BE1021533B1

BE1021533B1 - Inrichting van een tankcontainer voor het opslaan, transporteren en lossen van een vloeibare substantie

Info

Publication number: BE1021533B1
Application number: BE2013/0504A
Authority: BE
Inventors: Jan Noppen
Original assignee: Van Hool Nv.
Priority date: 2013-07-19
Filing date: 2013-07-19
Publication date: 2015-12-09

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een tankcontainer voor het opslaan, transporteren en lossen van een vloeibare substantie, welke tankcontainer een frame en een tankvat omvat, waarbij het tankvat is voorzien in en aan het frame en waarbij het tankvat een tankbodem en minstens één loskraan aan het achteruiteinde van het tankvat omvat, waarbij de tankmantel een hoek beschrijft met de horizontale lengteas van het frame, welke hoek is gelegen tussen 0.5° en 20.0°, meer bij voorkeur tussen 1° en 10°, nog meer bij voorkeur tussen 1.5° en 5°, meest bij voorkeur tussen 2° en 4°.

Description

INRICHTING VAN EEN TANKCONTAINER VOOR HET OPSLAAN, TRANSPORTEREN EN LOSSEN VAN EEN VLOEIBARE SUBSTANTIE

TECHNISCH DOMEIN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een tankcontainer voor het opslaan, transporteren en lossen van een vloeibare substantie.

ACHTERGROND

Een tankcontainer is een intermodale container of een landcontainer voor het vervoer van vloeistoffen en/of gassen. Deze omvat typisch een tankvat met een dragend frame en zijn typisch 20, 30 of 40 voet lang. Op een standaard tankcontainer zit tenminste één loskraan, waardoor de inhoud van de tankcontainer kan worden afgevoerd of onderbroken indien nodig.

Een probleem met de gekende tankcontainers is dat na het opslaan en/of transporteren, het afvoeren van vloeibare substanties tijdrovend kan zijn in het geval van bijvoorbeeld hoog viskeuze vloeistoffen, verf, lijm, enz. Een oorzaak daarvan is het ontstaan van een vortex-effect tijdens het lossen van vloeistof.

Een ander probleem is een te hoog percentage aan substantie die als residu of afzetting in de tankcontainer achterblijft en bijgevolg verloren gaat voor aflevering.

De onderhavige uitvinding heeft een verbeterde inrichting van een tankcontainer als voorwerp die een oplossing biedt voor minstens één van voornoemde nadelen bij het opslaan, transporteren en lossen van een vloeibare substantie, zoals omschreven door conclusie 1.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De uitvinding betreft in het bijzonder een tankcontainer voor het opslaan, transporteren en lossen van een vloeibare substantie, welke tankcontainer een frame en een tankvat omvat, waarbij het tankvat is voorzien in en aan het frame en waarbij het tankvat een tankbodem en minstens één loskraan of een standpijp aan het achteruiteinde van het tankvat omvat, waarbij de tankmantel een hoek beschrijft met de horizontale lengteas van het frame, welke hoek is gelegen tussen 0.5° en 20.0°, meer bij voorkeur tussen 1° en 10°, nog meer bij voorkeur tussen 1.5° en 5°, meest bij voorkeur tussen 2° en 4°, zoals omschreven door conclusie 1.

Verdere voorkeursvormen worden uitgewerkt in de deelconclusies.

Door de hellende tankmantel ten opzichte van het horizontale frame, zal de vloeibare inhoud beter, meer en sneller uit het tankvat lopen. Dit levert bijgevolg een tijdswinst en economisch voordeel op.

BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

Figuur 1 toont een gedeeltelijk doorsnedeaanzicht van een tankcontainer volgens de lengteas van een tankcontainer, volgens de stand der techniek.

Figuur 2 toont een doorsnedeaanzicht van een tankcontainer volgens de lengteas, volgens een voorkeursvorm van de uitvinding.

Figuur 3A toont een doorsnedeaanzicht van een tankcontainer volgens de lengteas, volgens een voorkeursvorm van de uitvinding. Figuren 3B en 3C tonen respectievelijk een doorsnedeaanzicht dwars op de lengteas van de voorzijde en de achterzijde van de tankcontainer uit Figuur 3A.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.

