BE1020695A3 - Looprolsysteem voor een schuifdeur en schuifdeursysteem omvattende een dergelijk looprolsysteem. - Google Patents

Description

LOOPROLSYSTEEM VOOR EEN SCHUIFDEUR FN SCHUIFDEÜRSYSTEEM OMVATTENDE EEN DERGFLI.TK LOOPROLSYSTEEM

Deze uitvinding betreft een looprolsysteem voor een schuifdeur, waarbij deze schuifdeur een wandelement omvat en een looprail omvat waarin dit wandelement met behulp van dit looprolsysteem heen en weer verschuifbaar is opgehangen, omvattende: - een rollichaam dat bevestigbaar is aan het wandelement; - een as, die kantelbaar is aangebracht in het rollichaam; een rol, die aan de as is bevestigd, zodanig dat de rol verdraaibaar is ten opzichte van het rollichaam en in de looprail verrolbaar is, om het wandelement verschuifbaar in deze looprail op te hangen; waarbij het rollichaam een eerste doorgangsopening omvat, waardoorheen de as is aangebracht en waarbij de doorgangsopening een zodanige vorm heeft dat deze doorgangsopening de kantelbeweging van de as in een richting volgens de schuiffichting meer beperkt dan de kantelbeweging van de as dwars op de schuifrichting.

Deze uitvinding betreft eveneens een schuifdeursysteem omvattende een dergelijk looprolsysteem.

Schuifdeuren worden meestal gebruikt om deuropeningen af te sluiten. Ze worden meestal opgebouwd door een wandelement dat met behulp van looprollen, voorzien op een rollichaam, heen en weer verschuifbaar in een looprail is. Per rollichaam kunnen 1 of meerdere rollen voorzien zijn, waarbij deze rollen aan één zijde van het rollichaam of aan twee tegenovergestelde zijden van het rollichaam kunnen opgesteld zijn. Wanneer deze aan twee tegenovergestelde zijden van het rollichaam zijn opgesteld, is de looprail van de schuifdeur meestal symmetrisch opgebouwd. Typisch vindt deze uitvinding toepassing bij schuifdeuren waar vier rollen per rollichaam zijn voorzien, waarbij telkens aan de genoemde zijden twee wielen zijn opgesteld. De oplossing volgens deze uitvinding kan echter ook toepassing vinden bij schuifdeuren waar slechts één rol per zijde van het rollichaam is opgesteld, of waar slechts aan één zijde van het rollichaam rollen zijn voorzien, enz.

Deze uitvinding is bijzonder nuttig bij onder andere branddeuren die uitgevoerd zijn als schuifdeuren. Dergelijke branddeuren omvatten stalen looprails en stalen rollen, zodat deze niet smelten bij brand. Nog meer specifiek kan deze uitvinding ook toepassing vinden bij de hoogste categorie van dergelijke branddeuren binnen de norm (EN 1527) voor beslag voor dergelijke branddeuren. Branddeuren binnen deze hoogste categorie dienen minimum 100 000 cycli aan te kunnen. Een dergelijk hoog aantal cycli vereist weinig slijtage en dus weinig wrijving en dus beperkte krachten bij beweging. Scheeflopen van de rollen ten opzichte van de looprail dient vermeden te worden. Bij branddeurtoepassingen is tevens compactheid belangrijk.

Om wrijving te vermijden wordt in de eerste plaats meestal de vorm van de looprail aangepast.

Bij looprails met komvormige banen waarin de rollen kunnen lopen, komt de rol door het gewicht van de deur automatisch in de gewenste positie terecht.

Ook bij looprails waarbij de zijkanten onderaan naar binnen knikken, worden de wielen door deze geknikte delen geleid naar de gewenste positie toe.

Ook door rollen aan tegenovergestelde zijden van het rollichaam te koppelen, kan men pogen de werking te verbeteren, zodat de rollen niet telkens starten en stoppen en zo de neiging tot scheeflopen vergroten.

Om de wrijving als gevolg van scheeflopen van de rollen verder te beperken heeft men reeds verschillende verdere oplossingen uitgeprobeerd.

