BE1020607A3 - Turbine. - Google Patents
Turbine. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1020607A3 BE1020607A3 BE201200244A BE201200244A BE1020607A3 BE 1020607 A3 BE1020607 A3 BE 1020607A3 BE 201200244 A BE201200244 A BE 201200244A BE 201200244 A BE201200244 A BE 201200244A BE 1020607 A3 BE1020607 A3 BE 1020607A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- vane
- support element
- turbine
- vane element
- turbine according
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F01—MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
- F01D—NON-POSITIVE DISPLACEMENT MACHINES OR ENGINES, e.g. STEAM TURBINES
- F01D5/00—Blades; Blade-carrying members; Heating, heat-insulating, cooling or antivibration means on the blades or the members
- F01D5/30—Fixing blades to rotors; Blade roots ; Blade spacers
- F01D5/3053—Fixing blades to rotors; Blade roots ; Blade spacers by means of pins
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B24—GRINDING; POLISHING
- B24C—ABRASIVE OR RELATED BLASTING WITH PARTICULATE MATERIAL
- B24C5/00—Devices or accessories for generating abrasive blasts
- B24C5/06—Impeller wheels; Rotor blades therefor
- B24C5/062—Rotor blades or vanes; Locking means therefor
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Turbine Rotor Nozzle Sealing (AREA)
Description
TURBINE
De uitvinding heeft betrekking op een turbine voor een machine voor het uitwerpen van straalmiddel voor de oppervlaktebehandeling van voorwerpen. De uitvinding heeft tevens betrekking op een steunelement voor een dergelijke turbine, een machine voor de oppervlaktebehandeling van voorwerpen en op het gebruik van een dergelijke turbine.
Dergelijke turbines, ook wel "shot blasting turbines" of "wheel blasting turbines" genoemd, worden toegepast voor het bewerken van het oppervlak van voorwerpen, bijvoorbeeld het verwijderen van een roestlaag van metalen voorwerpen. Dergelijke turbines zijn uitgevoerd om een hoeveelheid straalmiddel, bijvoorbeeld bestaande uit abrasieve korrels, zoals kunststof of metalen korrels, met grote snelheid richting een voorwerp te sturen om het oppervlak van het voorwerp te bestralen, bijvoorbeeld met als doel een op het voorwerp aanwezige verf- of roestlaag of dergelijke, te verwijderen. Het straalmiddel wordt in het hart van een draaiende turbine ingebracht, waarna een aantal in de turbineaangebrachte schoepen het straalmiddel meenemen. Het straalmiddel verlaat de turbine via de radiale zijde daarvan.
Voorbeelden van dergelijke shot blasting turbines zijn beschreven in de octrooidocumenten WO 2011/123906 Al, WO 2011/107204 Al, EP 2 543 922 Al en GB 2 276 341 A. De turbines in WO 2011/123906 Al en EP'"2 543 922 Al zijn voorzien van in hoofdzaak rechte, zich radiaal uitstrekkende schoepbladen of voorwaarts gekromde schoepbladen. De voorwaarts gekromde schoepbladen hebben ten opzichte van de rechte schoepbladen ondermeer als voordeel dat bij gelijkblijvende omwentelingssnelheid van het turbinewiel meer kinetische energie op het straalmiddel kan worden meegeven. In EP 1 543 922 Al is een korrelstraalmachine (meer algemeen een "shot blasting" machine) beschreven waarin schoepbladen worden toegepast die een in hoofdzaak Y-vormig geleidingsvlak hebben. Een voordeel van dit type schoepbladen is dat de turbine zowel linksom als rechtsom geroteerd kan worden om het straalmiddel uit te werpen.
De schoepen van de turbines zijn vervaardigd van een hard, slijtvast materiaal vanwege de hoge benodigde slijtageweerstand om de beschikbare machinetijd (uptime) relatief hoog te houden.
De in GB 2 276 341 Al beschreven turbine heeft schoepen waarbij elk van de schoepen via een tweetal aan weerszijden voorziene langgerekte uitsteeksels (studs) (figuur 11) in corresponderende uitsparingen in de zijbladen (flanges) van het turbinewiel bevestigd zijn. Een bezwaar van deze bevestigingsmethode is dat als gevolg van relatief kleine contactbreedte, dat wil zeggen de afstand (breedte) waarover de schoep met de uitsteeksels aan weerszijden door de zijbladen ondersteund wordt, relatief klein is. De contactbreedte komt ongeveer overeen met de breedte van de uitsteeksels zelf.
Ook in de in document EP 1 543 922 Al beschreven korrelstraalmachine wordt elk van de schoepen met een relatief kleine contactbreedte aan de zijwanden van de turbine ondersteund. Door de beperkte contactbreedte kent elke schoep relatief kleine oplegvlakken waarmee de schoep ondersteund wordt door de zijbladen. Het gevolg hier van is dat er in het materiaal van de schoep, en in het bijzonder ter plaatse van de rand van de oplegvlakken, relatief hoge spanningen optreden. Deze spanningen beperken in de praktijk de maximale afmetingen van de turbine.
Een verder bezwaar van de bekende korrelstraalmachine is dat de bevestiging van de schoepen aan de zijbladen, bijvoorbeeld de bovengenoemde langgerekte uitsteeksels aan weerszijden van het geleidingsvlak van de schoepen, en daarmee de oplegvlakken waarmee de schoepen ondersteund worden, bij gebruik door daarlangs strijkend straalmiddel kan verslijten. Slijtage treedt ook op indien de schoepen en de daarbij behorende bevestiging vervaardigd zijn van een gehard materiaal. Dit kan betekenen dat de schoepen reeds na relatief kortdurend gebruik al zover versleten zijn dat ze moeten worden vervangen.
Een verder bezwaar van de bekende schoepen is dat de schoepen zelf direct bevestigd zijn aan de zijbladen van de turbine. Wanneer een schoep vervangen moet worden, bijvoorbeeld doordat deze versleten is, betekent dit vaak in de praktijk dat het gehele turbinewiel gedemonteerd moet worden om de schoep uit het turbinedeel te kunnen verwijderen. Dit is arbeidsintensief en beperkt tevens de beschikbare machinetijd van de korrelstraalmachine.
Een verder bezwaar van de bekende korrelstraal-machines is dat door de afname van de massa van het onderdeel, bijvoorbeeld een schoep, in het bijzonder op bepaalde plekken waar de slijtage groter is dan elders, onbalans in de turbine kan optreden. Wanneer de onbalans in de turbine te groot wordt, kan dit nadelig zijn voor de lagering van de turbine. Dit kan ertoe leiden dat de turbine gereviseerd dient te worden, hetgeen hoge kosten en een lagere beschikbare machinetijd met zich mee brengt.
Het toepassen van slijtvaste materialen in de bekende schoepen kent verder het bezwaar dat dergelijke slijtvaste materialen, zoals keramiek of hardmetaal, een slechte maatvastheid hebben. Het is moeilijk en op zijn minst zeer kostbaar om een schoep te vervaardigen die enerzijds een hoge slijtvastheid heeft en anderzijds zodanig nauwkeurig te vervaardigen is, dat er in de turbine, bijvoorbeeld ter plaatse van de aansluiting van de schoep op de zijbladen van de turbine, weinig speling optreedt. Toepassing van schoepen van keramisch materiaal of hardmetaal betekent in de praktijk dat er relatief veel speling optreedt, hetgeen tot onbalans in de turbine kan leiden.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding een turbine, bevestiging en/of machine te verschaffen waarin ten minste één van de bovengenoemde bezwaren is ondervangen of is verminderd.
Het is tevens een doel van de uitvinding een turbine, bevestiging en/of machine te verschaffen waarin de spanningen ter plaatse van de oplegvlakken gereduceerd kunnen worden.
Het is ook een doel van de uitvinding een turbine, bevestiging en/of machine met een verlengde beschikbare machinetijd (uptime) te verschaffen.
Het is tevens een doel van de uitvinding een turbine, bevestiging en/of machine te verschaffen waarin het schoepelement snel en eenvoudig te verwijderen of te verwisselen is, waarbij in het bijzonder de turbine of zelfs het turbinewiel zelf niet gedemonteerd behoeft te worden.
