BE1019868A3

BE1019868A3 - Drukgevoelige kleefstofband.

Info

Publication number: BE1019868A3
Application number: BE2011/0748A
Authority: BE
Inventors: Kristof Verstraeten; Bart Forier; Minoru Hanaoka; Morii Hidekazu
Original assignee: Nitto Europ
Priority date: 2010-12-22
Filing date: 2011-12-22
Publication date: 2012-12-04
Also published as: WO2012085204A1

Description

Drukqevoeliqe kleefstofband.

Deze uitvinding heft betrekking op een meerlagen oppervlakte beschermingsband, omvattende een vel van een steunlaag die een kunststof polymeer bevat, een vel van een schutlaag die een kunststof polymeer bevat en die aan een naar de kleefstof gerichte zijde bekleed is met een lossingslaag, een laag van een drukgevoelige kleefstof ingeklemd tussen de steunlaag en de schutlaag, volgens de aanhef van de eerste conclusie.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING.

Het gebruik van de steunlaag van oppervlakte beschermingsbanden van het hierboven beschreven type als beschermende laag voor delicate oppervlakken wanneer zij getransporteerd, bewerkt, uitgehard, nagekeken, opgeslagen worden van aan een ander proces onderworpen worden, is in het vakgebied beken. Typische toepassingen omvatten het beschermen door de steunlaag van metalen platen, beklede platen, aluminium ramen, platen uitgevoerd in hars, gedecoreerde stalen platen, glas platen, optische films, optische onderdelen van het oppervlak van elektrische onderdelen. Vaak is de steunlaag vervaardigd in een kristalheldere kunststof. Beschermen van het oppervlak van hoog glanzende harde LCD . lenzen voor elektronische en communicatie apparatuur, bij voorbeeld televisie schermen, schermen van mobiele telefoons en GPS systemen omvatten andere toespassingen, waarin het te beschermen oppervlak bedekt wordt met een transparent beschermend vel dat op het scherm achter kan blijven, ook gedurende de kwaliteitscontrole.

Oppervlakte beschermingsbanden voor gebruik in dergelijke toepassingen bevatten gewoonlijk een transparant steunvel dat aan een vel van een schutlaag bevestigd is. De naar de schutlaag gerichte zijde van het steunvel is meestal bekleed met een laag van een drukgevoelige kleefstof. Om het afpellen van het steunvel en de kleefstof van de schutlaag te vergemakkelijken, is het naar de drukgevoelige kleefstof gerichte oppervlak van de schutlaag meestal bekleed met een laag van een lossingsmateriaal, waarbij de lossingslaag aangebracht is tussen de drukgevoelige kleefstof en de schutlaag. Een lossingslaag kan ook aangebracht zijn op het buitenste oppervlak van de schutlaag, in het bijzonder de zijde van de schutlaag tegenover deze die naar de drukgevoelige kleefstof gericht is, om afpellen van opeenvolgende lagen van oppervlakte beschermingsband te verzekeren en te vergemakkelijken bij het afwikkelen van de band van een rol.

Om geschikt te zijn voor gebruik als deel van een oppervlakte beschermingsband voor bijzondere toepassingen, heeft de steunlaag gewoonlijk een veelheid van eigenschappen, waaronder transparantie, beschermende eigenschappen, de mogelijkheid om uniform op oppervlakken te hechten, peleigenschappen en zo verder. Commercieel beschikbare oppervlakte beschermingsbanden omvatten deze geproduceerd door Nitto Denko en gekend als Lensguard™. De Lensguard™ oppervlakte beschermingsband bevat een PET film als een transparante steunlaag, bekleed met een drukgevoelig op acryl gebaseerde kleefstof, gecombineerd met een wit gepigmenteerde schutlaag. Het gebruik van een wit gepigmenteerde schutlaag biedt voordelen in “piek en place” handelingen, waar een deel van een meerlagen vel in een matrijs gesneden wordt in een vorm die overeenstemt met de vorm van de lens van het scherm dat bedekt moet worden, over een vooraf bepaalde dikt die overeenstemt met de dikte van de transparante steunlaag. De transparante PÉT film wordt dan van de schutlaag verwijderd en als een beschermend vel op het oppervlak van het te beschermen scherm aangebracht.