Bij schuifdeuren met looprails met geknikte delen heeft men reeds geprobeerd om het rollichaam hoofdzakelijk uit een metalen plaat te vervaardigen, waarin doorgangsopeningen zijn voorzien voor de assen waarop de looprollen zijn aangebracht. Deze plaat wordt geplooid om het rollichaam met behulp van een verdere bevestigingsplaat en een bevestigingsbout aan een wandelement te kunnen bevestigen. De as wordt in het rollichaam aangebracht, kantelbaar ten opzichte van dit rollichaam. De doorgangsopening krijgt een zodanige vorm dat deze doorgangsopening de kantelbeweging van de as beperkt, en dit meer in een richting volgens de schuifrichting van de schuifdeur dan in een richting dwars op deze schuiffichting. De bedoeling hiervan is dat de rollen niet heen en weer stuiterend in de looprail glijden.

Bij een eerste dergelijke uitvoeringsvorm probeert men dit door de as een zeskant als doorsnede mee te geven en door de doorgangsopening als een overeenkomstige, iets grotere zeskant uit te voeren.

Bij een tweede dergelijke uitvoeringsvorm probeert men dit door een as met cirkelvormige doorsnede in een doorgangsopening met een grotere cirkelvormige doorgang aan te brengen en door de doorgangsopening in de richting van de schuifbeweging gedeeltelijk te gaan opvullen.

In theorie zorgt dit voor minder wrijving, maar in de praktijk ziet men dat deze oplossingen vaak juist voor meer wrijving zorgt, in plaats van de wrijving verder te beperken. Het grootste nadeel van deze systemen is namelijk dat dergelijke doorgangsopeningen slechts met een beperkte nauwkeurigheid in dergelijke geplooide platen kunnen aangebracht worden, zodat de beperking van de bewegingsvrijheid juist er toe leidt dat in het geval van een niet perfect gelijk doorzette plaat of niet perfect aangebrachte beperkingen, het wiel door de rail heen wordt gesleept.

Bij schuifdeuren met hoekigere profielen als looprails, die geen dergelijke komvormige banen of geknikte delen omvatten, kunnen verticale geleiders enigszins voor een optimalisatie zorgen door een ontbinding van de krachten in een verticale en een horizontale kracht.

Het doel van deze uitvinding is om te voorzien in een looprolsysteem dat voor de verschillende soorten profielen op een langdurige en zekere manier de wrijving door scheeflopen van de rollen kan beperken.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een looprolsysteem voor een schuifdeur, waarbij deze schuifdeur een wandelement omvat en een looprail omvat waarin dit wandelement met behulp van dit looprolsysteem heen en weer verschuifbaar is opgehangen, omvattende: - een rollichaam dat bevestigbaar is aan het wandelement; - een as, die kantelbaar is aangebracht in het rollichaam; - een rol, die aan de as is bevestigd, zodanig dat de rol verdraaibaar is ten opzichte van het rollichaam en in de looprail verrolbaar is, om het wandelement verschuifbaar in deze looprail op te hangen; waarbij het rollichaam een eerste doorgangsopening omvat, waardoorheen de as is aangebracht, en een tweede doorgangsopening omvat, waardoorheen de as is aangebracht, waarbij beide genoemde openingen elk een zodanige vorm hebben dat deze de kantelbeweging van de as in een richting volgens de schuifrichting meer beperken dan de kantelbeweging van de as dwars op de schuifrichting.

Het ontdubbelen van de doorgangsopening en het laten begrenzen van de kantelbeweging van de as door meerdere doorgangsopeningen vormt een perfecte begrenzing van de bewegingsvrijheid van deze as, die niet langer (wanneer niet langer doorgezette platen worden aangewend) of minstens veel minder (wanneer toch doorgezette platen worden aangewend) afhankelijk is van de uitvoering van de delicatere doorzetting van een plaat.

De afmetingen van de eerste doorgangsopening volgens de schuifrichting zijn hiertoe bij voorkeur beperkter dan de grootste afmeting van de eerste doorgangsopening dwars op de schuifrichting. Ook de afmetingen van de tweede doorgangsopening volgens de schuifrichting zijn dan bij voorkeur beperkter dan de grootste afmeting van de tweede doorgangsopening dwars op de schuifrichting.

Meer specifiek kan de eerste doorgangsopening nagenoeg ellipsvormig uitgevoerd worden. Voorkeurdragend is ook de tweede doorgangsopening dan nagenoeg ellipsvormig uitgevoerd.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm die geschikt is voor zware wandelementen, kan de rol een kogellager omvatten, omvattende een binnenring en een buitenring met daartussen één of meerdere rijen kogels, waarbij het loopvlak van de rol deel uitmaakt van de buitenring van deze kogellager.

