Ventilatiedoorvoer en luchtkoker daarbij toegepast en gebruik van dergelijke luchtkoker als ventilatiedoorvoer.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een ventilatiedoorvoer voor het doorlaten van ventilatielucht tussen twee kamers die van elkaar gescheiden zijn door een muur met een deur.
Het ventileren van woningen en andere gebouwen door middel van een gedwongen ventilatiesysteem is bij wet opgelegd.
Gedwongen ventileren is belangrijk om verse lucht aan te voeren en gebruikte en vochtige lucht af te voeren.
Doorgaans wordt de verse lucht van buiten aangezogen en in de zogenaamde droge ruimtes ingeblazen zoals in de woonkamer, het bureau, de slaapkamers en dergelijke en wordt naar buiten afgevoerd vanuit de zogenaamde vochtige ruimtes zoals keuken, badkamer, WC en dergelijke.
Dat betekent dat de ingeblazen lucht, onder impuls van het ventilatiesysteem, vanuit de droge ruimtes naar de vochtige ruimtes moet kunnen circuleren met een voldoende debiet, ook wanneer de deuren tussen de betreffende ruimtes gesloten zijn.
Daarom wordt een ventilatiedoorvoer toegepast die toelaat dat er een gedwongen luchtstroom mogelijk is van één zijde van de deur naar de andere zijde van de deur.
Men kent reeds vormen van een ventilatiedoorvoer waarbij er een spleet wordt gelaten tussen de onderzijde van de deur en de vloer of dorpel.
Een nadeel van dergelijke ventilatiedoorvoer is dat het hiervoor vaak nodig is om de deur onderaan over een zekere hoogte weg te frezen, wat er soms voor kan zorgen dat de deur onderaan niet mooi recht is afgewerkt indien dit niet professioneel in de fabriek is uitgevoerd.
Bovendien kan zulke spleet zorgen voor een onaangename tocht, vooral omdat zulke spleet minimum een hoogte van één centimeter moet hebben om aan de actuele normen van gedwongen ventilatie te kunnen voldoen.
Dergelijk grote spleet onderaan de deur is bovendien niet echt esthetisch.
Bij een andere vorm van ventilatiedoorvoer wordt onderaan in de deur een voldoende groot ventilatierooster toegepast, wat eveneens zorgt voor een onaangename tocht en het verminken van het esthetische uitzicht van de deur.
Beide vormen vertonen ook het nadeel van overspraak via de voornoemde spleet onder de deur of via het ventilatierooster in de deur, waarbij men in de kamer aan één zijde van de deur kan horen wat er in de kamer aan de andere zijde van de deur gezegd wordt,
De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding een ventilatiedoorvoer voor een deur met een deurkader dat in een deuropening van een muur is ingebouwd en dat is samengesteld uit een deurkozijn met een bovendorpel en stijlen en uit een deuromlijsting met sierlijsten aan weerszijden van de muur, met als kenmerk dat de ventilatiedoorvoer wordt gevormd door een luchtkoker die de dikte van de muur overbrugt en die boven de deur is ingebouwd tussen het kader en de bovenkant van de deuropening en die voorzien is van een ingang en een uitgang die elk aan een andere zijde van de muur uitgeven in een spleet tussen de bovenste sierlijst van de deuromlijsting en de muur.
Een voordeel van een ventilatiedoorvoer volgens de uitvinding is dat hij is ingewerkt achter en boven het deurkader en daardoor niet storend is voor het esthetisch karakter van de deur, terwijl toch aan de strenge normen van voldoende ventilatiedebiet van één zijde van de deur naar de andere zijde van de deur kan voldaan worden door een aangepaste breedte te voorzien van de voornoemde spleet tussen de deuromlijsting en de muur.
Een ander voordeel is dat de ventilatie bovenaan de deur is voorzien, waardoor er weinig tot geen tocht wordt gecreëerd en het probleem van overspraak veel beperkter is.
Bij voorkeur is de luchtkoker uitgevoerd als een U-vormige koker met twee benen die met elkaar zijn verbonden door een centraal gedeelte, waarbij de benen in gemonteerde toestand aan weerszijden van de muur tussen de muur en een bovenste sierlijst van de deuromlijsting omhoog steken.
Op die manier wordt de luchtstroom aan de ingang en de uitgang hoofdzakelijk verticaal geleid, wat bijdraagt tot het verminderen van tocht en overspraak en wat ook bijdraagt tot een nuttige circulatie van de ventilatielucht en het gedwongen mengen van de warme lucht bovenaan in de kamer met de koudere lucht onderaan om daardoor een aangenamere en uniformere verdeling te bekomen van de temperatuur in de kamer.
Bij voorkeur wordt de voornoemde spleet tussen de muur en een deuromlijsting gevormd door een sponning in de bovenste sierlijst van de deuromlijsting, waarbij de sponning doorloopt tot aan de bovenrand van de bovenste sierlijst.