Het is een verder doel van de uitvinding een turbine, bevestiging en/of machine te verschaffen die relatief weinig last heeft van onbalans, ook na langdurige slijtage door het straalmiddel.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt ten minste een van de bovengenoemde doelen bereikt in een turbine voor een machine voor het uitwerpen straalmiddel voor de oppervlaktebehandeling van voorwerpen, waarbij de turbine een om een hartlijn roteerbaar turbinewiel omvat, het turbinewiel omvattende: - een eerste zijblad en een tweede zijblad, waarbij ten minste een van de zijbladen is voorzien van een aanvoeropening waarlangs het straalmiddel aan te voeren is; - ten minste één tussen het eerste en tweede zijblad gerangschikt schoepelement voorzien van een geleidingsvlak voor het opvangen, geleiden en uitwerpen van het via de aanvoeropening aangevoerde straalmiddel; - een bevestigingssysteem voor het losmaakbaar bevestigen van het schoepelement aan de zijbladen, het bevestigingssysteem omvattende een tussen het schoepelement en de zijbladen bevestigd steunelement, waarbij het steunelement losmaakbaar van het schoepelement is uitgevoerd en achter het schoepelement is gerangschikt.
Het losmaakbaar van het steunelement uitvoeren van het schoepelement heeft een aantal voordelen. Het is mogelijk om het schoepelement te vervangen, bijvoorbeeld wanneer het versleten is, waarbij het steunelement gehandhaafd kan blijven. In bepaalde uitvoeringen is het zelfs mogelijk het schoepelement los te maken zonder dat het steunelement van de zijbladen losgemaakt behoeft te worden. Een verder voordeel is dat het steunelement en het schoepelement van verschillende materialen met verschillende materiaaleigenschappen vervaardigd kunnen zijn. Zoals later uiteengezet wordt, maakt dit het mogelijk het schoepelement en het steunelement afzonderlijk te optimaliseren voor de taken waarvoor ze bedoeld zijn, d.w.z. voor het meenemen van straalmiddel en voor het verschaffen van een goede ondersteuning en bevestiging aan de zijbladen van de turbine. Een verder voordeel is dat aangezien het steunelement ten opzichte van de rotatierichting achter het schoepelement is aangebracht, het steunelement door het schoepelement beschermd wordt tegen de invloed van het straalmiddel en dus minder kans heeft om als gevolg van slijtage beschadigd te geraken.
De breedte van het geleidingsvlak komt in bepaalde uitvoeringen in hoofdzaak overeen met de tussenafstand tussen de zijbladen of is enigszins kleiner. De krachten op het schoepelement worden dan geheel of voor het grootste deel via de lijncontacten over de breedte van het schoepelement overgedragen.
In bepaalde uitvoeringen is het steunelement uitgevoerd voor ondersteuning van het schoepelement over een groot deel, bij voorkeur meer dan 50%, van het schoepelement. In nog verdere uitvoeringen is het steunelement uitgevoerd om het schoepelement over in hoofdzaak de gehele breedte van het schoepelement te ondersteunen. Doordat het schoepelement een deel omvat dat in hoofdzaak over een groot deel van de breedte of zelfs over de gehele breedte daarvan (d.w.z. over in hoofdzaak de gehele afstand.tussen de beide zijbladen) door het steunelement ondersteund wordt, kunnen de optredende krachten als gevolg van de rotatie van het turbinewiel over een grotere contactbreedte worden opgevangen. Bij voorkeur komt de breedte van het steunelement en van het schoepelement in hoofdzaak overeen met de tussenafstand tussen de beide zijbladen zodat van een maximale contactbreedte geprofiteerd kan worden.
Overigens duidt de term "hartlijn" hier de denkbeeldige as aan om welke het turbinewiel kan draaien. Afhankelijk van de specifieke constructie van de korrelstraalmachine kan de hartlijn echter ook een fysieke aandrijfas aanduiden.
In bepaalde uitvoeringen van de uitvinding is het schoepelement uitgevoerd voor het in hoofdzaak opvangen van drukspanningen. De drukspanningen zijn het gevolg van de centrifugale kracht op de schoep die voortvloeit uit het ronddraaien van het wiel alsmede van straalmiddel dat langs het oppervlak van het schoepelement glijdt. Het materiaal van het schoepelement wordt dan zodanig gekozen dat het goed bestand is tegen slijtage (d.w.z. slijtvast is) wat vaak tot gevolg heeft dat het vooral geschikt is voor het opvangen van drukspanningen. Het steunelement daarentegen is bij voorkeur uitgevoerd voor het in hoofdzaak opvangen van schuif -en trekspanningen. De schuifspanningen treden bijvoorbeeld ter plaatse van de bevestiging van het steunelement aan de zijbladen van de turbine. Het materiaal van het steunelement wordt dan zodanig gekozen dat het ook goed bestand is tegen schuifkrachten.
In uitvoeringen van de uitvinding is het schoepelement vervaardigd van een relatief slijtvast en bros materiaal, bijvoorbeeld een keramisch materiaal of hardmetaal, en is het steunelement vervaardigd van een relatief taai materiaal, bijvoorbeeld (gehard) staal/metaallegering.
Volgens een uitvoeringsvorm is het schoepelement losmaakbaar van het steunelement uitgevoerd. Wanneer een schoepelement vervangen moet worden, bijvoorbeeld omdat het versleten is, kan het steunelement op zijn plaats blijven en behoeft alleen het schoepelement losgemaakt te worden van het steunelement. In bepaalde uitvoeringen is het zelfs mogelijk om in een toestand waarin het steunelement aan de zijbladen is bevestigd, het schoepelement te verwisselen.
Dit kan betekenen dat het turbinewiel niet gedemonteerd behoeft te worden en/of dat de schoepelementen kunnen worden verwisseld zonder dat het turbinewiel van de rest van de machine behoeft te worden ontkoppeld.
Het bevestigingssysteem kan omvatten: - een steunelement met een of mee boringen; - in de boringen aan te brengen bevestigingselementen voor het bevestigen van het steunelement aan een of beide zijbladen.
Het bevestigingselement kan bijvoorbeeld een bevestigingsas zijn die op een op zich bekende wijze aan een zijblad te bevestigen is. In een verdere uitvoering vormt het bevestigingssysteem in essentie de enige koppeling tussen de beide zijbladen. Dit betekent dat er geen aparte koppelstukken tussen de beide zijbladen nodig zijn om deze bij elkaar te houden. Verder kan de afwezigheid van dergelijke koppelstukken betekenen dat er in de ruimte tussen de schoepen minder turbulentie optreedt. Turbulentie kan ervoor zorgen dat het straalmiddel het oppervlak van het steunlichaam gaat aantasten.
Nog een voordeel is dat het deel van een bevestigingselement dat zich uitstrekt tussen de zijbladen in hoofdzaak geheel door een steunelement omgeven kan worden. Dit betekent een sterk verminderde kans op beschadiging van het bevestigingselement, bijvoorbeeld als gevolg van slijtage onder invloed van het straalmiddel. Verder is het mogelijk het steunelement zondanig glad (bijv. zonder uitstekende delen) en/of afgerond te vormen dat er minder kans op turbulentie aan de luwe zijde van het steunelement is, welke turbulentie slijtage van het oppervlak van het steunelement zou kunnen veroorzaken.
Het geleidingsvlak van het schoepelement kan een proximaal uiteinde nabij de hartlijn hebben voor het opvangen van straalmiddel en een distaai uiteinde verwijderd van de hartlijn voor het uitwerpen van straalmiddel. Tussen de beide uiteinden kan het geleidingsvlak gekromd (bij voorkeur voorwaarts gebogen, waarbij de holle voorzijde van het schoepelement gericht is in de rotatierichting van de turbine) zijn uitgevoerd om meer kinetische energie aan het straalmiddel mee te kunnen geven.