In een eerste aspect betreft de uitvinding tankcontainer voor het opslaan, transporteren en lossen van een vloeibare substantie, welke tankcontainer een frame en een tankvat omvat, waarbij het tankvat is voorzien in en aan het frame en waarbij het tankvat een tankbodem en minstens één loskraan of een standpijp aan het achteruiteinde van het tankvat omvat, waarbij de tankmantel een hoek beschrijft met de horizontale lengteas van het frame, welke hoek is gelegen tussen 0.5° en 20.0°, meer bij voorkeur tussen 1° en 10°, nog meer bij voorkeur tussen 1.5° en 5°, meest bij voorkeur tussen 2° en 4°.

Dit heeft als voordeel een vlotter lossen of afleveren binnen al dan niet vastgelegde frameafmetingen. Door de hellende tankmantel ten opzichte van het horizontale frame, zal de vloeibare inhoud onder invloed van de zwaartekracht beter, meer en sneller uit het tankvat lopen. Dit levert bijgevolg een tijdswinst en economisch voordeel op.

Ook biedt dit als voordeel dat het aandeel van de inhoud van het tankvat vermindert, dat als residu of afzetting in de tankcontainer achterblijft en bijgevolg verloren gaat voor aflevering. Tevens is er een voordeel dat het vloeistofniveau in verhouding tot het restvolume hoger blijft. Hierdoor zal het vortex-effect minder zijn in geval van gravitair lossen of verpompen.

In een voorkeursvorm is de doorsnede door de tankbodem volgens de lengteas van het tankvat nagenoeg een rechte lijn.

In onderhavige uitvinding dient de genoemde hoek tussen tankmantel en horizontale as van het frame geïnterpreteerd te worden als de hoek van de gemiddelde helling van de tankmantel tegenover de lengteas van het frame in een verticale doorsnede volgens de lengteas van het frame.

In een voorkeursvorm omvat het tankvat een cilindrische mantel waarbij aan beide uiteinden een eindbodem is voorzien.

Dit laat toe om een standaard cilindrisch tankvat te implementeren in de tankcontainer.

In een voorkeursvorm omvat het tankvat een mantel in de vorm van een afgeknotte schuine kegel waarbij aan beide uiteinden een eindbodem is voorzien.

In het geval van vastgelegde frame-afmetingen, bijvoorbeeld in het geval van intermodale containers, laat een dergelijke opstelling een betere afweging toe in het bekomen van een groter volume tegenover een beperkte hoogte van de tankcontainer.

In een voorkeursvorm van de onderhavige uitvinding is het tankvat voorzien buiten de afmetingen van het frame. Typisch voorbeeld hiervan is een swapbodytank-container.

In een geprefereerde voorkeursvorm is de verhouding tussen de diameter Dl van de buitencirkei van de bolle eindbodem aan het vooruiteinde van de tankcontainer ten opzichte van de breedte W, bij voorkeur gelegen tussen 0.2 en 0.84, meer bij voorkeur tussen 0.5 en 0.78, nog meer bij voorkeur tussen 0.6 en 0.76, meest bij voorkeur bedraagt deze verhouding ongeveer 0.72.

Dit biedt een betere afweging als voordeel tussen een grote helling van de tankbodem en dus een sneller lossen, tegenover een voldoende groot volume van het tankvat.

In een geprefereerde voorkeursvorm bedraagt de verhouding tussen de diameter D2 van de buitencirkel van de eindbodem aan het achteruiteinde van de tankcontainer ten opzichte van de breedte W minimaal 0.80, meer bij voorkeur minimaal 0.85, nog meer bij voorkeur minimaal 0.90, meest bij voorkeur minimaal 0.92.

In een geprefereerde voorkeursvorm is de verhouding tussen het verschil tussen de hoogtes Hl en H2 voor de middelpunten van de buitencirkels van de eindbodem ten opzichte van de lengte L van het frame, bij voorkeur gelegen tussen 0.007 en 0.120, meer bij voorkeur tussen 0.020 en 0.060, meest bij voorkeur tussen 0.041 en 0.043.

De genoemde hoogtes H, Hl en H2 dienen orthogonaal gemeten te worden ten opzichte van het grondvlak van het frame.

In een geprefereerde voorkeursvorm is de verhouding tussen de hoogte H ten opzichte van de lengte L van het frame, bij voorkeur gelegen tussen 0.30 en 0.60, meer bij voorkeur tussen 0.40 en 0.50, meest bij voorkeur tussen 0.42 en 0.48.

