BE1025955B1 - Afwerkprofiel, en afwerkset voor een vloerbekleding, en snijtool voor het versnijden ervan - Google Patents

Afwerkprofiel, en afwerkset voor een vloerbekleding, en snijtool voor het versnijden ervan Download PDF

Info

Publication number
BE1025955B1
BE1025955B1 BE2018/5457A BE201805457A BE1025955B1 BE 1025955 B1 BE1025955 B1 BE 1025955B1 BE 2018/5457 A BE2018/5457 A BE 2018/5457A BE 201805457 A BE201805457 A BE 201805457A BE 1025955 B1 BE1025955 B1 BE 1025955B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
finishing
aforementioned
profile
flange
set according
Prior art date
Application number
BE2018/5457A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025955A1 (nl
Inventor
Christophe Naeyaert
Ewan Demaegdt
Jonas Deman
Original Assignee
Unilin Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Unilin Bvba filed Critical Unilin Bvba
Priority to EP19152480.0A priority Critical patent/EP3527745A3/en
Priority to US16/256,528 priority patent/US11365549B2/en
Publication of BE1025955A1 publication Critical patent/BE1025955A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025955B1 publication Critical patent/BE1025955B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/06Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves specially designed for securing panels or masking the edges of wall- or floor-covering elements
    • E04F19/065Finishing profiles with a T-shaped cross-section or the like
    • E04F19/067Finishing profiles with a T-shaped cross-section or the like with means preventing a tipping movement
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/06Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves specially designed for securing panels or masking the edges of wall- or floor-covering elements
    • E04F19/061Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves specially designed for securing panels or masking the edges of wall- or floor-covering elements used to finish off an edge or corner of a wall or floor covering area
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/06Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves specially designed for securing panels or masking the edges of wall- or floor-covering elements
    • E04F19/062Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves specially designed for securing panels or masking the edges of wall- or floor-covering elements used between similar elements

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Knives (AREA)
  • Floor Finish (AREA)

Abstract

Afwerkprofiel voor een vloerbekleding, waarbij dit profiel (1) minstens een flensvormig gedeelte (2) omvat dat zich aan weerszijden van een zich aan de onderzijde bevindend bevestigingsgedeelte (3) uitstrekt, daardoor gekenmerkt dat het flensvormig gedeelte (2) eendelig uit kunststof is gevormd en voorzien is om to worden opgedeeld ter plaatse van het bevestigingsgedeelte (3). Snijtool voor het versnijden van een afwerkprofiel voor een vloerbekleding, waarbij deze snijtool (18) een lichaam (19) omvat en minstens een mes (28) omvat, daardoor gekenmerkt dat de positie van het voornoemde mes verstelbaar is.

