BE1025315B1 - Koepelinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan - Google Patents

Koepelinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan Download PDF

Info

Publication number
BE1025315B1
BE1025315B1 BE2018/5031A BE201805031A BE1025315B1 BE 1025315 B1 BE1025315 B1 BE 1025315B1 BE 2018/5031 A BE2018/5031 A BE 2018/5031A BE 201805031 A BE201805031 A BE 201805031A BE 1025315 B1 BE1025315 B1 BE 1025315B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
dome
glass
peripheral part
light
plate
Prior art date
Application number
BE2018/5031A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025315A1 (nl
Inventor
Jean Glorieux
Original Assignee
Skylux Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Skylux Nv filed Critical Skylux Nv
Priority to EP18172991.4A priority Critical patent/EP3453810B1/en
Priority to EP18173001.1A priority patent/EP3460160B1/en
Publication of BE1025315A1 publication Critical patent/BE1025315A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025315B1 publication Critical patent/BE1025315B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D13/00Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage ; Sky-lights
    • E04D13/03Sky-lights; Domes; Ventilating sky-lights
    • E04D13/0305Supports or connecting means for sky-lights of flat or domed shape
    • E04D13/0315Supports or connecting means for sky-lights of flat or domed shape characterised by a curb frame
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D13/00Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage ; Sky-lights
    • E04D13/03Sky-lights; Domes; Ventilating sky-lights
    • E04D13/0335Skylight guards, security devices protecting skylights or preventing objects or persons from falling through skylight openings
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B3/00Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
    • E06B3/66Units comprising two or more parallel glass or like panes permanently secured together

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Securing Of Glass Panes Or The Like (AREA)

Abstract

Koepelinrichting omvattende een in hoofdzaak vlakke eerste glasplaat, een glaskoepelelement, en dichte verbindingsinrichting tussen een omtreksdeel van het eerste element en een omtreksdeel van het glaskoepelelement, zodanig dat een afgesloten ruimte wordt gevormd tussen het eerste element en het glaskoepelelement; waarbij een gas is opgenomen in de afgesloten ruimte.