De meerlagen oppervlakte beschermingsband, omvattende de steunlaag, schutlaag en drukgevoelige kleefstof laag, wordt meestal geproduceerd gebruikmakend van een lamineerproces. Het resultaat is een meerlagen vel met een lange lengte, dat opgeslagen wordt in de vorm van rollen van stapels van vellen oppervlakte beschermingsband. De schutlaag is meestal gepigmenteerd. In een rol van stapel, is de steunlaag van een vorige laag van vel oppervlakte beschermingsband in contact met de schutlaag van een daaropvolgende laag van vel oppervlakte beschermingsband en dimensionele afwijkingen in de schutlaag kunnen naar de steunlaag overgedragen worden. Er werd vastgestéld dat de bekende schutlaag materialen relatief hoge concentraties aan deeltjesmateriaal kunnen bevatten, bijvoorbeeld pigmenten en antiblokkeermiddel. Daarbij kunnen de deeltjes als enkelvoudige deeltjes voorkomen, maar gewoonlijk is ook een aanzienlijke hoeveelheid geagglomereerde deeltjes aanwezig met een relatief grootte deeltjesgrootte. Deze deeltjes en agglomeraten kunnen aanleiding gevèn tot het ontstaan van pieken die ten opzichte van het oppervlak van het gepigmenteerde vel van de schutlaag uitsteken. De pieken van deze onregelmatigheden hebben vaak een grootte in de orde van grootte van meerdere microns. Bij het stapelen van een veelheid van dergelijke lagen oppervlakte beschermingsband van bij het produceren van een rol van de band, kunnen de pieken die ten opzichte van de schutlaag van een vorige laag oppervlakte beschermingsband uitsteken, lokale vervorming veroorzaken van de steunlaag van een volgende laag oppervlakte beschermingsband die in direct contact daarmee is en het optreden van zogenaamde indrukkingen van indrukken in die steunlaag veroorzaken. Het. optreden van indeukingen zal in belang toenemen naarmate de druk waaraan de band wordt blootgesteld toeneemt, d.w.z. het optreden van indeukingen zal toenemen van het buitenste naar het binnenste deel van de rol toe. Dit wordt getoond in fig. 1.

Vooraleer op de markt te worden gebracht, worden schermen en lenzen van producten als mobiele telefoons, GPS toestellen, televisie schermen enz. onderworpen aan een optische kwaliteitscontrole. Bij deze kwaliteitscontrole laat men het te inspecteren scherm oplichten en het met een transparante steunlaag bedekte scherm wordt aan een visuele inspectie onderworpen, met als doel om optische defecten die in het scherm van de lens aanwezig zouden zijn te detecteren. Bij deze visuele kwaliteitscontrole worden niet alleen productiefouten in het scherm vastgesteld, maar fouten aanwezig in de steunlaag worden eveneens gedetecteerd. De visuele kwaliteitscontrole is echter niet in staat om een onderscheid te maken tussen defecten in het scherm en defecten in de steunlaag. Bijgevolg is er een ernstig risico dat foutenvrije lensen die bedekt zijn met een steunlaag die indeukingen bevat, verworpen zal worden in de kwaliteitscontrole, wat ongewenst is.

Er is bijgevolg een behoefte aan een oppervlakte beschermingsband die een geringer risico vertoont op de aanwezigheid van indeukingen in de steunlaag.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING.

Deze uitvinding beoogt daarom een meerlagen oppervlakte beschermingsband te verschaffen die een geringer risico vertoont op het optreden van ongewenste indeukingen.

Dit probleem ’ wordt volgens de uitvinding opgelost door middel van een oppervlakte beschermingsband die de technische kenmerken vertoont van het kenmerk van de onafhankelijke conclusies.

Daartoe wordt de oppervlakte beschermingsband van deze uitvinding gekenmerkt doordat de schutlaag een meerlagen vel omvat, welk meerlagen vel 1. ten minste een eerste laag bevat aan een naar de drukgevoelige kleefstof gerichte zijde van de schutlaag, welke eerste laag een kunststof polymeer bevat, 2. ten minste een tweede laag bevat van een kunststof polymeer, welke tweede laag zich aan de zijde van de eerste laag bevindt tegenover de naar de kleefstof gericht zijde, in het bijzonder de drukgevoelige kleefstoflaag van dezelfde band. Deze tweede laag bevat minder dan 2.50 gew. % ten opzichte van het gewicht van de tweede laag bevat van een deeltjesmateriaal met een gemiddelde deeltjesgrootte van 7.0 pm of meer, bij voorkeur 5.0 pm óf meer, met meer voorkeur 2.5 pm of meer, met de meeste voorkeur 1.0 pm of meer.