Description

Afwerkprofiel, en afwerkset voor een vloerbekleding, en snijtool voor het versnijden ervan.
Deze uitvinding heeft betrekking op een afwerkprofiel voor een vloerbekleding, alsmede op een afwerkset en een snijtool voor het versnijden van zulk afwerkprofiel. Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een afwerkset, bestaande uit minstens één houder en minstens één op de houder bevestigbaar afwerkprofiel, en een bijhorende snijtool.
In het bijzonder is de uitvinding bedoeld om te worden aangewend in combinatie met vloerbekledingen die zijn samengesteld uit meerdere panelen of stroken. Het kan hierbij zowel gaan om zwevend geïnstalleerde vloerbekledingen als om vlak op de ondergrond verlijmde vloerbekledingen, bijvoorbeeld bestaande uit meerdere laminaatpanelen, panelen voor legklaar parket, fineerparket of massief parket, plastiekgebaseerde vloerpanelen, zoals vinylpanelen van het type LVT (luxury vinyl tile), rigid LVT, WPC (wood of waterproof plastic composite) of SPC (stone plastic composite), panelen uit compact laminaat, en dergelijke meer. Dit sluit echter niet uit dat zij ook in combinatie met andere vloerbekledingen kan worden aangewend.
Bij het installeren van vloerbekledingen, zoals ook bij zwevend geïnstalleerde vloerbekledingen, dienen in een groot aantal gevallen maatregelen te worden getroffen om de randen ervan af te werken. Zulke extra af te werken randen kunnen zich voordoen bij het einde van de vloerbekleding, bijvoorbeeld tegen een wand, bij een overgang naar een ander type vloerbekleding, of bij het voorzien van een uitzettingsvoeg tussen twee vloerbekledingen die al dan niet van verschillende aard zijn, waarmee onder meer bedoeld wordt van verschillend materiaal of van verschillende dikte.
Het is bekend dat hiertoe gebruik kan worden gemaakt van een afwerkset, die, zoals voornoemd, doorgaans bestaat uit minstens één houder en minstens één op de houder bevestigbaar afwerkprofiel, waarbij het afwerkprofiel toelaat dat de betreffende rand of
BE2018/5457 overgang hierdoor wordt afgedekt en zodoende in de meeste gevallen ook een esthetische overgang vormt.
De houder bestaat hierbij doorgaans uit een railvormig profiel dat bij voorkeur op de ondergrond kan worden bevestigd, bijvoorbeeld door middel van kleven, schroeven, nagelen, of eenvoudig door dit profiel gedeeltelijk onder de vloerbekleding te installeren. De houder bevat doorgaans ook een bevestigingsgedeelte voor het op de houder bevestigen van een afwerkprofiel. De houder kan zich doorlopend of onderbroken uitstrekken onder het afwerkprofiel.
Het afwerkprofiel is gebruikelijk uitgevoerd als een al dan niet meerdelige sierlijst of dergelijke die in het railvormige profiel kan worden vastgedrukt. Verder is het bekend dat zulk afwerkprofiel zowel in de vorm van een eindprofiel, overgangsprofiel als expansieprofiel of een combinatie ervan kan zijn uitgevoerd. Eindprofielen dienen meestal voor de afwerking tegen een wand, overgangsprofielen voor de overgang van één type vloerbekleding naar een ander type, en expansieprofielen voor het overbruggen van een uitzettingsvoeg tussen twee gedeeltes van een vloerbekleding.
Dergelijke afwerksets en de samenstellende delen ervoor zijn onder meer bekend uit het EP 1 836 363 en het EP 1 841 573. Het afwerkprofiel van het EP'363 is multifunctioneel en laat toe, door het van elkaar verwijderen of met elkaar combineren van twee of meer van voornoemde onderdelen verschillende overgangsprofielen voor vloerbekledingen te vormen, zoals expansieprofielen, eindprofielen, overgangsprofielen en plinten. Uit het EP'363 zijn afwerkprofielen bekend die naast een flensvormig gedeelte dat zich aan weerszijden van een zich aan de onderzijde bevindend bevestigingsgedeelte uitstrekt ook minstens één neusgedeelte bevatten, waarbij dit minstens één neusgedeelte zich links en/of rechts van het bevestigingsgedeelte en aan de onderzijde van voornoemde flensvormig gedeelte bevindt. Het voornoemde bevestigingsgedeelte dient om het afwerkprofiel te positioneren in de houder. Eén of beide neusgedeelten van het afwerkprofiel bekend uit het EP'363 kunnen verwijderd worden in functie van de toepassing van het afwerkprofiel door breken, scheuren, snijden, enzovoort.
BE2018/5457
Het US 2007/283654 en het BE 1 019 657 illustreren verdere uitvoeringsvormen van multifunctionele afwerkprofielen.
De uitvinding beoogt in de eerste plaats een alternatief afwerkprofiel en een alternatieve afwerkset van bovenvermeld type, waarbij volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen een oplossing kan worden bekomen voor de problemen met de afwerkprofielen en afwerksets uit de stand van de techniek.
De uitvinding is gedefinieerd in de aangehechte conclusies, en heeft betrekking op een afwerkset, met de kenmerken van onderstaand derde aspect, namelijk met een houder en een afwerkprofiel, zoals gedefinieerd in onderstaand eerste aspect, welke bij voorkeur verder nog een snijtool, zoals gedefinieerd in het onderstaande tweede aspect omvat.
Hiertoe betreft de uitvinding volgens haar eerste onafhankelijke aspect een afwerkprofiel voor een vloerbekleding, waarbij dit profiel minstens een flensvormig gedeelte omvat dat zich aan weerszijden van een zich aan de onderzijde bevindend bevestigingsgedeelte uitstrekt, met als kenmerk dat het flensvormig gedeelte eendelig uit kunststof is gevormd en voorzien is om te worden opgedeeld ter plaatse van het bevestigingsgedeelte.
Het afwerkprofiel en bijhorende afwerkset voor een vloerbekleding volgens het eerste onafhankelijke aspect van de uitvinding bieden extra gebruiksmogelijkheden voor het afwerkprofiel. De opdeling ter plaatse van het bevestigingsgedeelte kan, bij opdeling, leiden tot een aantrekkelijk eindprofiel. De uitvoering in kunststof verzekert voldoende mechanische sterkte, zelfs bij afwerkprofielen waarvan het flensvormig gedeelte dun is, bijvoorbeeld minder dan 5 mm dik is.
Zoals voornoemd kan een eindprofiel worden bekomen door het afwerkprofiel in twee te delen of te scheiden, waarbij het mogelijk is beide helften als eindprofiel te gebruiken. Het is duidelijk dat de opdeling of de scheiding van de verschillende scheidbare gedeelten ter plaatse van het bevestigingsgedeelte niet in alle toepassingen van het afwerkprofiel noodzakelijk is. Zo bijvoorbeeld is het mogelijk dat minstens het
BE2018/5457 flensvormig gedeelte, bij voorkeur samen met het bevestigingsgedeelte, als overgangsprofiel kan worden aangewend.
Zoals voornoemd is minstens het flensvormig gedeelte eendelig uit kunststof gevormd. Bij voorkeur is het volledige afwerkprofiel als één geheel gevormd, bijvoorbeeld door het flensvormig gedeelte samen met het bevestigingsgedeelte en de eventuele neusgedeelten te produceren, bijvoorbeeld via extrusie. Doordat het afwerkprofiel eendelig uit hetzelfde materiaal is gevormd, wordt een sterker geheel bekomen van de scheidbare gedeelten van het afwerkprofiel, terwijl zij toch eenvoudig scheidbaar zijn. Daarnaast kan de voornoemde houder afzonderlijk, doch op zich in één geheel, worden gevormd, bijvoorbeeld ook door middel van extrusie.
Uit het voorgaande is duidelijk dat voor het materiaal van het afwerkprofiel en/of de houder bij voorkeur gekozen wordt voor een extrudeerbaar materiaal, zoals voor kunststof of aluminium.
Voorbeelden van kunststoffen zijn synthetische materialen, bijvoorbeeld een polymeer of een copolymeer, bijvoorbeeld polyvinylchloride (PVC) .
Het afwerkprofiel en/of de houder kunnen ook bestaan uit een extrudeerdbaar metaal, bijvoorbeeld aluminium, staal, koper, enzovoort.
Het afwerkprofiel en/of de houder kunnen ook uitgevoerd zijn in een variant op deze materialen, zoals een materiaal op basis van hout, bijvoorbeeld multiplex, MDF/HDF, of dergelijke.
Volgens een eerste praktisch voorbeeld bestaan zowel het afwerkprofiel als de houder in hoofdzaak uit kunststof. Hierbij kunnen het afwerkprofiel en de houder bestaan uit in hoofdzaak dezelfde kunststof, bijvoorbeeld beide uit PVC, of in hoofdzaak uit een verschillende kunststof, bijvoorbeeld het afwerkprofiel uit PVC en de houder uit polypropyleen (PP).
BE2018/5457
Volgens een tweede praktisch voorbeeld bestaan het afwerkprofiel en de houder uit verschillende materialen. Zo bijvoorbeeld kan de houder bestaan uit kunststof, terwijl het afwerkprofiel in hoofdzaak uit aluminium bestaat, of andersom.
De uitvinding omvat verder een afwerkprofiel met als kenmerk dat het flensvormig gedeelte voorzien is te worden opgedeeld doordat het flensvormig gedeelte ter plaatse van het bevestigingsgedeelte een gedeelte met plaatselijk verminderde wanddikte vertoont.
Bij voorkeur is het flensvormig gedeelte ter plaatse van het bevestigingsgedeelte voorzien van een gedeelte dat plaatselijk qua dikte en/of samenstelling afwijkt van het globale deel van het flensvormig gedeelte om het opdelen van het flensvormig gedeelte te vergemakkelijken.
