BE1025675B1 - Zwevende vloer - Google Patents

Abstract

Zwevende vloer (10) met minstens één trillingsdempende ondersteuning (1) die op een vaste ondergrond (5) is geplaatst, waarbij de ondersteuning (1) een relatief stijve draaglat (3) bevat die aan een eerste zijde voorzien is van discrete trillingsdempende elementen (2) die op een afstand van elkaar zijn verspreid over de draaglat (3) en aan een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde voorzien is van een trillingsdempende strip (4) die zich uitstrekt volgens de lengterichting van de draaglat (3), zodat de draaglat (3) zich bevindt tussen de trillingsdempende strip (4) en de discrete trillingsdempende elementen (2) welke tussen de vloer (10) en de ondergrond (5) zijn geplaatst, zodat de vloer (10) rust op de ondergrond (5) via de trillingsdempende strip (4), de draaglat (3) en de discrete trillingsdempende elementen (2), en daarbij geen rechtstreeks onderling contact wordt gemaakt tussen de draaglat (3), de vloer (10) en de ondergrond (5).

Description

Zwevende vloer

De uitvinding heeft betrekking op een zwevende vloer met minstens één trillingsdempende ondersteuning die op een vaste ondergrond is geplaatst, waarbij de ondersteuning een relatief stijve draaglat bevat die aan een eerste zijde voorzien is van discrete trillingsdempende elementen die op een afstand van elkaar zijn verspreid over de draaglat, waarbij de vloer rust op de ondergrond via de draaglat en de discrete trillingsdempende elementen. Hierbij werkt de relatief stijve draaglat samen met de discrete trillingsdempende elementen om de vloer te ontkoppelen van de ondergrond.

Dergelijke zwevende vloeren worden toegepast voor het akoestisch ontkoppelen van deze vloeren van de onderliggende vaste ondergrond, zoals fünderingen en vloerplaten van gebouwen. De zwevende vloeren worden ontkoppeld om, enerzijds, de overdracht van trillingen uit de omgeving te vermijden, en, anderzijds, ook om de overdracht van trillingen van de zwevende vloer naar de omgeving te vermijden.

Hierdoor verhoogt het comfort in een gebouw en wordt ook de kans op schade door ongewenste trillingen verlaagd. Het ontkoppelen gebeurt door de zwevende vloeren op de elastische trillingsdempers, metalen veren, elastomeerblokken of -matten te laten rusten.

De elastomeerblokken en -matten kunnen hierbij bestaan uit polyurethaan elastomeren, natuurrubber, neopreenrubber, of andere elastomeren die voor deze toepassingen goed bekend zijn bij de vakman.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een ondersteuning voor een zwevende vloer en een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke zwevende vloer.

Volgens de huidige stand van de techniek worden zwevende vloeren specifiek ontworpen in functie van de verwachte belasting. De statische en dynamische stijfheden worden specifiek aangepast aan de op te nemen lasten en de akoestische eisen. Voor een sportvloer in een sportzaal dient hierbij, bijgevolg, rekening te worden gehouden met de te verwachten activiteiten die op deze sportvloer zullen plaatsnemen. De vereisten voor deze verschillende

BE2017/5788 activiteiten zullen vaak verschillend zijn. Activiteiten zoals dans, turnen, fitness, medicine ball, gewichtheffen, bowling en diverse balsporten hebben, bijvoorbeeld, elk verschillende impact energieniveaus die op de vloer inwerken.

Hierdoor zullen de akoestische eigenschappen van een zwevende vloer die voorzien is voor een bepaalde activiteit niet steeds voldoen voor andere activiteiten.

Bovendien is het natuurlijk van belang dat ook de opbouwdikte van deze vloeren aanvaardbaar blijft.

Het octrooi BEI008695A6 beschrijft een zwevende vloer met een trillingsdempende ondersteuning bestaande uit discrete trillingsdempende elementen met aangepaste statische en dynamische stijfheden. De zwevende vloer wordt hierbij mechanisch bevestigd door middel van schroeven aan evenwijdig aan elkaar gelegen draaglatten. De draaglatten steunen op de trillingsdempende elementen die zijn verspreid op regelmatige afstanden van elkaar, over de lengte van de draaglat, en die zijn geplaatst op de vaste ondergrond. Het voordeel van een dergelijke aangepaste vloer is dat door de efficiënte opbouw een gewenste trillings- en geluidsdemping kan worden bekomen die voldoet voor een bepaalde toepassing en/of activiteit. Het nadeel is echter dat deze specifieke vloer minder zal voldoen voor andere toepassingen en/of activiteiten.

