BE1023438B1

BE1023438B1 - Plint, decoratiesysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een plint

Info

Publication number: BE1023438B1
Application number: BE2016/5026A
Authority: BE
Inventors: Louis Wilfried Lieven BACLAEN; MOORLEGHEM Cindy VAN
Original assignee: Ivc N.V.
Priority date: 2016-01-14
Filing date: 2016-01-14
Publication date: 2017-03-21
Also published as: US20170203548A1; EP3192939B1; EP3192939A1; DE202017100562U1

Abstract

Een plint (1) omvat een kern (4) met een bovenzijde (5), een daartegenover gelegen onderzijde (6) en een tegenover elkaar gelegen voorzijde (7) en achterzijde (8) die zich tussen de onderzijde (6) en de bovenzijde (5) uitstrekken, en een aan de kern (4) bevestigd plaatvormig materiaal (10) dat tenminste de voorzijde (7) bedekt. Het plaatvormige materiaal (10) strekt zich vanaf de bovenzijde (5) van de kern (4) ge- zien voorbij de onderzijde (6) van de kern (4) uit.

Description

Plint, decoratiesysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een plint

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een plint, omvattende een kern met een bovenzijde, een daartegenover gelegen onderzijde en een tegenover elkaar gelegen voorzijde en achterzijde die zich tussen de onderzijde en de bovenzijde uitstrekken, en een aan de kern bevestigd plaatvormig materiaal dat tenminste de voorzijde bedekt.

Een dergelijke plint is bekend in de stand van de techniek. De bekende plint heeft een kern van geperste houtvezels waarop een plaatvormig materiaal in de vorm van een kunststof vel is gelamineerd. Het vel dient om de kern tegen invloeden van buitenaf te beschermen, zoals mechanische impact of vocht. Verder kan het vel zijn voorzien van een patroon om bijvoorbeeld de plint een natuurlijke uitstraling te geven, zoals een hout- of steenpatroon.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een verbeterde plint.

Dit doel wordt bereikt met de plint volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het plaatvormige materiaal vanaf de bovenzijde van de kern gezien zich voorbij de onderzijde van de kern uitstrekt.

Dit betekent dat het plaatvormige materiaal vanaf de onderzijde van de kern uitsteekt, zodat het vrije uiteinde van het plaatvormige materiaal op afstand van de onderzijde van de kern is gelegen. De afstand tussen het vrije uiteinde van het plaatvormige materiaal en de onderzijde van de kern zal in de praktijk korter zijn dan de hoogte van de voorzijde van de kern. Wanneer de plint ter plaatse van de overgang tussen een vloer en een muur is bevestigd, is de achterzijde van de kern naar de muur gericht en de onderzijde van de kern naar de vloer gericht. In de praktijk kan het plaatvormige materiaal een hogere dichtheid hebben dan de kern. Een voordeel van de plint volgens de uitvinding is dat bij plaatsing van de plint op een vloer de kern op afstand van de vloer is gelegen. Dit biedt de mogelijkheid om de kern van een materiaal te maken dat niet bestand is tegen water en een plaatvormige materiaal van een watervast materiaal te maken teneinde een watervaste plint te verkrijgen. In de stand van de techniek is het niet gebruikelijk om hoogwaardige plinten, en zeker niet watervaste plinten, van relatief goedkoop materiaal te maken. Wanneer gebruik gemaakt wordt van economisch voordelig, laagwaardig materiaal voor de kern van de plint, bijvoorbeeld materiaal met een zeer lage dichtheid, kan de achterzijde van de kern bijvoorbeeld met lijm aan een wand worden bevestigd in plaats van met gebruikelijke montageclips. Verder biedt de plint volgens de uitvinding de mogelijkheid om kabels weg te werken in de ruimte onder de kern aan de naar de kern gerichte zijde van het plaatvormige materiaal.

Met de term 'plaatvormig materiaal' wordt bedoeld, dat het een dun stuk van een bepaalde stof is waarvan de dikte veel kleiner is dan de lengte en breedte, bijvoorbeeld een vel, een blad, een huid, een vlies, een slab, een folie en dergelijke.