In een eerste voorkeuruitvoering volgens de uitvinding vertoont het flensvormig gedeelte ter plaatse van het bevestigingsgedeelte een gedeelte met een plaatselijk verminderde wanddikte, bijvoorbeeld een plaatselijke wanddikte die 10% tot 90% is van de globale wanddikte van het flensvormig gedeelte, bijvoorbeeld 20% tot 80%, zoals 25% tot 75%, bij voorkeur 30% tot 50%.
In een variante voorkeuruitvoering vertoont het flensvormig gedeelte ter plaatse van het bevestigingsgedeelte een gedeelte met een andere samenstelling, bijvoorbeeld een meer flexibel of een minder hard gedeelte. Dit kan bekomen worden door lokaal een ander polymeer te gebruiken, waarbij bij voorkeur het afwerkprofiel in één geheel geëxtrudeerd wordt. Dit kan eveneens bekomen worden door lokaal additieven, zoals weekmakers, toe te voegen, waarbij eveneens bij voorkeur het afwerkprofiel in één geheel geëxtrudeerd wordt.
De uitvinding omvat verder een afwerkprofiel waarbij het voornoemde flensvormig gedeelte een bekleding vertoont. Voornoemde bekleding omvat minstens een gedrukte thermoplastische folie.
BE2018/5457
Voornoemde bekleding is bijvoorbeeld een laagvormige bekleding die al dan niet bij de vloerbekleding past. Deze bekleding kan van eender welke aard zijn en kan bijvoorbeeld uit een folie, zoals een thermoplastische folie bestaan. Een variante samenstelling is bijvoorbeeld een thermosetting folie, een laminaat, hout of kunststof.
Het voornoemde bevestigingsgedeelte van het afwerkprofiel van de uitvinding omvat verder minstens twee bevestigingsbenen. Het flensvormig gedeelte van het afwerkprofiel is bedoeld om te worden opgedeeld tussen de voornoemde twee bevestigingsbenen.
Het bevestigingsgedeelte dat minstens twee bevestigingsbenen omvat laat toe het flensvormig gedeelte eenvoudig op te delen, een mooie afwerking te voorzien en voldoende stabiliteit te voorzien bij alle toepassingen van het afwerkprofiel.
Het afwerkprofiel van de uitvinding wordt verder gekenmerkt doordat het afwerkprofiel nog minstens één neusgedeelte omvat, waarbij dit neusgedeelte een bij het bovenoppervlak van het flensvormig gedeelte aansluitend oppervlak vertoont dat zich dwars op het voornoemde bovenoppervlak uitstrekt.
Het voornoemde neusgedeelte is bij voorkeur verwijderbaar uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat dit neusgedeelte eendelig in hetzelfde materiaal is uitgevoerd met het flensvormige gedeelte doch hiermee verbonden is over een gedeelte met een plaatselijk verminderde wanddikte, of doordat dit neusgedeelte als een afzonderlijk materiaalgedeelte is uitgevoerd dat bijvoorbeeld minstens via de voornoemde bekleding met het flensvormig gedeelte is verbonden, en/of minstens via een mechanisch vergrendelende verbinding met het flensvormig gedeelte is verbonden, en/of minstens via een verbreekbare of doorsnijdbare lijmverbinding met het flensvormige gedeelte is verbonden.
In een eerste uitvoeringsvorm is het neusgedeelte verwijderbaar uitgevoerd doordat dit neusgedeelte eendelig in hetzelfde materiaal is uitgevoerd met het flensvormig gedeelte doch hiermee verbonden is over een gedeelte met een plaatselijk verminderde wanddikte, bijvoorbeeld een wanddikte die 10% tot 90% is van de globale wanddikte van het
BE2018/5457 flensvormig gedeelte, bijvoorbeeld 20% tot 80%, zoals 25% tot 75%, bij voorkeur 30% tot 50%. Verder kan, bij wijze van voorbeeld, het neusgedeelte bijkomend verbonden zijn met het flensvormig gedeelte via de voornoemde bekleding.
In een tweede uitvoeringsvorm is het neusgedeelte verwijderbaar uitgevoerd doordat dit neusgedeelte als een afzonderlijk materiaalgedeelte is uitgevoerd dat bijvoorbeeld minstens via de voornoemde bekleding met het flensvormig gedeelte verbonden is.
In een derde uitvoeringsvorm is het neusgedeelte verwijderbaar uitgevoerd doordat dit neusgedeelte minstens via een mechanisch vergrendelende verbinding met het flensvormig gedeelte verbonden is.
In een vierde uitvoeringsvorm is het neusgedeelte verwijderbaar uitgevoerd doordat dit neusgedeelte minstens via een verbreekbare of doorsnijdbare lijmverbinding met het flensvormige gedeelte verbonden is.
In een vijfde uitvoeringsvorm is het neusgedeelte verwijderbaar uitgevoerd door combinatie van twee of meerdere van bovenstaande uitvoeringsvormen. Volgens een eerste praktisch voorbeeld van de uitvinding is het neusgedeelte eendelig in hetzelfde materiaal is uitgevoerd met het flensvormig gedeelte en is het hiermee verbonden over een gedeelte met een plaatselijk verminderde wanddikte en is het neusgedeelte tegelijk ook bijkomend verbonden met het flensvormig gedeelte via de voornoemde bekleding.
Wanneer het afwerkprofiel gebruikt wordt als een expansieprofiel tussen twee vloerbekledingen, worden beide neusgedeelten verwijderd zodat enkel het flensvormig gedeelte en het bevestigingsgedeelte gebruikt worden.
Wanneer het afwerkprofiel gebruikt wordt als een overgangsprofiel tussen twee verschillende vloerbekledingen, worden één of beide neusgedeelten verwijderd, in functie van de hoogteverschillen tussen beide vloerbekledingen. Wanneer er bijvoorbeeld een hoogteverschil is zal één neusgedeelte verwijderd worden zodat het afwerkprofiel een schuine oriëntatie verkrijgt bij het plaatsen.
BE2018/5457
Wanneer het afwerkprofiel ter plaatse van het bevestigingsgedeelte van het flensvormig gedeelte wordt opgedeeld, kunnen twee eindprofielen ontstaan. Hierbij worden geen neusgedeelten verwijderd.
Volgens de meest voorkeurdragende vorm waarbij het voornoemde flensvormig gedeelte een bekleding vertoont, strekt deze zich bij voorkeur uit tot over de transitie naar het minstens één neusgedeelte. Bij voorkeur is er een spatie voorzien ter plaatse van de transitie tussen het flensvormig gedeelte en het neusgedeelte.
Bij voorkeur vertoont het afwerkprofiel minstens twee dergelijke neusgedeelten, namelijk telkens aansluitend bij één van de randen van het bovenoppervlak van het flensvormig gedeelte. In het geval van meerdere neusgedeelten strekt de voornoemde bekleding zich bij voorkeur uit tot over elke transitie naar elk neusgedeelte. Bij voorkeur wordt er een spatie voorzien ter plaatse van elke transitie tussen het flensvormig gedeelte en het neusgedeelte.
Volgens de meest voorkeurdragende vorm vertonen voornoemde minstens twee neusprofielen een verschillende geometrie, bijvoorbeeld doordat hun respectieve oppervlakken verschillend geïnclineerd zijn ten opzichte van de verticale.
Wanneer het meest verticale neusprofiel verwijderd wordt, wordt het afwerkprofiel met het meer geïnclineerd neusprofiel bijvoorbeeld gebruikt als een overgangsprofiel zodat een geleidelijke verandering van de hoogte plaats heeft. Wanneer het meer geïnclineerd neusprofiel verwijderd wordt, wordt het afwerkprofiel met het meest verticale neusprofiel bijvoorbeeld gebruikt als eindprofiel, waar een meer bruusk hoogteverschil bekomen wordt, welke ideaal is om te gebruiken tegen bijvoorbeeld een opstaande wand of plint.
Een afwerkset volgens de huidige uitvinding omvat naast het voornoemde afwerkprofiel nog een houder die bedoeld is om met het voornoemde bevestigingsgedeelte samen te werken.
BE2018/5457
Volgens de uitvinding omvat voornoemde houder minstens twee opstaande bevestigingsbenen.
De houder is bedoeld om het afwerkprofiel te positioneren om correcte wijze doordat het bevestigingsgedeelte met de bevestigingsbenen van het afwerkprofiel en de opstaande bevestigingsbenen van de houder bij positioneren van het afwerkprofiel in elkaar schuiven en aldus verankerd worden. Bij voorkeur omdat de houder minstens drie of zelfs vier opstaande bevestigingsbenen teneinde voldoende fixatie van het afwerkprofiel te garanderen in de toepassingen waarbij afwerkprofiel en houder opgedeeld worden, bijvoorbeeld de toepassing als eindprofiel.
De houder is een railvormig profiel dat verder minstens aan één kant van een uiterste bevestigingsbeen een horizontaal uitstrekkend gedeelte heeft dat bedoeld is voor het vasthechten van de houder, bijvoorbeeld door deze onder de vloerbekleding te schuiven of door deze te verlijmen, vast te nieten of vast te schroeven. In een te verkiezen uitvoeringsvorm bevat de houder twee zulke horizontaal uitstrekkende gedeelten, één aan elke kant van de opstaande bevestigingsbenen, die toelaten de houder aan beide kanten vast te maken, of indien de houder opgedeeld wordt voor bepaalde toepassingen, beide helften te gebruiken.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm omvat voornoemde houder van een afwerkset minstens één groef in het bovenoppervlak ervan. Bij voorkeur is de minstens één groef gemaakt in het bovenoppervlak van de voornoemde horizontaal uitstrekkende gedeelten van de houder. Bij een houder bedoeld voor een afwerkprofiel met een neusgedeelte is de groef bij voorkeur zodanig gepositioneerd dat de groef kan samenwerken met dit neusgedeelte, of meer speciaal met de onderzijde van het betreffende neusgedeelte. De onderzijde van het betreffende neusgedeelte kan daartoe bijvoorbeeld zijn voorzien van een uitstekend gedeelte dat in de voornoemde groef in het bovenoppervlak van de houder kan worden gebracht. Deze groef kan leiden tot een betere bevestiging van het afwerkprofiel. Het is duidelijk dat de houder van twee groeven kan zijn voorzien, bijvoorbeeld in het geval van een houder voor een afwerkprofiel met twee neusgedeelten, namelijk één groef voor samenwerking met elk van beide neusgedeelten, meer speciaal