De uitvinding wil hieraan verhelpen door een zwevende vloer en een trillingsdempende ondersteuning voor te stellen, met een eenvoudige opbouw, die universeel toepasbaar is voor een breed spectrum van impact energieniveaus, dynamische en statische belastingen, en waarmee over dit spectrum een goede gelijkvormige trillings- en geluidsdemping wordt bekomen.

Tot dit doel stelt de uitvinding een ondersteuning voor de zwevende vloer voor, waarbij de draaglat aan een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde is voorzien van een trillingsdempende strip die zich uitstrekt volgens de lengterichting van de draaglat, zoals opgeëist in de hieraan toegevoegde conclusies.

Doelmatig bevindt de draaglat zich tussen de trillingsdempende strip en de discrete trillingsdempende elementen welke tussen

BE2017/5788 de vloer en de ondergrond zijn geplaatst, zodat de vloer rust op de ondergrond via de trillingsdempende strip, de draaglat en de discrete trillingsdempende elementen, en zodat daarbij geen rechtstreeks contact wordt gemaakt tussen de draaglat, de vloer en de ondergrond.

Ofwel zijn hierbij de discrete trillingsdempende elementen op de ondergrond geplaatst en is de vloer op de trillingsdempende strip geplaatst, ofwel is de trillingsdempende strip op de ondergrond geplaatst en is de vloer op de discrete trillingsdempende elementen geplaatst.

Door een elastische vervorming van de elementen en de strip kan de draaglat bewegen ten opzichte van de vloer en de ondergrond.

Op een voordelige wijze zijn de discrete trillingsdempende elementen op een afstand van elkaar verspreid over de volledige lengte van de draaglat.

Op een voordelige wijze strekt bovendien de trillingsdempende strip zich uit over de draaglat over een oppervlak dat groter is dan een oppervlak waarmee een discreet trillingsdempend element zich uitstrekt over de draaglat.

Op een zeer voordelige wijze strekt de trillingsdempende strip zich uit over de draaglat over minstens twee discrete trillingsdempende elementen. Hierdoor wordt de stabiliteit van de ondersteuning verzekerd.

Bij voorkeur strekt de trillingsdempende strip zich volgens de lengterichting van de draaglat uit over hoofdzakelijk de volledige lengte van deze draaglat. De draaglat wordt hierdoor verstevigd en bovendien verzekerd dit verder de stabiliteit van de ondersteuning.

Op een interessante wijze vertoont de trillingsdempende strip minstens een steunvlak dat steunt tegen de draaglat, de vloer of de ondergrond en dat voorzien is van een reliëf, zoals een gegolfd oppervlak. Hierdoor wordt de interactie verbeterd tussen dit steunvlak en de draaglat, de vloer of de ondergrond waartegen dit steunt.

Op een zeer interessante wijze vertoont de relatief stijve draaglat twee opstaande flenzen waartussen de trillingsdempende elementen zijn geplaatst en/of twee opstaande flenzen waartussen de trillingsdempende strip is geplaatst.

BE2017/5788

Op een uiterst interessante wijze worden geen mechanische relatief stijve bevestigingen voorzien tussen de relatief stijve draaglat, de vloer en/of de ondergrond.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een ondersteuning voor een zwevende vloer waarbij een relatief stijve draaglat aan een zijde is voorzien van discrete trillingsdempende elementen en aan een daar tegenovergelegen zijde is voorzien van een trillingsdempende strip, waarbij de trillingsdempende elementen op een afstand van elkaar zijn verspreid over, bij voorkeur, de volledige lengte van de draaglat, waarbij de trillingsdempende strip zich uitstrekt volgens de lengterichting van de draaglat over hoofdzakelijk de volledige lengte van deze draaglat, waarbij de trillingsdempende elementen en de trillingsdempende strip zijn voorzien om te rusten op een vaste ondergrond of zijn voorzien om een relatief stijve vloerplaat van een vloer op te laten rusten, waarbij de vloer geen rechtstreeks contact maakt met de ondergrond of de draaglat en ook de draaglat geen rechtstreeks contact maakt met de ondergrond.