Bij voorkeur bevat de tweede laag minder dan 2.50 gew. % ten opzichte van het gewicht van de tweede laag aan deeltjesmateriaal met een gemiddelde deeltjesgrootte van 6 pm of groter, bij voorkeur 5 pm of groter, met meer voorkeur 2.5 μιη of groter, met de meeste voorkeur 1 pm of groter.

Bij voorkeur bevat de tweede laag minder dan 2.00 gew. %, bij voorkeur minder danlOO gew. %, met meer voorkeur minder dan 0.50 gew. %, met de meeste voorkeur minder dan 0.25 gew. % aan deeltjesmateriaal met een gemiddelde deeltjesgrootte van 6 μηι of meer, bij voorkeur 5 μιη of meer, met meer voorkeur 2.5 μιτι of meer, met de meeste voorkeur 1 μηη of meer, ten opzichte van het gewicht van de tweede laag.

In het kader van deze uitvinding omvat het begrip “deeltjesmateriaal” zowel individuele deeltjes als aggregaten van agglomeraten van meerdere deeltjes. Deeltjesmateriaal kan bijvoorbeeld pigmentdeeltjes omvatten, deeltjes van antiblokkeermiddel, deeltjes achtergebleven van de catalysator etc. of mengsels van twee of meer van deze materialen.

De uitvinders hebben vastgesteld dat bij deze concentraties een verbeterde dispersie van het deeltjesmateriaal in de tweede laag van de schutlaag verkregen kan worden. Op deze wijze kan het risico op agglomereren van deeltjes in de tweede laag, in een mate die aanleiding zou geven tot de vorming van pieken die ten opzichte van de tweede laag van de schutlaag zouden uitsteken en dus het oppervlak van de schutlaag vormen, tot een minimum beperkt worden. In de opgerolde toestand van de oppervlakte beschermingsband of bij het stapelen van een veelheid van lagen van vellen oppervlakte beschermingsband, is dè tweede laag van de schutlaag van een vorig vel van een vorige laag oppervlakte beschermingsband in contact mets de steunlaag van een volgende vel van laag oppervlakte beschermingsband. Door het risico op de vorming van pieken die ten opzichte van schutlaag uitsteken te minimaliseren, kan het risico op de vorming van ongewenste indeukingen veroorzaakt door de schutlaag van een vorige laag oppervlakte beschermingsband in de steunlaag van een volgende laag oppervlakte beschermingsband eveneens gereduceerd worden.

In de oppervlakte beschermingsband van deze uitvinding, binnen eenzelfde vel van oppervlakte beschermingsband, is de tweede laag van de schutlaag in staat om pieken die door de aanwezigheid van deeltjesmateriaal in de eerste laag van de schutlaag veroorzaakt worden aan een zijde van de eerste laag die de tweede laag van de schutlaag contacteert, te absorberen en uit te middelen. De laag kleefstof materiaal die zich aan de andere zijde van de schutlaag van de oppervlakte beschermingsband bevindt, in het bijzonder aan de zijde van de eerste laag van de schutlaag tegenover de naar de tweede laag gerichte zijde, is in staat om pieken die ten opzichte van die andere zijde van de eerste laag van de schutlaag uitsteken te absorberen. Aangezien het kleefstof materiaal gewoonlijk arm zal zijn aan deeltjesmateriaal van de hierboven beschreven afmetingen, is het risico op de vorming van pieken verwaarloosbaar klein.

Door te verzekeren dat beide tegenover elkaar liggende zijden of oppervlakken van de eerste laag van de schutlaag van de oppervlakte beschermingsband afgeschermd worden door een laag van eén materiaal dat in staat is in de eerste laag voorkomende pieken of vervormingen uit te middelen, en door zeker te stellen dat de afschermingslaag of lagen een gering risico op de vorming van pieken vertonen, is het mogelijk het risico op het optreden van ongewenste indeukingen in de steunlaag van een volgend vel of een volgende laag oppervlakte beschermingsband, door pieken die ten opzichte van de tweede laag van de schutlaag van een vorig vel oppervlakte beschermingsband uitsteken, te minimaliseren.