BE2018/5457 met de onderzijde van elk van beide neusgedeelten. Bij voorkeur wordt bij de samenwerking tussen de groef en het betreffende neusgedeelte een aanslagvlak gevormd dat een mogelijke onderlinge rotatie tussen het neusgedeelte en het flensvormig gedeelte kan tegenwerken. Dit laat toe een vastere, betere positionering van het neusgedeelte, en het afwerkprofiel als geheel, te bekomen en gaat bovendien slijtage tegen door de aldus bekomen vastere positionering. Doordat rotatiemogelijkheid beperkt wordt kan worden voorkomen dat het neusgedeelte loskomt van het flensvormig gedeelte, en/of dat dit neusgedeelte ongewenste bewegingen uitvoert tijdens gebruik.
Volgens nog een bijzondere uitvoeringsvorm, die eventueel kan gecombineerd worden met bovenstaande, is de houder bedoeld om samen te werken met een afwerkprofiel dat minstens één neusgedeelte vertoont, waarbij tussen de houder en het betreffende neusgedeelte aanslagvlakken worden gevormd die een mogelijke onderlinge rotatie tussen het neusgedeelte en het flensvormig gedeelte tegenwerken. Het is duidelijk dat de mogelijke onderlinge rotatie die wordt tegengewerkt een rotatie kan zijn in slechts één zin, bijvoorbeeld met de gebruiksoppervlakken van het neusgedeelte en het flensvormig gedeelte naar elkaar toe, of in beide zinnen. Zoals boven vernoemd kunnen dergelijke aanslagvlakken worden gevormd in een groef van de houder, zoals boven bedoeld. Volgens een variante of in combinatie daarmee kunnen ook één of meerdere aanslagvlakken worden gevormd op de laterale uiteinden van de houder. Dergelijke aanslagvlakken kunnen bij samenwerking met een uitstekend gedeelte aan de onderzijde van het betreffende neusgedeelte een rotatie tegen gaan waarbij de gebruiksoppervlakken van het neusgedeelte en het flensvormig gedeelte van elkaar weg bewegen.
Verder is de voornoemde houder voorzien om te worden opgedeeld ter plaatse van de minstens twee opstaande bevestigingsbenen. Hiertoe vertoont de houder ter plaatse van de opstaande bevestigingsbenen een gedeelte met plaatselijk verminderde wanddikte.
Voornoemde houder die deel uitmaakt van de afwerkset bevat doorgaans aan de onderkant een opgeruwd oppervlak of een oppervlak met een specifiek reliëf, welke toelaat de wrijving tussen houder en ondergrond te verminderen zodat de positionering van de houder optimaal is.
BE2018/5457
Er wordt opgemerkt dat voor het scheiden van de verschillende gedeelten van het flensvormig gedeelte, en de eventuele neusgedeelten, van een afwerkprofiel volgens het eerste aspect van de uitvinding specifieke snijtools kunnen worden ontwikkeld.
Snijtools voor het opdelen van multifunctionele afwerkprofielen zijn bijvoorbeeld op zich gekend uit US 8 109 059, waarbij een snijtool beschreven wordt met exact één mes met een vaste positie t.o.v. een handvat, en waarbij voornoemde snijtool verder ook een haak heeft voor het positioneren van de snijtool en het begeleiden van het snijden. De 10 snijtool dient om aan de zijkant één of beide neusgedeelten los te snijden van het flensvormig gedeelte. Het algemeen probleem van een snijtool van dit type is dat de positionering van de snijtool op het afwerkprofiel voor een vloerbekleding niet altijd nauwkeurig gebeurt waardoor het snijden onnauwkeurig kan zijn of fout kan zijn.
BE 1 018 494 beschrijft eveneens een snijtool voor het versnijden van een plint die bedoeld is om verticaal gemonteerd te worden tegen de muur, waarbij de snijtool een mes heeft met een vaste positie t.o.v. een handvat, en waarbij voornoemde snijtool verder ook een haak heeft voor het positioneren van de snijtool en het begeleiden van het snijden. Het algemeen probleem van een snijtool van dit type is gelijkaardig als met de 20 snijtool van US'059.
WO 2006/074824 toont een snijtool die is uitgerust met een oog als handvat, of met een lichaam. WO 2007/118999 en EP 1 841 573 tonen beiden eensnijtool met een lichaam. Voornoemde snijtool omvat opnieuw exact één mes met een vaste positie. Dit mes met 25 vaste positie dient om aan de zijkant één of beide neusgedeelten los te snijden van het flensvormig gedeelte. Het lichaam laat toe de snijtool eenvoudig in de juiste positie te plaatsen op het afwerkprofiel voor een vloerbekleding, en de snijbeweging nauwkeurig en vlot uit te voeren doordat het lichaam glijdt over het oppervlak van het afwerkprofiel.
De snijtool beschreven in WO 2006/074824, WO 2007/118999 en EP 1 841 573 laat weinig flexibiliteit toe omdat de snijtool bestemd is om samen te werken met één bepaald type afwerkprofiel waarvan één of beide neusgedeelten afgesneden kunnen worden met
BE2018/5457 eenzelfde mes. Bovendien is er gevaar dat het verkeerde neusgedeelte afgesneden wordt. Met andere woorden, zulke snijtools zijn niet gebruikersvriendelijk.
Met het oog op een alternatieve snijtool die bijvoorbeeld zou kunnen worden aangewend met de afwerkprofielen van het eerste aspect van de uitvinding, betreft de uitvinding volgens een onafhankelijk tweede aspect een snijtool voor het versnijden van een afwerkprofiel voor een vloerbekleding, waarbij deze snijtool een lichaam omvat en minstens één mes omvat, met als kenmerk dat de positie van het voornoemde mes verstelbaar is.
In het algemeen wordt in het kader van de uitvinding met verstelbaar bedoeld dat de stand van het mes gekozen wordt in functie van het te versnijden afwerkprofiel voor een vloerbekleding.
In het algemeen wordt in het kader van de uitvinding met een vaste positie bedoeld dat de hoek waarover het mes geïnclineerd is niet gewijzigd kan worden vóór, tijdens of na het gebruik van de snijtool samen met een afwerkprofiel voor een vloerbekleding.
Doordat minstens één mes verstelbaar is kan het gebruik van het mes ingesteld worden naar keuze van de gebruiker en/of in functie van het te versnijden afwerkprofiel en zijn toepassing (expansieprofiel, overgangsprofiel of eindprofiel).
Het is duidelijk dat in het kader van de uitvinding volgens haar tweede aspect de snijtool minstens twee messen omvat. Hierbij is positie van één of meerdere messen verstelbaar. Dit wordt gekozen in functie van het te versnijden afwerkprofiel voor een vloerbekleding. Dit betekent dat alle messen verstelbaar kunnen zijn, maar dat ook één of meerdere messen een vaste positie kunnen hebben. Bij voorkeur omvatten voornoemde minstens twee messen minstens één mes met een vaste positie.
Het voornoemde verstelbare mes is verstelbaar tussen een ruststand en minstens één actieve stand. Hierbij is de verplaatsing gekenmerkt doordat deze verplaatsing van het mes van de ruststand naar een actieve stand een verplaatsing omvat over een afstand van
BE2018/5457
0.5 mm tot 20 mm en onder een inclinatiehoek van 0° tot 90° ten opzichte van de verticale loodrecht op het oppervlak van de snijtool.
Het oppervlak van de snijtool wordt gedefinieerd als het geleidingsoppervlak van de snijtool, meer bepaald het geleidingsoppervlak van het lichaam van de snijtool. Dit is het oppervlak aan de onderkant van de snijtool.
Bij voorkeur is het voornoemde verstelbare mes bevestigd op een verend gedeelte van de snijtool, bij voorkeur van het lichaam.
In een eerste uitvoeringsvorm wordt in het kader van de uitvinding met verend gedeelte een gedeelte bedoeld zoals bijvoorbeeld een verende lip, een drukknop, een verschuifbaar luik, knop of hendeltje, een draaiknop, een druk-en-draaiknop, een knijpen-draaiknop, enzovoort. Het verend gedeelte kan zich in één van de zijoppervlakken of in het bovenoppervlak van het lichaam van de snijtool bevinden.
In het algemeen wordt in het kader van de uitvinding met een zijoppervlak van het lichaam van de snijtool een oppervlak bedoeld dat zichtbaar is en dat een verticale oriëntatie heeft. Er zijn minstens drie zijoppervlakken aan het lichaam van de snijtool.
In het algemeen wordt in het kader van de uitvinding met het bovenoppervlak van het lichaam van de snijtool het oppervlak bedoeld dat zichtbaar is en dat loodrecht op voornoemde zijoppervlakken staat. De overgang van de zijoppervlakken naar het bovenoppervlak kan een rechte hoek of een afgeronde hoek zijn. Een afgeronde hoek laat toe de snijtool gebruiksvriendelijker te maken doordat er geen scherpe randen zijn die mogelijks irritatie aan de handen, zoals blaren of schaafwonden, kunnen veroorzaken bij gebruik.