De uitvinding heeft verder eveneens betrekking op een werkwijze voor het akoestisch ontkoppelen en installeren van een zwevende vloer, waarin men de zwevende vloer plaatst op minstens twee ondersteuningen op de ondergrond zonder dat de vloer rechtstreeks contact maakt met de ondergrond, waarin men de ondersteuningen opbouwt met een draaglat die men beweegbaar plaatst tussen discrete trillingsdempende elementen en een trillingsdempende strip, waarin men de elementen en de strip laat steunen tegen, enerzijds, de draaglat en, anderzijds, de vloer of de ondergrond, waarin men de draaglatten van de ondersteuningen laat bewegen ten opzichte van elkaar, de ondergrond en de vloer door de elementen en/of de strippen van de ondersteuningen elastisch te laten vervormen.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van concrete uitvoeringsvormen van de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

BE2017/5788

Figuur 1 is een schematische voorstelling van een ondersteuning met een draaglat, discrete trillingsdempende elementen en een trillingsdempende strip volgens een eerste uitvoeringsvorm waarbij de discrete trillingsdempende elementen geplaatst zijn tussen opstaande flenzen van de draaglat en voorzien zijn om te steunen op een vaste ondergrond, terwijl de strip voorzien is om de vloer te ondersteunen.

Figuur 2 is een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een zwevende vloer voorzien van ondersteuningen zoals in de figuur 1.

Figuur 3 is een schematische voorstelling van een ondersteuning volgens een variante van de eerste uitvoeringsvorm zoals in de figuur 1, waarbij ook de trillingsdempende strip geplaatst is tussen twee opstaande flenzen van de draaglat.

Figuur 4 is een schematische voorstelling van een ondersteuning zoals in de figuur 1, waarbij de ondersteuning 180° is gedraaid, zodat de trillingsdempende strip voorzien is om te steunen op de vaste ondergrond, terwijl de discrete elementen voorzien zijn om de vloer te ondersteunen.

Figuur 5 is een grafiek van het resultaat van een akoestische test waarin de geluidsreductie (dB) (Y-as) ten opzichte van een vloer zonder akoestische ontkoppeling in fünctie van het impact energieniveau (J) (X-as) op de testvloer is weergegeven voor: -A- 18 een akoestisch ontkoppelde zwevende testvloer voorzien van ondersteuningen met trillingsdempende strips, zoals in de figuur 1; 17 een zwevende testvloer met ondersteuningen zonder deze strips;

een zwevende testvloer met een massieve elastische mat in de plaats van de ondersteuningen.

In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een zwevende vloer die voorzien is van een ondersteuning met discrete trillingsdempende elementen en een trillingsdempende strip met daartussen een

BE2017/5788 draaglat via dewelke de zwevende vloer met een onderplaat rust op een vaste ondergrond.

De discrete trillingsdempende elementen en de trillingsdempende strip zijn elastisch vervormbaar. De draaglat en de onderplaat van de vloer zijn daarentegen relatief stijf ten opzichte van de trillingsdempende elementen en strip.

De ondersteuning zorgt voor een akoestische ontkoppeling van de ondergrond en de bovengelegen vloer waardoor doorgave van trillingen wordt verhinderd of beperkt. Hiertoe maken de zwevende vloer, de draaglat en de ondergrond onderling geen rechtstreeks contact met elkaar, zodat deze ten opzichte van elkaar kunnen bewegen door de elastische vervorming van de ertussen gelegen discrete trillingsdempende elementen en trillingsdempende strip. Door de opbouw van de ondersteuning kunnen de draaglatten van naast elkaar geplaatste ondersteuningen, bij voorkeur, dus ook bewegen ten opzichte van elkaar. De vloer kan hierbij, bij voorkeur, ook vrij bewegen te opzichte van de aangrenzende wanden.

Een eerste uitvoeringsvorm van een zwevende vloer met ondersteuning is weergegeven in de figuren 1 en 2.

De ondersteuningen 1 zijn hierin hoofdzakelijk opgebouwd uit discrete trillingsdempende elementen 2, een draaglat 3 en een trillingsdempende strip 4.