In het bijzonder, maakt deze uitvinding het mogelijk het optreden van pieken die over ten minste 1 pm ten opzichte van het oppervlak van de schutlaag uitsteken, te minimaliseren. De uitvinders hebben vastgesteld dat deze pieken bijdragen tot en een belangrijke rol spelen in de vorming van indeukingen in de steunlaag. Deze indeukingen zouden in een visueel nazicht vastgesteld worden en een verwerping tot gevolg hebben op basis van de kwaliteit van de oppervlakte beschermingsband.

Door voor de schutlaag een meerlagen materiaal te gebruiken, waarin de laag die in een opgerolde toestand de steunlaag van een volgende oppervlakte beschermingsband contacteert, een minimale hoeveelheid deeltjesmateriaal bevat zoals hierboven beschreven, kan het risico op de vorming van ongewenste indeukingen in de steunlaag beperkt worden en dit zonder de dikte van de schutlaag te verhogen. Het gebruik van een meerlagen schutlaag maakt het mogelijk de over-all dikte van de schutlaag te sturen. Dit is een voordeel aangezien op deze wijze de oproleigenschappen en hanteren van de band niet nadelig beïnvloed worden en er een minmaal risico is tot verstoren van het omzettingsproces bij de eindgebruiker. De oplossing die door deze uitvinding verschaft wordt, biedt verder het voordeel dat het niet nodig is om langsheen de randen van een rol oppervlakte beschermingsband een loden band aan te brengen voor het creëren van een afstand tussen opeenvolgende lagen in een rol van de oppervlakte beschermingsband, voor het verschaffen van een afstand tussen opeenvolgende lagen en de vorming van indeukingen tegen te gaan.

Bij voorkeur bevat de tweede laag van de schutlaag minder dan 0.50 gew. %, bij voorkeur minder dan 0.40 gew. %, met meer voorkeur minder dan 0.25 gew. %, met de meeste voorkeur minder dan 0.15 gew. % van deeltjesvormige antiblokkeermiddel, in het bijzonder minder dan 0.10 gew. %. Met meer voorkeur, bevat de tweede laag van de schutlaag minder dan 0.20 gew. %, bij voorkeur minder dan 0.15 gew. % deeltjes antiblokkeermiddel met een gemiddelde deeltjesgrootte tussen 5.00 en 0.5 pm, in het bijzonder minder dan 0.10 gew. % met een gemiddelde deeltjesgrootte tussen 5.00 en 0.5 pm. Met de meeste voorkeur is de tweede laag van de schutlaag in hoofdzaak vrij van antiblokkeermiddel deeltjes, wat betekent dat het antiblokkeermiddel bij voorkeur aanwezig is in een concentratie die lager is dan de detectiegrens van dat materiaal.

Bij de in de vorige paragraaf beschreven concentraties, kan een optimale dispersie van het antiblokkeermiddel verkregen worden, met een minimaal risico op het optreden van agglomeratie van de deeltjes antiblokkeermiddel. Aldus kan het risico op het optreden van pieken die over een afstand van 1 pm of meer ten opzichte van de eerste laag uitsteken, tot een minimum beperkt worden, waarbij tegelijkertijd het risico op ongewenste indeukingen tot een minimum beperkt wordt.