Tenminste de van de kern afgekeerde zijde van het plaatvormige materiaal kan de voorzijde en de bovenzijde van de kern ononderbroken bedekken, zodat een natuurlijke uitstraling van de plint kan worden verkregen wanneer deze ter plaatse van de overgang tussen een vloer en een muur is aangebracht. Wanneer een scherpe bocht tussen de bovenzijde en de voorzijde aanwezig is, kan het een voordeel zijn om het plaatvormige materiaal aan de naar de kern gerichte zijde te onderbreken, bijvoorbeeld door een kerf of groef, teneinde de lokale spanning in het materiaal te beperken.

In een praktische uitvoeringsvorm is de dikte van het plaatvormige materiaal kleiner dan de afstand tussen de voorzijde en de achterzijde van de kern en/of kleiner dan de afstand tussen de bovenzijde en de onderzijde van de kern. Het plaatvormige materiaal vormt dus een relatief dunne laag op de kern. In de praktijk kan het een dikte hebben die groter is dan 1,8 mm. Bij voorkeur is de dikte groter dan 2 mm om voldoende stevigheid te verschaffen zonder dat de naar de kern gekeerde zijde ondersteuning van de kern nodig heeft ter plaatse van het uitstekende gedeelte. In de praktijk zal de dikte van het plaatvormige materiaal kleiner dan 5 mm zijn.

Het plaatvormige materiaal kan een kunststof vel zijn. Het kunststof vel kan op de kern zijn gehecht, bijvoorbeeld door middel van lijmen of lamineren. In een praktische uitvoeringsvorm is het kunststof vel gemaakt van een vinyl bevattend materiaal, bij voorkeur van luxury vinyl flooring materiaal. Hieruit wordt ook vloerbedekking zoals vloertegels of vloerpanelen gemaakt, welke producten in het algemeen ook worden aangeduid met LVT (luxury vinyl tile). Luxury vinyl flooring zoals luxury vinyl tile (LVT) is een categorie van op thermoplasten gebaseerde vloerbedekkingsproducten. Luxury vinyl flooring producten kunnen voorkomen als materiaal van de rol dat op een basislaag wordt gelijmd, maar ook als planken die kunnen zijn voorzien van een vergrendelingsprofiel voor het onderling verbinden van de planken. Een luxury vinyl flooring product kan zijn opgebouwd uit drie lagen: een basislaag, een decoratielaag en een transparante, eventueel slijtvaste, toplaag. Een plaat of paneel van LVT-materiaal is enerzijds buigzaam, maar anderzijds met name bij relatief korte stukken stevig in een richting in het vlak van het plaatvormige materiaal.

De kern van de plint kan zijn gemaakt uit een hout bevattend materiaal, bijvoorbeeld geperste houtvezels zoals MDF, HDF, WPC of een thermoplastisch of geëxtrudeerd materiaal, of dergelijke.

In een specifieke uitvoeringsvorm is het vanaf de onderzijde van de kern uitstekende gedeelte van het plaatvormige materiaal voorzien van tenminste een groef die zich in lengterichting van de plint uitstrekt en zich aan de naar de kern gerichte zijde van het plaatvormige materiaal bevindt. Dit biedt de mogelijkheid om de hoogte van de plint eenvoudig aan te passen door het plaatvormige materiaal ter plaatse van de groef door te snijden met behulp van een eenvoudig cuttermes.

In een verdere uitvoeringsvorm is de groef een eerste groef en is het plaatvormige materiaal voorzien van tenminste een tweede groef die zich parallel aan de eerste groef uitstrekt en zich aan de naar de kern gerichte zijde van het plaatvormige materiaal bevindt. Hierdoor is het voor de eindgebruiker mogelijk om uit diverse plinthoogtes te kiezen.

De uitvinding heeft ook betrekking op een decoratiesysteem, omvattende een vloerbedekking die is gemaakt uit een luxury vinyl flooring materiaal en een plint volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het plaatvormige materiaal ook is gemaakt uit een luxury vinyl flooring materiaal. Een voordeel van dit decoratiesysteem is, dat de plint en de vloer van hetzelfde materiaal zijn gemaakt en dezelfde uitstraling hebben. Het decoratiepatroon en/of de oppervlaktestructuur kan dan bijvoorbeeld hetzelfde zijn, zodat één op één 'matching' tussen vloerbedekking en plint wordt bereikt. Ook is bekend, dat luxury vinyl flooring materiaal een hoge mate van slijt-vastheid en waterbestendigheid biedt, zodat de plint ook deze eigenschappen bezit.