Description

Koepelinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
Vakgebied
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een koepelinrichting en op een werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
Achtergrond
Koepelinrichtingen waarin één of meerdere vlakke en/of koepelvormige kunststofelementen gecombineerd worden zijn bekend. Zo zijn bijvoorbeeld meerwandige kunststofkoepels bekend waarin een aantal koepelschalen op een afstand van elkaar aangebracht worden. Ook zijn koepelinrichtingen bekend waarin een vlakke transparante kunststofplaat gecombineerd wordt met een koepelschaal. Voorbeelden hiervan worden beschreven in de volgende octrooipublicaties op naam van Aanvraagster: Belgische octrooiaanvrage nr. 2016/5645, Belgisch octrooi nr. 1020769 en Belgisch octrooi nr. 1019311. De tekst van deze octrooipublicaties is hier opgenomen door verwijzing.
Daarnaast is het bekend om ramen dubbelwandig uit te voeren, waarbij twee glasplaten op een afstand van elkaar voorzien worden in een frame, bijvoorbeeld een PVC frame, een aluminium frame of een houten frame.
Samenvatting van de uitvinding
Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een koepelinrichting te verschaffen die geschikt is voor montage ορ/in daken en die verbeterde eigenschappen heeft ten opzichte van de bestaande dakinrichtingen.
Een eerste aspect van de uitvinding heeft betrekking op een koepelinrichting omvattende een in hoofdzaak vlak lichtdoorlatend eerste element, een glaskoepelelement, en een dichte verbindingsinrichting tussen een omtreksdeel van het eerste element en een omtreksdeel van het glaskoepelelement. Deze dichte verbindingsinrichting is zodanig dat een afgesloten ruimte wordt gevormd tussen het eerste element en het glaskoepelelement. In deze afgesloten ruimte is een gas opgenomen.
Door een glazen koepelelement in combinatie met een vlak lichtdoorlatend element te gebruiken, wordt een koepelinrichting verkregen die enerzijds de voordelen heeft van een meerwandige koepelinrichting uit kunststof, en anderzijds de voordelen heeft van dakramen waarin één of meerdere vlakke glasplaten worden toegepast. Ten opzichte van vlakke dakinrichtingen heeft een
BE2018/5031 koepelinrichting het voordeel dat regenwater niet blijft staan op de dakinrichting. Daarnaast heeft een koepelelement uit glas het voordeel dat dit ook na langdurig onderhevig geweest te zijn aan regen, wind en zon zijn goede lichtdoorlaatbaarheid behoudt. Ook biedt een dergelijke koepelinrichting een betere weerstand tegen een statische belasting zoals een sneeuwlast. Inderdaad, door een koepelvorm in glas te voorzien zal de koepelinrichting beter bestand zijn tegen een neerwaartse druk. Door de combinatie van een in hoofdzaak vlak element en een bol koepelelement wordt een economisch verbeterde koepelinrichting verkregen.
Bij voorkeur omvat het eerste element een lichtdoorlatende plaat, nog meer bij voorkeur een glasplaat.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm omvat het eerste element een lichtdoorlatend folie. Eén of meer dergelijke lichtdoorlatende folies kunnen gecombineerd worden met één of meer lichtdoorlatende platen, bij voorkeur op een afstand van elkaar. Op die manier kunnen opeenvolgende isolerende gaslagen gecreëerd worden waarin de luchtstroming beperkt is. Het is echter ook mogelijk om alleen een lichtdoorlatend folie of alleen een lichtdoorlatende plaat te gebruiken. In een mogelijke uitvoeringsvorm kan de lichtdoorlatende folie opgespannen zijn in een kader en wordt dit kader dicht verbonden met het omtreksdeel van het glaskoepelelement. Een voorbeeld van een geschikte lichtdoorlatende folie is een ethyleen-tetra-fluoro-ethyleen (ETFE) folie. Dergelijke folies kunnen een lichttransmissie hebben die groter is dan 90%.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat de dichte verbindingsinrichting ten minste één afstandhouder die voorzien is tussen het omtreksdeel van het eerste element en het omtreksdeel van het glaskoepelelement. Op die manier kan het glaskoepelelement op een afstand van het eerste element geplaatst worden. De afstand tussen het omtreksdeel van glaskoepelelement en het omtreksdeel van het eerste element is bij voorkeur groter dan 1 mm, meer bij voorkeur groter dan 3 mm, en nog meer bij voorkeur groter dan 10 mm. De dikte van het eerste element is bij voorkeur gelegen tussen 2 en 10 mm, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 7 mm. De dikte van het glaskoepelelement is bij voorkeur gelegen tussen 2 en 10 mm, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 7 mm. De afstandhouder strekt zich bij voorkeur uit langs de volledige omtrek van het eerste element en van het glaskoepelelement, zodanig dat de afgesloten ruimte begrensd is door de afstandhouder, het eerste element en het glaskoepelelement. In een voordelige uitvoeringsvorm is de afstandhouder vervaardigd uit aluminium, bijvoorbeeld een geperforeerd aluminium gevuld met een droogmiddel. Andere mogelijke materialen zijn kunststof, bijvoorbeeld PVC, of rubbers zoals EPDM. Optioneel kan in het materiaal van de afstandhouder een droogmiddel zoals een silicagel opgenomen zijn. Wanneer damp zou aanwezig zijn tussen het glaskoepelelement en het eerste
BE2018/5031 element, dan kan deze opgenomen worden in het droogmiddel zodanig dat condens in de afgesloten ruimte wordt vermeden.
In een mogelijke uitvoeringsvorm omvat de koepelinrichting verder een tweede in hoofdzaak vlak element dat in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste element is gemonteerd. Het tweede element is bij voorkeur een plaat, bij voorkeur een glasplaat. Wanneer twee glasplaten worden gebruikt is de eerste glasplaat bij voorkeur gehecht aan de tweede glasplaat. Daartoe kan bijvoorbeeld een folie voorzien zijn tussen de eerste en de tweede glasplaat, bijvoorbeeld een polyvinylbutyral (PVB) folie. Volgens een alternatief kan een lichtdoorlatende kunststoflaag, bijvoorbeeld een polycarbonaatlaag, voorzien zijn tussen de eerste en de tweede glasplaat. Een dergelijke uitvoering heeft het voordeel dat de impactweerstand wordt verbeterd, dat deze uitvoering lichtgewicht is (de kunststoflaag draagt bij aan de sterkte van het geheel en is lichter dan glas), en een betere brandclassificatie mogelijk maakt. Het gebruik van een kunststoflaag zorgt ervoor dat wanneer het glas in stukken springt als gevolg van brand, de kunststoflaag ervoor zorgt dat toch geen opening ontstaat. De koepelinrichting is bij voorkeur van de klasse B roof (tl). De afstand tussen de tweede glasplaat en de eerste glasplaat is bij voorkeur kleiner dan 5 mm, en nog meer bij voorkeur kleiner dan 3 mm. De dikte van de tweede glasplaat is bij voorkeur gelegen tussen 2 en 10 mm, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 7 mm.