De tweede laag van de schutlaag is bij voorkeur in hoofdzaak vrij van pigment deeltjes, wat betekent dat het pigment bij voorkeur aanwezig is in een concentratie die lager is dan de detectielimiet voor dat materiaal. De uitvinders hebben vastgesteld dat de pigmentering en de uniformiteit van de pigmentering van een vel van een schutlaag dat ten minste een eerste en een tweede laag van een kunststof polymeer bevat, waarin de eerste laag die naar de kleefstof en de steunlaag gericht is, gepigmenteerd is, terwijl de tweede laag niet gepigmenteerd is en een minimale hoeveelheid pigment deeltjes bevat, niet nadelig beïnvloed worden. Uniforme pigmentering is niet alleen van belang vanuit esthetisch oogpunt, maar is ook een belangrijke parameter in het “piek en place” proces waar de steunlaag gesplitste en gescheiden wordt van de schutlaag, waarbij de steunlaag selectief van de gepigmenteerde schutlaag gescheiden wordt, op basis van de detectie van de pigmentering van de schutlaag.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de oppervlakte beschermingsband van deze uitvinding wordt gekenmerkt door een vel van een schutlaag dat verder een derde laag van een kunststof polymeer bevat, dat deeltjesmateriaal kan bevatten, waarin de derde laag zich aan een zijde van de eerste laag bevindt die gericht is naar de drukgevoelige.......

kleefstof van dezelfde laag oppervlakte beschermingsband. Deze derde laag is bij voorkeur gepigmenteerd. Er werd gevonden dat de aanwezigheid van twee gepigmenteerde lagen in de schutlaag, in het bijzonder de eerste en de derde laag, de uniformiteit van de pigmentering ten goede komen. Aangezien de derde laag van de schutlaag geklemd is tussen de eerste laag van de schutlaag en de drukgevoelige kleefstof van een zelfde laag oppervlakte beschermingsband, kunnen alle pieken die veroorzaakt worden door agglomeratie van antiblokkeermiddel en/of pigment deeltjes in de derde laag, uitgemiddeld worden en geabsorbeerd worden door de drukgevoelige kleefstof laag.

De schutlaag van deze uitvinding wordt bij voorkeur geproduceerd door middel van meerlagen co-ëxtrusie, dit is een veel gebruikt proces voor het produceren van (banden), voeringen en steunlagen van dit type. Dit biedt de mogelijkheid af te zien van een bekledingsproces om één of meer lagen aan te brengen. Bekleden van een transparante acryl hars op de zijde van de schutlaag tegenover de naar de drukgevoelige kleefstof gerichte zijde, kan een mechanische barrière verschaffen die in staat is vervormingen die vanaf de schutlaag uitsteken, uit te middelen. Toepassen van een bekleding kan echter stofvorming veroorzaken, en is daarom niet geschikt voor gebruik in clean room toepassingen, die typisch gebruikt worden bij de productie van elektronische apparaten, in het bijzonder bij het aanbrengen van een beschermende film op een scherm van een elektronisch apparaat.

Deze uitvinding heeft eveneens betrekking op een meerlagen oppervlakte beschermingsband omvattende een vel van een steunlaag die een kunststof polymeer bevat, een vel van een schutlaag die een kunststof polymeer bevat en die aan een naar de kleefstof gerichte zijde bekleed is met een lossingslaag, een laag van een drukgevoelige kleefstof ingeklemd tussen de steunlaag en de schutlaag, gekenmerkt doordat de schutlaag een meerlagen vel omvat, welk meerlagen vel bevat - aan een naar de drukgevoelige kleefstof gerichte zijde van de schutlaag, ten minste een eerste laag die een kunststof polymeer bevat, - ten minste een tweede laag van een kunststof polymeer aan de zijde van de eerste laag tegenover de naar de kleefstof gerichte zijde, welke kunststof gedispergeerd deeltjes materiaal bevat, waarin protrusies die ten opzichte van een zijde van het oppervlak van de tweede laag tegenover de naar de eerste laag gerichte zijde uitsteken, maximaal uitsteken over 1.5 pm, bij voorkeur maximaal 1.25 pm, met meer voorkeur maximaal 1.0 pm.

Dergelijke uitstulpingen zullen gewoonlijk veroorzaakt worden door de aanwezigheid van deeltjesmateriaal zoals hierboven beschreven. In het bijzonder, zullen dergelijke uitstulpingen veroorzaakt worden door de aanwezigheid van deeltjes van antiblokkeermiddel zoals hierboven beschreven.

GEDETAILEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING.

Figuur 1 toont een doorsnede van een oppervlakte beschermingsband volgens de stand van de techniek en het voorkomen van indeukingen in de doorzichtige steunlaag.

Figuur 2 toont een doorsnede van een oppervlakte beschermingsband van deze uitvinding.