Op de vaste ondergrond 5 zijn discrete trillingsdempende elementen 2 geplaatst. Deze omvatten elastomeerblokken zoals, bijvoorbeeld, natuurrubber of kurkrubber. Deze kunnen prisma- of kubusvormig zijn. Een horizontale draaglat 3 strekt zich uit over de elementen 2. Bij voorkeur zijn de elementen 2 hierbij gecentreerd ten opzichte van de lengteas van de draaglat 3. De elastomeerblokken vertonen elk twee steunvlakken 7 en 8. Een eerste steunvlak 7 sluit aan tegen de ondergrond 5 en een daar tegenoverliggend tweede steunvlak 8 sluit aantegen de onderzijde van de draaglat 3. De draaglat 3 vertoont verder aan de onderzijde twee opstaande flenzen 9 waartussen de elastomeerblokken van de elementen 2 zich bevinden. De elementen 2 kunnen mogelijk tussen deze flenzen 9 worden geklemd. Zo kan de draaglat 3,

BE2017/5788 bijvoorbeeld, bestaan uit een metalen U- of C-profïel. De hoogte van de opstaande flenzen 9 is lager dan de hoogte van de elementen 2 zodat geen direct contact wordt gemaakt tussen deze elementen 2 en de ondergrond 5. De elementen 2 zijn verder verspreid over de volledige lengte van de draaglat 3 op regelmatige afstanden van elkaar. Aangezien de elementen 2 zich bevinden op een afstand van elkaar maken ze geen rechtstreeks contact met elkaar.

Op de bovenzijde van de draaglat 3 is een trillingsdempende strip 4 voorzien die zich uitstrekt over de volledige lengte van de draaglat 3. De strip 4 kan bestaan uit verschillende aan elkaar aansluitende delen die in het verlengde van elkaar liggen. Bij voorkeur, is de strip 4 gecentreerd ten opzichte van de lengteas van de draaglat 3. De trillingsdempende strip 4 en de draaglat 3 strekken zich hoofdzakelijk horizontaal uit over de ondergrond 5.

Bij de ondersteuningen 1 zijn de discrete trillingsdempende elementen 2, bij voorkeur, gecentreerd ten opzichte van de lengteas van de strip

4.

Op deze wijze zijn in deze uitvoeringsvorm meerdere dergelijke ondersteuningen 1 voorzien op de ondergrond 5 evenwijdig met elkaar en op een afstand van elkaar regelmatig verspreid over deze ondergrond

5. De afstand tussen twee ondersteuningen 1 kan bijvoorbeeld overeenkomen met de afstand tussen twee elementen 2. Hierbij zijn de elementen 2 regelmatig verdeeld over de ondergrond.

Tussen de ondersteuningen 1 en/of de elementen 2 kan verder trillingsdempend materiaal 13 worden aangebracht zoals, bijvoorbeeld, minerale wol.

Boven op de trillingsdempende strips 4 van de ondersteuningen 1 is de zwevende vloer 10 geplaatst. Een relatief stijve onderplaat 6 steunt hierbij op de strips 4 zonder daarbij contact te maken met de draaglat 3 en/of de ondergrond 5.

Doordat de strip 4 zich uitstrekt over de volledige lengte van de draaglat 3 wordt de belasting verdeeld over de draaglat 3 en wordt ook een goede interactie met de vloer 10 bekomen wat zorgt voor de stabiliteit van de ondersteuning 1.

BE2017/5788

De zwevende vloer 10 is opgebouwd uit afwisselende horizontale lagen van relatief stijve platen 12 en soepele platen 11. De bovenzijde van de vloer 10 is afgewerkt met op zich bekende materialen naargelang de gewenste toepassing van deze vloer 10.

Een variante van de eerste uitvoeringsvorm is weergegeven in de figuur 3 en verschilt doordat de draaglat 3 eveneens voorzien is van opstaande flenzen 19 waartussen de trillingsdempende strip 4 zich uitstrekt en waartussen de strip 4 mogelijk kan worden geklemd. De hoogte van deze opstaande flenzen 19 is lager dan de dikte van de strip 4 zodat geen direct contact wordt gemaakt met de vloer 10.

Een ondersteuning 1 van een vloer met ondersteuning volgens een tweede uitvoeringsvorm, weergegeven in de figuur 4, verschilt van de eerste uitvoeringsvorm doordat de ondersteuning 180° gedraaid is over haar lengteas. Hierbij steunt de trillingsdempende strip 4 op de ondergrond 5. Terwijl de onderplaat 6 van de vloer 10 steunt op de elementen 2.

Een derde uitvoeringsvorm, niet weergegeven in de figuren, verschilt van de eerste uitvoeringsvorm doordat de trillingsdempende strip 4 opgebouwd is uit verschillende delen die in eikaars verlengde liggen maar niet op elkaar aansluiten. De delen strekken zich hierbij uit op de draaglat 3 over een oppervlak dat groter is dan het steunvlak 8 van een trillingsdempend element 2. Bij voorkeur, strekt een deel zich uit over minstens één trillingsdempend element 2. In het bijzonder, strekken de delen zich hierbij uit over minstens twee trillingsdempende elementen 2.