Wanneer de snijtool meer dan één verstelbaar mes heeft, zit bij voorkeur elk verstelbaar mes op een afzonderlijk verend gedeelte. Het kan echter voorkomen dat meerdere verstelbare messen op één verend gedeelte geplaatst worden.
BE2018/5457
Wanneer de snijtool meer dan één verstelbaar mes heeft waarbij elk verstelbaar mes op een afzonderlijk verend gedeelte zit, kan het zijn dat de minstens twee verende gedeelten zich in hetzelfde oppervlak bevinden, bvb. het bovenoppervlak. Het kan ook zijn dat alle verende gedeelten zich in een afzonderlijk oppervlak bevinden, bvb. één verend gedeelte in een zijoppervlak en één verend gedeelte in het bovenoppervlak.
Wanneer meerdere verende gedeelten in het bovenoppervlak geplaatst zijn, kunnen deze parallel zijn maar ook loodrecht op elkaar of elke hoek daartussen. Wanneer de minstens twee verende gedeelten parallel zijn en zich in het bovenoppervlak bevinden, laten deze toe om het flensvormig gedeelte dat zich aan weerszijden van een zich aan de onderzijde bevindend een bevestigingsgedeelte te versnijden zodat dit langer of korter wordt, in functie van de toepassing van het afwerkprofiel.
Het gebruik van een druk-en-draaiknop en een knijp-en-draaiknop laat toe het mes met variabele positie moeilijker beschikbaar te stellen zodat er een zekere veiligheid ingebouwd wordt en bijvoorbeeld kinderen die de snijtool in handen krijgen zich moeilijker kunnen bezeren doordat ze zulke knoppen moeilijk kunnen gebruiken.
Het verend gedeelte kan optioneel vóór een eerste gebruik verankerd zijn aan het lichaam van de snijtool door middel van een verbindingsstukje. Indien het verend gedeelte verankerd zit, zal dit verbindingsstukje gebroken worden wanneer het verend gedeelte voor een eerste keer verplaatst wordt van de ruststand naar een actieve stand.
In een tweede uitvoeringsvorm wordt in het kader van de uitvinding het verend gedeelte verplaatst van de ruststand naar een actieve stand door bijvoorbeeld een duwbeweging, een duw-en-klik beweging, een schuifbeweging, een draaibeweging, een druk-en-draai beweging, een knijp-en-draai beweging, enz.
In het algemeen wordt in het kader van de uitvinding met een duwbeweging een beweging bedoeld waarbij de bereikte actieve stand niet tijdelijk vast gezet wordt. Hierdoor moet, bij gebruik van de snijtool, het verend gedeelte ingedrukt blijven. Het
BE2018/5457 verend karakter van het verend gedeelte laat toe het mes terug in de ruststand te brengen door het verend gedeelte los te laten teneinde de duwbeweging ongedaan te maken.
In het algemeen wordt in het kader van de uitvinding met een duw-en-klik beweging een beweging bedoeld waarbij de bereikte actieve stand tijdelijk of permanent vast gezet wordt. Hierdoor moet bij gebruik van de snijtool het verend gedeelte niet ingedrukt blijven. Bij tijdelijk vastzetten van de actieve stand laat het verend karakter van het verend gedeelte toe het mes terug in de ruststand te brengen door het verend gedeelte in te drukken en dan los te laten zodat een omgekeerde duw-en-klikbeweging plaats vindt. Bij permanent vastzetten van de bereikte actieve stand is de duw-en-klikbeweging niet reversibel, en zit het mes definitief vast in voornoemde actieve stand eens het verend gedeelte verplaatst werd van de ruststand naar een actieve stand.
Bij een schuifbeweging, draaibeweging, druk-en-draai beweging en knijp-en-draai beweging kan de gekozen actieve stand al dan niet tijdelijk of permanent vast gezet worden. Indien deze niet tijdelijk of permanent vast gezet wordt volstaat het om het verend gedeelte los te laten na gebruik. Indien de actieve stand tijdelijk vast gezet wordt, wordt na gebruik het verend gedeelte terug naar de ruststand gebracht door loslaten van het verend gedeelte. Indien de vaste stand permanent vast gezet wordt is de bereikte actieve stand zit het mest definitief vast in voornoemde actieve stand eens het verend gedeelte verplaatst werd van de ruststand naar een actieve stand.
Het lichaam van de snijtool is in hoofdzaak uit synthetisch materiaal opgebouwd. Meer specifiek wordt hiermee bedoeld dat het lichaam van de snijtool in hoofdzaak is opgebouwd uit polymeer. Het polymeer kan een monopolymeer zijn of een copolymeer. Voorbeelden van polymeren zijn: polypropyleen, polyethyleen zoals HDPE, LDPE, LLDPE, polyester zoals polyethyleentereftalaat, polyamide, polyurethaan, polytetrafluoroethyleen (PTFE), polyvinylchloride (PVC), polystyreen, polycarbonate, aramide, enz.
Het lichaam van de snijtool kan ook opgebouwd zijn uit verschillende materialen, zoals (co)polymeer, hout, composiet, metaal, koolstofvezels, aramide, enz. Composieten zijn
BE2018/5457 in hoofdzaak versterkte polymeren, waarbij de versterking gerealiseerd wordt door bijvoorbeeld glasvezels en/of vlas.
Enkele voorbeelden van samenstellingen, waarbij de volgende opsomming niet beperkend is:
- Het verend gedeelte is een eerste polymeer en de rest van het lichaam is een tweede polymeer
- Het verend gedeelte is een eerste polymeer en de rest van het lichaam is een composiet zoals een glasvezel versterkt polymeer
- Het verend gedeelde is in metaal en de rest van het lichaam in een polymeer
Het lichaam van de snijtool wordt verder gekenmerkt doordat het lichaam minstens één uitsparing voor een vinger en/of vingertip omvat. Een uitsparing voor een vinger en/of vingertip laat toe de snijtool gemakkelijk en correct vast te nemen zodat de snijbeweging gemakkelijk en nauwkeurig uitgevoerd kan worden. Bovendien laat een uitsparing voor een vinger en/of vingertip toe dat de vingers niet schuren over de gesneden randen noch in contact komen met de messen, zodat gebruikersgemak en veiligheid gegarandeerd is. Een uitsparing bevindt zich in de verticale zijden van het lichaam van de snijtool of in het bovenoppervlak van het lichaam van de snijtool.
Verder kan het lichaam van de snijtool gekenmerkt zijn doordat het minstens één opening in het bovenoppervlak omvat, waarbij de voornoemde opening toelaat de positie van het voornoemde mes met vaste positie te controleren. Dit laat toe dat alvorens een snijbeweging wordt uitgevoerd en gemakkelijk gecontroleerd kan worden of de snijtool correct geplaatst is en het juiste neusgedeelte of de juiste neusgedeelten gesneden zullen worden. Dit draagt opnieuw bij tot het gebruikersgemak en vermindering op risico op verkeerd snijden.
De opening wordt voldoende klein gemaakt zodat vingers en vingertippen er niet doorheen kunnen en contact met het mes vermeden wordt.
In haar derde aspect betreft de uitvinding een afwerkset voor een vloerbekleding, met een snijtool volgens het tweede aspect van de uitvinding, gekenmerkt doordat deze
BE2018/5457 afwerkset verder nog een afwerkprofiel voor een vloerbekleding en een houder voor een afwerkprofiel voor een vloerbekleding omvat volgens het eerste aspect van de uitvinding. De snijtool van de afwerkset is bruikbaar in een toepassing naar keuze voor het afwerkprofiel: expansieprofiel, overgangsprofiel of eindprofiel.
De onderkant van de snijtool vormt een geleidingsoppervlak dat met het voornoemde afwerkprofiel kan samenwerken zodanig dat de snijtool op de juiste manier gepresenteerd wordt op het voornoemde afwerkprofiel. Op deze manier wordt vermeden dan een verkeerde snede gemaakt wordt, wat zou leiden tot materiaalverlies en extra kosten.
Het verstelbare mes van de snijtool is verstelbaar tussen, enerzijds, een ruststand waarin, bij samenwerking met het voornoemde afwerkprofiel, het verstelbare mes niet in contact is met het voornoemde afwerkprofiel, en, anderzijds, een actieve stand waarin, bij samenwerking met het voornoemde afwerkprofiel, het verstelbare mes in contact is met het voornoemde afwerkprofiel. Dit betekent dat wanneer het mes in de ruststand is er bij gebruik van de snijtool geen snijdende beweging plaatst vindt en dat wanneer het mes in een actieve stand is er bij gebruik van de snijtool een snijdende beweging plaats vindt.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een afwerkprofiel volgens het eerste aspect;
figuren 2a tot 2c tonen varianten op het afwerkprofiel van figuur 1, volgens de verschillende toepassingen;
figuren 3a tot 3c tonen praktische uitvoeringsvormen van de varianten van figuren 2a tot en met 2c met het afwerkprofiel van figuur 1;
figuur 4 toont een dwarsdoorsnede van een verder afwerkprofiel volgens het eerste aspect;
figuur 5 toont een variant op het afwerkprofiel van figuur 4;
BE2018/5457 figuur 6 toont een afwerkset volgens de uitvinding;
figuur 7 toont een snijtool volgens het tweede aspect;
figuur 8 toont een doorsnede van een variant op de snijtool van figuur 7 volgens de op figuur 7 aangegeven snijlijn VIII-VIII;
figuur 9 toont een bovenaanzicht van de snijtool van figuur 8; figuur 10 toont een onderaanzicht van de snijtool van figuur 8;
figuur 11 toont een snijtool in gebruik volgens een doorsnede volgens de op figuur 9 aangegeven snijlijn XI-XI.
De referentienummers aangewend in de figuren zijn gedeeltelijk gedefinieerd in de conclusies.