Dergelijke sponning kan gemakkelijk op voorhand in de fabriek worden aangebracht in de bovenste sierlijsten of ter plaatse worden uitgefreesd bij het plaatsen van het deurkader om zo een zitting te kunnen vormen voor een voornoemd been van de luchtkoker waarin het been als het ware verborgen zit achter of in de sierlijst.
Het centraal gedeelte van de luchtkoker is in zijn gemonteerde toestand bij voorkeur langs onderen afgedekt door de bovendorpel van het deurkozijn.
In het bijzonder is het nuttig om de luchtkoker zo uit te voeren dat het zich uitstrekt over de volledige of nagenoeg volledige breedte van de deuropening, dat het voordeel biedt dat de breedte van de in- en uitgang loodrecht op het vlak van de muur beperkt kan zijn tot bijvoorbeeld één centimeter, waardoor er ook een minder dikke en dus elegantere sierlijst kan toegepast worden om de luchtkoker te verbergen.
Volgens een bijzonder aspect is de luchtkoker uitgevoerd in twee of meer delen die telescopisch in elkaar schuiven om de afstand tussen de benen van de luchtkoker te kunnen aanpassen aan de dikte van de muur door de delen in of uit elkaar te schuiven.
Bij voorkeur is de luchtkoker uitgevoerd in een antistatisch materiaal.
Hierdoor wordt voorkomen dat vuil en vet zich zouden kunnen afzetten op de binnenwanden van de luchtkoker, wat anders zou kunnen zorgen voor een verhoging van de luchtweerstand doorheen de luchtkoker en daardoor ook voor een vermindering van het ventilatiedebiet.
Opgehoopt vuil zou onder andere kunnen zorgen voor een groeibodem van bacteriën en dergelijke.
De uitvinding heeft ook betrekking op een luchtkoker voor gebruik als ventilâtiedoorvoer van een deur ingebouwd in een deuropening in een muur, waarbij deze luchtkoker de vorm heeft van een U-vormige luchtkoker met twee benen die door een centraal gedeelte met elkaar zijn verbonden, waarbij de luchtkoker een breedte heeft die hoofdzakelijk overeenstemt met de breedte van de deuropening waarvoor de luchtkoker is bedoeld en een ingang en een uitgang heeft die elk gevormd worden door een open uiteinde van de voornoemde benen, waarbij het centraal gedeelte voor gebruik telescopisch is uitgevoerd met delen die in en uit elkaar schuiven om de afstand tussen de benen te kunnen aanpassen aan de dikte van de muur.
In het bijzonder kan de luchtkoker als één geheel worden vervaardigd door spuitgieten of dergelijke met een spuitgegoten verbinding tussen de telescopische delen die bij voorkeur zo is dat de verbinding gemakkelijk kan verbroken of verwijderd worden voor gebruik.
Tevens heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van een voornoemde luchtkoker als verborgen ventilatiedoorvoer boven een deur.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van ventilatiedoorvoer volgens de uitvinding en van een luchtkoker daarbij toegepast, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch een ventilatiesysteem van een woning weergeeft met een ventilatiedoorvoer volgens de uitvinding; figuur 2 op grotere schaal een frontaal zicht weergeeft van de deur die in figuur 1 is aangeduid met F2 en die voorzien is van een ventilatiedoorvoer volgens de uitvinding; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2; figuur 4 een perspectief zicht weergeeft van een luchtkoker zoals aangeduid met pijl F4 in figuur 3; figuur 5 een variante uitvoeringsvorm weergeeft van een luchtkoker volgens de uitvinding,
De in figuur 1 weergegeven woning 1 is voorzien van een ventilatiesysteem 2 dat op bekende manier een ventilatieapparaat 3 bevat dat verse lucht van buiten aanzuigt via een inlaat 4 en deze verse lucht in de woning 1 blaast via een eerste buizensysteem 5 dat uitmondt in blaasmonden 6 in de droge kamers 7 en tegelijkertijd gebruikte lucht uit de woning 1 afzuigt, waarbij de lucht via afzuigmonden in de natte kamers 8 en een tweede buizensysteem 9 door het ventilatieapparaat 3 wordt afgezogen en via een uitlaat 10 terug naar buiten wordt afgevoerd.
De richting van de stroming is in figuur 1 door middel van pijlen P aangegeven.
De lucht wordt daarbij van de droge kamers 7 naar de natte kamers 8 gekanaliseerd door middel van een ventilatiedoorvoer volgens de uitvinding in de vorm van een luchtkanaal 11 dat tussen de droge en natte kamers 7 en 8 boven de deuren 12 is gemonteerd zodat een gedwongen luchtstroom mogelijk wordt zoals aangeduid met de pijlen Q in figuur 1.
De natte kamers 8 zijn die kamers waarin bij gebruik vochtige dampen kunnen ontstaan zoals in de keuken, de badkamer en dergelijke, dit in tegenstelling tot de droge kamers 7 zoals de woonkamer, de slaapkamers, de gang en dergelijke, waarin dit normaal gezien niet het geval is.