Bij voorkeur, worden in de hierboven beschreven uitvoeringsvormen de trillingsdempende strip 4 en de discrete trillingsdempende elementen 2 vervaardigd uit een elastomeer. Zo zijn de elementen 2, bij voorkeur, massieve elastomeerblokken en zijn de strips 4, bij voorkeur massieve elastomeerstrips. Het type en de samenstelling van het elastomeer kan worden gekozen afhankelijk van de gewenste eigenschappen en belastingen van de vloer 10 en de ondersteuning 1. Zo kunnen deze blokken bestaan uit rubber, kurkrubber, polyurethaan of andere bekende elastomeren.

BE2017/5788

De draaglat 3 kan bestaan uit een houten balk, kunststof balk, samengesteld houten balk, metalen profiel, aluminium of gegalvaniseerd stalen profiel en heeft een relatief hoge buigweerstand. De draaglat kan, bijvoorbeeld, een zogenaamde U-, C-, H-, of I-vormige doorsnede hebben.

Bij voorkeur zijn de discrete trillingsdempende elementen 2, de draaglat 3, trillingsdempende strip 4 en de vloer 10 los op elkaar geplaatst en worden geen mechanische bevestigingen zoals schroeven voorzien. Op een voordelige wijze zijn de trillingsdempende elementen 2 en/of de trillingsdempende strip 4 zijdelings geklemd tussen opstaande flenzen van de draaglat 3.

De trillingsdempende elementen 2 en de strip 4 kunnen optioneel aan de draaglat 3 worden bevestigd door op zich bekende technieken, zoals vulkaniseren, mechanisch klemmen en/of kleven met op zich bekende kleefmiddelen zoals, bijvoorbeeld, polyurethaanlijm. Eventueel kunnen deze ook worden gekleefd tegen de vloer 10 en/of de ondergrond 5.

De vloer op zich is dus, bij voorkeur, opgebouwd uit verschillende continue horizontale lagen van afwisselend soepele elastische lagen en stijve lagen. De stijve lagen kunnen bestaan uit houten panelen, zoals multiplexplaten, houtvezelplaten, houtschilferplaten, OSB-platen of MDFplaten. De soepele lagen kunnen bestaan uit, bijvoorbeeld, elastomeermatten, rubber- en/of kurklagen.

Bij wijze van voorbeeld wordt hierna een akoestische test besproken waarin het geproduceerde geluid (dB) van een impact op een testvloer in verschillende testopstellingen wordt gemeten onder deze testvloer. In de tests laat men verschillende gewichten van op verschillende hoogtes op de testvloer vallen. Hierdoor verkrijgt met verschillende impacts op de testvloer met verschillende energetische niveaus (Joule (J)).

De opbouw van de vloer 10 met de ondersteuning 1 in de testopstellingen is als volgt, van boven naar onder toe:

Type hoogte

- vloer 10:

soepele bovenlaag rubberen sportvloer mm;

BE2017/5788

soepele plaat 11	granulaatrubber mat	20 mm;
relatief stijve plaat 12	multiplex hout	19 mm;
soepele plaat 11	rubber mat	10 mm;
relatief stijve plaat 12	multiplex hout	19 mm;
soepele plaat 11	rubber mat	10 mm;
relatief stijve onderplaat 6	multiplex hout	19 mm;
ondersteuning 1 :
trillingsdempende strip 4	rubber (82,55 mm breed)	10 mm;
draaglat 3	C-profïel (82,55 mm breed)
discrete trillingdempende elementen 2	rubberen blok (50 mm breed, 50 mm lang en 50 mm hoog)	50 mm;

- vaste ondergrond 5 -, waarbij de ondersteuning al dan niet is voorzien van de trillingsdempende strip 4.

Bij een eerste testopstelling zijn de ondersteuningen 1 evenwijdig aan elkaar geplaatst, regelmatig verspreid over de ondergrond. De 5 afstand tussen de lengteassen van twee opeenvolgende naast elkaar geplaatste draaglatten bedraagt 609,6 mm. De draaglat 3 wordt gevormd door een metalen C-profïel waarvan de flenzen 9 naar beneden zijn gericht zodat de trillingsdempende elementen 2 zich tussen de flenzen 9 bevinden, gecentreerd onder het midden van het C-profiel. De discrete trillingsdempende elementen 2 10 zijn verdeeld over de lengte van de draaglat 3. De afstand tussen het midden van twee opeenvolgende elementen 2 bedraagt 609,6 mm. De discrete trillingsdempende elementen 2 zijn, bijgevolg, regelmatig verdeeld over de ondergrond 5.