In dit verband wordt opgemerkt, dat de plint van het decoratiesysteem niet beperkt hoeft te zijn tot een plint waarbij het plaatvormige materiaal vanaf de onderzijde van de kern uitsteekt, zoals hierboven beschreven. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk, dat het decoratiesysteem een vloerbedekking heeft van vinyl flooring materiaal en dat de kern van de plint aan de voorzijde en de bovenzijde is bedekt met hetzelfde vinyl flooring materiaal of tenminste een toplaag en decoratielaag daarvan, zonder dat het materiaal voorbij de kern uitsteekt. In algemene zin gaat het om: een decoratiesysteem, omvattende een vloerbedekking die is gemaakt uit een luxury vinyl flooring materiaal met tenminste een toplaag, decoratielaag en basislaag, en een plint met een kern die tenminste gedeeltelijk is bedekt met tenminste de toplaag en decoratielaag van hetzelfde luxury vinyl flooring materiaal .

De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een plint zoals hierboven beschreven, waarbij de te vormen kern een eerste kerndeel en een tweede kerndeel omvat, welke kerndelen op het plaatvormige materiaal zijn gefixeerd en elk zijn voorzien van op afstand van elkaar gelegen respectievelijke contactlocaties, waarbij het eerste en tweede kerndeel onder buiging van het plaatvormige materiaal naar elkaar toe worden bewogen en ter plaatse van de contactlocaties aan elkaar worden vastgemaakt teneinde de kern van de plint te vormen. Dit blijkt een eenvoudige maar effectieve werkwijze te zijn om het plaatvormige materiaal op de gewenste locatie om te buigen en de uiteindelijke kern van de plint te vormen.

Het eerste en tweede kerndeel kunnen worden gevormd door het plaatvormige materiaal eerst op een substraat te fixeren en daarna een V-groef in het substraat aan te brengen in de richting van het plaatvormige materiaal. Hierdoor wordt na het naar elkaar toe brengen van de kerndelen een verstek-verbinding gecreëerd. Het plaatvormige materiaal wordt ter plaatse van de top van de V-groef omgebogen. De V-groef kan in de praktijk tot in het plaatvormige materiaal lopen, zodat de twee gevormde kerndelen na de freesbewerking los van elkaar zi jn.

De grensvlakken aan weerszijden van de V-groef kunnen de contactlocaties vormen, die aan elkaar worden gelijmd teneinde de kern van de plint te vormen. De aan het plaatvormige materiaal gehechte zijde van het ene kerndeel vormt de bovenzijde van de uiteindelijke kern, terwijl de aan het plaatvormige materiaal gehechte zijde van het andere kerndeel de voorzijde van de uiteindelijke kern vormt.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is het plaatvormige materiaal vanaf het substraat gezien achtereenvolgens voorzien van tenminste een basislaag, decoratielaag en transparante toplaag, waarbij de top van de V-groef van de toplaag verwijderd blijft, en bij voorkeur van de decoratielaag verwijderd blijft. Hoe verder de top van de V-groef in het plaatvormige materiaal steekt, des te makkelijker zal het materiaal om een hoek gebogen kunnen worden.

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van tekeningen, die uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zeer schematisch weergeven.

Fig. 1 is een doorsnedeaanzicht van een uitvoerings-voorbeeld van een plint volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een zelfde aanzicht als Fig. 1 van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de plint.

Fig. 3-5 zijn doorsnedeaanzichten van een plint in verschillende productiestadia ter illustratie van een uitvoeringsvoorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding.

Fig. 6 en 7, 8 en 9, 10 en 11 zijn respectievelijk met Fig. 4 en 5 overeenkomende aanzichten van alternatieve uitvoeringsvoorbeelden.

Fig. 12 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een alternatieve plint, waarbij de plint als overzetplint is uitgevoerd.

Fig. 13 is een met Fig. 12 overeenkomend aanzicht van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van een overzetplint.

Fig. 14 is een zelfde aanzicht als Fig. 13, maar illustreert een situatie waarin de plint volgens Fig. 13 is ingekort en gemonteerd.