Een standaardwiel waarin een kogellager met een passing is ingebracht kan als rol al grotere lasten opvangen. Door nu echter de buitenring van de kogellager zelf zo aan te passen dat hij direct op de rail kan lopen, brengt men de kogels van de kogellager maximaal naar buiten. Op deze manier kan het draagtal aanzienlijk verder verhoogd worden.

Bovendien bestaat bij kogellagers die met een passing zijn ingebracht in een standaardwiel het gevaar dat door menselijke fouten bij het inpassen van de lager deze lager bij gebruik gaat kraken. Nu de buitenring van de kogellager zelf dienst doet als loopvlak van de rol, wordt dit kraken vermeden.

In vergelijking met soortgelijke looprolsystemen met standaardwielen waarin een kogellager is ingepast, die 100 000 cycli aankunnen, kan een dergelijke uitvoeringsvorm tot 260 000 cycli aan.

De kogels van een dergelijke kogellager kunnen bijvoorbeeld afhankelijk van de gekende voordelen van de verschillende vormen gekozen worden tussen bolvormige, cilindervormige, tonvormige of naaldvormige kogels.

Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een looprolsysteem volgens de uitvinding heeft de as ter hoogte van de eerste doorgangsopening een doorsnede die nagenoeg overeenstemt met de vorm van de eerste doorgangsopening.

Ter hoogte van de eerste doorgangsopening omvat de as van een dergelijke uitvoeringsvorm bij voorkeur afgeplatte vlakken, die zich nagenoeg dwars op de schuifrichting uitstrekken. Een dergelijke oplossing biedt een bijzonder duurzame oplossing voor het bovengenoemde probleem.

Bij een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een looprolsysteem volgens deze uitvinding omvat het rollichaam een gewrichtsholte en omvat de as een aanbrengrib ter hoogte van deze gewrichtsholte, waarmee deze in deze gewrichtsholte is aangebracht, om* de as kantelbaar in het rollichaam aan te brengen.

Deze gewrichtsholte is bij voorkeur minstens gedeeltelijk afgebakend met behulp van een concaaf oppervlak en de aanbrengrib van de as is dan bij voorkeur minstens gedeeltelijk afgebakend met behulp van een corresponderend convex oppervlak, zodat de as met beperkte wrijving met zijn convex oppervlak kan kantelen ten opzichte van het concave oppervlak van de gewrichtsholte.

Verder is een dergelijke as bij voorkeur met behulp van zijn aanbrengrib losmaakbaar aanbrengbaar in de genoemde gewrichtsholte.

Meer specifiek kan bij een uitvoeringsvorm met een gewrichtsholte het rollichaam een eerste lijfplaat omvatten, waarin de eerste doorgangsopening is aangebracht, een tweede lijfplaat omvatten, waarin de tweede doorgangsopening is aangebracht en een gewricht omvatten, waarin de gewrichtsholte is aangebracht, waarbij de genoemde lijfplaten aan weerszijden van het gewricht zijn opgesteld, zodanig dat de doorgangsopeningen minstens gedeeltelijk in de gewrichtsholte uitmonden.

Deze oplossing van een looprolsysteem met lijfplaten en gewrichten kan voornamelijk toepassing vinden bij schuifdeursystemen met een looprail met schuine kanten (zijwanden met geknikte delen). Uiteraard kan deze oplossing ook bij andere types looprails ingezet worden.

Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van een looprolsysteem volgens de uitvinding omvat het rollichaam een spievormige holte, waarbij de eerste en de tweede doorgangsopening aan tegenovergestelde zijden in deze spievormige holte uitmonden, waarbij de as is aangebracht in een kogellager en waarbij deze kogellager in de spievormige holte is aangebracht, voor het kantelbaar aanbrengen van de as in het rollichaam.

Bij een relatief goedkoop te vervaardigen uitvoeringsvorm van een dergelijk looprolsysteem is het rollichaam met de spievormige holte via spuitgieten vervaardigd. Bij voorkeur wordt een dergelijk rollichaam uit kunststof vervaardigd. De spievorm van een dergelijke spievormige holte kan voordelig gekozen worden als de lossingshoek voor het lossen van de mal waarin een dergelijk rollichaam via spuitgieten vervaardigd wordt.