Figuur 1 toont een afwerkprofiel voor een vloerbekleding, waarbij dit profiel 1 een flensvormig gedeelte 2 omvat dat zich aan weerszijden van een zich aan de onderzijde bevindend bevestigingsgedeelte 3 uitstrekt. Het flensvormig gedeelte 2 is bij voorkeur eendelig uit kunststof gevormd en is voorzien om te worden opgedeeld ter plaatse van het bevestigingsgedeelte 3. Hiertoe vertoont het flensvormig gedeelte 2 ter plaatse van het bevestigingsgedeelte 3 een gedeelte 4 met plaatselijk verminderde wanddikte. Verder vertoont het flensvormig gedeelte 2 een bekleding 5 en omvat het minstens twee bevestigingsbenen 6. Het flensvormig gedeelte 2 is bedoeld om te worden opgedeeld tussen deze twee bevestigingsbenen 6.
Het afwerkprofiel 1 omvat verder nog een neusgedeelte 7, waarbij dit neusgedeelte 7 een bij het bovenoppervlak 8 van het flensvormig gedeelte 2 aansluitend oppervlak 9 vertoont dat zich dwars op het voornoemde bovenoppervlak 8 uitstrekt. Het afwerkprofiel 1 is gekenmerkt doordat het neusgedeelte 7 verwijderbaar is uitgevoerd. Figuur 1 toont een verwijderbaar neusgedeelte 7 dat eendelig in hetzelfde materiaal is uitgevoerd met het flensvormig gedeelte 2 en hiermee verbonden is over een gedeelte met een plaatselijk verminderde wanddikte. Bijkomend is het neusgedeelte 7 via de bekleding 5 met het flensvormig gedeelte 2 is verbonden. De bekleding 5 strekt zich tot over de transitie (10) naar het neusgedeelte 7, zodat er ter plaatse van de transitie 10 een spatie 11 voorzien is tussen het flensvormig gedeelte 2 en het neusgedeelte 7.
BE2018/5457
Figuren 2a, 2b en 2c tonen de aanwendingsmogelijkheden van een afwerkset 12 die naast een variante uitvoering van afwerkprofiel 1 van figuur 1 ook een houder 15 omvat die bedoeld is om met het bevestigingsgedeelte 3 van het afwerkprofiel 1 samen te werken. Hiertoe omvat de houder 15 minstens twee opstaande bevestigingsbenen 13. Bij gebruik van de afwerkset 12 worden het afwerkprofiel 1 en de houder 15 in elkaar geschoven via de bevestigingsbenen 6 van het afwerkprofiel 1 en deze 13 van de houder 15.
Figuur 2a toont het gebruik van de afwerkset als overgangsprofiel tussen twee vloerbekledingen 14, 14' met een verschillende hoogte, bijvoorbeeld een laminaatvloer 14 en een tapijt 14'. Hiertoe zorgt neusgedeelte 7' voor een bruuske, verticale overgang hebben in hoogte van vloerbekleding 14 naar vloerbekleding 14'.
Figuur 2b toont het gebruik van de afwerkset 12 als eindprofiel tegen een muur 16. Hiertoe wordt het afwerkprofiel 2 opgedeeld ter hoogte van het gedeelte 4 met plaatselijk verminderde wanddikte, zodat een verkorte vorm van het afwerkprofiel 2 bekomen wordt met één bevestigingsbeen 6. De houder 15 wordt ook opgedeeld, en wordt langs de ene zijde onder de vloerbekleding 14 geschoven om de houder 15 correct te positioneren.
Figuur 2c toont het gebruik van de afwerkset 12 als expansieprofiel tussen twee vloerbekledingen 14 en 14” van gelijkaardige hoogte. Hiertoe worden het afwerkprofiel 1 en de houder 15 niet versneden ter hoogte van het gedeelte 4, maar worden enkel de neusgedeelten 7 verwijderd. Het flensvormig gedeelte 2 omvat hier twee bevestigingsbenen 6 en de houder 15 omvat 3 bevestigingsbenen 13.
Figuren 3a tot 3c tonen praktische uitvoeringsvormen van figuren 2a tot 2c, waarbij figuur 3a het gebruik van de afwerkset als overgangsprofiel toont tussen twee vloerbekledingen van verschillende hoogte 14, 14', figuur 3b het gebruik ervan als eindprofiel tegen een muur 16 en figuur 3c het gebruik ervan als expansieprofiel tussen twee vloerbekledingen van gelijkaardige hoogte 14, 14”.
BE2018/5457
De houders 15 van figuren 3a tot 3c zijn voorzien om te worden opgedeeld ter plaatse van de twee opstaande bevestigingsbenen 13. Hiertoe is er een gedeelte 17 voorzien met plaatselijk verminderde wanddikte.
Figuren 4 en 5 geven een variante op het afwerkprofiel 1 van figuur 1, waarbij het afwerkprofiel 1 naast het flensvormig gedeelte 2 ook twee neusgedeelten 7, 7' omvat die beide aansluiten bij één van de randen van het bovenoppervlak 8 van het flensvormig gedeelte 2. De neusgedeelten 7, 7' vertonen een verschillende geometrie doordat hun respectieve oppervlakken 9, 9' verschillend geïnclineerd zijn ten opzichte van de verticale. Verder omvat het flensvormig gedeelte 2 een bekleding 5 en twee bevestigingsbenen 6. Ter plaatse van het bevestigingsgedeelte 3 is een gedeelte 4 voorzien met plaatselijk verminderde wanddikte. Dit laat toe dat het afwerkprofiel daar gemakkelijk op te delen is. De bekleding 5 strekt zich tot over beide transities 10 naar de neusgedeeltes 7, 7', zodat er ter plaatse van deze transities 10 een spatie 11 is tussen het flensvormig gedeelte 2 en het neusgedeelte 7, 7'.
Figuur 6 toont een afwerkset volgens de uitvinding die een afwerkprofiel 1 volgens figuur 5 en een houder 15 omvat. De houder 15 omvat twee groeven 16 in zijn bovenoppervlak die toelaten de neusgedeelten 7, 7' van het afwerkprofiel 1 te fixeren. Deze groeven 16 leiden tot een betere bevestiging van het afwerkprofiel 1 en gereduceerde slijtage doordat onderlinge rotatie tussen de neusgedeelten 7, 7' en het flensvormig gedeelte 2 tegengewerkt wordt en de neusgedeelten 7, 7' dus niet kunnen loskomen van het flensvormig gedeelte 2. De houder 15 omvat ook een gedeelte 17 met verminderde wanddikte dat toelaat de houder eenvoudig op te delen tussen twee bevestigingsbenen 13. Het afwerkprofiel 1 omvat ook een gedeelte 4 met verminderde wanddikte.
Figuur 7 vertoont een snijtool 18 voor het versnijden van een afwerkprofiel voor een vloerbekleding. De snijtool 18 omvat een lichaam 19 met een bovenoppervlak 20, vier zijoppervlakken 21 en een geleidingsoppervlak 26. Het geleidingsoppervlak werkt samen met het afwerkprofiel zodat de snijtool op de juiste manier geplaatst wordt op het afwerkprofiel. De snijtool 18 omvat in zijn bovenoppervlak 20 een verend gedeelte 22
BE2018/5457 dat onder andere via een verbindingsstukje 23 verbonden is met het lichaam. Een verstelbare mes is verbonden met het verend gedeelte via de onderkant. Het verend gedeelde 22 omvat ook twee verhogingen 25 die de grip van de gebruiker verbeteren. Verder omvat de snijtool 18 nog een indicatie 24 in de vorm van een pijl die de bewegingsrichting van de snijtool aangeeft.
Figuur 8 is een dwarsdoorsnede van een variante op de snijtool van figuur 7 volgens de aangeduide snijlijn VIII. De snijtool 18 heeft twee messen, waarvan het mes met vaste positie niet zichtbaar is in de doorsnede. Het verstelbare mes 28 is bevestigd op een verend gedeelte 22 van de snijtool 18, bij voorkeur van het lichaam 19 via een fixatiegedeelte 29 door middel van fixaties 30, waarbij het fixatiegedeelte 29 vasthangt aan het verend gedeelte 22. De snijtool omvat ook een uitsparing 27 voor een vinger en/of vingertip, en meerdere verstevigingsribben 31. Het mes 28 is verstelbaar tussen een ruststand en minstens één actieve stand.
Figuur 9 toont het bovenaanzicht van de snijtool 18 van figuur 8. Het verstelbare mes is langs de onderzijde bevestigd aan het verend gedeelte 22 dat zich in het bovenoppervlak 20 van het lichaam 19 bevindt. In het bovenoppervlak 20 bevindt zich ook één opening 32 die toelaat de positie van het mes met vaste positie 33 te controleren. De snijtool heeft drie uitsparingen 27 voor een vinger en/of vingertip, en omvat naast twee verhogingen 25 en een pijl 24 die de snijrichting aangeeft ook een opschrift 34. Dit opschrift kan een waarschuwing zijn, of informatie over hoe de snijtool 18 gebruikt dient te worden.
Figuur 10 toont het onderaanzicht van de snijtool 18 van figuur 8. Het verstelbare mes 28 is langs de onderzijde bevestigd aan het verend gedeelte 22 via een fixatiegedeelte 29 en twee fixaties 30. Het mes met vaste positie 33 is ook verbonden met het lichaam 19 van de snijtool 18 via een fixatiegedeelte 29' en twee fixaties 30'.
Figuur 11 toont een afwerkset 35 voor een vloerbekleding met een snijtool 18 volgens figuren 8 tot 10 en een afwerkprofiel 1. De houder is hier niet weergegeven. De snijtool heeft één verstelbare mes 28 dat aan de onderkant van het verend gedeelte 22 bevestigd is via een fixatiegedeelte 29 en twee fixaties 30. Figuur 11 toont het verstelbare mes in
BE2018/5457 een actieve stand, waarbij het mes 28 in het gedeelte 4 met plaatselijk verminderde wanddikte zit. Het mes met vaste positie 32 is bevestigd op het lichaam 19 via fixatiegedeelte 29' en twee fixaties 30', en zit in de spatie 11 van het afwerkprofiel. Bij gebruik van de snijtool zoals weergegeven in figuur 11 zal het mes met vaste positie 32 5 neusgedeelte 7' lossnijden van het flensvormig gedeelte 2, en zal het verstelbare mes 28 het flensvormig gedeelte 2 doormidden snijden.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke afwerksets kunnen volgens 10 verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden, zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Claims (23)