Het steunelement kan aan de naar het schoepelement gerichte zijde een uitsparing omvatten. Deze uitsparing is hierbij zodanig gevormd, dat een corresponderend uitstekend deel van het schoepelement daarin ten minste gedeeltelijk opneembaar is, bijvoorbeeld door het uitstekende deel in de uitsparing te schuiven. Het uitstekende deel en de uitsparing kunnen zodanig zijn gevormd, dat wanneer het turbinewiel geroteerd wordt en het schoepelement als gevolg daarvan tegen het steunelement gedrukt wordt, het schoepelement stabiel op het steunelement blijft rusten. Wanneer het steunelement een eerste en een tweede randdeel omvat, waarbij de eerste en tweede randdelen zich ten opzichte van de hartlijn respectievelijk distaai en proximaal uitstrekken, kan het eerste randdeel een aanslag vormen waartegen het schoepelement werkzaam rust. Ook het tweede randdeel kan een aanslag vormen waartegen het schoepelement werkzaam rust. In een dergelijke uitvoering kan het schoepelement tijdens rotatie van het turbinewiel stabiel tegen de genoemde aanslagen rusten.
De vorm van de uitsparing kan bijvoorbeeld in hoofdzaak overeenkomen met de vorm van het uitstekende deel en/of het uitstekende deel en de uitsparing kunnen bijvoorbeeld een onderling lossende vorm hebben. In een specifieke uitvoeringsvorm is het steunelement in hoofdzaak C-vormig uitgevoerd.
In bepaalde uitvoeringen strekken de uitsparing en, bij voorkeur ook het uitstekende deel, zich over in hoofdzaak de gehele tussenafstand tussen het eerste en tweede zijblad uit. Hierdoor worden één of meer lijnkoppelingen gerealiseerd wanneer het schoepelement onder invloed van de centrifugaalkrachten tegen het steunelement gedrukt wordt. Het lijncontact kan zich over de gehele breedte van het schoepelement uitstrekken.
In uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn twee lijnvormige contacten gerealiseerd. Het eerste lijncontact wordt gemaakt tussen het naar de hartlijn gerichte oppervlak van het randdeel en het corresponderende deel van het schoepelement. Het tweede lijnvormige contact wordt gemaakt tussen het in tangentiële richting georiënteerde oppervlak van het randdeel en het corresponderende deel van het schoepelement.
Alhoewel het schoepelement op stabiele wijze op het steunelement kan rusten wanneer het turbinewiel geroteerd wordt, behoeft dat niet altijd het geval te zijn. In bepaalde uitvoeringen bestaat er de mogelijkheid dat het schoepelement bij stilstaand turbinewiel van het steunelement loskomt. Mede met als doel deze situatie te-vermijden is in een verdere uitvoeringsvorm voorzien in fixeermiddelen voor het fixeren van het tweede randdeel ten opzichte van het steunelement, zodat het schoepelement ook bij stilstaand turbinewiel beter op zijn plaats blijft. De fixeermiddelen kunnen een veer omvatten voor het onder veerspanning aan het steunelement bevestigen van het schoepelement. De fixeermiddelen kunnen ook een in het steunelement voorziene opening met bijbehorende bevestigingspen omvatten. Deze bevestigingspen kan bijvoorbeeld in de opening geschroefd worden, waarbij het uiteinde van de pen tegen het schoepelement drukt om het schoepelement in de uitsparing van het steunelement te fixeren.
In uitvoeringsvormen van de uitvinding kan het schoepelement in hoofdzakelijk radiale richting spelingsvrij zijn voorgespannen op corresponderende daarvoor bedoelde contacten in het steunelement. Als gevolg van de voorspanning wordt het schoepelement tegen het steunelement gedrukt. In deze uitvoeringsvormen kunnen de eisen die worden gesteld aan de maatvastheid in de schoepen daarom minder streng zijn. Het voorspannen kan bijvoorbeeld plaatsvinden met behulp van de eerder beschreven fixeermiddelen.
Staalstof (residu van het shot of straalmiddel) van de shotblasting machine wordt door de turbine gecirculeerd, hetgeen op verschillende plaatsen in de machine tot slijtage kan leiden. Om te vermijden dat het steunelement aan het distale uiteinde door dit staalstof teveel gaat verslijten, is de vorm van het steunelement zodanig gekozen dat dit uiteinde van het steunelement binnen de door het turbinewiel en/of de door de schoepelementen gedefinieerde cirkelvorm blijft. De baan van de uitgeworpen deeltjes is dan zodanig dat de kans klein is dat deeltjes in de buurt komen van de bovenzijde van het steunelement.
In een verdere uitvoering is het steunelement op ten minste één bevestigingspunt, bij voorkeur twee bevestigingspunten, aan een zijblad bevestigbaar. De bevestigingspunten bevinden zich in werkzame toestand bij voorkeur op meer dan twee- of driemaal, bijvoorbeeld tussen de vijf- en tienmaal, de dikte van het schoepelement ten opzichte van de achterzijde van het schoepelement. Deze bevestigingspunten zijn derhalve op significante afstand achter het schoepelement gelokaliseerd, tegengesteld aan de draairichting, zodat de bevestiging op deze bevestigingspunten, bijvoorbeeld gevormd door metalen assen die in de zijbladen van het turbinewiel kunnen worden verankerd, niet snel aangetast wordt door straalmiddel wat onverhoopt langs het schoepelement loopt.
In een verdere uitvoeringsvorm bedraagt de radiale afstand tussen de hartlijn en elk van de bevestigingspunten minder dan 80% van de radiale afstand tussen de hartlijn en het distale uiteinde van het schoepelement. Aangezien de snelheid van het turbinewiel toeneemt met een toenemende radiale afstand ten opzichte van de hartlijn en de mate van slijtage toeneemt met de snelheid van het straalmiddel, worden de bevestigingspunten op relatief kleine radiale afstand ten opzichte van de hartlijn gepositioneerd.
In een bepaalde uitvoering bevindt het proximale uiteinde van het schoepelement zich op kleinere afstand van de hartlijn dan het proximale uiteinde van het steunelement. Dit ter afscherming van het steunelement zodat het proximale uiteinde van het steunelement minder last van straalmiddel heeft. In een verdere uitvoering steekt het proximale uiteinde van het schoepelement zodanig ver uit ten opzichte van het proximale uiteinde van het steunelement dat in werkzame toestand het straalmiddel het proximale uiteinde van het steunelement in essentie niet raakt. Het risico op beschadiging van het steunelement door directe aanstraling door het straalmiddel is daarmee sterk verkleind.
De uitvinding heeft volgens een tweede aspect overigens ook betrekking op het bevestigingssysteem zoals hierboven reeds beschreven is. Het bevestigingssysteem omvat een tussen het schoepelement en de zijbladen bevestigd steunelement, waarbij het steunelement losmaakbaar van het schoepelement is uitgevoerd en achter het schoepelement is gerangschikt.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het systeem steunelement dat is uitgevoerd voor ondersteuning van het schoepelement over ten minste 50%, bij voorkeur in hoofdzaak de gehele breedte, van het schoepelement.
Volgens een derde aspect van de uitvinding wordt een machine voor het uitwerpen van straalmiddel verschaft.
De machine omvat ten minste één turbine zoals hierin beschreven is alsmede een aandrijving voor het roterend aandrijven van het turbinewiel, waarbij de aandrijving bijvoorbeeld een elektromotor omvat die via de motoras of via een aandrijfas met de turbine verbonden is.
Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige uitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren, waarin tonen:
Figuur 1 een aanzicht van een deel van een machine volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 2 een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van de turbine van de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm;
Figuur 3 een schematisch zijaanzicht van de turbine van figuur 2;
Figuur 4 een aanzicht in perspectief van een uitvoeringsvorm van een schoepelement en een steunelement volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuren 5 en 6 aanzichten van de uitvoeringsvorm van het schoepelement en het steunelement, in respectievelijk een gefixeerde en niet-gefixeerde toestand;
Figuur 7 gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van een turbine, waarin het verwisselen van een schoepelement uiteengezet wordt;
Figuur 8 in schematisch aanzicht de uiterste banen weergeeft die de korrels doorlopen wanneer de turbine in gebruik is; en
Figuur 9 een schematisch aanzicht is waarin het krachtenspel op het schoepelement en het daarbij behorende steunelement getoond is.