Fig. 15 is een met Fig. 13 overeenkomend aanzicht, waarbij het inkorten van de plint volgens Fig. 13 wordt geïllustreerd .

Fig. 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een decoratiesysteem met een plint 1 volgens de uitvinding. Het decoratiesysteem heeft een vloerbedekking 2 waarop de plint 1 rust. Verder toont Fig. 1 dat de plint 1 tegen een muur 3 is bevestigd. Hierdoor vormt de plint 1 een overgang tussen de vloerbedekking 2 en de muur 3. De vloerbedekking 2 omvat in dit geval LVT-panelen. LVT is de afkorting van Luxury Vinyl Tile en LVT-vloeren worden ook wel aangeduid als PVC-vloeren. Vaak zijn PVC-vloeren opgebouwd uit drie lagen, bijvoorbeeld: een basislaag van 1-4 mm, omvattende een vinylcomposiet, dat vinyl met vulmiddelen zoals weekmakers, bindmiddelen en stabilisatoren bevat, een transparante toplaag die bijvoorbeeld een zogenaamde rigid vinyl film met een dikte van 0,2-1 mm omvat en vinyl met weinig of geen weekmakers bevat en een tussen de basislaag en de toplaag gelegen decoratielaag die een vinylvel van 0.1-1 mm met een daarop gedrukt decoratiepatroon kan omvatten. Een plaat of paneel van LVT-materiaal is enerzijds buigzaam, maar anderzijds stug in een richting in het vlak van het plaatvormige materiaal. Een voordeel van LVT is dat het een watervast en slijtvast materiaal is. De LVT-vloer volgens Fig. 1 heeft in dit geval ook drie lagen, waarbij de toplaag is voorzien van een oppervlaktestructuur, bijvoorbeeld een houtnerfstructuur.

Het in Fig. 1 afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld van de plint 1 omvat een kern 4 met een bovenzijde 5, een daartegenover gelegen onderzijde 6 en een tegenover elkaar gelegen voorzijde 7 en achterzijde 8. De voorzijde 7 en de achterzijde 8 strekken zich tussen de onderzijde 6 en de bovenzijde 5 uit. Verder is de plint 1 voorzien van een plaatvormig materiaal 10, in dit geval hetzelfde type LVT materiaal als de vloerbedekking 2, dat aan de voorzijde 7 en de bovenzijde 5 van de kern 4 is vastgemaakt, bijvoorbeeld door middel van verlijmen of lamineren. In Fig. 1 is een drielaags LVT materiaal getoond, maar een afwijkend aantal lagen is ook denkbaar. Omdat het plaatvormige materiaal 10 van de plint 1 van hetzelfde materiaal is als dat van de vloerbedekking 2, heeft de toplaag daarvan ook dezelfde oppervlaktestructuur. Het is overigens mogelijk, dat het plaatvormige materiaal 10 wel dezelfde toplaag en decoratielaag heeft als de vloerbedekking, maar dat de basislaag is weggelaten of bijvoorbeeld dunner is dan die van de vloerbedekking. Hierdoor kan een dunner plaatvormig materiaal 10 worden verkregen, terwijl dezelfde uitstraling wordt behouden.

Het plaatvormige materiaal 10 bedekt zowel de bovenzijde 5 als de voorzijde 7 van de kern 4 en loopt ononderbroken vanaf de muur 3 langs de bovenzijde 5 en de voorzijde 7 tot voorbij de onderzijde 6 van de kern 4. In de geïnstalleerde situatie van de plint 1, zoals getoond in Fig. 1, rust het vrije uiteinde van het plaatvormige materiaal 10 op de vloerbedekking 2. Hierdoor is een afstand tussen de vloerbedekking 2 en de kern 4 aanwezig. Een voordeel hiervan is, dat wanneer water vanaf de vloerbedekking 2 de ruimte onder de kern 4 bereikt, de kern 4 vrij blijft van het water. Daarom kan de kern 4 van een relatief goedkoop, licht en wa-ter-absorberend materiaal, zoals licht MDF met een lagere dichtheid dan 600 kg/m3, worden gemaakt. De kern 4 kan echter ook uit een ander, eventueel hout bevattend, materiaal zijn gemaakt, zoals WPC, thermoplastisch of geëxtrudeerd materiaal. In Fig. 1 wordt ook geïllustreerd, dat de ruimte onder de kern 4 kan worden gebruikt voor het aan het zicht onttrekken van een kabel K.

