廻り縁部材、天井構造、及び天井施工方法
US6149115A (en) Mounting apparatus for components and assemblies
JP6346744B2 (ja) 目隠し板及びその施工方法
JP6811809B2 (ja) 照明装置

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20201125

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230430