De vloer 10 is opgebouwd uit verschillende afwisselende 15 soepele en stijve lagen 11 en 12.

In de eerste testopstelling rust de stijve onderplaat 6 op de trillingsdempende strip 4 zodat geen rechtstreeks contact wordt gemaakt tussen de vloer 10 en de draaglat 3. De strip 4 strekt zich hierbij uit over de volledige

BE2017/5788 lengte van de draaglat 3. In deze eerste testopstelling is de draaglat verder niet bevestigd aan de onderplaat 6 en/of de vloer 10.

Een tweede testopstelling is identiek aan de eerste opstelling met uitzondering van de strip 4 die niet wordt voorzien. De stijve onderplaat 6 rust op de draaglat 3 van de ondersteuning 1 zonder deze trillingsdempende strip

4. Door middel van schroeven is deze onderplaat 6 vast bevestigd aan de draaglat 3.

Een derde testopstelling is opgebouwd met een stijve onderplaat 6 die over het volledig oppervlak rust op een massieve elastische mat, zonder de ondersteuningen 1.

De test bestaat erin om de verschillende gewichten van op verschillende hoogtes te laten vallen op de testvloeren van de testopstellingen. Het geluidsniveau (dB) ingevolge de inslag wordt vervolgens gemeten onder de testvloer voor de verschillende testopstellingen. De geluidsreductie (dB) wordt bekomen door het gemeten geluidsniveau te vergelijken met het geluidsniveau bij een test wanneer geen zwevende vloer is geplaatst. Hiertoe wordt het gemeten geluid zonder zwevende vloer afgetrokken van het gemeten geluid met de zwevende vloer. De geluidsreducties 16, 17 en 18 bij de verschillende testvloeren, voor verschillende combinaties van hoogtes, van 0,2 m tot 1,5 m, en gewichten, van 10 kg tot 25 kg, die overeenkomen met verschillende impact energieniveaus, tussen 20 J en 400 J, van de inslag op de testvloer, zijn weergegeven in de figuur 5. In de grafiek van figuur 5 wordt op de verticale Yas de geluidsreductie in decibel (dB) weergegeven terwijl op de horizontale X-as het energieniveau van de impact in Joule (J) wordt weergegeven.

De geluidsreductie van de testresultaten 17 in de eerste opstelling met de trillingsdempende strip 4 ligt 5 tot 8 dB hoger dan de geluidsreductie van de testresultaten 18 in de tweede opstelling zonder deze strip

4. De geluidsreductie 16 bij een vloeropbouw zonder de ondersteuningen 1 in de derde testopstelling is verder veel kleiner bij hogere energieniveaus dan bij lagere energieniveaus. Opmerkelijk is dat voor elk van deze impact energieniveaus het voorzien van de strip 4 resulteert in een nagenoeg gelijke verbetering van de geluidsreductie, onafhankelijk van deze energieniveaus.

BE2017/5788

Uit de lineaire regressies weergegeven in de figuur 5 voor de drie verschillende reeksen testresultaten kan duidelijk worden afgeleid dat bij de eerste reeks testresultaten 17, de geluidsreductie minder afhankelijk is van het energieniveau van de impact dan bij de tweede en derde testreeksen 16 en 18. Een kleinere richtingscoëffïciënt duidt erop dat de geluidsvermindering minder afhankelijkheid van het energieniveau van de inslag.

Het voorzien van de strips 4 heeft een zelfde tot zelfs een beter geluiddempend effect dan het voorzien van een volledige bijkomende trillingsdempende soepele tussenlaag 11 en stijve laag 12. Dit niettegenstaande dat een veel kleinere massa wordt toegevoegd aan de zwevende vloer en dus ook veel minder materiaal nodig is voor de strips 4 dan voor een bijkomende tussenlaag 11. Bovendien moet geen bijkomende stijve laag 12 worden voorzien zodat de totale opbouwhoogte van de vloer en de ondersteuning niet verhoogt.