Deze uitvoeringsvorm met spievormige holte kan voornamelijk toepassing vinden bij schuifdeursystemen met looprails met hoekigere profielen. Uiteraard kan deze oplossing ook toepassing vinden bij looprails met geknikte delen, bijvoorbeeld als een goedkoper alternatief voor de eerder genoemde oplossing.

Het is verder ook een doel van deze uitvinding om te voorzien in een schuifdeursysteem waarin op een langdurige en zekere manier de wrijving door scheeflopen van de rollen wordt beperkt.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een schuifdeursysteem, omvattende een wandelement, een looprail en een looprolsysteem volgens de uitvinding, zoals hierboven beschreven.

Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een dergelijk schuifdeursysteem omvat de looprail een hoofdzakelijk U-vormige dwarsdoorsnede, met zich aan de uiteinden van de benen van de U-vorm ten opzichte van de zijwanden opstaande naar elkaar gerichte flenzen, waarbij de zijwanden naar de uiteinden van de benen van de U-vorm toe licht naar elkaar toe geknikte delen omvatten.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een looprolsysteem en een schuifdeursysteem volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvoeringsvormen van een looprolsysteem en een schuifdeursysteem aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een looprolsysteem volgens deze uitvinding in zijaanzicht is afgebeeld; - figuur 2 het looprolsysteem uit figuur 1 in vooraanzicht is afgebeeld; - figuur 3 het looprolsysteem uit figuur 1 in perspectief is afgebeeld; - figuur 4 het looprolsysteem uit figuur 1 in opengewerkt perspectief is afgebeeld; - figuur 5 een looprail van een uitvoeringsvorm van een schuifdeurinrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht is afgebeeld, geschikt om het looprolsysteem uit figuur 1 in te laten lopen; - figuur 6 een gewricht van het looprolsysteem uit figuur 1 afzonderlijk in vooraanzicht is afgebeeld; - figuur 7 het gewricht uit figuur 6 in doorsnede is afgebeeld volgens de as AA’ uit figuur 6; - figuur 8 het gewricht uit figuur 6 in doorsnede is afgebeeld volgens de as BB’ uit figuur 6; - figuur 9 het gewricht uit figuur 6 in perspectief is afgebeeld; - figuur 10 een lij fplaat van het looprolsysteem uit figuur 1 afzonderlijk in vooraanzicht is afgebeeld; - figuur 11 een as van het looprolsysteem uit figuur 1 afzonderlijk in zijaanzicht is afgebeeld; - figuur 12 de as uit figuur 11 in vooraanzicht is afgebeeld; - figuur 13 een tweede uitvoeringsvorm van een looprolsysteem volgens deze uitvinding in opengewerkt perspectief is afgebeeld; - figuur 14 het looprolsysteem uit figuur 13 in zijaanzicht is afgebeeld; - figuur 15 het looprolsysteem uit figuur 14 centraal in langsdoorsnede is afgebeeld; - figuur 16 het looprolsysteem uit figuur 14 in doorsnede is afgebeeld, doorgesneden volgens de assen doorheen de rollen;

Een schuifdeursysteem volgens de uitvinding is geschikt om een deuropening af te sluiten. Deze omvat hiertoe een niet afgebeeld wandelement, een looprail (2) en een looprolsysteem (1). Het wandelement wordt met behulp van het looprolsysteem (1) verschuifbaar in de looprail (2) opgehangen.

Een looprail (2) zoals afgebeeld in figuur 5 is bijzonder geschikt als looprail (2) voor een schuifdeursysteem volgens de uitvinding. Uiteraard kunnen afhankelijk van de toepassing ook afwijkende looprails (2) ingezet worden om tot een schuifdeursysteem volgens de uitvinding te komen.

De looprail (2) uit figuur 5 heeft een hoofdzakelijk U-vormige doorsnede. Aan de uiteinden van de benen (32) van de U-vorm strekken zich ten opzichte van de zijwanden opstaande en naar elkaar gerichte flenzen (33) uit. De zijwanden omvatten verder naar de uiteinden van de benen (32) van de U-vorm toe licht naar elkaar toe geknikte delen (34).