Figuur 1 toont een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van een korrelstraalmachine 1. De korrelstraalmachine omvat een elektromotor 2 waarvan de uitgaande as 3 via een overbrenging 4 en een aandrijfas 5 met een turbine 6 met een roteerbaar turbinewiel gekoppeld is. De figuur toont tevens een aanvoer 8 voor het aanvoeren (richting A) van straalmiddel, bijvoorbeeld een hoeveelheid deeltjes of korrels 9, waarmee een voorwerp (niet weergegeven) te bestralen is. Zowel de elektromotor 2 en de aanvoer 8 zijn bevestigd aan een frame. Het frame is voor de eenvoud van de tekening niet weergegeven. Rondom de turbine 6 kan een behuizing 10 zijn aangebracht. Het via de aanvoer 8 aangevoerde straalmiddel wordt op de hierna beschreven wijze door de turbine 6 opgevangen en in rotatie gebracht. Het straalmiddel wordt uit de turbine geworpen in de richting(B) van een te behandelen voorwerp.
De turbine 6, die in meer detail in figuren 2, 3 en 7 is weergegeven, omvat een tweetal in hoofdzaak schijfvormige zijbladen 11, 12 waartussen een aantal schoepen 13 is aangebracht. In het weergegeven voorbeeld is de turbine voorzien van een zestal schoepen 13. Andere aantallen schoepen zijn uiteraard ook mogelijk.
Het eerste zijblad 11 is gekoppeld aan de uitgaande as 5 die in verbinding staat met de elektromotor 2. De rotatie van de uitgaande as 3 van de elektromotor 2 wordt derhalve via de overbrenging 4 overgedragen op het eerste zijblad 11. Het tweede zijblad 12 heeft over het algemeen in hoofdzaak dezelfde vorm maar is in het centrum voorzien van een opening 15. De rand van de opening 15 kan op bekende wijze aansluiten op de aanvoer 8 en is geschikt om daarlangs het straalmiddel 9 de turbine 6 binnen te laten. Het straalmiddel komt in de tussenruimte tussen de beide zijbladen 11, 12 terecht en wordt meegenomen door de schoepen 13.
Verwijzend naar figuren 2 en 3, en in het bijzonder naar figuur 4, wordt hierna een uitvoeringsvorm van een schoep 13 nader beschreven. Een schoep 13 omvat het eigenlijke schoepelement 17 en een daarachter gepositioneerd steunelement 16 (waarbij het turbinewiel in voorwaartse richting verplaatst wordt, zodat het steunelement het schoepelement als het ware vooruit duwt). Het schoepelement 17 omvat aan de voorzijde (ten opzichte van de rotatierichting) een geheel of gedeeltelijk voorwaarts gebogen geleidingsvlak 22. Het geleidingsvlak 22 heeft als functie het geleiden van het straalmiddel langs de schoep. Het ten opzichte van de centrale hartlijn 24 (figuur 3) meest nabije (proximale) uiteinde 25 van het geleidingsvlak 22 van het schoepelement 17 is ingericht om de korrels aan te grijpen. Een tweede, verder van de hartlijn 24 gepositioneerd (distaai) uiteinde 26 van het geleidingsoppervlak 22 is ingericht om de korrels met grote energie uit te werpen in de richting van het te behandelen voorwerp. Tussen het proximale uiteinde 25 en het distale uiteinde 26 is aan de achterzijde, dat wil zeggen aan de zijde tegenover het geleidingsvlak 22, een uitstekend deel 30 voorzien. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het uitstekend deel over de gehele breedte van het schoepelement 17 uitgevoerd. Het uitstekende deel heeft in de getoonde uitvoering een blokvorm waarbij de randen van de blokvorm enigszins afgerond zijn uitgevoerd, hetgeen met name in figuren 5 en 6 duidelijk is weergegeven. Het uitstekende deel kan echter ook andere vormen aannemen. Belangrijk is dat het uitstekende deel er samen met de vorm van het steunelement voor kan zorgen dat in werkzame toestand wanneer de turbine met grote snelheid geroteerd wordt, het schoepelement op stabiele wijze door het steunelement ondersteund wordt.
Het schoepelement 17 is in de weergegeven uitvoeringsvorm niet direct aan de zijbladen 11, 12 van de turbine 6 bevestigd. Het schoepelement 17 is via een tussenstuk in de vorm van het bovengenoemde steunelement aan de zijbladen bevestigd. Steunelement 16 heeft een enigszins kleinere breedte dan het schoepelement 17. Het steunelement is verder voorzien van een centrale uitsparing 53. De centrale uitsparing 53 wordt geflankeerd door twee randelementen, dat wil zegen een (ten opzichte van de hartlijn 24) distaai randelement 37 en een proximaal randelement 36. De randelementen 36 en 37 strekken zich eveneens over in essentie de gehele breedte van het schoepelement uit en vormen samen met de uitsparing 53 een opneemruimte waarin het eerdergenoemde uitstekende deel 30 van het schoepelement 17 al dan niet passend kan worden aangebracht.
Het steunelement 16 is voorzien van een aantal doorboringen 23. In de genoemde boringen 23 zijn assen 18, 19 aangebracht. De as 18,19 is aan de uiteinden voorzien van een van schroefdraad voorziene uitsparing, waarin een moer 20,21 kan worden vastgeschroefd. De assen 18, 19 sluiten aan op in de respectievelijke zijbladen 11, 12 voorziene openingen 7 en de eerdergenoemde moeren 20, 21 worden van buitenaf op de assen geschroefd opdat het steunelement stevig tussen de beide zijbladen 11, 12 bevestigd kan worden.
Door de op elkaar aansluitende vorm van het uitstekend deel van het schoepelement 17 en die van de uitsparing 53 van het steunelement, kan het uitstekend deel 30 min of meer passend in de uitparing worden aangebracht. Aan het distale uiteinde 26 van het schoepelement 17 rust de zijwand 32 van het uitstekend deel 30 tegen het distale randelement 37 van het steunelement (figuur 5). Aan het proximale uiteinde van het uitsteeksel 30 is de zijwand 31 op enige afstand van het proximale randdeel 36 van het steunelement 16 geplaatst. Deze afstand is nodig om het schoepelement 17 in de uitsparing 53 van het steunelement 16 te kunnen schuiven of het uitstekend deel 30 daarvan juist uit het steunelement 16 te schuiven (in de richting van Pi, figuur 6).
In figuren 5 en 6 is weergegeven hoe een schoepelement 17 dat in de centrale uitsparing in het steunelement geschoven is, in de ingeschoven stand gefixeerd kan worden. In bepaalde uitvoeringen blijft het schoepelement zonder verdere technische maatregelen al op het steunelement steunen. In andere uitvoeringen of situaties kan het nodig zijn het schoepelement aanvullend te fixeren.
Om ervoor te zorgen dat het schoepelement 16 niet onverhoopt loskomt van de uitsparingen 53, bijvoorbeeld wanneer de turbine 6 stilstaat en het schoepelement 17 niet als gevolg van de centrifugaalkrachten tot tegen het distale randelement 37 van het steunelement 16 geduwd worden, kan het schoepelement 17 aan het proximale deel gefixeerd worden ten opzichte van het steunelement 16. In een bepaalde (niet weergegeven) uitvoeringsvorm is er tussen het proximale randdeel 36 en het uitstekend deel 30 van het schoepelement 17 een veer voorzien om de beide elementen 16, 17 onder veerspanning ten opzichte van elkaar te houden. In de in figuren 5 en 6 weergegeven uitvoeringsvorm is echter het steunelement 16 voorzien van een uitsparing 54. De wand van de uitsparing is voorzien van schroefdraad, zodat daarin een pen met uitwendig schroefdraad 39 (figuur 6) met behulp van een stuk handgereedschap 41 geschroefd kan worden. Hierdoor is het schoepelement 17 aan het steunelement 16 vast te klemmen (figuur 5).