In een andere mogelijke uitvoeringsvorm omvat het tweede element een tweede in hoofdzaak vlakke kunststofplaat, bij voorkeur een polycarbonaatplaat, die in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste element is gemonteerd. Deze tweede kunststofplaat kan tussen het eerste element en het koepelelement of aan de onderzijde van de koepelinrichting zijn voorzien.
In een voordelige uitvoeringsvorm is de eerste en/of de tweede glasplaat vervaardigd uit een gehard (getemperd) glas of een gelaagd en gehard (getemperd) glas. Gehard of getemperd glas is glas dat verhit is tot boven een temperatuur van 600°C en vervolgens door een luchtbehandeling wordt afgekoeld.
In een voordelige uitvoeringsvorm heeft het omtreksdeel van het glaskoepelelement en van het eerste element een rechthoekige buitenomtrek. Dergelijke koepelinrichtingen kunnen dan als één geïntegreerde module geplaatst worden op een rechthoekige opstand.
In een voordelige uitvoeringsvorm heeft het glaskoepelelement een centraal koepelvormig deel en een omtreksdeel dat aansluit op het centraal koepelvormig deel. Het omtreksdeel kan gevormd zijn als een vlak kadervormig deel of kan vier in hoofdzaak vlakke delen omvatten die vanaf de
BE2018/5031 buitenomtrek schuin omhoog lopen zoals bij een piramide, om vervolgens aan te sluiten op het centraal koepelvormig deel.
In een mogelijke uitvoeringsvorm omvat de verbindingsinrichting een afdichtingsband, zoals een butylband, die aangebracht is tussen het omtreksdeel van het eerste element en het omtreksdeel van het glaskoepelelement. Een dergelijke afdichtingsband kan al dan niet gecombineerd worden met een afstandhouder. Hierbij kan een afdichtingsband boven en/of onder de afstandhouder zijn voorzien.
Verdere voordelige uitvoeringsvormen worden beschreven in de conclusies in bijlage.
Korte figuurbeschrijving
Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin:
Figuur 1 een schematische doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een koepelinrichting volgens de uitvinding illustreert;
Figuur 2 een schematische doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een koepelinrichting volgens de uitvinding illustreert;
Figuur 3 een schematische doorsnede van een derde uitvoeringsvorm van een koepelinrichting volgens de uitvinding illustreert;
Figuur 4 een schematische doorsnede van een vierde uitvoeringsvorm van een koepelinrichting volgens de uitvinding illustreert;
Figuur 5 schematisch een opengewerkt perspectivisch aanzicht van een koepelinrichting volgens de uitvinding illustreert; en
Figuur 6 schematisch een doorsnede van een uitvoeringsvorm van een koepelinrichting volgens de uitvinding illustreert, tijdens de vervaardiging daarvan; en
Figuren 7-9 schematische doorsneden van verdere uitvoeringsvormen van een koepelinrichting met een lichtdoorlatend folie, volgens de uitvinding illustreren.
Gedetailleerde uitvoeringsvormen
Figuur 1 illustreert schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een koepelinrichting volgens de uitvinding. De koepelinrichting omvat een eerste in hoofdzaak vlakke glasplaat 10 (het eerste vlak lichtdoorlatend element), een tweede in hoofdzaak vlakke plaat 20, en een glaskoepelelement 30.
Een dichte verbindingsinrichting 40 is voorzien om een omtreksdeel van de eerste glasplaat 10
BE2018/5031 dicht te verbinden met een omtreksdeel van het glaskoepelelement 30, zodanig dat een afgesloten ruimte R wordt gevormd tussen de eerste glasplaat 10 en het glaskoepelelement 30. In de afgesloten ruimte R is een gas opgenomen, bijvoorbeeld argon. De gaslaag zorgt voor een goede isolatie van de koepelinrichting. Daarnaast heeft het gebruik van een glazen koepelelement het voordeel dat regenwater niet blijft staan op het glaskoepelelement 30, in tegenstelling tot bekende raaminrichtingen van de stand van de techniek waar enkel vlakke glasplaten worden gebruikt. Door een verbindingsinrichting 40 te voorzien kan de dakinrichting als één geïntegreerd geheel geplaatst worden bijvoorbeeld op een opstand die voorzien is op een dak. De verbindingsinrichting 40 kan verder aangepast zijn om een eenvoudige montage op de opstand toe te laten, bijvoorbeeld door een profiel te gebruiken dat door klemmen (snap fit) vastgezet kan worden in een profiel op de opstand.
In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 omvat de dichte verbindingsinrichting 40 een afstandhouder 41 die voorzien is tussen een omtreksdeel 31 van het glaskoepelelement 30 en een omtreksdeel 11 van de eerste glasplaat 10, zodanig dat het glaskoepelelement 30 op een afstand van de eerste glasplaat 10 is gelegen. De afstandhouder 41 strekt zich bij voorkeur uit langs de volledige omtrek van de eerste glasplaat 10 en van het glaskoepelelement 30, zodanig dat de afgesloten ruimte R begrensd is door de afstandhouder 41, de eerste glasplaat 10 en het glaskoepelelement 30. Optioneel kunnen dichtingsbanden 42, 43 voorzien zijn tussen de afstandhouder 41 en respectievelijk het glaskoepelelement 30 en de eerste glasplaat 10. Optioneel kan verder een afdichtingsband 44 voorzien zijn aan een buitenrand van de afstandhouder 41, tussen het glaskoepelelement 30 en de eerste glasplaat 10. Optioneel kan het aldus gevormd samenstel van de eerste glasplaat 10, de tweede plaat 20, het glaskoepelelement 30, en de afstandhouder 41 opgenomen zijn in een frame 45.
Om het aldus gevormd samenstel 10, 20, 30, 41 vast te zetten in het frame 45 kan een hechtingslaag 47 zijn voorzien. Daarnaast kan een kit 46 zijn voorzien tussen een omtreksrand van het aldus gevormd samenstel en een binnenwand van het frame 45. Optioneel omvat de afstandhouder 41 een droogmiddel, bijvoorbeeld een silicagel. Wanneer vocht zou aanwezig zijn in de afgesloten ruimte R, kan het droogmiddel dit vocht opnemen en zo condens in de ruimte R vermijden.