Elke afgebeelde uitvoeringsvorm van een looprolsysteem (1) volgens de uitvinding (figuren 1-4, 13-16) omvat een rollichaam (3) dat op een gekende manier met behulp van een bevestigingsplaat (35) en een bevestigingsbout (36) in hoogte verstelbaar aan het wandelement bevestigbaar is. De bevestigingsplaat (35) is telkens met behulp van een as (37) schamierbaar bevestigd aan het rollichaam (3). Verder omvatten de looprolsystemen (1) telkens twee assen (4, 5), die kantelbaar in het rollichaam (3) zijn aangebracht. Aan de uiteinden van deze assen (4, 5) zijn telkens rollen (6, 7, 8, 9) aangebracht. Elk looprolsysteem (1) omvat zo vier rollen (6, 7, 8, 9) die per twee aan weerszijden van het rollichaam (3) zijn opgesteld.

In gemonteerde toestand van een schuifdeursysteem met de looprail (2) uit figuur 5 als looprail (2), zijn de rollichamen (3) in deze looprail (2) aangebracht, zodanig dat de rollen (6, 7, 8, 9) verrolbaar zijn op de flenzen (33). De geknikte delen (34) van de looprail (2) zorgen ervoor dat de rollen (6, 7, 8, 9) naar het midden van de looprail (2) toe gedreven worden, zodat het rollichaam (3) steeds zo goed mogelijk centraal in de looprail (2) blijft opgesteld.

Bij beide afgebeelde uitvoeringsvormen van een looprolsysteem (1), omvat het rollichaam (3) per as (4, 5) een eerste doorgangsopening (10, 12) en een tweede doorgangsopening (11, 13) (zie figuren 4 en 13), waardoorheen de as (4, 5) is aangebracht. Deze doorgangsopeningen (10, 11, 12, 13) hebben een zodanige vorm dat ze de kantelbeweging van de as (4, 5) in een richting volgens de schuifrichting meer beperken dan dwars op de schuifiichting. In figuur 10 is afgebeeld hoe de doorgangsopeningen (10, 12) bij de eerste uitvoeringsvorm van een looprolsysteem (1), zoals afgebeeld in de figuren 1-4, hiertoe volgens de schuifrichting beperktere afmetingen hebben dan de grootste afmeting van deze doorgangsopening (10, 12) dwars op de schuifiichting. Deze doorgangsopeningen (10, 12) zijn hiertoe uitgevoerd als boringen met afgeplatte verticale zijden.

Om de assen (4, 5) kantelbaar in het rollichaam (3) te voorzien, omvat de eerste uitvoeringsvorm van een looprolsysteem (1), zoals afgebeeld in de figuren 1-4, per as (4, 5) een gewricht (19, 20), zoals duidelijk is te zien in figuur 4.

De gewrichten (19, 20) omvatten elk een gewrichtsholte (21) (zie figuren 6-9), en de assen (4, 5) omvatten elk een aanbrengrib (22) (zie figuren 4, 11-12) ter hoogte van de gewrichtsholte (21), waarmee deze in deze gewrichtsholte (21) zijn aangebracht, om de äs (4, 5) kantelbaar in het rollichaam (3) aan te brengen. Elke gewrichtsholte (21) is gedeeltelijk afgebakend met behulp van een concaaf oppervlak (23) (zie figuur 7) en de aanbrengrib (22) van elke as (4, 5) is gedeeltelijk afgebakend met behulp van een corresponderend convex oppervlak (24) (zie figuren 11-12) om deze kantelbaar ten opzichte van elkaar te voorzien.

Het rollichaam (3) van de eerste uitvoeringsvorm van een looprolsysteem (1) omvat verder een eerste lijfplaat (28), waarin de eerste doorgangsopening (10) is aangebracht en een tweede lijfplaat (29), waarin de tweede doorgangsopening (11) is aangebracht (zie figuren 1-4 en 10). Deze lijfplaten (28, 29) zijn aan weerszijden van de gewrichten (19, 20) opgesteld, zodanig dat de doorgangsopeningen (10, 11, 12, 13) minstens gedeeltelijk in de gewrichtsholte (21) uitmonden, zodat een as (4, 5) die in het corresponderende gewricht (19, 20) is aangebracht, zich ook doorheen de corresponderende doorgangsopeningen (10, 11, 12, 13) uitstrekt.

Bij deze uitvoeringsvorm heeft elke as (4, 5) verder ter hoogte van de corresponderende doorgangsopeningen (10, 11, 12, 13) een doorsnede die nagenoeg overeenstemt met de vorm van deze doorgangsopeningen (10, 11, 12, 13) om de kantelbeweging zo goed mogelijk op de gewenste manier te kunnen beperken. Hiertoe omvat elke as (4) ter hoogte van deze doorgangsopeningen (10, 11, 12, 13) afgeplatte vlakken (18), die zich nagenoeg dwars op de schuiffichting uitstrekken.