Fig. 1 toont een doorsnede van een min of meer blokvormige plint 1, waarbij het plaatvormige materiaal 10 een hoek van 90° om de kern 4 maakt, maar er zijn vele alternatieve vormen met andere hoekvormen en hoekafmetingen denkbaar. De dikte van het plaatvormige materiaal 10 is kleiner dan de afstand tussen de voorzijde 7 en de achterzijde 8 van de kern 4 en ook kleiner dan de afstand tussen de bovenzijde 5 en de onderzijde 6 van de kern 4. De dikte van het plaatvormige materiaal is bij voorkeur groter dan 1,8 mm en meer in het bijzonder is de dikte groter dan 2 mm, omdat het vanaf de onderzijde 6 van de kern 4 uitstekende gedeelte dan voldoende stevigheid biedt. Anderzijds is het een voordeel als de dikte kleiner is dan 2,5 mm zodat nog gemakkelijk over een hoek van 90° van de kern 4 gebogen kan worden.

Fig. 2 toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de plint 1, waarbij het vanaf de onderzijde 6 van de kern 4 uitstekende gedeelte van het plaatvormige materiaal 10 is voorzien van twee kerven 11. De kerven 11 bevinden zich aan de naar de kern 4 gerichte zijde van het plaatvormige materiaal 10 en strekken zich evenwijdig aan elkaar in lengterichting van de plint 1 uit. Door de aanwezigheid van de kerven 11 kan de hoogte van de plint 1 op eenvoudige wijze naar wens worden ingekort, bijvoorbeeld met behulp van een cuttermes. De kerven 11 zijn alleen in de basislaag van het plaatvormige materiaal 10 gemaakt om ervoor te zorgen, dat de kerven 11 aan de tegenovergelegen zijde van het plaatvormige materiaal 10 onzichtbaar zijn.

Fig. 3-5 tonen in stappen een uitvoeringsvoorbeeld van de werkwijze voor het vervaardigen van een plint 1 volgens de uitvinding. Er wordt eerst een groot vel LVT van bijvoorbeeld circa 2 bij 2,5 m, waaruit ook vloerpanelen kunnen worden gesneden, op een substraat van MDF met een dikte van bijvoorbeeld 8 mm gelijmd, waarna het ontstane tussenproduct in afzonderlijke stroken wordt gesneden. Een doorsnede-aanzicht van een dergelijke strook is getoond in Fig. 3. Het in Fig. 3 getoonde substraat waaruit later de kern 4 ontstaat, is aangeduid met verwijzingscijfer 4'. Het substraat 4' is blokvormig en heeft nog niet de vorm van de kern 4 zoals een plint 1 volgens de uitvinding. De lengte van de strook kan eenvoudig op de standaardafmeting voor plinten van 2,4 m worden gemaakt.

Fig. 4 illustreert de strook nadat het substraat 4' op verschillende plaatsen is gefreesd. In het substraat 4' is ondermeer een V-groef 12 gefreesd, zodat twee afzonderlijke kerndelen 4a en 4b zijn gevormd. De kerndelen 4a en 4b hebben naar elkaar toe gerichte contactvlakken aan weerszijden van de V-groef 12, welke contactvlakken in een volgende bewerkings-stap naar elkaar toe worden gebracht onder buiging van het op de kerndelen 4a, 4b gefixeerde plaatvormige materiaal 10, waarna de kerndelen 4a en 4b ter plaatse van de contactvlakken aan elkaar worden gelijmd. Het resultaat daarvan is getoond in Fig. 5, waarin de locatie van de gelijmde contactvlakken is aangeduid met verwijzingscijfer 12'.

Fig. 4 toont verder dat na de freesbewerking een uitsparing 13 is gevormd. In de uiteindelijke plint 1 dient deze uitsparing voor het opnemen van lijm om de plint 1 aan de muur te bevestigen.

Verder laat Fig. 4 zien, dat het substraat 4' zodanig is gefreesd dat de onderzijde 6 van de kern 4 van de uiteindelijk te vormen plint 1 met het vanaf de onderzijde 6 uitstekende gedeelte van het plaatvormige materiaal 10 ontstaat. De resulterende plint 1 is getoond in Fig. 5.