  1. Conclusies:
    1.- Afwerkset voor een vloerbekleding, met een afwerkprofiel (1) en een houder (15), waarbij dit profiel (1) minstens een flensvormig gedeelte (2) omvat dat zich aan weerszijden van een zich aan de onderzijde bevindend bevestigingsgedeelte (3) uitstrekt, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde bevestigingsgedeelte (3) minstens twee bevestigingsbenen (6) omvat, dat het flensvormig gedeelte (2) eendelig uit kunststof is gevormd en voorzien is om te worden opgedeeld ter plaatse van het bevestigingsgedeelte (3), namelijk tussen de voornoemde twee bevestigingsbenen (6), waarbij de voornoemde houder (15) bedoeld is met het voornoemde twee bevestigingsbenen (6) samen te werken en hiertoe minstens twee, en bij voorkeur vier, opstaande bevestigingsbenen (13) omvat, waarbij de houder (15) een gedeelte (17) met verminderde wanddikte vertoont dat toelaat de houder (15) op te delen tussen twee opstaande bevestigingsbenen (13), bij voorkeur tussen de twee centrale opstaande bevestigingsbenen (13).
  2. 2.- Afwerkset volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het flensvormig gedeelte (2) voorzien is te worden opgedeeld doordat het flensvormig gedeelte (2) ter plaatse van het bevestigingsgedeelte (3) een gedeelte (4) met plaatselijk verminderde wanddikte vertoont.
  3. 3.- Afwerkset volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde flensvormig gedeelte (2) een bekleding (5) vertoont.
  4. 4.- Afwerkset volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde bekleding (5) minstens een gedrukte thermoplastische folie omvat.
  5. 5.- Afwerkset volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het afwerkprofiel (1) verder nog minstens één neusgedeelte (7) omvat, waarbij dit neusgedeelte (7) een bij het bovenoppervlak (8) van het voornoemde flensvormig gedeelte (2) aansluitend oppervlak (9) vertoont dat zich dwars op het voornoemde bovenoppervlak (8) uitstrekt.
    BE2018/5457
  6. 6.- Afwerkset volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde neusgedeelte (7) verwijderbaar is uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat dit neusgedeelte (7) eendelig in hetzelfde materiaal is uitgevoerd met het voornoemde flensvormige gedeelte (2) doch hiermee is verbonden over een gedeelte met een plaatselijk verminderde wanddikte, of doordat dit neusgedeelte als een afzonderlijk materiaalgedeelte is uitgevoerd dat bijvoorbeeld minstens via de voornoemde bekleding (5) met het flensvormig gedeelte (2) is verbonden, en/of minstens via een mechanisch vergrendelende verbinding met het flensvormig gedeelte (2) is verbonden, en/of minstens via een verbreekbare of doorsnijdbare lijmverbinding met het flensvormige gedeelte (2) is verbonden.
  7. 7.- Afwerkset volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde flensvormig gedeelte (2) een bekleding (5) vertoont die zich uitstrekt tot over de transitie (10) naar het voornoemde neusgedeelte (7).
  8. 8.- Afwerkset volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat er een spatie (11) is voorzien ter plaatse van de transitie (10) tussen het flensvormig gedeelte (2) en het neusgedeelte (7).
  9. 9.- Afwerkset volgens één van de conclusies 5 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het afwerkprofiel minstens twee dergelijke neusgedeelten (7) vertoont, namelijk telkens aansluitend bij één van de randen van het bovenoppervlak (8) van het flensvormig gedeelte (2).
  10. 10.- Afwerkset volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde neusgedeelten (7) een verschillende geometrie vertonen, bijvoorbeeld doordat hun respectieve oppervlakken (9) verschillend geïnclineerd zijn ten opzichte van de verticale.
  11. 11.- Afwerkset volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde houder (15) minstens één groef (16) omvat in het bovenoppervlak.
    BE2018/5457
  12. 12.- Afwerkset volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde afwerkset verder nog een snijtool (18) omvat voor het versnijden van het voornoemde afwerkprofiel, waarbij deze snijtool (18) een lichaam (19) omvat en minstens één mes (28) omvat, en dat de positie van het voornoemde mes (28) verstelbaar is.
  13. 13.- Afwerkset volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de snijtool minstens twee messen (28, 33) omvat.
  14. 14.- Afwerkset volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde minstens twee messen (28, 33) minstens één mes met een vaste positie (33) omvatten.
  15. 15.- Afwerkset volgens één van de conclusies 12 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde verstelbare mes (28) verstelbaar is tussen een ruststand en minstens één actieve stand.
  16. 16.- Afwerkset volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat de verplaatsing van het mes van de ruststand naar een actieve stand een verplaatsing is over een afstand van 0.5 mm tot 20 mm en onder een inclinatiehoek van 0° tot 90° ten opzichte van de verticale loodrecht op het oppervlak van de snijtool.
  17. 17.- Afwerkset volgens één van de conclusies 12 tot 16, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde verstelbare mes (28) op een verend gedeelte (22) van de snijtool (18), bij voorkeur van het lichaam (19), is bevestigd.
  18. 18.- Afwerkset volgens één van de conclusies 12 tot 17, daardoor gekenmerkt dat het lichaam in hoofdzaak uit synthetisch materiaal is opgebouwd.
  19. 19.- Afwerkset volgens één van de conclusies 12 tot 18, daardoor gekenmerkt dat het lichaam (19) voorzien is van minstens één uitsparing voor een vinger en/of vingertip (27).
  20. 20.- Afwerkset volgens één van de conclusies 12 to 19, daardoor gekenmerkt dat het lichaam (19) minstens één opening (32) omvat in het bovenoppervlak (20) , waarbij de
    BE2018/5457 voornoemde opening (32) toelaat de positie van het voornoemde mes met vaste positie (33) te controleren.
  21. 21.- Afwerkset volgens één van de conclusies 12 tot 20, daardoor gekenmerkt dat de 5 snijtool bruikbaar is in een toepassing naar keuze voor het afwerkprofiel: expansieprofiel, overgangsprofiel of eindprofiel.
  22. 22.- Afwerkset volgens één van de conclusies 12 tot 21, daardoor gekenmerkt dat de onderkant van de snijtool een geleidingsoppervlak (26) vormt dat met het voornoemde 10 afwerkprofiel kan samenwerken zodanig dat de snijtool op de juiste manier gepresenteerd wordt op het voornoemde afwerkprofiel.
  23. 23.- Afwerkset volgens één van de conclusies 12 tot 22, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde verstelbare mes verstelbaar is tussen, enerzijds, een ruststand waarin, bij 15 samenwerking met het voornoemde afwerkprofiel, het verstelbare mes niet in contact is met het voornoemde afwerkprofiel, en, anderzijds, een actieve stand waarin, bij samenwerking met het voornoemde afwerkprofiel, het verstelbare mes in contact is met het voornoemde afwerkprofiel.
BE2018/5457A 2018-01-26 2018-07-02 Afwerkprofiel, en afwerkset voor een vloerbekleding, en snijtool voor het versnijden ervan BE1025955B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP19152480.0A EP3527745A3 (en) 2018-01-26 2019-01-18 Finishing profile, finishing set for a floor covering, and cutting tool for cutting the same
US16/256,528 US11365549B2 (en) 2018-01-26 2019-01-24 Finishing profile and finishing set for a floor covering, and cutting tool for cutting said finishing profile