De tweede in hoofdzaak vlakke plaat 20 is evenwijdig aan de eerste glasplaat 10 gemonteerd, is bij voorkeur een glasplaat, en is bij voorkeur gehecht aan de eerste glasplaat 10. Optioneel kan tussen de eerste en de tweede glasplaat 10, 20 een folie 50 zijn voorzien, bijvoorbeeld een polyvinylbutyral (PVB) folie. Dit is een transparante klevende folie die helpt om energie te
BE2018/5031 absorberen bij een impact op de dakinrichting, waarbij eventuele scherven aan de PVB laag gekleefd blijven. Volgens een variant kan een polycarbonaatlaag 50 gelamineerd worden tussen de eerste glasplaat 10 en de tweede glasplaat 20. Ook een dergelijke laag kan een goede hechting tussen de eerste glasplaat 10 en de tweede glasplaat 20 verwezenlijken. Bij voorkeur is ten minste de eerste glasplaat 10 vervaardigd uit een gehard, ook genaamd getemperd, glas. Nog meer bij voorkeur zijn zowel de eerste als de tweede glasplaat 10, 20 vervaardigd uit een gehard glas.
Volgens nog een andere variant is de tweede plaat 20 een kunststofplaat, bijvoorbeeld een polycarbonaatplaat die tegen de eerste glasplaat 10 is gelamineerd. De tweede plaat 20 kan zich ook tussen de eerste glasplaat 10 en het glaskoepelelement 30 bevinden. In dit geval kan de tweede plaat 20 ook fungeren als afstandhouder en kan de afstandhouder 41 optioneel worden weggelaten. In dit geval wordt de afgesloten ruimte begrensd door de tweede plaat 20 en het glaskoepelelement 30.
Figuur 2 illustreert een tweede uitvoeringsvorm van een dakinrichting volgens de uitvinding. De dakinrichting omvat een eerste glasplaat 10, een tweede glasplaat 20, een glaskoepelelement 30, en een afstandhouder 41 die aangebracht is tussen het glaskoepelelement 30 en de eerste glasplaat 10, op een wijze die gelijkaardig is aan deze die hierboven werd beschreven voor de uitvoeringsvorm van figuur 1. Het aldus gevormd samenstel 10, 20, 30, 41 wordt voorzien van een lijst 45’ die bijvoorbeeld aangebracht kan zijn gebruikmakend van een reactie-injectie spuitgietproces (reaction injection moulding, RIM). Daartoe kan een uithardbare samenstelling onder druk geïnjecteerd worden in een gesloten mal die gevormd is rond de omtrek van het samenstel 10, 20, 30, 41. Een voorbeeld van een techniek die gebruikt kan worden voor het vormen van de lijst 45’ wordt beschreven in US 7,631,464.
Figuur 3 illustreert een derde uitvoeringsvorm van een dakinrichting. In deze uitvoeringsvorm omvat de dakinrichting een eerste in hoofdzaak vlakke glasplaat 10, een tweede in hoofdzaak vlakke glasplaat 20 en een glaskoepelelement 30. Het glaskoepelelement 30 is hier rechtstreeks aangebracht op de eerste glasplaat 10. Hierbij maakt een omtreksdeel 31 van het glaskoepelelement 30 contact met een omtreksdeel 11 van de eerste glasplaat 10. De dichte verbindingsinrichting 40 wordt hier gevormd door een kadervormig omtreksdeel 45”. Het kadervormig omtreksdeel 45” kan bijvoorbeeld gevormd zijn door een mal aan te brengen rondom het samenstel 10, 20, 30, op een manier die enigszins vergelijkbaar is met deze beschreven in het Europees octrooi EP 2 799 201 B1 op naam van Webasto SE. Hierbij wordt een eerste maldeel aangebracht rondom het samenstel 10, 20, 30, waarbij het eerste maldeel zich uitstrekt tot tegen een onderzijde van de tweede glasplaat 20. Verder wordt een tweede maldeel aangebracht rondom het samenstel 10, 20, 30,
BE2018/5031 waarbij het tweede maldeel grenst aan een bovenzijde van glaskoepelelement 30. Het eerste en/of het tweede maldeel zijn voorzien van een flexibele lip zodanig dat een injectiestuk aanbrengbaar is in een ruimte begrensd door het eerste en het tweede maldeel. Dit injectiestuk is beweegbaar langs de omtrek van het samenstel 10, 20, 30 voor het injecteren van een uithardbare polymeersamenstelling ter vorming van het kadervormig omtreksdeel 45” dat zich uitstrekt langs de volledige omtrek van het samenstel 10, 20, 30. Gezien in verticale richting strekt het kadervormig omtreksdeel 45” zich uit vanaf de tweede glasplaat 20 tot het glaskoepelelement 30, en vormt aldus een dichte afdichting waardoor een afgesloten ruimte R wordt gecreëerd. Bij voorkeur strekt het dicht kadervormig omtreksdeel 45” zich uit tot aan een bovenzijde van glaskoepelelement 30 en tot aan een onderzijde van de tweede glasplaat 20.
Zowel voor de tweede uitvoeringsvorm van figuur 2 als voor de derde uitvoeringsvorm van figuur 3 geldt dat het omtreksdeel 45’, 45” gevormd kan zijn met bijkomende uitstekende ribben of flenzen om een eenvoudige plaatsing op een opstand mogelijk te maken.
Figuur 4 illustreert een vierde uitvoeringsvorm van een dakinrichting omvattende een eerste glasplaat 10 en een glaskoepelelement 30. Tussen het glaskoepelelement 30 en de eerste glasplaat 10 is een dichtingsband 41, bijvoorbeeld een dubbelzijdig klevende tape, aangebracht. Verder is een dichtingslijst 45” aangebracht rondom het samenstel gevormd door de eerste glasplaat 10 en het glaskoepelelement 30. De lijst 45” kan bijvoorbeeld voorzien worden op de manier die hierboven werd beschreven met verwijzing naar figuur 3. Optioneel kan het aldus gevormd samenstel verder opgenomen zijn in een bijkomende buitenframe 45, bijvoorbeeld een frame vervaardigd uit aluminium. Optioneel kan het buitenframe 45 voorzien zijn van ribben, lippen of flenzen zoals de uitstekende ribben 45 om het plaatsen van het aldus geïntegreerd samenstel op of in een opstandprofiel op eenvoudige wijze mogelijk te maken.
Figuur 5 illustreert een mogelijke werkwijze voor het vervaardigen van een uitvoeringsvorm van een koepelinrichting volgens de uitvinding. Volgens de in figuur 5 geïllustreerde werkwijze wordt een eerste in hoofdzaak vlakke glasplaat 10 en een glaskoepelelement 30 voorzien. De eerste glasplaat 10 is bij voorkeur rechthoekig. De omtreksrand van het glaskoepelelement 30 beschrijft bij voorkeur eveneens een rechthoek. De omtreksafmetingen van de glasplaat 10 en van het glaskoepelelement 30 zijn bij voorkeur ongeveer gelijk. Tussen een omtreksdeel 31 van het glaskoepelelement 30 en een omtreksdeel 11 van de glasplaat 10 wordt een kadervormige afstandhouder 41 voorzien. De afstandhouder 41 wordt bij voorkeur vastgezet tussen de eerste glasplaat 10 en het glaskoepelelement 30, bijvoorbeeld door lijmen. Volgens een alternatief kan