In bepaalde uitvoeringen worden de fixeermiddelen verder toegepast om de aanwezige speling tussen het steunelement en het schoepelement, bijvoorbeeld als gevolg van een gebrek aan maatvastheid van het schoepelement, op te vangen. De fixeermiddelen zorgen dan voor een voorspanning op de lijncontacten bovenin (bij het distale uiteinde van het steunelement) en het lijncontact onderin (bij het proximale uiteinde van het steunelement).
Het verwijderen van een schoepelement 17, bijvoorbeeld om deze te verwisselen voor een nieuw schoepelement wanneer het oude schoepelement versleten is, kan snel en eenvoudig plaatsvinden. Allereerst wordt de schroef 39 losgedraaid zodat de onderzijde (het proximale deel) van het schoepelement 17 uit de uitsparing 54 gedraaid kan worden (Ρχ) . Daarna kan het gehele schoepelement 17 worden verwijderd, bijvoorbeeld door deze via de open ruimte tussen de zijbladen 11 en 12 radiaal naar buiten toe te verplaatsen, of door deze via de centrale opening 15 naar buiten de schuiven, zoals in figuur 7 is weergegeven (richting P2) . Dit maakt het mogelijk om een of meer van de schoepelementen 17 te vervangen zonder dat daarbij het turbinewiel 6 van de as van de aandrijving behoeft te worden losgekoppeld of zelfs zonder dat een of meer van de zijbladen 11, 12 behoeft te worden gedemonteerd. Hierdoor kunnen tijd en kosten worden uitgespaard. Bovendien zorgt de fixering van het schoepelement 17 ten opzichte van het steunelement 16 (bijvoorbeeld door middel van de schroef 39) ter plaatse van het proximale deel ervoor de vaak als kwetsbaar beschouwde bevestiging weinig tot geen hinder ondervindt van slijtage door het straalmiddel. Ter plaatse van de bevestiging zal er in de praktijk weinig of geen straalmiddel het bevestigingspunt bereiken.
Wanneer de turbine gaat draaien, zullen er aan het distale uiteinde van het schoepelement in hoofdzaak twee lijnvormige contacten over de gehele breedte van het schoepelement optreden. Een eerste lijncontact 55 (figuur 9)wordt gevormd door de zijwand 32 die tegen het distale randdeel 37 drukt, als gevolg van de centrifugaalkrachten. Een tweede lijncontact 56 wordt gevormd door het voorste oppervlak 42 van het randdeel 37 dat tegen het corresponderende oppervlak 43 van het distale deel 26 van het schoepelement 17 drukt om het schoepelement te laten roteren. In tegenstelling tot de situatie in de stand van de techniek is de contactbreedte als gevolg van deze beide lijncontacten in essentie gelijk aan de breedte van de schoep. Hierdoor wordt de spanning in de schoep gereduceerd. Op soortgelijke wijze is er ter plaatse van het proximale uiteinde van het schoepelement een lijnvormig contact 44 tussen het steunelement 16 en het schoepelement 17 gevormd.
Zoals eerder besproken is, wordt het residu van het shot of het straalmiddel door het turbinewiel 6 in turbulentie gebracht. Door deze turbulentie verslijt dit residu alles wat hiermee in aanraking komt. Daarom wordt de turbine, bijvoorbeeld de zijbladen daarvan, in veel gevallen van een slijtvast materiaal vervaardigd. Dit verhindert echter niet dat er toch enige slijtage optreedt, bijvoorbeeld ter plaatse van de oplegvlakken. Door het contactoppervlak te vergroten, door middel van het hierboven beschreven C-vormige steunelement en door de plaatsing van het steunelement direct achter het schoepelement (tegengesteld aan de draairichting) wordt de bevestiging van de schoepen aan de zijbladen van de turbine beter tegen de invloeden van het straalmiddel (en het staalstof) beschermd.
Verder heeft het steunelement een zodanige vorm dat het relatief weinig tot geen hinder ondervindt van het straalmiddel. Aan de buitendiameter 39 van de turbine volgt het steunelement de cirkelvorm 39 van de turbine zodat althans de bovenzijde van het steunelement geen of weinig slijtage ondervindt. In figuur 8 zijn de banen weergegeven van het straalmiddel 10 in een assenstelsel dat meedraait met de rotatie van de turbine. In de figuur is de baan (Τχ) van het straalmiddel 9 weergegeven aan het distale uiteinde van het schoepelement. Uit deze baan blijkt dat het risico op beschadiging van het distale deel van het steunelement zeer klein is.
Evenzo is het steunelement 16 aan de onderzijde zodanig uitgevoerd, dat de baan (T2) van het straalmiddel 9 dat afkomstig is van de turbine 6, het proximale deel van het steunelement niet raakt. Dit levert een sterk verminderde kans op slijtage op.
Verder is in figuur 8 weergegeven dat de assen 18 respectievelijk 19 waarmee het steunelement 16 aan de zijbladen is bevestigd, op significante afstand, dat wil zegen meer dan tweemaal, bij voorkeur meer dan driemaal, de dikte (d) van het schoepelement (exclusief het uitstekende deel 30), achter het geleidingsoppervlak van schoepelement 17 zijn geplaatst (tegengesteld aan de draairichting). Tevens is as 18, maar zeker ook as 19, op een relatief kleine afstand ten opzichte van de hartlijn 24 gepositioneerd. In een bepaalde uitvoeringsvorm is de radiale afstand tussen de hartlijn en elk van de bevestigingspunten minder dan 80% van de radiale afstand tussen de hartlijn en het distale uiteinde van het schoepelement.
Doordat de assen relatief ver achter het schoepelement liggen, zullen de assen niet snel aangetast worden door het straalmiddel dat onverhoopt toch langs de schoep het steunelement bereikt. Hoe verder de assen 18, 19 radiaal naar buiten toe zijn geplaatst, hoe groter de kans is dat deze op den duur hinder ondervinden van de slijtage (als gevolg van de toename van de snelheid in radiale richting).
Zoals eerder is genoemd vormen het schoepelement en het steunelement onderling een aantal lijnvormige contacten. In de eerder in de figuren getoonde uitvoeringen zijn er zowel in het geval waarin de turbine stilstaat en het schoepelement door de fixeermiddelen tegen elkaar aan gedrukt worden als in het geval waarin de turbine ronddraait en de centrifugaalkrachten een rol spelen, drie lijnvormige contacten gevormd. Twee lijnvormige contacten aan de distale uiteinden van het schoepelement en steunelement en één lijnvormig contact aan het proximale uiteinde. De lijnvormige contacten zijn bij voorkeur zodanig gepositioneerd ten opzichte van het massamiddelpunt van het schoepelement, dat het schoepelement door de centrifugaalkrachten steviger en daarmee stabieler in de lijnvormige contacten wordt gedrukt.
In figuur 9 is nader uiteengezet waarom het schoepelement 17 op stabiele wijze ten opzichte van het steunelement 16 gefixeerd kan worden. In de figuur is Fi de voorspankracht die wordt uitgeoefend door de eerder beschreven bout 39, is F2 de centrifugaalkracht van het schoepelement 17, die wordt gegenereerd bij het roteren van de turbine 6, zijn de lijnen Ni tot en met N3 de normalen zijn van de contacten tussen het schoepelement 17 en het steunelement 16, zijn S1-S3 respectievelijke denkbeeldige rotatiepunten in het geval dat één van de drie contacten nog niet gerealiseerd is, en zijn M1-M3 de richtingen van een aan te brengen moment om het derde contact te realiseren. F2 valt om te schrijven naar een moment om snijpunt S3. De arm van het moment Si wordt dan Di. De richting van dit moment om Si komt overeen met de eerderbepaalde richting van Mi. De richting van F2 x D2 om punt S2 komt ook overeen met de richting van M2 evenals F2 x D3 om punt S3 overeenkomt met de richting van M2. Uit de figuur blijkt dat wanneer het schoepelement 17 zodanig gevormd is dat het massamiddelpunt 5 ten opzichte van het oplegpunt aan de bovenzijde van het steunelement een moment veroorzaakt dat ervoor zorgt dat het schoepelement als gevolg van de centrifugaalkracht tegen het steunelement aangedrukt wordt, een stabiele ligging van de schoep verzekerd wordt.