Fig. 6 en 7, 8 en 9, 10 en 11 illustreren alternatieve uitvoeringsvoorbeelden van de werkwijze voor het vervaardigen van een plint 1. In deze gevallen is het plaatvormige materiaal een drielaags LVT materiaal, zoals getoond in Fig. 1, met achtereenvolgens een basislaag, decoratielaag en toplaag, zoals gezien vanaf de kern 4. In Fig. 7, 9 en 11 is te zien dat de V-groeven 12 verschillende diepten en vormen hebben, hetgeen het omvouwen van LVT materiaal beïnvloedt.

Fig. 7 laat zien dat de V-groef 12 tot aan de decoratielaag reikt, terwijl Fig. 9 toont dat de V-groef 12 tot aan de toplaag reikt. In de situatie volgens Fig. 11 reikt de V-groef 12 ook tot aan de decoratielaag, maar is de top van de V-groef 12 afgeplat en liggen de kerndelen 4a en 4b verder uit elkaar dan in de situatie volgens Fig. 7. Bij het omvouwen is de spanning op de toplaag en decoratielaag van het plaatvormige materiaal 10 daardoor beperkt.

Fig. 12 toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de plint 1. In dit geval is de plint 1 uitgevoerd als een overzetplint. Deze kan bijvoorbeeld worden toegepast bij renovaties van ruimtes die zijn voorzien van keramische vloeren en plinten. In Fig. 12 is een bestaande plint met de letter P aangegeven. De kern 4 van de plint 1 heeft een uitsparing waarin de bestaande plint P kan worden opgenomen. De achterzijde 8 van de kern 4 kan tegen de muur 3 worden gelijmd.

Fig. 13 toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van een overzetplint 1. De kern van de plint 1 is aangeduid met 4a en 4b voor de kerndelen om aan te geven, dat deze plint 1 op een zelfde wijze als de hierboven beschreven plinten kan worden vervaardigd en bijvoorbeeld geïllustreerd is in Fig. 4 en 5. Fig. 13 laat ook zien, dat de kern van de plint 1 is voorzien van drie inkepingen 12. Deze vergemakkelijken het inkorten van de plint 1, zodat op de montageplaats door de installateur de gewenste hoogte van de plint 1 kan worden gekozen. In Fig. 15 is geïllustreerd dat met een cuttermes 14 het plaatvormige materiaal 10 ter plaatse van een top van één van de inkepingen 12 kan worden doorgesneden. Fig. 14 toont dat de hieruit resulterende overzetplint 1 over een bestaande plint P kan worden geplaatst en daaraan kan worden vastgemaakt, bijvoorbeeld met behulp van lijm.

In Fig. 13-15 is te zien, dat in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld het plaatvormige materiaal 10 van de overzetplint 1 niet vanaf de onderzijde van de kern uitsteekt. In algemene zin kan een dergelijke overzetplint als volgt gedefinieerd worden. Een plint, omvattende een kern met een bovenzijde, een daartegenover gelegen onderzijde en een tegenover elkaar gelegen voorzijde en achterzijde die zich tussen de onderzijde en de bovenzijde uitstrekken, en een tenminste op de voorzijde van de kern gehecht plaatvormig materiaal, waarbij de achterzijde van de kern is voorzien van één of meerdere inkepingen die zich op afstand van de bovenzijde in de lengterichting van de plint uitstrekken. Bij voorkeur reikt de top van een inkeping tot aan het plaatvormige materiaal.

Het plaatvormige materiaal kan de dimensies en eigenschappen hebben, zoals hierboven is beschreven. Ook de werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke plint kan overeenkomen met de hierboven beschreven werkwijze met betrekking tot het ver- vaardigen van kerndelen en het omvouwen van het plaatvormige materiaal.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden die op verschillende manieren binnen het kader van de conclusies kunnen worden gevarieerd.

