BE1020405A3 - Verbeterde verticuteer inrichting. - Google Patents

Description

VERBETERDE VERTICUTEER INRICHTING

Deze uitvinding betreft een verticuteer inrichting voorzien voor het verticuteren van een grasmat, omvattende een draaibare as die over zijn lengte is voorzien van een aantal haaks op de as staande verticuteermessen voorzien voor het losmaken en verwijderen van delen van de grasmat, een geleidingsinrichting voor het opvangen van het door de verticuteermessen losgemaakte materiaal en de afVoer ervan in de richting van een opvanginrichting.

Wie een mooi gazon of grasmat wenst, dient zijn gazon op geregelde tijdstippen te verticuteren. Hierbij wordt de bovenste viltlaag, bestaande uit plantaardig materiaal, zoals resten gemaaid gras, afgestorven gras, stengels, uitlopers, mos, onkruid, organisch afVal, enz..., verwijderd, waardoor lucht, water en voedingsstoffen beter opgenomen worden door het gras.

Bij het verticuteren verwijdert men de bovenste laag van het gazon met behulp van messen of tanden zodat het grondoppervlak losgewerkt wordt. Er bestaan twee groepen verticuteerder, enerzijds heb je de manuele verticuteerders waarbij men met behulp van een van messen voorziene hark (verticuteerhark) een grasmat manueel kan verticuteren. Anderzijds heb je de elektrische of door een benzinemotor aangedreven verticuteerders. Deze uitvinding heeft betrekking op een aangedreven verticuteer inrichting.

Dergelijke inrichtingen zijn reeds bekend, zo beschrijft de Nederlandse octrooipublicatie NL 1006225 een inrichting voor het bewerken van een grasmat, welke inrichting een aan een trekker te koppelen frame omvat dat wordt ondersteund door rollen die in de hoogte verstelbaar zijn. Het frame ondersteunt een horizontale, haaks op de bewegingsrichting van het frame lopende aandrijfbare as met uitstekende armen die aan hun vrije uiteinde zijn voorzien van plaatvormige messen waarvan de werkings-gebieden elkaar overlappen en voorzien zijn voor het losmaken en verwijderen van delen van de grasmat. Om een gemakkelijke afVoer van het losgemaakte, te verwijderen materiaal, mogelijk te maken omvat de beschreven inrichting een transportband voor het opvangen van het door de messen losgemaakte materiaal en de afvoer daarvan. Een gelijkaardige inrichting wordt beschreven in de Duitse octrooipublicatie DE 43 14 081 Al.

Het losgemaakte materiaal kan bijgevolg door middel van de transportband afgevoerd worden naar een met de inrichting mee rijdende wagen als naar een met de transportband verbonden bak waarin het losgemaakte materiaal tijdelijk kan worden opgenomen.

Echter, aangezien het losgemaakte materiaal vaak volumineuze materialen (bijv. mos) zijn, hebben de bekende inrichtingen het nadeel dat de opvanginrichting niet gelijkmatig opvult en dat de uitvoeropening snel opgestopt (ophoping) raakt met losgemaakt materiaal. Hoewel de ruimte achter de ophoping dikwijls nog vrij is wordt alle extra toevoer van materiaal op de ophoping afgeremd waardoor men vrij snel het effect van een overstromende opvanginrichting ervaart. Hierdoor moet de operator vaak zijn actie stoppen om een slecht opgevulde opvanginrichting te ledigen.

Om bovengesteld probleem op te lossen is het uit FR 2 751 167 gekend de geleidingsinrichting zo uit te voeren dat deze twee tegengesteld aan elkaar draaibare transportbanden omvat waardoor het losgemaakte materiaal gedurende de afvoer ervan samengedrukt wordt tussen deze transportbanden.