Zoals hierin is vermeld, is een schoep bij voorkeur op te delen in een tweetal onderdelen die van verschillende materialen zijn vervaardigd. Het schoepelement zelf moet uiteraard vervaardigd zijn van een goed tegen slijtage bestand materiaal (hierin ook wel slijtvast materiaal genoemd, alhoewel volledige slijtvastheid in de praktijk niet realiseerbaar is). Dit materiaal is bij voorkeur een keramisch materiaal of hardmetaal. Deze materialen zijn echter relatief bros, hetgeen speciale eisen stelt aan de vervaarding en de nabehandeling (bijv. aanbrengen van boringen, etc.) daarvan. Bovendien is de maatvastheid van keramische materialen beperkt.
Wanneer bijvoorbeeld een in gewenste vorm gebracht keramisch materiaal gebakken wordt in een oven(gesinterd), treedt er volumekrimp op. Eventueel vóór het bakproces in het materiaal aangebrachte openingen, boringen, etc. veranderen dus van maat tijdens het fabricageproces. Nabehandeling van keramische materialen, bijvoorbeeld het na het bakproces aanbrengen van openingen, boringen e.d., is kostbaar en niet in alle gevallen mogelijk. In de praktijk betekent de lage maatvastheid van keramiek en/of hardmetaal dat er speling in de constructie toegestaan moet worden, hetgeen in het geval van een met grote snelheid roterende turbine tot onbalans kan leiden.
Een verder bezwaar is dat keramiek/hardmetaal weliswaar goed bestand is tegen drukspanningen, maar relatief slecht tegen schuif- en trekspanningen. Schuif- en trekspanningen kunnen gemakkelijk tot het afbreken van schilfers en andere beschadigingen leiden. Bij de schoepen volgens bestaande ontwerpen ondervindt een schoep zowel drukkrachten als schuifkrachten, hetgeen tot tegenstrijdige eisen aan het toe te passen materiaal kan leiden.
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding worden deze bezwaren ten minste gedeeltelijk ondervangen doordat het steunelement en het schoepelement afzonderlijke elementen zijn die van verschillende materialen (met verschillende materiaaleigenschappen) vervaardigd zijn. Bovendien zorgt de specifieke constructieve opbouw van het steunlichaam en het schoepelement er in bepaalde uitvoeringen voor dat in het schoepelement voornamelijk drukspanningen en in het steunelement voornamelijk schuifspanningen optreden. Keramisch materiaal dat relatief goed bestand is tegen slijtage en drukspanningen maar relatief slecht bestand is tegen schuifspanningen (wegens de kans op "chipping off" van materiaaldelen) wordt ingezet voor het schoepelement, terwijl andere, meer taaie materialen, zoals al dan niet (gehard) staal/metaallegering, worden ingezet voor het steunlichaam. Staal/metaallegering is bijvoorbeeld beter dan keramiek bestand tegen schuifkrachten. Bovendien is een stalen steunelement eenvoudiger en met een hogere maatvastheid te vervaardigen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is het schoepelement 17 vervaardigd van relatief slijtvast materiaal, zoals bijvoorbeeld wolfraamcarbide. Het steunelement kan in deze uitvoeringsvorm bijvoorbeeld vervaardigd zijn van een ander materiaal, zoals gehard staal of van een soortgelijk materiaal.
De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven uitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde rechten worden veeleer bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei aanpassingen en modificaties denkbaar zijn.
Claims (44)
1. Turbine voor een machine voor het uitwerpen van straalmiddel voor de oppervlaktebehandeling van voorwerpen, waarbij de turbine een om een hartlijn roteerbaar turbinewiel omvat, het turbinewiel omvattende: - een eerste zijblad en een tweede zijblad, waarbij ten minste een van de zijbladen is voorzien van een aanvoeropening waarlangs het straalmiddel aan te voeren is; - ten minste één tussen het eerste en tweede zijblad gerangschikt schoepelement voorzien van een geleidingsvlak voor het opvangen, geleiden en uitwerpen van het via de aanvoeropening aangevoerde straalmiddel; - bevestigingssysteem voor het losmaakbaar bevestigen van het schoepelement aan de zijbladen, het bevestigingssysteem omvattende: - een tussen het schoepelement en de zijbladen bevestigd steunelement, waarbij het steunelement losmaakbaar van het schoepelement is uitgevoerd en achter het schoepelement is gerangschikt.
2. Turbine volgens conclusie 1, waarbij het schoepelement in hoofdzakelijk radiale richting spelingsvrij is voorgespannen op corresponderende daarvoor bedoelde contacten in het steunelement.
3. Turbine volgens conclusie 1 of 2, waarbij het steunelement is uitgevoerd voor ondersteuning van het schoepelement over meer dan 50% van de breedte van het schoepelement, bij voorkeur over in hoofdzaak de gehele breedte van het schoepelement.
4. Turbine volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het schoepelement in essentie is vervaardigd van een ander materiaal dan het steunelement.
5. Turbine volgens conclusie 4, waarbij het schoepelement is vervaardigd van een relatief slijtvast en dus bros materiaal en het steunelement vervaardigd is van een relatief taai materiaal.
6. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het schoepelement is uitgevoerd voor het in hoofdzaak opvangen van drukspanningen en het steunelement is uitgevoerd voor het in hoofdzaak opvangen van schuif-en/of trekspanningen.
7. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het steunelement is ingericht voor een losmaakbare bevestiging aan de zijbladen.
8. Turbine volgens conclusie 7, waarbij het bevestigingssysteem omvat: - een steunelement met een of mee boringen; - in de een of meer boringen aan te brengen bevestigingselementen voor het bevestigen van het steunelement aan een of beide zijbladen.
9. Turbine volgens conclusie 8, waarbij de een of meer bevestigingselementen tussen de zijbladen geheel door een steunelement omgeven worden.
10. Turbine volgens conclusie 8 of 9, waarbij het bevestigingssysteem in essentie de enige koppeling tussen de beide zijbladen vormt.
11. Turbine volgens een van de conclusies, waarbij het van het schoepelement af gerichte oppervlak van het steunelement in hoofdzaak glad en/of afgerond is uitgevoerd.
12. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de breedte van het steunelement in hoofdzaak overeenkomt met de tussenafstand tussen de zijbladen.
13. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het schoepelement en steunelement zijn uitgevoerd om in een toestand waarin het steunelement aan de zijbladen is bevestigd, het schoepelement te verwisselen.
14. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het schoepelement alleen via het steunelement aan de zijbladen bevestigd is.
15. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het geleidingsvlak van het schoepelement een proximaal uiteinde nabij de hartlijn heeft voor het opvangen van straalmiddel en een distaai uiteinde verwijderd van de hartlijn heeft voor het uitwerpen van straalmiddel.
16. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het geleidingsvlak een ten minste gedeeltelijk gekromd oppervlak heeft.
17. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het steunelement in hoofdzaak C-vormig is.
18. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het steunelement aan de naar het schoepelement gerichte zijde een uitsparing omvat waarin een uitstekend deel van het schoepelement ten minste gedeeltelijk opneembaar is.
19. Turbine volgens conclusie 18, waarbij de vorm van de uitsparing in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van het uitstekende deel.
20. Turbine volgens conclusies 18 of 19, waarbij het uitstekende deel en de uitsparing een onderling lossende vorm hebben.
21. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het steunelement een eerste en een tweede randdeel omvat, waarbij de eerste en tweede randdelen zich ten opzichte van de hartlijn respectievelijk distaai en proximaal uitstrekken, waarbij het eerste randdeel een aanslag vormt waartegen het schoepelement werkzaam rust en/of waarbij het tweede randdeel een aanslag vormt waartegen het schoepelement werkzaam rust.
22. Turbine volgens conclusie 21, waarbij het eerste randdeel en het corresponderende deel van het schoepelement werkzaam een of meer lijnvormige contacten maken.
23. Turbine volgens conclusie 22 of 21, waarbij van het steunelement het eerste randdeel aan de voorzijde een eerste contactvlak en aan de naar de hartlijn gerichte zijde een tweede contactvlak omvat.