BE2018/5031 een isolerende tweezijdig klevende tape gebruikt worden om de afstandhouder 41 te hechten aan het omtreksdeel 11 enerzijds en het omtreksdeel 31 anderzijds.
Figuur 6 illustreert een andere mogelijke uitvoeringsvorm van een werkwijze voor het vervaardigen van een koepelinrichting. Volgens deze uitvoeringsvorm wordt een eerste glasplaat 10 en een glaskoepelelement 30 aangebracht tussen twee maldelen 110, 120. De eerste glasplaat 10 werd hier op een afstand van het glaskoepelelement 30 aangebracht, bijvoorbeeld door in de hoeken van het samenstel gevormd door de eerste glasplaat 10 en het glaskoepelelement 30 afstandelementen (niet getoond) te voorzien, die vervolgens verwijderd worden tijdens het aanbrengen van de uithardbare polymeersamenstelling. Één van de maldelen 110, 120 is voorzien van een flexibele lip, hier lip 121. Door de lip 121 enigszins om te buigen (zoals getekend in figuur 6) kan een injectiestuk 130 aangebracht worden voor het bij voorkeur drukloos injecteren van een uithardbare polymeersamenstelling, bijvoorbeeld een PUR materiaal, in een holte begrensd door maldelen 110, 120. De polymeersamenstelling is bij voorkeur zodanig viskeus dat deze uitgehard is nadat deze over een korte afstand tussen de eerste glasplaat 10 en het glaskoepelelement 30 is bewogen. Het injectiestuk 130 kan langs de volledige omtrek van het samenstel 10, 30 bewogen worden voor het injecteren van de uithardbare samenstelling rondom het samenstel 10, 30. Wanneer een deel van de ingébrachte samenstelling uitgehard is, kunnen de afstandselementen verwijderd worden zodanig dat een gesloten afdichtingsframe 45”’ wordt gevormd rond de volledige omtrek van het samenstel 10, 30. Alvorens het volledige dichtingsframe 45”’ te voltooien, kan een gas geïnjecteerd worden tussen de eerste glasplaat 10 en het glaskoepelelement voor het verkrijgen van een goede isolatie waarde.
Figuren 5 en 6 illustreren een werkwijze voor het vervaardigen van een koepelinrichting met één in hoofdzaak vlakke glasplaat 10. De vakman begrijpt dat dezelfde werkwijze gebruikt kan worden voor koepelinrichtingen waarbij twee of meer glasplaten 10, 20 evenwijdig aan elkaar aangebracht worden of waarbij een klemprofiel 60 met één of meer lichtdoorlatende folies 61, 62 wordt gebruikt, zoals in de uitvoeringsvormen van figuren 7-9.
Zowel in de werkwijze van figuur 5 als in deze van figuur 6 is het mogelijk om één of meer onderdelen te integreren in het uithardbaar materiaal dat in de mal wordt geïnjecteerd. Mogelijke onderdelen die geïntegreerd kunnen worden zijn bijvoorbeeld scharnieren, sensoren, verlichtingselementen, kabels, beugels, ventilatie-elementen, etc.
In de hierboven geïllustreerde uitvoeringsvormen kan het glaskoepelelement 30 een omtreksdeel hebben dat bestaat uit in hoofdzaak vlakke delen, bijvoorbeeld vier in hoofdzaak vlakke delen
BE2018/5031 die vanaf de buitenomtrek schuin omhoog lopen, zoals de vlakken van een piramide, om vervolgens aan te sluiten op een centraal koepelvormig deel 32, zie ook figuur 5. Volgens een andere variant kan het glaskoepelelement 30 voorzien zijn van een vlak in hoofdzaak horizontaal kadervormig omtreksdeel 31 dat aansluit op een centraal koepelvormig deel 32, zie bijvoorbeeld de uitvoeringsvorm van figuur 1.
Het glaskoepelelement 30 kan bijvoorbeeld verkregen worden door het in een buigingsoven geleidelijk verhitten van een vlakke glasplaat tot juist boven de verwekingstemperatuur, waarna het glas, bijvoorbeeld onder invloed van de zwaartekracht, in een holle en/of bolle vorm de gewenste buiging aanneemt. Vervolgens wordt het glas op een gecontroleerde wijze afgekoeld, waardoor een in hoofdzaak spanningsvrij glaskoepelelement kan worden verkregen. Deze techniek kan toegepast worden op verschillende types glas, zoals blank glas, gekleurd glas, glas met een coating, etc. Het glaskoepelelement 30 kan ook gevormd zijn uit gelamineerd glas, bijvoorbeeld twee glaslagen die aan elkaar gehecht zijn door middel van een folie, bijvoorbeeld een PVB folie. Meer algemeen kan elke geschikte vormgevingstechniek gebruikt worden voor het vervaardigen van het glaskoepelelement 30.
De afstand tussen het glaskoepelelement 30 en de eerste glasplaat 10 is bij voorkeur groter dan 1 mm, meer bij voorkeur groter dan 3 mm, en nog meer bij voorkeur groter dan 10 mm. De dikte van de eerste en/of de tweede glasplaat 10, 20 is bij voorkeur gelegen tussen 2 en 10 mm, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 7 mm. De dikte van het glaskoepelelement 30 is bij voorkeur gelegen tussen 2 en 10 mm, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 7 mm. De afmetingen van de eerste en/of tweede glasplaat 10, 20 en van het glaskoepelelement 30 zijn bij voorkeur minimaal 50 cm x 50 cm.
De eerste en/of tweede glasplaat en het glaskoepelelement zijn bij voorkeur vervaardigd uit één van de volgend glassoorten: floatglas, gehard glas, gelamineerd glas, gehard gelamineerd glas, hitte werend glas, enkel- of meerwandig glas, etc.
Figuren 7-9 illustreren verdere uitvoeringsvormen van een koepelinrichting met een lichtdoorlatend folie. Figuur 7 illustreert schematisch een uitvoeringsvorm van een koepelinrichting met een eerste in hoofdzaak vlakke glas- of kunststofplaat 10, een koepelelement 30 (glas of kunststof) en twee lichtdoorlatende folies 61, 62, bijvoorbeeld ETFE folies. Een dichte verbindingsinrichting 40 is voorzien om een omtreksdeel van de eerste plaat 10 dicht te verbinden met een omtreksdeel van het koepelelement 30, zodanig dat een aantal afgesloten ruimten RI, R2, R3 worden gevormd tussen de eerste plaat 10 en het koepelelement 30. In de afgesloten ruimten Rl, R2, R3 is bij voorkeur een gas opgenomen, bijvoorbeeld argon. De gaslagen zorgen voor een
BE2018/5031 goede isolatie van de koepelinrichting. Door te werken met verschillende gaslagen kunnen de gasvolumes van elke laag kleiner zijn, en wordt de gasstroming binnen een laag beperkt. De verbindingsinrichting 40 kan verder aangepast zijn (niet geïllustreerd) om een eenvoudige montage op de opstand toe te laten, bijvoorbeeld door een profiel te gebruiken dat door klemmen (snap fit) vastgezet kan worden in een profiel op de opstand.