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US201862622537P 2018-01-26 2018-01-26
US62622537 2018-01-26

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025955A1 BE1025955A1 (nl) 2019-08-21
BE1025955B1 true BE1025955B1 (nl) 2019-08-27

Family

ID=62980969

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2018/5457A BE1025955B1 (nl) 2018-01-26 2018-07-02 Afwerkprofiel, en afwerkset voor een vloerbekleding, en snijtool voor het versnijden ervan

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1025955B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1836363A2 (en) * 2005-01-12 2007-09-26 Flooring Industries Ltd. Finishing set for a floor covering and holder, as well as finishing profile, for a finishing set, and method for manufacturing a finishing profile and a skirting board
US20070283654A1 (en) * 2006-05-25 2007-12-13 Pfleiderer Schweiz Ag Break-away multi-purpose flooring transition
BE1019657A3 (fr) * 2010-11-25 2012-09-04 Findes Bvba Ensemble de finition pour surfaces disjointes, comportant un profil de jonction separable en deux modules aptes a former des profils d'arret.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1836363A2 (en) * 2005-01-12 2007-09-26 Flooring Industries Ltd. Finishing set for a floor covering and holder, as well as finishing profile, for a finishing set, and method for manufacturing a finishing profile and a skirting board
US20070283654A1 (en) * 2006-05-25 2007-12-13 Pfleiderer Schweiz Ag Break-away multi-purpose flooring transition
BE1019657A3 (fr) * 2010-11-25 2012-09-04 Findes Bvba Ensemble de finition pour surfaces disjointes, comportant un profil de jonction separable en deux modules aptes a former des profils d'arret.

Also Published As

Publication number Publication date
BE1025955A1 (nl) 2019-08-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1020053A3 (nl) Paneel, meer speciaal vloerpaneel.
BE1018802A3 (nl) Paneel, meer speciaal vloerpaneel.
BE1023779B1 (nl) Vloerpaneel voor het vormen van een vloerbekleding
KR20070089756A (ko) 바닥재용 마감 세트, 마감 세트용 홀더와 마감 프로파일,및 마감 프로파일과 스커팅 보드의 제조 방법
KR102130859B1 (ko) 패널
BE1021833B1 (nl) Paneel
BE1027789B1 (nl) Paneel met koppeldelen
US11365549B2 (en) Finishing profile and finishing set for a floor covering, and cutting tool for cutting said finishing profile
BE1025955B1 (nl) Afwerkprofiel, en afwerkset voor een vloerbekleding, en snijtool voor het versnijden ervan
BE1023438B1 (nl) Plint, decoratiesysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een plint
BE1019285A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een plint.
CA2047689C (en) Cutting guide
US9376844B2 (en) Gliding doorstop
JP5288131B2 (ja) 乳幼児用身長計
BE1026833A1 (nl) Paneel
BE1019586A3 (nl) Randafwerking voor een bekleding, sierlijst hierbij aangewend en werkwijze voor het afwerken van een rand.
BE1016667A6 (nl) Afwerkset voor een vloerbedekking en houder, alsmede afwerkprofiel, voor een afwerkset.
JP2000110329A (ja) 段差解消材
US20140333188A1 (en) File storage cabinet
JP6328601B2 (ja) 段鼻部材及びその施工方法
JP6646833B2 (ja) 踏板
BE1018878A3 (nl) Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding.
JP2017089298A (ja) 踏板
BE1022853B1 (nl) Multifunctioneel afwerkingsprofiel voor vloerbekleding
BE1022842B1 (nl) Meubel

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190827

PD Change of ownership

Owner name: FLOORING INDUSTRIES LIMITED, SARL; LU

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), CHANGE OF LEGAL ENTITY; FORMER OWNER NAME: UNILIN BVBA

Effective date: 20210723

Owner name: FLOORING INDUSTRIES LIMITED, SARL; LU

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), CHANGE OF LEGAL ENTITY; FORMER OWNER NAME: UNILIN, BV

Effective date: 20210723