Dit laat een betere afweging toe tussen een groot volume en een beperkte hoogte.

In een voorkeursvorm wordt de genoemde hoek gedetermineerd op basis van de viscositeit van de vloeibare substantie.

In een voorkeursvorm kan de binnenwand van het tankvat voorzien zijn van een lining of coating, bijvoorbeeld een anti-adhesiecoating. VOORBEELDEN Stand der techniek:

De tankcontainer (1) is voorzien van een cilindrisch tankvat (2) en een frame (3) met hoogte H en lengte L. Dit frame (3) draagt het tankvat (2), welke typisch is opgebouwd uit verschillende aan elkaar gelaste onderdelen, welke een cilindrische mantel omvat met aan elk uiteinde een bol hoofdeinde (9), zowel aan de voorzijde (7) als aan de achterzijde (8) van de tankcontainer (1).

Het tankvat (2) is voorzien van een horizontale tankbodem (5). De as volgens de lengte van het tankvat (2) is bijgevolg parallel aan de lengte-as van het frame (3). Het tankvat (2) is tevens voorzien van een loskraan (6) aan de achterzijde (8) van de tankcontainer (1) en/of een standpijp (10) gepositioneerd aan de achterzijde. VOORBEELD 1

Figuur 2 toont een doorsnedeaanzicht van een tankcontainer (1) volgens de lengteas, volgens een voorkeursvorm van de uitvinding. Deze figuur is een overeenkomstig doorsnedeaanzicht als bij de tankcontainer uit de stand der techniek in Figuur 1.

In deze figuur is de tankcontainer (1) terug voorzien van een cilindrisch tankvat (2) en een frame (3) met hoogte H en lengte L. Dit frame (3) draagt en omhult het tankvat (2). Het tankvat (2) omvat zoals in de stand der techniek een cilindrische mantel met aan elk uiteinde een bol hoofdeinde (9), zowel aan de voorzijde (7) als aan de achterzijde (8) van de tankcontainer (1). De hoofdeindes (9) zijn aan de cilindermantel gelast via rondnaden, die de buitencirkel van de hoofdeindes beschrijven.

De tankmantel (5) van het tankvat (2) beschrijft echter een hoek (4) met de horizontale lengte-as van het frame (3). Het tankvat (2) is aan de achterzijde (8) voorzien van een loskraan (6) en/of een standpijp (10). De uitvoeringsvormen van figuren 2 en 3 zijn op schematische wijze voorzien van zowel een standpijp (10) alsook van een loskraan (6). Gebruikelijk wordt er of een standpijp (10) of een loskraan (6) voorzien. Een standpijp (10) wordt gemonteerd in een tankcontainer voor het legen langs boven. Bij voorkeur zullen de tanks voorzien van een standpijp (10) dan ook niet voorzien worden van een loskraan (6) aan de eindbodem. Een eindafsluiter wordt boven op de standpijp (10) aan de bovenzijde van de tank voorzien.

De hoogte Hl gemeten van de onderzijde van de tankcontainer (1) tot aan het middelpunt van de buitencirkel van het bol hoofdeinde (9) aan de voorzijde (7) van de tankcontainer (1) is dus groter dan de hoogte H2 gemeten van de onderzijde van de tankcontainer (1) tot aan het middelpunt van de buitencirkel van het bol hoofdeinde (9) aan de achterzijde (8) van de tankcontainer (1). VOORBEELD 2

Figuur 3A toont een doorsnedeaanzicht van een tankcontainer (1) volgens de lengteas, volgens een voorkeursvorm van de uitvinding.

In deze figuur is de tankcontainer (1) terug voorzien van een cilindrisch tankvat (2) in de vorm van een afgeknotte schuine kegel en een frame (3) met hoogte H en lengte L. Het frame (3) draagt en omhult het tankvat (2).

De tankmantel (5) van het tankvat (2) beschrijft terug een hoek (4) met de horizontale lengte-as van het frame (3) en aan de achterzijde (8) is het tankvat (2) voorzien van een loskraan (6) en/of een standpijp (10).

Figuren 3B en 3C tonen respectievelijk een doorsnedeaanzicht dwars op de lengteas van de voorzijde (7) en de achterzijde (8) van de tankcontainer (1).