In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 7 omvat de dichte verbindingsinrichting 40 twee afstandhouders 41a, 41b en een klemprofiel 60 die voorzien zijn tussen een omtreksdeel 31 van het koepelelement 30 en een omtreksdeel 11 van de eerste plaat 10, zodanig dat het koepelelement 30, de eerste folie 61, de tweede folie 62, en de eerste plaat 10 elk op een afstand van elkaar zijn gelegen. De afstandhouders 41a, 41b strekken zich bij voorkeur uit langs de volledige omtrek van respectievelijk de eerste plaat 10 en het koepelelement 30, zodanig dat een eerste afgesloten ruimte Rl begrensd is door de afstandhouder 41a, het koepelelement 30 en de eerste folie 61; dat de afgesloten ruimte R2 begrensd is door de eerste folie 61, het klemprofiel 60 en de tweede folie 62; en dat de afgesloten ruimte R3 begrensd is door de tweede folie 62, afstandhouder 41b, en de eerste plaat 10. Optioneel kunnen extra dichtingsbanden (niet getoond) voorzien zijn voor het verbeteren van de dichting. Optioneel kan het aldus gevormd samenstel van de eerste plaat 10, het klemprofiel 60 met opgespannen folies 61, 62, het koepelelement 30, en de afstandhouders 41a, 41b opgenomen zijn in een frame 45. Ook het frame 45 kan optioneel bijdragen aan de dichting en dus onderdeel zijn van de dichte verbindingsinrichting. De afstand d2 tussen de eerste folie 61 en de tweede folie 62 is bij voorkeur groter dan 5 mm. Ook de afstand d3 tussen de tweede folie 62 en de eerste plaat 10 is bij voorkeur groter dan 5 mm.
Figuur 8 illustreert schematisch een uitvoeringsvorm van een koepelinrichting met een eerste in hoofdzaak vlakke glas- of kunststofplaat 10, een koepelelement 30 en een lichtdoorlatende folie 61, bijvoorbeeld een ETFE folie. Een dichte verbindingsinrichting 40 is voorzien om een omtreksdeel van de eerste plaat 10 dicht te verbinden met een omtreksdeel van het koepelelement 30, zodanig dat een aantal afgesloten ruimten Rl, R2 worden gevormd tussen de eerste plaat 10 en het koepelelement 30. In de afgesloten ruimten Rl, R2 is bij voorkeur een gas opgenomen, bijvoorbeeld argon. De verbindingsinrichting 40 kan verder aangepast zijn (niet geïllustreerd) om een eenvoudige montage op de opstand toe te laten, bijvoorbeeld door een profiel te gebruiken dat door klemmen (snap fit) vastgezet kan worden in een profiel op de opstand.
In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 8 omvat de dichte verbindingsinrichting 40 een klemprofiel dat voorzien is tussen de eerste plaat 10 en de folie 61, waarbij een omtreksrand 71 van de folie vastgezet is in het klemprofiel 60. Het klemprofiel 60 kan bijvoorbeeld gehecht zijn aan het
BE2018/5031 omtreksdeel 11 van de eerste plaat 10. Verder omvat de verbindingsinrichting 40 een kader 45 tussen een omtreksdeel 31 van het koepelelement 30 en een omtreksdeel 11 van de eerste plaat 10, zodanig dat het koepelelement 30 en de eerste plaat 10 op een afstand van elkaar zijn gelegen, welke afstand groter is dan de afstand tussen de folie 61 en de eerste plaat 10. Het kader 45 en het klemprofiel 60 strekken zich bij voorkeur uit langs de volledige omtrek van de eerste plaat 10 en het koepelelement 30, zodanig dat een eerste afgesloten ruimte R1 begrensd is door het koepelelement 30, het kader 45 en de folie 61; en dat de afgesloten ruimte R2 begrensd is door de folie 61, het klemprofiel 60, en de eerste plaat 10. Optioneel kunnen extra dichtingsbanden (niet getoond) voorzien zijn voor het verbeteren van de dichting. De afstand d2 tussen de folie 61 en de eerste plaat 10 is bij voorkeur groter dan 5 mm.
Figuur 9 illustreert schematisch een uitvoeringsvorm van een koepelinrichting met een koepelelement 30 en twee lichtdoorlatende folies 61, 62, bijvoorbeeld ETFE folies, waarbij de twee lichtdoorlatende folies 61, 62 dus het eerste vlak lichtdoorlatend element vormen. Een dichte verbindingsinrichting 40 is voorzien om een omtreksdeel van de tweede folie 62 dicht te verbinden met een omtreksdeel van het koepelelement 30, zodanig dat een aantal afgesloten ruimten RI, R2 worden gevormd tussen de tweede folie 62 en het koepelelement 30. In de afgesloten ruimten Rl, R2 is bij voorkeur een gas opgenomen. De verbindingsinrichting 40 kan verder aangepast zijn (niet geïllustreerd) om een eenvoudige montage op de opstand toe te laten, bijvoorbeeld door een profiel te gebruiken dat door klemmen (snap fit) vastgezet kan worden in een profiel op de opstand.
In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 9 omvat de dichte verbindingsinrichting 40 een klemprofiel 60 dat voorzien is tussen de tweede folie 62 en de eerste folie 61, waarbij omtreksranden 71, 72 van de eerste en tweede folie 61, 62 vastgezet zijn in het klemprofiel 60. Het klemprofiel 60 kan bijvoorbeeld gehecht zijn aan een omtreksdeel 41 van een kader 45 van de dichte verbindingsinrichting 40. Het kader 45 verbindt een omtreksdeel 31 van het koepelelement 30 met een omtreksdeel 11 van de tweede folie 62 of van het klemprofiel 60, zodanig dat het koepelelement 30 en de tweede folie 62 op een afstand van elkaar zijn gelegen. Het kader 45 en het klemprofiel 60 strekken zich bij voorkeur uit langs de volledige omtrek van de tweede folie 62 of het klemprofiel 60 en van het koepelelement 30, zodanig dat een eerste afgesloten ruimte Rl begrensd is door het koepelelement 30, het kader 45 en de eerste folie 61; en dat de afgesloten ruimte R2 begrensd is door de eerste folie 61, het klemprofiel 60, en de tweede folie 62. Optioneel kunnen extra dichtingsbanden (niet getoond) voorzien zijn voor het verbeteren van de dichting. De afstand d2 tussen de eerste folie 61 en de tweede folie 62 is bij voorkeur groter dan 5 mm.
BE2018/5031
Volgens nog een andere niet geïllustreerde variant kan gewerkt worden met één folie dat tegen de omtreksdeel van het koepelelement wordt aangebracht, bijvoorbeeld gekleefd of gehecht aan de omtreksdeel van het koepelelement of opgespannen tot over de omtreksdeel van het koepelelement. De folie zou bijvoorbeeld al aangebracht kunnen worden tijdens het vervaardigingsproces van het koepelelement.
De vakman begrijpt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, en dat vele modificaties en varianten mogelijk zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies.