Door op deze specifieke plaats de ondersteuning 1 te voorzien van de trillingsdempende strip 4, wordt, bijgevolg, een significante bijkomende demping bekomen, met slechts een beperkte verhoging van de opbouwhoogte en met slechts een beperkte toevoeging van massa aan het systeem van zwevende vloer 10 met ondersteuning 1. Alternatief kan dus ook eenzelfde demping worden bekomen met een lagere vloeropbouw en vloermassa, door het voorzien van deze strip 4 en daarbij het verminderen van het aantal en/of de dikte van de lagen van de vloer.

De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven werkwijzen en de in bijgaande figuren voorgestelde uitvoeringsvormen. Zo kunnen de verschillende kenmerken van deze uitvoeringsvormen onderling worden gecombineerd.

Zo kan de strip 4 eveneens bestaan uit twee evenwijdige strips die op de draaglat 3 zijn geplaatst. Zo kan de strip 4 en/of het de draaglat 3 een geprofileerd steunoppervlak vertonen om, bijvoorbeeld, mogelijke schuifspanningen of zijdelingse lasten beter op te vangen. Zo kan de vloer 10 ook een gewapende betonnen plaat bevatten. Zo kunnen de discrete trillingsdempende elementen 2 bestaan uit metalen veren.

Claims (23)

1. Conclusies

   1. Zwevende vloer (10) met minstens één trillingsdempende ondersteuning (1) voor geluidsdemping, waarbij de ondersteuning (1) op een vaste ondergrond (5) is geplaatst, waarbij de ondersteuning (1) een relatief stijve draaglat (3) bevat die aan een eerste zijde voorzien is van discrete trillingsdempende elementen (2) die op een afstand van elkaar zijn verspreid over de draaglat (3), waarbij de vloer (10) rust op de ondergrond (5) via de draaglat (3) en de discrete trillingsdempende elementen (2), daardoor gekenmerkt dat de draaglat (3) aan een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde voorzien is van een trillingsdempende strip (4) die zich uitstrekt volgens de lengterichting van de draaglat (3), waarbij de draaglat (3) zich bevindt tussen de trillingsdempende strip (4) en de discrete trillingsdempende elementen (2), welke tussen de vloer (10) en de ondergrond (5) zijn geplaatst, zodat de vloer (10) rust op de ondergrond (5) via de trillingsdempende strip (4), de draaglat (3) en de discrete trillingsdempende elementen (2), en daarbij geen rechtstreeks onderling contact wordt gemaakt tussen de draaglat (3), de vloer (10) en de ondergrond (5), en waarbij de vloer (10) los is geplaatst op de trillingsdempende ondersteuning (1).
2. 2. Zwevende vloer volgens conclusie 1, waarbij de discrete trillingsdempende elementen (2), de draaglat (3), de trillingsdempende strip (4) en de vloer (10) los op elkaar zijn geplaatst.
3. 3. Zwevende vloer volgens conclusie 1 of 2, waarbij de discrete trillingsdempende elementen (2) op een afstand van elkaar zijn verspreid over de volledige lengte van de draaglat (3).
4. 4. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 3, waarbij de trillingsdempende strip (4) zich uitstrekt over de draaglat (3) over een oppervlak dat groter is dan een oppervlak waarmee het discreet trillingsdempend element (2) zich uitstrekt over de draaglat (3).
5. 5. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 4, waarbij de trillingsdempende strip (4) zich uitstrekt over de draaglat (3) over minstens twee discrete trillingsdempende elementen (2).

   BE2017/5788
6. 6. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 5, waarbij de trillingsdempende strip (4) zich volgens de lengterichting van de draaglat (3) uitstrekt over hoofdzakelijk de volledige lengte van deze draaglat (3)·
7. 7. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 6, waarbij de trillingsdempende strip (4) afzonderlijke opeenvolgende delen bevat die aan elkaar aansluiten.
8. 8. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 7, waarbij de trillingsdempende strip (4) minstens een steunvlak (14) vertoont dat voorzien is van een reliëf.
9. 9. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 8, waarbij de discrete trillingsdempende elementen (2) op de ondergrond (5) zijn geplaatst en de vloer (10) op de trillingsdempende strip (4) is geplaatst of waarbij de trillingsdempende strip (4) op de ondergrond (5) is geplaatst en de vloer (10) op de discrete trillingsdempende elementen (2) is geplaatst.
10. 10. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 9, waarbij de vloer (10) gelaagd is en minstens een stijve onderplaat (6) bevat die rechtstreeks rust op de trillingsdempende strip (4) of op de discrete trillingsdempende elementen (2).
11. 11. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 10, waarbij de relatief stijve draaglat (3) een draagprofïel, C-profïel, U-vormig profiel, H-vormig profiel bevat.
12. 12. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 11, waarbij de relatief stijve draaglat (3) twee opstaande flenzen (9) vertoont waartussen de trillingsdempende elementen (2) zijn geplaatst en/of twee opstaande flenzen (19) vertoont waartussen de trillingsdempende strip (4) is geplaatst.
13. 13. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 12, waarbij de trillingsdempende strip (4) en/of de discrete trillingsdempende elementen (2) een elastische blok bevat vervaardigd uit een elastomeer.