24. Turbine volgens een van de conclusies, waarbij het schoepelement en het steunelement in werkzame toestand onderling een aantal lijnvormige contacten vormen en waarbij de lijnvormige contacten zodanig zijn gepositioneerd ten opzichte van het massamiddelpunt van het schoepelement, dat het schoepelement door de centrifugaalkracht steviger in de lijnvormige contacten wordt gedrukt.
25. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende fixeermiddelen voor het fixeren van het schoepelement ten opzichte van het steunelement.
26. Turbine volgens conclusie 25, waarbij de fixeermiddelen een veer omvatten voor het onder veerspanning aan het steunelement bevestigen van het schoepelement.
27. Turbine volgens conclusie 26, waarbij de fixeermiddelen een in het steunelement voorziene opening met bijbehorende bevestigingspen omvatten.
28. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de zijbladen in hoofdzaak schijfvormig zijn.
29. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het ten opzichte van de hartlijn distale uiteinde van het schoepelement tijdens rotatie een cirkelvorm beschrijft en waarbij het distale deel van het steunelement zich geheel binnen de cirkelvorm uitstrekt.
30. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het proximale uiteinde van het schoepelement zich op kleinere afstand van de hartlijn bevindt dan het proximale uiteinde van het steunelement.
31. Turbine volgens de vorige conclusies, waarbij het proximale uiteinde van het schoepelement zodanig ver uitsteekt ten opzichte van het proximale uiteinde van het steunelement dat in werkzame toestand het straalmiddel het proximale uiteinde van het steunelement in essentie niet raakt.
32. Turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het steunelement op ten minste één bevestigingspunt aan een zijblad bevestigbaar is en waarbij het bevestigingspunt zich in werkzame toestand op meer dan tweemaal, bijvoorkeur meer dan driemaal, met nog meer voorkeur tussen de vijf- en tienmaal, de dikte van het schoepelement ten opzichte van het geleidingsoppervlak van het schoepelement bevindt.
33. Bevestigingssysteem voor een schoepelement aan een turbine, bij voorkeur een turbine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingssysteem een tussen het schoepelement en de zijbladen bevestigd steunelement omvat, waarbij het steunelement losmaakbaar van het schoepelement is uitgevoerd en achter het schoepelement is gerangschikt.
34. Bevestigingssysteem volgens conclusie 33, omvattende een steunelement dat is uitgevoerd voor ondersteuning van het schoepelement over ten minste 50%, bij voorkeur in hoofdzaak de gehele breedte, van het schoepelement.
35. Bevestigingssysteem volgens conclusie 34, waarbij het steunelement in hoofdzaak C-vormig is.
36. Bevestigingssysteem volgens een van de conclusies 33-35, waarbij het steunelement aan de werkzaam naar het schoepelement gerichte zijde een uitsparing omvat waarin een uitstekend deel van het schoepelement ten minste gedeeltelijk opneembaar is.
37. Bevestigingssysteem volgens een van de conclusies 33-36, waarbij het steunelement een eerste en een tweede randdeel omvat, waarbij de eerste en tweede randdelen zich ten opzichte van de hartlijn respectievelijk distaai en proximaal uitstrekken en het eerste randdeel een aanslag vormt waartegen het schoepelement werkzaam rust en/of het tweede randdeel een aanslag vormt waartegen het schoepelement werkzaam rust.
38. Bevestigingssysteem volgens een van de conclusies 33-37, waarbij het steunelement zodanig is gevormd dat het eerste randdeel en het corresponderende deel van het schoepelement werkzaam een of meer lijnvormige contacten maken.
39. Bevestigingssysteem volgens conclusie 38, waarbij in werkzame toestand het eerste randdeel aan de voorzijde een eerste contactvlak en aan de naar de hartlijn gerichte zijde een tweede contactvlak omvat.
40. Bevestigingssysteem volgens een van de conclusies 33-39, omvattende fixeermiddelen voor het fixeren van het tweede randdeel ten opzichte van het steunelement.
41. Bevestigingssysteem volgens conclusie 40, waarbij de fixeermiddelen een veer omvatten voor het onder veerspanning aan het steunelement bevestigen van het schoepelement en/of een in het steunelement voorziene opening met bijbehorende bevestigingspen omvatten.
42. Bevestigingssysteem volgens een van de conclusies 33-41, waarbij het schoepelement is vervaardigd van keramiek en/of hardmetaal.
43. Machine voor het uitwerpen van straalmiddel, omvattende : - ten minste een turbine volgens een van de conclusies 1-32; - een aandrijving voor het roterend aandrijven van het turbinewiel, waarbij de aandrijving bijvoorbeeld een met een aandrijfas van de turbine verbonden elektromotor omvat.
44. Gebruik van een turbine, bevestigingssysteem en/of een machine volgens een van de voorgaande conclusies.
Priority Applications (8)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE201200244A BE1020607A3 (nl) | 2012-04-11 | 2012-04-11 | Turbine. |
PL13163341.4T PL2650084T3 (pl) | 2012-04-11 | 2013-04-11 | Turbina |
ES13163341T ES2961880T3 (es) | 2012-04-11 | 2013-04-11 | Turbina |
RS20231082A RS64838B1 (sr) | 2012-04-11 | 2013-04-11 | Turbine |
US13/860,910 US9206698B2 (en) | 2012-04-11 | 2013-04-11 | Turbine |
HUE13163341A HUE063742T2 (hu) | 2012-04-11 | 2013-04-11 | Turbina |
HRP20231291TT HRP20231291T1 (hr) | 2012-04-11 | 2013-04-11 | Turbina |
EP13163341.4A EP2650084B1 (en) | 2012-04-11 | 2013-04-11 | Turbine |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE201200244 | 2012-04-11 | ||
BE201200244A BE1020607A3 (nl) | 2012-04-11 | 2012-04-11 | Turbine. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1020607A3 true BE1020607A3 (nl) | 2014-01-07 |
Family
ID=48047924
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE201200244A BE1020607A3 (nl) | 2012-04-11 | 2012-04-11 | Turbine. |
Country Status (8)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US9206698B2 (nl) |
EP (1) | EP2650084B1 (nl) |
BE (1) | BE1020607A3 (nl) |
ES (1) | ES2961880T3 (nl) |
HR (1) | HRP20231291T1 (nl) |
HU (1) | HUE063742T2 (nl) |
PL (1) | PL2650084T3 (nl) |
RS (1) | RS64838B1 (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US10071463B2 (en) | 2013-10-31 | 2018-09-11 | Sintokogio, Ltd. | Centrifugal projector |
EP3064320B1 (en) * | 2013-10-31 | 2018-09-19 | Sintokogio, Ltd. | Centrifugal projector and blade |
KR102193923B1 (ko) * | 2013-10-31 | 2020-12-22 | 신토고교 가부시키가이샤 | 측판 유닛 및 원심 투사기 |
CN104029131A (zh) * | 2014-05-21 | 2014-09-10 | 吴静 | 一种抛丸机用叶轮片 |
EP3250757B1 (en) | 2015-01-27 | 2020-03-04 | MTD Products Inc | Snow thrower impeller |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB743381A (en) * | 1953-10-12 | 1956-01-11 | H G Sommerfield Ltd | Improvements relating to rotary impellers |