Claims (33)

  1. Conclusies
    1. Koepelinrichting omvattende een in hoofdzaak vlak eerste lichtdoorlatend element, een glaskoepelelement, en dichte verbindingsinrichting tussen een omtreksdeel van het eerste element en een omtreksdeel van het glaskoepelelement, zodanig dat ten minste één afgesloten ruimte wordt gevormd tussen het eerste element en het glaskoepelelement; waarbij een gas is opgenomen in de afgesloten ruimte.
  2. 2. Koepelinrichting volgens conclusie 1, waarbij het eerste element een lichtdoorlatende plaat, bij voorkeur een glasplaat, omvat.
  3. 3. Koepelinrichting volgens conclusie 1 or 2, waarbij het eerste element een lichtdoorlatend folie omvat, bij voorkeur een lichtdoorlatend folie dat opgespannen is in een klemprofiel.
  4. 4. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de dichte verbindingsinrichting ten minste één afstandhouder omvat die voorzien is tussen het omtreksdeel van het eerste element en het omtreksdeel van het glaskoepelelement, zodanig dat het glaskoepelelement op een afstand van het eerste element is gelegen.
  5. 5. Koepelinrichting volgens conclusie 4, waarbij de afstandhouder zicht uitstrekt langs de volledige omtrek van het eerste element en het glaskoepelelement, zodanig dat de afgesloten ruimte begrensd is door de afstandhouder, het eerste element en het glaskoepelelement.
  6. 6. Koepelinrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij de afstandhouder een droogmiddel, bijvoorbeeld een silicagel omvat.
  7. 7. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende een tweede in hoofdzaak vlak element die in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste element is gemonteerd.
  8. 8. Koepelinrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij het eerste element en het tweede element glasplaten zijn.
  9. 9. Koepelinrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij tussen de eerste en de tweede glasplaat een folie is voorzien, bij voorkeur een polyvinylbutyral (PVB) folie.
  10. 10. Koepelinrichting volgens conclusie 8, waarbij tussen de eerste en de tweede glasplaat een kunststoflaag, bij voorkeur een polycarbonaatlaag is voorzien.
    BE2018/5031
  11. 11. Koepelinrichting volgens conclusie 7, waarbij het tweede element een kunststofplaat of een lichtdoorlatend folie is.
  12. 12. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste element vervaardigd is uit gehard (getemperd) glas.
  13. 13. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het omtreksdeel van het glaskoepelelement en van het eerste element een rechthoekige buitenomtrek heeft.
  14. 14. Koepelinrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij het omtreksdeel vier in hoofdzaak vlakke delen omvat die vanaf de buitenomtrek schuin omhoog lopen of horizontaal lopen, en die aansluiten op een centraal koepelvormig deel van het glaskoepelelement.
  15. 15. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de dichte verbindingsinrichting een afdichtingsband, zoals een butylband, omvat, welke afdichtingsband aangebracht is tussen het eerste element en het glaskoepelelement.
  16. 16. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende een kaderprofiel dat ingericht is voor bevestiging op een opstand, waarbij het kaderprofiel aangebracht is rondom een buitenrand van het eerste element.
  17. 17. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het gas argon is.
  18. 18. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de dichte verbindingsinrichting aangebracht is door een uithardbare polymeersamenstelling aan te brengen langs en/of tussen het omtreksdeel van het glaskoepelelement en het eerste element.
  19. 19. Werkwijze voor het vervaardigen van een koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, omvattende:
    a. het in een mal plaatsen van een in hoofdzaak vlakke eerste glasplaat en een glaskoepelelement, waarbij een omtreksrand van het glaskoepelelement uitgelijnd is met een omtreksrand van het eerste element, en
    b. het zodanig aanbrengen van een dichtingsmateriaal tussen een omtreksdeel van het eerste element en een omtreksdeel van het glaskoepelelement, dat een afgesloten ruimte wordt gevormd tussen het eerste element en het glaskoepelelement en een gas wordt opgenomen in de afgesloten ruimte.
    BE2018/5031
  20. 20. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, waarbij het dichtingsmateriaal wordt aangebracht tussen het omtreksdeel van het eerste element en het omtreksdeel van het glaskoepelelement.
  21. 21. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, waarbij het dichtingsmateriaal drukloos wordt aangebracht door een injectiestuk in de mal, langs de het omtreksdeel van het eerste element en van het glaskoepelelement, te bewegen.
  22. 22. Werkwijze volgens één der conclusies 17-19, waarbij in de mal één of meer van de volgende onderdelen zijn opgenomen: een sensor, een ventilatie-onderdeel, een verlichtingselement, een kabel, een beugel, een scharnier.
  23. 23. Werkwijze volgens één der conclusies 19-22, waarbij het eerste element een lichtdoorlatende plaat, bij voorkeur een glasplaat, omvat.
  24. 24. Werkwijze volgens één der conclusies 19-23, waarbij het eerste element een lichtdoorlatend folie omvat, bij voorkeur een lichtdoorlatend folie dat opgespannen is in een klemprofiel.
  25. 25. Koepelinrichting omvattende een in hoofdzaak vlak eerste lichtdoorlatend element, een koepelelement, en dichte verbindingsinrichting tussen een omtreksdeel van het eerste element en een omtreksdeel van het koepelelement, zodanig dat ten minste één afgesloten ruimte wordt gevormd tussen het eerste element en het koepelelement; waarbij een gas is opgenomen in de ten minste één afgesloten ruimte; waarbij het eerste element een lichtdoorlatend folie omvat, bij voorkeur een lichtdoorlatend folie dat opgespannen is in een klemprofiel.
  26. 26. Koepelinrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij het eerste element verder een lichtdoorlatende plaat omvat.
  27. 27. Koepelinrichting volgens één der conclusies 25-26, waarbij de dichte verbindingsinrichting ten minste één afstandhouder of klemprofiel omvat die/dat voorzien is tussen het omtreksdeel van het eerste element en het omtreksdeel van het koepelelement, zodanig dat het koepelelement op een afstand van het eerste element is gelegen.
  28. 28. Koepelinrichting volgens conclusie 27, waarbij de afstandhouder of het klemprofiel zich uitstrekt langs de volledige omtrek van het eerste element en het koepelelement, zodanig dat de ten minste één afgesloten ruimte begrensd is door de afstandhouder of het klemprofiel, het eerste element en het koepelelement.
    BE2018/5031
  29. 29. Koepelinrichting volgens één der conclusies 25-28, waarbij het eerste element twee op een afstand van elkaar aangebrachte lichtdoorlatende folies omvat die bij voorkeur opgespannen zijn in een klemprofiel.
    5
  30. 30. Koepelinrichting volgens één der conclusies 25-29, waarbij het omtreksdeel van het koepelelement en van het eerste element een rechthoekige buitenomtrek heeft.
  31. 31. Koepelinrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij het omtreksdeel vier in hoofdzaak vlakke delen omvat die vanaf de buitenomtrek schuin omhoog lopen of horizontaal lopen, en
    10 die aansluiten op een centraal koepel vormig deel van het koepelelement.
  32. 32. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende een kaderprofiel dat ingericht is voor bevestiging op een opstand, waarbij het kaderprofiel aangebracht is rondom een buitenrand van het eerste element.
  33. 33. Koepelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de dichte verbindingsinrichting aangebracht is door een uithardbare polymeersamenstelling aan te brengen langs en/of tussen het omtreksdeel van het koepelelement en het eerste element.
BE2018/5031A 2017-05-24 2018-01-19 Koepelinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan BE1025315B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP18172991.4A EP3453810B1 (en) 2017-05-24 2018-05-17 Dome device and method for manufacturing thereof
EP18173001.1A EP3460160B1 (en) 2017-05-24 2018-05-17 Method for manufacturing a multiwalled device, in particular a multiwalled roof device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201705375 2017-05-24
BE20175375 2017-05-24