Claims

CONCLUSIES

1. Een plint (1), omvattende een kern (4) met een bovenzijde (5), een daartegenover gelegen onderzijde (6) en een tegenover elkaar gelegen voorzijde (7) en achterzijde (8) die zich tussen de onderzijde (6) en de bovenzijde (5) uitstrekken, en een aan de kern (4) bevestigd plaatvormig materiaal (10) dat tenminste de voorzijde (7) bedekt, waarbij het plaatvormige materiaal (10) vanaf de bovenzijde (5) van de kern (4) gezien zich voorbij de onderzijde (6) van de kern (4) uitstrekt, waarbij het plaatvormige materiaal (10) een kunststof vel is en een dikte heeft die groter is dan 1,8 mm, waarbij het kunststof vel is gemaakt van een luxury vinyl flooring materiaal, dat tenminste een basislaag, decoratielaag en transparante toplaag omvat, waarbij het plaatvormige materiaal (10) en de kern (4) ter plaatse van de top van een oorspronkelijk V-groef vormige insnijding is omgebogen, zodat het plaatvormig materiaal eveneens de bovenzijde (5) bedekt en waarbij de voornoemde V-groef in de kern is aangebracht in de richting van het plaatvormige materiaal, waarbij de voornoemde top van de V-groef verwijderd is en blijft van de decoratielaag en de toplaag.
2. Een plint (1) volgens conclusie 1, waarbij tenminste de van de kern afgekeerde zijde van het plaatvormige materiaal (10) ononderbroken de voorzijde (7) en de bovenzijde (5) van de kern (4) bedekt.
3. Een plint (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de dikte van het plaatvormige materiaal (10) kleiner is dan de afstand tussen de voorzijde (7) en de achterzijde (8) van de kern (4) en/of kleiner is dan de afstand tussen de bovenzijde (5) en de onderzijde (6) van de kern (4).
4. Een plint (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de dikte van het plaatvormige materiaal (10) groter is dan 2 mm.
5. Een plint (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de basislaag een dikte heeft van 1-4 mm en een vinylcomposiet omvat.
6. Een plint (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het kunststof vel op de kern (4) is gehecht.
7. Een plint (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de toplaag is voorzien van een houtnerfstructuur.
8. Een plint (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kern (4) is gemaakt uit een hout bevattend materiaal.
9. Een plint (1) volgens conclusie 8, waarbij de kern (4) is gemaakt uit MDF of HDF.
10. Een plint (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het vanaf de onderzijde (6) van de kern (4) uitstekende gedeelte van het plaatvormige materiaal (10) is voorzien van tenminste een groef (11) die zich in lengterichting van de plint (1) uitstrekt en zich aan de naar de kern (4) gerichte zijde van het plaatvormige materiaal (10) bevindt .
11. Een plint (1) volgens conclusie 10, waarbij de groef een eerste groef (11) is en het plaatvormige materiaal (10) is voorzien van tenminste een tweede groef (11) die zich parallel aan de eerste groef (11) uitstrekt en zich aan de naar de kern (4) gerichte zijde van het plaatvormige materiaal (10) bevindt.
12. Een decoratiesysteem, omvattende een vloerbedekking (2) die is gemaakt uit een luxury vinyl flooring materiaal en een plint (1) met een kern en een aan de kern (4) bevestigd plaatvormig materiaal, waarbij het plaatvormige materiaal (10) ook is gemaakt uit een luxury vinyl flooring materiaal.
13. Een decoratiesysteem volgens conclusie 12, waarbij de plint de kenmerken vertoont van één van de conclusies 1-11.
14. Een plint of afwerkprofiel, omvattende een kern (4) en een aan de kern (4) bevestigd plaatvormig materiaal (10) dat hoofdzakelijk de zichtzijde bedekt, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde plaatvormige materiaal (10) een kunststof vel betreft met een dikte van meer dan 1,8 millimeter, waarbij dit kunststof vel gemaakt is van luxury vinyl flooring materiaal dat minstens een basislaag, een decoratie-laag en een transparante toplaag omvat, waarbij het plaatvormige materiaal (10) zich voorbij een rand van de kern (4) uitstrekt, dat het plaatvormige materiaal (10) en eventueel de kern (4) ter plaatse van de top van een oorspronkelijk V-groef vormige insnijding is omgebogen, en waarbij de voornoemde V-groef is aangebracht in de richting van de basislaag naar de transparante toplaag, waarbij de voornoemde top van de V-groef verwijderd is van de decoratielaag en de toplaag.