Dit luchtkanaal 11 wordt volgens de uitvinding gerealiseerd door middel van een hulpstuk 13, dat in figuur 3 in gemonteerde toestand is weergegeven, ingebouwd boven een deur 12 en dat in figuur 4 in losse toestand is voorgesteld.
Dit hulpstuk 13 is bij voorkeur vervaardigd uit een antistatische kunststof, bijvoorbeeld een antistatische HDPE.
Het hulpstuk 13 is in het weergegeven voorbeeld van figuur 4 uitgevoerd als een U-vormige platte luchtkoker 14 met twee omhoog gerichte benen 15 die met elkaar verbonden zijn door middel van een centraal gedeelte 16 met een rechthoekige doorsnede en een breedte A die nagenoeg gelijk is aan de breedte van de deuropening in de muur 18 waar de deur 12 in gemonteerd is.
De vrije uiteinden van de benen 15 zijn open en begrenzen een langgerekte rechthoekige opening met een breedte B van ongeveer één centimeter en een lengte C gelijk aan de breedte A van de luchtkoker 14 ter vorming van een ingang 19 voor lucht aan één uiteinde en van een uitgang 20 aan het andere uiteinde.
Het centraal gedeelte 16 is in dit geval tweedelig uitgevoerd met een deel 16a dat telescopisch in het andere deel 16b schuift om de afstand D tussen de benen 15 te kunnen aanpassen aan de dikte E van de muur.
De montage van een luchtkoker 14 volgens de uitvinding is eenvoudig en als volgt.
Vooraleer de deur 12 in de deuropening 17 in de muur 18 wordt gemonteerd, wordt eerst de luchtkoker 14 langs binnen tegen de bovenzijde 21 van de deuropening 17 gemonteerd zoals weergegeven in figuur 3, waartoe de luchtkoker 14 is uitgerust met voorzieningen 22 om de luchtkoker 14 te bevestigen door middel van schroeven of dergelijke.
Het telescopische centrale gedeelte 16 wordt daarbij zodanig in elkaar geschoven dat de benen 15 aan weerskanten van de muur 18 tegen de muur 18 aanliggen, zodat de dikte E van de muur door de koker wordt overbrugd en de ingang 19 en uitgang 20 uitgeven aan weerskanten van de muur 18.
Vervolgens worden de binnenkanten van de deuropening afgewerkt met een deurkozijn 23 met een zogenaamde bovendorpel 24 en twee stijlen 24', waarbij de bovendorpel 24 de luchtkoker 14 langs onderen minstens gedeeltelijk afgedekt zoals te zien in figuur 3.
Na het aanbrengen van het deurkozijn 23 wordt een deuromlijsting 25 aangebracht, waarbij aan weerszijden van de muur 18 sierlijsten 26 rond de deur worden aangebracht om de spleten tussen de deuropening 17 en het deurkozijn 23 te verbergen.
Xn de bovenste sierlijst 26 wordt eerst een sponning 27 uitgefreesd waarmee de bovenste sierlijst 26 over de benen 15 van de luchtkoker 14 past, zodat de volledige luchtkoker 14 onzichtbaar is weggewerkt tussen de muur 18 en het deurkader bestaande uit het deurkozijn 23 en de deuromlijsting 25.
De sponning 27 strekt zich uit tot aan de bovenste rand van de bovenste sierlijst 26 zodat ter plaatse van de sponning 27 een spleet 29 wordt gevormd tussen de muur 18 en de bovenste sierlijst 26 die uitgeeft in een kamer 7 of 8, waarbij de hoogte F van de benen 15 kleiner is dan de hoogte G van de sponning 27.
Op die manier ontstaat er een luchtkanaal 11 via hetwelk de lucht van een kamer 7 aan één zijde van de deur 12 naar een kamer 8 aan de andere zijde van de deur 12 kan circuleren onder impuls het ventilatiesysteem 2.
In figuur 5 wordt een hulpstuk getoond dat ééndelig is gemaakt door spuitgieten, waarbij de telescopische delen 16a en 16b aan elkaar vast zijn gegoten en waarbij voor het gebruik van het hulpstuk 13 als luchtkoker 14 de beide delen 16a en 16b van elkaar moeten worden losgemaakt, bijvoorbeeld door het doorbreken of doorsnijden van de verbindingen 30 tussen beide delen 16a en 16b.
De luchtkoker 14 kan in verschillende standaardbreedtes A worden voorzien overeenstemmend met de gangbare breedtes bij standaarddeuren.
Bij voorkeur hebben de benen 15 een zekere hoogte F, hoewel het niet is uitgesloten dat deze hoogte F zeer klein of zelfs nul is.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een ventilatiedoorvoer volgens de uitvinding en een luchtkoker daarbij toegepast kunnen in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.