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025315A1 BE1025315A1 (nl) 2019-01-18
BE1025315B1 true BE1025315B1 (nl) 2019-01-24

Family

ID=61163447

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2018/5031A BE1025315B1 (nl) 2017-05-24 2018-01-19 Koepelinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1025315B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB953581A (en) * 1961-02-22 1964-03-25 Carl Heinz Kuball Improvements in or relating to skylights
DE7838529U1 (de) * 1978-12-27 1979-03-29 Geratsdorfer, Edmund, Dipl.-Ing., 8000 Muenchen Schall- und waermedaemmende mehrscheiben-isolierverglasung
DE2830718A1 (de) * 1978-07-13 1980-02-21 Glas & Spiegel Manufactur Ag Isolierglasscheibe mit wenigstens einer gewoelbten einzelglasscheibe
EP2636811A1 (en) * 2012-03-06 2013-09-11 Giocondo B.V. Connection system for multilayer panes, and a skylight comprising multilayer panes and a connection system
US8833010B1 (en) * 2013-03-14 2014-09-16 Kenneth L Schlabach Skylight assembly
EP2799201A1 (en) * 2013-04-30 2014-11-05 Webasto SE Method and mould for producing a panel assembly

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB953581A (en) * 1961-02-22 1964-03-25 Carl Heinz Kuball Improvements in or relating to skylights
DE2830718A1 (de) * 1978-07-13 1980-02-21 Glas & Spiegel Manufactur Ag Isolierglasscheibe mit wenigstens einer gewoelbten einzelglasscheibe
DE7838529U1 (de) * 1978-12-27 1979-03-29 Geratsdorfer, Edmund, Dipl.-Ing., 8000 Muenchen Schall- und waermedaemmende mehrscheiben-isolierverglasung
EP2636811A1 (en) * 2012-03-06 2013-09-11 Giocondo B.V. Connection system for multilayer panes, and a skylight comprising multilayer panes and a connection system
US8833010B1 (en) * 2013-03-14 2014-09-16 Kenneth L Schlabach Skylight assembly
EP2799201A1 (en) * 2013-04-30 2014-11-05 Webasto SE Method and mould for producing a panel assembly

Also Published As

Publication number Publication date
BE1025315A1 (nl) 2019-01-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP3453810B1 (en) Dome device and method for manufacturing thereof
KR920000770B1 (ko) 자동차용 판유리 및 그 장착방법
US5050663A (en) Folding hinge and weather seal for a folding window
KR100910482B1 (ko) 차량용 창유리 장치
US20100031590A1 (en) Insulating glazing unit comprising a curved pane
KR980009756A (ko) 중간 플라스틱 필름을 함유하는 다층 창유리 유니트의 제조방법
JPS61186690A (ja) 窓ガラスの密閉はめ込みのためのエラストマー型枠
CN107531022B (zh) 包含发光二极管的层压窗玻璃
US9228352B2 (en) Insulated skylight assembly and method of making same
US10260277B2 (en) Encapsulated glass frame assemblies and associated methods for forming same
BE1003582A5 (fr) Vitrage multiple pour vehicule et son procede de fabrication.
CN110087923A (zh) 带密封构件的窗玻璃
US9074416B1 (en) Spacers for insulated glass
BE1025315B1 (nl) Koepelinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
RU2768346C1 (ru) Стеклянная структура и способ ее получения
EP3075584B1 (en) Automotive plastic panel
CN103402798A (zh) 粘结窗和零件组件
US10487569B2 (en) Spacers for insulated glass
BE1027925B1 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een meerwandige module
BE1026397B1 (nl) Verbeterde werkwijze voor het vervaardigen van een meerwandige module, in het bijzonder een meerwandige dakinrichting
BE1027870B1 (nl) Verbeterde werkwijze voor het vervaardigen van een meerwandige module, in het bijzonder een meerwandige dakinrichting
KR20050065604A (ko) 단열 글레이징
BE1024504A9 (nl) Dakinrichting
CN217578746U (zh) 一种光学胶膜
JP2624383B2 (ja) 車両窓用複層ガラスおよびその製法

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190124