    BE2017/5788
14. 14. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 13, waarbij de relatief stijve draaglat (3), is vervaardigd uit aluminium of gegalvaniseerd staal.
15. 15. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 14, waarbij geen mechanische relatief stijve bevestigingen worden voorzien tussen de relatief stijve draaglat (3), de vloer (10) en/of de ondergrond (5).
16. 16. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 15, waarbij de ondersteuning (1) aan de bovenzijde en/of aan de onderzijde voorzien is van een relatief stijve bevestigingslat (20) parallel met de relatief stijve draaglat (3), waarbij de bevestigingslat (20) geen rechtstreeks contact maakt met de draaglat (3) omdat de trillingsdempende strip (4) of de discrete trillingsdempende elementen (2) zich hiertussen bevinden.
17. 17. Zwevende vloer volgens een van de conclusies 1 tot 16, waarbij meerdere trillingsdempende ondersteuningen (1) nagenoeg parallel aan elkaar zijn geplaatst op de ondergrond (5).
18. 18. Ondersteuning voor een zwevende vloer, volgens een van de conclusies 1 tot 17, waarin een relatief stijve draaglat (3) aan een zijde voorzien is van discrete trillingsdempende elementen (2) en aan een daar tegenovergelegen zijde voorzien is van een trillingsdempende strip (4), waarbij de trillingsdempende elementen (2) op een afstand van elkaar zijn verspreid over, bij voorkeur, de volledige lengte van de draaglat (3), waarbij de trillingsdempende strip (4) zich uitstrekt volgens de lengterichting van de draaglat (3) over, bij voorkeur, de volledige lengte van de draaglat (3), waarbij de trillingsdempende elementen (2) en de trillingsdempende strip (4) voorzien zijn om te rusten op een vaste ondergrond (5) of voorzien zijn om een relatief stijve vloerplaat (6) van een vloer (10) op te laten rusten, waarbij de vloer (10) geen rechtstreeks contact maakt met de ondergrond (5) of de draaglat (3) en ook de draaglat (3) geen rechtstreeks contact maakt met de ondergrond (5).
19. 19. Ondersteuning voor een zwevende vloer, volgens conclusie

    18, waarbij de trillingsdempende strip (4) afzonderlijke opeenvolgende delen bevat die aan elkaar aansluiten.

    BE2017/5788
20. 20. Werkwijze voor het akoestisch ontkoppelen en installeren van een zwevende vloer (10), waarin men de zwevende vloer (10) plaatst op minstens twee ondersteuningen (1) volgens een van de conclusies 1 tot 19, waarin men de draaglatten (3) van de ondersteuningen (1) beweegbaar plaatst

    5 tussen de vloer (10) en de ondergrond (5) en laat bewegen ten opzichte van elkaar, deze ondergrond (5) en deze vloer (10) door elastische vervorming van de elementen (2) en/of de strippen (4) van de ondersteuningen (1).
21. 21. Werkwijze volgens de conclusie 20, waarin men de ondersteuningen (1) met strip (4), draaglat (3) en elementen (2) plaatst tussen de

    10 vloer (10) en de ondergrond (5) om een geluidsreducties te bekomen die 5 tot 8 dB bedraagt bij impact energieniveaus tussen 20 J en 400 J.
22. 22. Werkwijze volgens de conclusie 20 of 21, waarin men de strippen (4) plaatst over hoofdzakelijk de volledige lengte van de draaglatten (3).
23. 23. Werkwijze volgens een van de conclusies 20 tot 22, waarin

    15 men de draaglatten (3) voorziet van opstaande flenzen (9, 19) en waarin men de strippen (4) en/of de elementen (2) tussen deze flenzen (9, 19) vastklemt.