De hoogte Hl gemeten van de onderzijde van de tankcontainer (1) tot aan het middelpunt van de buitencirkel van het bol hoofdeinde (9) aan de voorzijde (7) van de tankcontainer (1) is groter dan de hoogte H2 gemeten van de onderzijde van de tankcontainer (1) tot aan het middelpunt van de buitencirkel van het bol hoofdeinde (9) aan de achterzijde (8) van de tankcontainer (1).

De buitenste diameter D2 aan de eindbodem (9) aan de achterzijde (8) is groter dan de buitenste diameter Dl aan de eindbodem (9) aan de voorzijde (7) van de tankcontainer (1). Op deze manier kan de ruimte en dus het volume voor het tankvat (2) bovenaan aan de achterzijde (8) van het frame (3) vergroot worden.

Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn en dat enkele aanpassingen of veranderingen aan de beschreven voorbeelden kunnen toegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen.

Claims

CONCLUSIES

1. Tankcontainer (1) voor het opslaan, transporteren en lossen van een vloeibare substantie, welke tankcontainer een frame (3) en een tankvat (2) omvat, waarbij het tankvat (2) is voorzien in en aan het frame (3) en waarbij het tankvat (2) een tankbodem (5) en minstens één loskraan (6) en/of een standpijp (10) aan het achteruiteinde van het tankvat (2) omvat, met het kenmerk, dat de tankmantel (5) een hoek (4) beschrijft met de horizontale lengteas van het frame (3), welke hoek is gelegen tussen 0.5° en 20.0°, meer bij voorkeur tussen 1° en 10°, nog meer bij voorkeur tussen 1.5° en 5°, meest bij voorkeur tussen 2° en 4°.
2. Tankcontainer (1) volgens voorgaande conclusie 1, met het kenmerk, dat het tankvat (2) een cilindrische mantel omvat waarbij aan beide uiteinden een eindbodem (9) is voorzien.
3. Tankcontainer (1) volgens voorgaande conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het tankvat (2) een mantel omvat in de vorm van een afgeknotte schuine kegel waarbij aan beide uiteinden een eindbodem (9) is voorzien.
4. Tankcontainer (1) volgens voorgaande conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de diameter Dl van de buitencirkel van de eindbodem (9) aan het vooruiteinde (7) van de tankcontainer (1) ten opzichte van de breedte W, bij voorkeur is gelegen tussen 0.2 en 0.84, meer bij voorkeur tussen 0.5 en 0.78, nog meer bij voorkeur tussen 0.6 en 0.76, meest bij voorkeur ongeveer 0.72 bedraagt.
5. Tankcontainer (1) volgens één der voorgaande conclusies 2 tot 4, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de diameter D2 van de buitencirkel van de eindbodem (9) aan het achteruiteinde (8) van de tankcontainer (1) ten opzichte van de breedte W minimaal 0.80, meer bij voorkeur 0.90 en 1.00, meest bij voorkeur minimaal 0.92 bedraagt.
6. Tankcontainer (1) volgens voorgaande conclusie 2 tot 5, met het kenmerk, dat de verhouding tussen het verschil tussen de hoogtes Hl en H2 voor de middelpunten van de buitencirkels van de uiteinden (9) ten opzichte van de lengte L van het frame (3), bij voorkeur is gelegen tussen 0.007 en 0.120, meer bij voorkeur tussen 0.020 en 0.060, meest bij voorkeur tussen 0.041 en 0.043.
7. Tankcontainer (1) volgens één der voorgaande conclusies 2 tot 6, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de hoogte H ten opzichte van de lengte L van het frame (3), bij voorkeur is gelegen tussen 0.30 en 0.60, meer bij voorkeur tussen 0.40 en 0.50, meest bij voorkeur tussen 0.42 en 0.48.
8. Tankcontainer (1) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat het tankvat (2) is voorzien buiten de lengteafmetingen van het frame (3).
9. Tankcontainer (1) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat de genoemde hoek (4) gedetermineerd wordt op basis van de viscositeit van de vloeibare substantie.
10. Tankcontainer (1) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de binnenwand van het tankvat (2) voorzien kan zijn van een lining of coating, bijvoorbeeld een anti-adhesiecoating.
11. Tankcontainer (1) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 10, met het kenmerk, dat de genoemde tankcontainer (1) geschikt is voor het opslaan, transporteren en lossen van een zeer viskeus materiaal.