Deze uitvinding heeft tot doel een alternatieve inrichting te verschaffen waarmee het eveneens mogelijk wordt optimaal gebruikt te maken van de in een opvanginrichting beschikbare ruimte en waarmee tevens het risico op opstopping sterk beperkt wordt.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een verticuteer inrichting voorzien voor het verticuteren van een grasmat, omvattende een draaibare as die over zijn lengte is voorzien van een aantal haaks op de as staande verticuteermessen voorzien voor het losmaken en verwijderen van delen van de grasmat, een geleidingsinrichting voor het opvangen van het door de verticuteermessen losgemaakte materiaal en de afvoer ervan in de richting van een f opvanginrichting, waarbij de genoemde geleidingsinrichting onderste en bovenste geleidingsmiddelen omvat die tegengesteld aan elkaar draaibaar zijn waardoor het losgemaakte materiaal gedurende de afvoer ervan samengedrukt wordt tussen de genoemde geleidingsmiddelen, en waarbij de onderste geleidingsmiddelen gevormd worden door een eindeloze transportband en de bovenste geleidingsmiddelen gevormd worden door een rollichaam. De transportband zal samen met het rollichaam (aandrukrol) ervoor zorgen dat het door de verticuteer inrichting losgemaakte materiaal tussen het rollichaam en deze transportband samengedrukt wordt en dat de opvanginrichting nagenoeg volledig gevuld kan worden. Bovendien is de kans op ophoping bij dergelijke inrichting minimaal aangezien door de drukkracht waarmee het losgemaakte materiaal in de opvanginrichting gedrukt wordt, het eventueel opgehoopte materiaal zal weggedrukt worden. Verder kan het in de opvanginrichting aanwezige materiaal kan niet terugkeren want de invoeropening van de opvanginrichting wordt door de transportband en rollichaam afgesloten.

Overeenkomstig deze uitvinding zijn de geleidingsmiddelen zodanig opgesteld dat de transportband en het erboven voorziene rollichaam op het einde van het traject - dat het losgemaakte materiaal aflegt op de transportband - elkaar met hun loopvlak nagenoeg raken waardoor het losgemaakte materiaal samengedrukt wordt tussen de transportband en het rollichaam. Door het samendrukken van het losgemaakte materiaal kan de beschikbare ruimte van de opvanginrichting optimaal benut worden.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de verticuteer inrichting overeenkomstig de uitvinding, is het genoemde rollichaam tegen een veerkracht beweegbaar opgesteld. Bij voorkeur omvat het rollichaam hiertoe drukveren. Omdat hierdoor het rollichaam als het ware kan “wegveren” zorgt deze uitvoeringsvorm ervoor dat grotere onderdelen (zoals stenen, takjes, ...) zich niet kunnen vastzetten en op die manier de transportband zouden kunnen beschadigen.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de verticuteer inrichting volgens de uitvinding hebben de genoemde geleidingsmiddelen een breedte die minstens overeenkomt met de werkbreedte van de verticuteermessen.

In een alternatieve uitvoeringsvorm van de verticuteer inrichting volgens de uitviding zijn de onderste geleidingmiddelen in plaats van een eindeloze transportband, gevormd door een aantal naast elkaar geplaatste draaibare rollichamen. Dergelijke uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat eventueel door de verticuteerinrichting losgemaakte aarde bij de afVoer in de richting van de opvanginrichting door de onderste geleidingsmiddelen, in de ruimte tussen de naast elkaar geplaatste rollichamen, kan vallen, waardoor het niet in de opvanginrichting terecht komt. Bij deze alternatieve uitvoeringsvorm, wordt het materiaal bij voorkeur samengedrukt tussen het laatste rollichaam (dit is het rollichaam die zich het dichts bevindt bij de opvanginrichting) van de onderste geleidingsmiddelen en het bovenliggende rollichaam. De rollichamen van de onderste geleidingsmiddelen staan zeer dicht bij elkaar geplaatst zodat er bijna geen ruimte is tussen de betreffende rollen. Bij voorkeur staan de rollichamen van de onderste geleidingsmiddelen op zo’n 0,5 à 2 mm. van elkaar. De verschillende rollichamen van de onderste geleidingsmiddelen draaien allen in dezelfde richting en leiden op die manier het losgemaakte materiaal in de richting van de laatste rol waar het tussen deze laatste rol en de bovenliggende rol (bovenste geleidingsmiddel) samengedrukt wordt.

Om nu te vermijden dat een deel van het losgemaakte materiaal achterblijft op de onderste geleidingsmiddelen, hebben bij een eerste voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de verticuteer inrichting, de bovenste geleidingsmiddelen een hoger toerental dan de onderste geleidingsmiddelen. Overeenkomstig een tweede alternatieve voorkeurdragende uitvoeringsvorm, hebben de bovenste geleidingsmiddelen een grotere diameter dan de onderste geleidingsmiddelen. Beide genoemde uitvoeringsvormen zorgen ervoor dat er meer materiaal in de richting van de opvanginrichting wordt gedwongen en wordt vermeden dat er materiaal achterblijft op de onderste geleidingsmiddelen.

Bij een bijzondere uitvoeringsvorm van de verticuteer inrichting volgens de uitvinding omvat de draaibare as verder over zijn lengte een aantal dragerlichamen die op hun omtrek voorzien zijn van een aantal zich radiaal uitstrekkende vleugelementen die in gebruik een luchtverplaatsing genereren. De gegenereerde luchtverplaatsing zal zorgen dat het losgemaakte materiaal makkelijker en vooral sneller zal afgevoerd worden in de richting van de genoemde geleidingsmiddelen. Bij voorkeur zijn de vleugelementen vervaardigd uit een soepel en doorbuigbaar materiaal, zoals bijv. nylon.

Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de verticuteer inrichting volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij : ßguur 1: een perspectiefvoorstelling is van een eerste uitvoeringsvorm van de verticuteer inrichting overeenkomstig de uitvinding waarbij de onderste geleidingsmiddelen gevormd worden door een eindeloze transportband; figuur 2: een perspectiefvoorstelling is van een tweede uitvoeringsvorm van de verticuteer inrichting overeenkomstig de uitvinding waarbij de onderste geleidingsmiddelen gevormd worden door een aantal naast elkaar geplaatste rollichamen; figuur 3: een detailvoorstelling is van een dragerlichaam voorzien van drie vleugelelementen.

Deze uitvinding betreft in hoofdzaak een opvang- en ondersteunend systeem geschikt om op inrichtingen te plaatsen dewelke voorzien zijn voor het op mechanisch wijze losharken en oplichten van parasitair onkruid, afzet van maaisnippers, afgestorven bladresten, groenafval, vilt, enz... Dergelijke inrichtingen zijn gekend als verticuteer inrichtingen.

De op de figuren afgebeeld verticuteer inrichting (1) omvat een plaatstalen behuizing of frame waarop een motor (9) (bijv. 4 - takt motor) geplaatst is. Het frame wordt ondersteund door twee voor- en twee achterwielen. De motor (9) zal (via een overbrengingsriem een as (2) aandrijven, die zoals blijkt uit figuur 1, over zijn lengte voorzien is van een aantal haaks op de as staande verticuteermessen (3). Deze messen (3) zijn geschikt voor het losmaken en verwijderen van delen van de grasmat. Het mestype wordt gekozen in functie van de omstandigheden. De werkingsdiepte (diepte waarin de messen tijdens gebruik in de grond worden gedrukt) van de messen (3) is instelbaar en varieert bij voorkeur tussen 2 en 3 mm.

De verticuteer inrichting (1) is tevens voorzien van een al dan niet in de hoogte verstelbare duwboom (10). Bij voorkeur is de duwboom (10) vlottend uitgevoerd zodat deze nauwgezet eventuele oneffenheden in het parcours volgt waardoor de armdruk op de gebruiker geneutraliseerd wordt.

Verder omvat de verticuteer inrichting (1) een geleidingsinrichting (4) voor het opvangen van het door de verticuteermessen (3) losgemaakte materiaal en de afVoer ervan in de richting van een opvanginrichting (5). In de afgebeelde inrichting is de opvanginrichting (5) uitgevoerd als een met het frame verbonden bak waarin het losgemaakt materiaal tijdelijk kan worden opgenomen. Echter, uitvoeringvormen waarbij de opvanginrichting (5) een met de verticuteer inrichting (1) mee rijdende wagen is, valt eveneens binnen de beschermingsomvang van deze uitvinding.

Overeenkomstig deze uitvinding, omvat de geleidingsinrichting (4) onderste (6a) en bovenste (6b) geleidingsmiddelen die tegengesteld aan elkaar draaibare zijn en die het eerder genoemd opvang- en ondersteunend systeem vormen. De twee tegengesteld draaiende geleidingsmiddelen (6a;6b) vermijden ophoping en opstopping van de uitvoer. De genoemde geleidingsmiddelen (6a;6b) zullen tevens het losgemaakte materiaal gedurende de afVoer ervan samendrukken tussen deze geleidingsmiddelen (6a;6b) zodat het volume ervan sterk zal verminderen. De geleidingsmiddelen (6a; 6b) hebben een breedte die minstens overeenkomt met de werkbreedte van de messenas (2) en worden, zoals blijkt uit de bijgevoegde figuren, kort boven elkaar geplaatst. Het onderste geleidingsmiddel (6a) zal in wijzerzin draaien (om op die manier het losgemaakte materiaal in de richting van de opvangrichting te verplaatsen), terwijl het bovenste geleidingsmiddel (6b) in tegenwijzerzin zal draaien.

Figuur 1 is een voorstelling van een eerste uitvoeringsvorm van de verticuteerinrichting (1) volgens de uitvinding waarbij de onderste geleidingsmiddelen gevormd worden door een eindeloze transportband (6a) en de bovenste geleidingsmiddelen gevormd worden door een rollichaam (6b). Het door de verticuteermessen losgemaakte materiaal wordt tussen het rollichaam (6b) en de transportband (6a) samengedrukt en samen zorgen ze voor een continue stroom van losgemaakt materiaal naar de opvanginrichting (5). Het opgevangen materiaal in de opvanginrichting (5) kan niet terugkeren want de invoeropening wordt door de transportband (6a) en het rollichaam (6b) afgesloten. De eindeloze transportband (6a) is bij voorkeur vervaardigd uit rubber of een rubbercompound.