Om het looprolsysteem (1) eenvoudig te kunnen (de)monteren, is elke as (4, 5) met behulp van zijn aanbrengrib (22) losmaakbaar aanbrengbaar in de genoemde gewrichtsholte (21) aanbrengbaar. De gewrichtsholte (21) omvat hiertoe verder een ingangsaanbrengholte (25) aan de zijde waar de as (4, 5) in de gewrichtsholte (21) aanbrengbaar is en een uitgangsaanbrengholte (26) aan de tegenovergestelde zijde. Dankzij deze aanbrengholtes (25, 26) kan de as (4, 5) in een schuine positie (ongeveer 45° ten opzichte van de horizontale) in en uit de gewrichtsholte (21) gebracht worden en in een gebruikspositie waarin de as (4, 5) maximaal een beperkte hoek ten opzichte de horizontale (tot zo’n 15°) maakt, vast in deze gewrichtholte (21) gehouden worden.

In de tweede uitvoeringsvorm van een looprolsysteem (1), die afgebeeld werd in de figuren 13-16, omvat het rollichaam (3), om dë assen (4, 5) kantelbaar in dit rollichaam (3) te voorzien, per as (4, 5) een spievormige holte (30), waarbij de corresponderende doorgangsopeningen (10, 11, 12, 13) aan tegenovergestelde zijden in deze spievormige holtes (30) uitmonden. Het looprolsysteem (1) omvat verder per as (4, 5) een kogellager (31) die in de spievormige holte (30) is aangebracht, die dankzij de spievorm van deze holte (30) in deze holte (30) kantelbaar is opgesteld. Elke as (4, 5) is op zijn beurt in de corresponderende kogellager (31) aangebracht voor het kantelbaar aanbrengen van de as (4, 5) in het rollichaam (3).

Een dergelijk rollichaam (3) kan bijvoorbeeld via spuitgieten uit kunststof vervaardigd worden, waarbij de hoek van de spievorm van de holte (30) voorkeurdragend als lossingshoek van de mal voor het vervaardigen van dit rollichaam (3) gekozen kan worden.

De assen (4, 5) uit deze tweede uitvoeringsvorm zijn voor de eenvoud nagenoeg recht cilindrisch uitgevoerd. Analoog als bij de eerste uitvoeringsvorm zou men er echter ook voor kunnen kiezen om de assen (4, 5) ter hoogte van de doorgangsopeningen (10, 11, 12, 13) een met deze openingen (10, 11, 12, 13) corresponderende vorm mee te geven. Voor de eenvoud van montage kan het rollichaam (3) dan uit meerdere aan elkaar bevestigbare delen bestaan.

Om grote lasten op te kunnen vangen, omvatten de rollen (6, 7, 8, 9) van de eerste uitvoeringsvorm van een looprolsysteem (1) elk een kogellager (14), zoals duidelijk te zien is in figuur 2. Deze kogellager (14) omvat een binnenring (15) en een buitenring (16) met daartussen een rij kogels (17). Het loopvlak van de rollen (6) maakt hierbij deel uit van de buitenring (16) van deze kogellager (14), om de kogels (17) zo maximaal naar buiten te kunnen brengen en op deze manier de draagkracht van de rollen (6, 7, 8, 9) te maximaliseren.

De rollen van de tweede uitvoeringsvorm van een looprolsysteem (1) zouden op een analoge manier uitgevoerd kunnen worden om ook hier de draagkracht verder te verhogen.

Claims (14)