DE1062570B (de) * | 1956-05-07 | 1959-07-30 | Wheelabrator Corp | Einrichtung zur Sicherung der Schaufeln eines Schleuderrades fuer Strahlanlagen |
US3936979A (en) * | 1974-10-10 | 1976-02-10 | Benfur Engineering Company | Particle-releasing mounting system for the blades of blasting machines |
EP1352713A1 (de) * | 2002-04-13 | 2003-10-15 | Damir Dipl.-Ing. Jankov | Schleuderrad |
DE10248417A1 (de) * | 2002-10-17 | 2004-04-29 | Oberflächentechnik AS | Schaufelrad |
DE102004023173A1 (de) * | 2004-05-07 | 2005-12-01 | Jankov, Damir, Dipl.-Ing. | Schleuderrad |
Family Cites Families (25)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2204618A (en) * | 1932-10-12 | 1940-06-18 | American Foundry Equip Co | Direct impulse sandblast system |
GB442584A (en) * | 1933-08-14 | 1936-02-10 | American Foundry Equip Co | Improvements in or relating to machines for throwing abrasive at blasting velocities |
US2819562A (en) * | 1956-05-07 | 1958-01-14 | Wheelabrator Corp | Centrifugal blasting wheel and blades for use in same |
CH507780A (de) * | 1970-05-06 | 1971-05-31 | Fischer Ag Georg | Schleuderrad zum Schleudern von Schleudergut |
US3894360A (en) * | 1974-04-30 | 1975-07-15 | Benfur Eng Co | Support-shielding blasting machine blade |
US3867791A (en) * | 1974-05-13 | 1975-02-25 | James R Goff | Abrasive blasting machine |
CA1096631A (en) * | 1977-11-11 | 1981-03-03 | James R. Goff | Abrasive throwing wheel and improved blade assembly |
US4174814A (en) * | 1978-04-03 | 1979-11-20 | Spokane Crusher Manufacturing Co. | Impeller shoe for centrifugal impact rock crushing machine |
US4249350A (en) * | 1979-01-15 | 1981-02-10 | Goff James R | Abrasive throwing wheel and improved blade assembly |
US4480413A (en) * | 1979-09-24 | 1984-11-06 | Wheelabrator-Frye Inc. | Bladed centrifugal blasting wheel |
US4355769A (en) * | 1980-06-16 | 1982-10-26 | Spokane Crusher Mfg. Co. | Impeller shoe assembly |
US4397426A (en) * | 1981-05-07 | 1983-08-09 | Spokane Crusher Mfg. Co. | Shoe bracket assembly for vertical shaft impact crushing machines |
KR940007374B1 (ko) | 1992-07-24 | 1994-08-16 | 포항종합제철 주식회사 | 성형성, 강도 및 용접성이 우수한 오스테나이트계 고 망간강과 그 제조방법 |
US5431753A (en) | 1991-12-30 | 1995-07-11 | Pohang Iron & Steel Co. Ltd. | Manufacturing process for austenitic high manganese steel having superior formability, strengths and weldability |
BE1006808A6 (fr) | 1993-03-24 | 1994-12-13 | Rutten Leon | Turbine de grenaillage pour haute vitesse de projection. |
DE19727759C2 (de) | 1997-07-01 | 2000-05-18 | Max Planck Inst Eisenforschung | Verwendung eines Leichtbaustahls |
EP1543922A1 (fr) | 2003-12-15 | 2005-06-22 | Rutten SA-NV | Turbine de grenaillage à hautes performances équipée de palettes réversibles |
JP4464811B2 (ja) | 2004-12-22 | 2010-05-19 | 新日本製鐵株式会社 | 延性に優れた高強度低比重鋼板の製造方法 |
US7905766B2 (en) * | 2005-09-06 | 2011-03-15 | Sintokogio, Ltd. | Centrifugally projecting machine |
KR100742833B1 (ko) | 2005-12-24 | 2007-07-25 | 주식회사 포스코 | 내식성이 우수한 고 망간 용융도금강판 및 그 제조방법 |
KR100742823B1 (ko) | 2005-12-26 | 2007-07-25 | 주식회사 포스코 | 표면품질 및 도금성이 우수한 고망간 강판 및 이를 이용한도금강판 및 그 제조방법 |
KR20090070503A (ko) | 2007-12-27 | 2009-07-01 | 주식회사 포스코 | 딥드로잉성이 우수한 고강도 고망간강, 열연강판,냉연강판, 도금강판 및 이들의 제조방법 |
KR100985298B1 (ko) | 2008-05-27 | 2010-10-04 | 주식회사 포스코 | 리징 저항성이 우수한 저비중 고강도 열연 강판, 냉연강판, 아연도금 강판 및 이들의 제조방법 |
DE102010010120B4 (de) | 2010-03-04 | 2013-04-11 | Rösler Holding GmbH & Co. KG | Schleuderrad |
BE1019279A3 (fr) | 2010-04-08 | 2012-05-08 | Rutten Leon | Procede de grenaillage et dispositif de controle pour un tel procede. |
-
2012
- 2012-04-11 BE BE201200244A patent/BE1020607A3/nl active
-
2013
- 2013-04-11 HU HUE13163341A patent/HUE063742T2/hu unknown
- 2013-04-11 RS RS20231082A patent/RS64838B1/sr unknown
- 2013-04-11 ES ES13163341T patent/ES2961880T3/es active Active
- 2013-04-11 PL PL13163341.4T patent/PL2650084T3/pl unknown
- 2013-04-11 EP EP13163341.4A patent/EP2650084B1/en active Active
- 2013-04-11 HR HRP20231291TT patent/HRP20231291T1/hr unknown
- 2013-04-11 US US13/860,910 patent/US9206698B2/en active Active
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB743381A (en) * | 1953-10-12 | 1956-01-11 | H G Sommerfield Ltd | Improvements relating to rotary impellers |
DE1062570B (de) * | 1956-05-07 | 1959-07-30 | Wheelabrator Corp | Einrichtung zur Sicherung der Schaufeln eines Schleuderrades fuer Strahlanlagen |
US3936979A (en) * | 1974-10-10 | 1976-02-10 | Benfur Engineering Company | Particle-releasing mounting system for the blades of blasting machines |
EP1352713A1 (de) * | 2002-04-13 | 2003-10-15 | Damir Dipl.-Ing. Jankov | Schleuderrad |
DE10248417A1 (de) * | 2002-10-17 | 2004-04-29 | Oberflächentechnik AS | Schaufelrad |
DE102004023173A1 (de) * | 2004-05-07 | 2005-12-01 | Jankov, Damir, Dipl.-Ing. | Schleuderrad |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
US20130336770A1 (en) | 2013-12-19 |
EP2650084C0 (en) | 2023-09-13 |
HRP20231291T1 (hr) | 2024-02-02 |
ES2961880T3 (es) | 2024-03-14 |
EP2650084B1 (en) | 2023-09-13 |
EP2650084A1 (en) | 2013-10-16 |
RS64838B1 (sr) | 2023-12-29 |
HUE063742T2 (hu) | 2024-02-28 |
PL2650084T3 (pl) | 2024-01-29 |
US9206698B2 (en) | 2015-12-08 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1020607A3 (nl) | Turbine. | |
CA2759875C (en) | A vane, mounting assembly and throwing wheel apparatus having a locking member tapered in two planes | |
US20090250539A1 (en) | Hammermill hammer with pin-hole insert | |
JP2010521329A (ja) | 平フライス | |
US20210268512A1 (en) | Material Processing Head and Tool | |
EP2255914B1 (en) | Support Element for a Work or Cutting Bench for a Cutting Device | |
JP2010528887A (ja) | 調整可能な刃先交換式ドリル | |
TW201825370A (zh) | 帶輸送器之刮拭器及清潔快速運行之輸送帶之方法 | |
CN102089104A (zh) | 能轴向调节的刀具 | |
US20100143524A1 (en) | Device for the production of granulate grains from a plastic melt | |
JP2007326044A (ja) | 微粉砕機 | |
US3444651A (en) | Centrifuging wheel | |
JP4870827B2 (ja) | 破砕機用回転刃の取付構造および一軸破砕機 | |
WO2012092637A2 (de) | Vorrichtung für das entgraten von metallteilen | |
US11235401B2 (en) | Guide insert and saw blade guide for a bandsaw | |
US20140217207A1 (en) | Wear tip holder for vsi crusher, and method of reducing wear of vsi crusher rotor | |
EP3755510B1 (en) | Knife assembly and cutting system equipped with same | |
CA2947336C (en) | Crushing machine with stationary anvil and rotating hammer irons | |
KR102325709B1 (ko) | 정면 밀링 공구 및 그에 따른 접선방향 절삭 인서트 | |
US9527088B2 (en) | Blade bit for crusher rotor | |
SE526184C2 (sv) | Rivvals med spår för rivverktyg | |
JP2020531261A (ja) | 分離デバイス | |
CN209613126U (zh) | 粉碎机用锤片 | |
CN203936447U (zh) | 铣刀 | |
JP5437852B2 (ja) | 線材切断剥機 |