Figuur 2 is een voorstelling van een tweede uitvoeringsvorm van de verticuteerinrichting (1) volgens de uitvinding. Deze uitvoering is zo goed als identiek aan deze voorgesteld in figuur 1. Echter, is de transportband (6a) vervangen door een aaneenschakeling van draaibare rollichamen. Deze rollichamen staan zeer dicht bij elkaar geplaatst zodat er bijna geen opening (ruimte) is tussen de rollen in. De rollichamen die deel uitmaken van de onderste geleidingsmiddelen draaien allen in dezelfde richting (in principe in wijzerzin) en leiden het materiaal van rollichaam naar rollichaam tot het tussen het laatste rollichaam en het bovenliggende rollichaam (bovenste geleidingsmiddel) wordt samengedrukt en in de opvanginrichting (5) wordt gevoerd. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat aarde, die niet gewenst is in de opvanginrichting, tussen de naaste elkaar geplaatste rollichamen doorvalt en op het terrein blijft liggen.

De geleidingsmiddelen (6a;6b) zijn zodanig opgesteld dat de beide geleidingsmiddelen (6a;6b) op het einde van het traject - dat het losgemaakte materiaal aflegt op het onderste geleidingsmiddel (6a) - elkaar nagenoeg raken waardoor het losgemaakte materiaal samengedrukt wordt. Door het samendrukken van het losgemaakte materiaal kan de beschikbare ruimte van de opvanginrichting (5) optimaal benut worden.

De snelheid waarbij de geleidingsmiddelen (6a;6b) draaien is instelbaar, bij voorkeur is de snelheid van de geleidingsmiddelen (6a; 6b) afzonderlijk instelbaar. De onderste geleidingsmiddelen (6a) zullen de snelheid en kracht bepalen waarmee het losgemaakte en door het onderste geleidingsmiddel (6a) opgevangen materiaal naar de opvanginrichting (5) wordt gevoerd.

In een klassiek systeem wordt het uitgeharkte organische materiaal in een opvanginrichting geworpen. De werpafstand van het losgemaakte materiaal was afhankelijk van het gewicht ervan, de kleefkracht en de mate waarin het weerstand ondervond om uit de grasmat los te komen. Dit zorgt ervoor dat de opvanginrichting niet gelijkmatig opvult en dat zich vaak een ophoping voordoet aan de uitvoeropening (dit is onmiddellijk aan de ingang van de opvanginrichting). Hoewel de ruimte achter de ophoping dikwijls nog vrij is wordt alle extra toevoer van materiaal door de ophoping afgeremd, waardoor men vrij snel het effect van een overstromende opvangbak ervaart. Hierdoor moet de gebruiker vaak zijn actie stoppen om een slecht opgevulde opvanginrichting leeg te maken, wat op zich een verlies van rendement is.

Dankzij deze uitvinding is het niet de inertie en de kinetische energie van het “vliegende” stukje losgemaakt materiaal die ervoor zorgt dat de opvanginrichting wordt gevuld maar is het de combinatie van het onderste en bovenste .•;h' r ' geleidingsmiddel (6a en 6b) die de kracht bepalen waarmee het materiaal in de opvanginrichting (5) wordt gedrukt. Het risico dat een opstopping ontstaat ter hoogte van de uitvoeropening wordt hierdoor sterk beperkt omdat de eerder genoemde factoren (gewicht, kleefkracht, weerstand) nu geen invloed hebben. Trouwens door de drukkracht van het systeem wordt een eventuele (uitzonderlijk) ophoping toch weggedrukt.

Om te vermijden dat grotere voorwerpen, zoals bijvoorbeeld stenen, takjes, enz... zich vastzetten in de trechtervormige toevoeropening (11), wordt het bovenste geleidingsmiddel, het rollichaam (6b) d.m.v. drukveren in positie gehouden. Als een groter onderdeel op het onderste geleidingsmiddel (6a) komt, dan zal het bovenste geleidingsmiddel, met name het rollichaam (6b) iets naar boven veren om het groter onderdeel door te laten.

Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de draaibare as (2) verder over zijn lengte een aantal dragerlichamen (7) die vast verbonden zitten op de as (draaien bijgevolg mee met deze as) en die op hun omtrek voorzien zijn van een aantal zicht radiaal uitstrekkende vleugelementen (8) die tijdens het gebruik van de verticuteer inrichting (1) een luchtverplaatsing 1 genereren. De gegenereerde luchtverplaatsing zal zorgen dat het losgemaakte materiaal makkelijker en vooral sneller zal afgevoerd worden in de richting van de genoemde geleidingsmiddelen (6a;6b). De dragerlichamen (7) voorzien van de vleugellichamen (8) zullen bovendien zorgen voor een perfecte vulling van het onderste geleidingsmiddel (6a). Bij voorkeur zijn de vleugelementen (8) vervaardigd uit een soepel en doorbuigbaar materiaal, zoals bijv. nylon.

De dragerlichamen (7) (met vleugelelementen (8)) worden bij voorkeur alternerend tussen de verticuteermessen (3) gepositioneerd. In een mogelijke uitvoeringsvorm (zie figuur 3) zijn de dragerlichamen (7) geëxtrudeerde profielen met voorgevormde kamers (uitsparingen) die elk een inzetbaar (en vervangbaar) vleugelelement vasthouden. De vleugelelementen (8) kunnen in en uit het dragerlichaam (7) geschoven worden. Elk vleugelelement (8) heeft aan zijn ene uiteinde een verdikking die in de kamers passen. De vorm van het dragerlichaam (7) is zo gekozen dat er een bepaalde hoekverdraaiing op het vleugelelement (8) mogelijk is. Naarmate de messen (3) afslijten zullen ook de vleugelementen (8) stelselmatig mee afslijten en eveneens na verloop van tijd vervangen dienen te worden.

Afsluitend merken we op dat de kerngedachte van deze uitvinding, met name het vermijden van ophoping en opstopping door de aanwezigheid van twee tegengesteld aan elkaar draaiende geleidingsmiddelen (6a;6b) (opvang-ondersteunend systeem), eveneens kan toegepast worden op andere inrichtingen dan de hierboven beschreven verticuteer inrichting (1). Zo kan dit idee ook aangewend worden bij doorzaai-inrichtingen voor de verbeterde afvoer van aarde, bij het snijden van zaaigroeven, of bij opraaptoestellen die ingezet kunnen worden voor het opnemen van bladeren, gras, of ander organisch materiaal die op grasoppervlakken liggen. Dergelijk uitgevoerde inrichtingen vallen bijgevolg eveneens binnen de beschermingsomvang van deze uitvinding.

Claims (9)

1. Verticuteer inrichting (1) voorzien voor het verticuteren van een grasmat, omvattende een draaibare as (2) die over zijn lengte is voorzien van een aantal haaks op de as staande verticuteermessen (3) voorzien voor het losmaken en verwijderen van delen van de grasmat, een geleidingsinrichting (4) voor het opvangen van het door de verticuteermessen (3) losgemaakte materiaal en de afvoer ervan in de richting van een opvanginrichting (5), waarbij de genoemde geleidingsinrichting onderste (6a) en bovenste (6b) geleidingsmiddelen omvat > die tegengesteld aan elkaar draaibaar zijn waardoor het losgemaakte materiaal gedurende de afvoer ervan samengedrukt wordt tussen de genoemde geleidingsmiddelen (6a en 6b), met het kenmerk dat de onderste geleidingsmiddelen gevormd worden door een eindeloze transportband (6a) en dat de bovenste geleidingsmiddelen gevormd worden door een rollichaam (6b).

2. Verticuteer inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het genoemde rollichaam (6b) tegen een veerkracht beweegbaar is opgesteld.

3. Verticuteer inrichting (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het genoemde rollichaam (6b) drukveren omvat.

4. Verticuteer inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het ... kenmerk dat de geleidingsmiddelen (6a;6b) een breedte hebben die minstens - overeenkomt met de werkbreedte van de verticuteermessen (3).

5. Verticuteer inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de onderste geleidingsmiddelen gevormd worden door een aantal naast elkaar geplaatste draaibare rollichamen.

6. Verticuteer inrichting (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat in gebruik, de bovenste geleidingsmiddelen een hoger toerental hebben dan de onderste geleidingsmiddelen.

7. Verticuteer inrichting (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de bovenste geleidingsmiddelen een grotere diameter hebben dan de onderste geleidingsmiddelen.

8. Verticuteer inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draaibare as (2) verder over zijn lengte een aantal dragerlichamen (7) omvat die op hun omtrek voorzien zijn van een aantal zich radiaal uitstrekkende vleugelementen (8) die in gebruik een luchtverplaatsing genereren.

9. Verticuteer inrichting (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de vleugelementen (8) vervaardigd zijn uit een soepel en doorbuigbaar materiaal.