1. Looprolsysteem (1) voor een schuifdeur, waarbij deze schuifdeur een wandelement omvat en een looprail (2) omvat waarin dit wandelement met behulp van dit looprolsysteem heen en weer verschuifbaar is opgehangen, omvattende: - een rollichaam (3) dat bevestigbaar is aan het wandelement; - een as (4, 5), die kantelbaar is aangebracht in het rollichaam (3); - een rol (6, 7, 8, 9), die aan de as (4, 5) is bevestigd, zodanig dat de rol (6, 7, 8, 9) verdraaibaar is ten opzichte van het rollichaam (3), en in de looprail (2) verrolbaar is, om het wandelement verschuifbaar in deze looprail (2) op te hangen; waarbij het rollichaam (3) een eerste doorgangsopening (10) omvat, waardoorheen de as (4) is aangebracht, waarbij de doorgangsopening (10) een zodanige Vorm heeft dat deze doorgangsopening (10) de kantelbeweging van de as (4) in een richting volgens de schuifrichting meer beperkt dan de kantelbeweging van de as (4) dwars op de schuifrichting; met het kenmerk dat het rollichaam (3) een tweede doorgangsopening (11) omvat, waardoorheen de as (4) is aangebracht, waarbij beide genoemde openingen (10, 11) elk een zodanige vorm hebben dat deze de kantelbeweging van de as (4) in een richting volgens de schuifrichting meer beperken dan de kantelbeweging van de as (4) dwars op de schuifrichting.

2. Looprolsysteem (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de afmetingen van de eerste doorgangsopening (10) volgens de schuifrichting beperkter zijn dan de grootste afmeting van de eerste doorgangsopening (10) dwars op de schuifrichting.

3. Looprolsysteem (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de eerste doorgangsopening (10) nagenoeg ellipsvormig is uitgevoerd.

4. Looprolsysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de rol (6) een kogellager (14) omvat, omvattende een binnenring (15) en een buitenring (16) met daartussen één of meerdere rijen kogels (17), waarbij het loopvlak van de rol (6) deel uitmaakt van de buitenring (16) van deze kogellager (14).

5. Looprolsysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de as (4) ter hoogte van de eerste doorgangsopening (10) een doorsnede heeft die nagenoeg overeenstemt met de vorm van de eerste doorgangsopening (10).

6. Looprolsysteem (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de as (4) ter hoogte van de eerste doorgangsopening (10) afgeplatte vlakken (18) omvat, die zich nagenoeg dwars op de schuiffichting uitstrekken.

7. Looprolsysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het rollichaam (3) een gewrichtsholte (21) omvat en dat de as (4) een aanbrengrib (22) omvat ter hoogte van deze gewrichtsholte (21), waarmee deze in deze gewrichtsholte (21) is aangebracht, om de as (4) kantelbaar in het rollichaam (3) aan te brengen.

8. Looprolsysteem (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de gewrichtsholte (21) minstens gedeeltelijk is afgebakend met behulp van een concaaf oppervlak (23) en dat de aanbrengrib (22) van de as (4) minstens gedeeltelijk is afgebakend met behulp van een corresponderend convex oppervlak (24).

9. Looprolsysteem (1) volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat de as (4) met behulp van zijn aanbrengrib (22) losmaakbaar aanbrengbaar is in de genoemde gewrichtsholte (21).

10. Looprolsysteem (1) volgens één van de conclusies 7 tot 9, met het kenmerk dat het rollichaam (3) een eerste lijfplaat (28) omvat, waarin de eerste doorgangsopening (10) is aangebracht, een tweede lijfplaat (29) omvat, waarin de tweede doorgangsopening (11) is aangebracht en een gewricht (19) omvat, waarin de gewrichtsholte (21) is aangebracht, waarbij de genoemde lijfplaten (28, 29) aan weerszijden van het gewricht (19) zijn opgesteld, zodanig dat de doorgangsopeningen (10, 11) minstens gedeeltelijk in de gewrichtsholte (21) uitmonden.

11. Looprolsysteem (1) volgens één van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk dat het rollichaam (3) een spievormige holte (30) omvat, waarbij de eerste en de tweede doorgangsopening (10, 11) aan tegenovergestelde zijden in deze spievormige holte (30) uitmonden, dat de as (4) is aangebracht in een kogellager (31) en dat deze kogellager (31) in de spievormige holte (30) is aangebracht, voor het kantelbaar aanbrengen van de as (4) in het rollichaam (3)·

12. Looprolsysteem (1) volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het rollichaam (3) via spuitgieten is vervaardigd.

13. Schuifdeursysteem, omvattende een wandelement, een looprail (2) en een looprolsysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies.

14. Schuifdeursysteem volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de looprail (2) een hoofdzakelijk U-vormige dwarsdoorsnede heeft, met zich aan de uiteinden van de benen (32) van de U-vorm ten opzichte van de zijwanden opstaande naar elkaar gerichte flenzen (33), waarbij de zijwanden naar de uiteinden van de benen (32) van de U-vorm toe licht naar elkaar toe geknikte delen (34) omvatten.