Figuur 3 toont de meting van d5o-

Figuur 4a toont een foto genomen met een interferometer, van geagglomereerde deeltjes die ten opzichte van het oppervlak van de schutlaag uitsteken, op twee verschillende posities op de schutlaag. Fig. 4b toont een foto genomen met een interferometer, van indeukingen op de steunlaag, die overeenstemmen met de geagglomereerde deeltjes van figuur 4a die ten opzichte van het oppervlak van de schutlaäg uitsteken.

Fig. 5 toont een SEM-EDX element analyse van een geagglomereerd deeltje.

De over-all dikte van de oppervlakte beschermingsband is niet essentieel voor deze uitvinding en kan binnen brede grenzen variëren. Gewoonlijk zal de over-all dikte van de oppervlakte beschermingsband variëren van 25.0 tot 300.0 pm, bij voorkeur van 30.0 to 200.0 pm, met meer voorkeur van 40.0 tot 150.0 pm, in het bijzonder van 70.0 pm of 80.0 pm tot 130.0 pm.

De schutlaag.

Het materiaal gebruikt voor het vervaardigen van de schutlaag 2 in de oppervlakte beschermingsband van deze uitvinding omvat een film van een polymeer materiaal, in het bijzonder een meerlagen vel dat bevat 1. ten minste een eerste laag 23 van een kunststof polymeer die gericht is naar de drukgevoelige kleefstof 3 en de steunlagen en 2. ten minste één tweede laag 24 van een kunststof polymeer aan een zijde van de eerste laag 23 tegenover de zijde die gericht is naar de steunlaag.

De schutlaag 2 kan een derde laag 22 bevatten, tussen de eerste laag 23 en de drukgevoelige kleefstof 3, en verdere kunnen aanwezig zijn, indien dit aangewezen is voor de beoogde toepassing.

De dikte van de schutlaag 2 is niet essentieel voor deze uitvinding en zij kan binnen brede grenzen variëren, afhankelijk van o.a. de afmetingen van de beschermingsbanden en de beoogde toepassing.

Gewoonlijk echter zal de dikte van de schutlaag minimaal 10.0 pm zijn, bij voorkeur minimaal 20.0 pm, met meer voorkeur minimaal 25.0 pm. De dikte van de schutlaag zal bij voorkeur minder dan 150.0 μιη zijn, bij voorkeur minder dan 100.0 pm, met meer voorkeur minder dan 75 μιτι.

De eerste laag 23 is gewoonlijk de ondersteunende basislaag van de schutlaag 2, die de andere lagen ondersteunt. Het materiaal van de eerste laag 23 kan naast het polymeer, de gebruikelijke toeslagstoffen of additieven bevatten. De tweede laag 24 is vaak de buitenste laag van de oppervlakte beschermingsband, die in een stapel van een veelheid oppervlakte beschermingsbanden of in een opgerolde toestand van de oppervlakte beschermingsband, in contact is met de doorzichtige steunlaag 11 van een volgende laag van oppervlakte beschermingsband. Deze tweede laag bevat bij voorkeur slechts een minimale concentratie deeltjesmateriaal. Deze tweede laag bevat bij voorkeur uitsluitend een minimale concentratie van deeltjesmateriaal, in het bijzonder een minimale concentratie van deeltjes met een gemiddelde deeltjesdiameter van 5.0 pm of meer. Met meer voorkeur bevat deze tweede laag een minimale concentratie van deeltjes met een gemiddelde deeltjesdiameter van minder dan 5.0 μηη maar groter dan 0.5 μηη. Met een minimale concentratie wordt bedoeld, een concentratie die lager is dan 0.20 gew. %. Gewoonlijk zal de concentratie van dergelijke deeltjes hoger zijn dan 0.01 gew. % ten opzichte van het gewicht van die laag, maar ze kan ook lager zijn dan 0.01 gew. %. De uitvinders hebben gevonden dat deze lage concentratie resulteert in, een goede dispersie van de deeltjes in het polymeer, bij minimaal risico op agglomeratie. Op deze wijze kan de vorming van uitstulpingen of pieken in de tweede laag, die ten opzichte van de tweede laag van een vel of laag van oppervlakte beschermingsband naar de steunlaag van een volgende vel of laag van oppervlakte beschermingsband zouden uitsteken verminderd worden, terwijl een meerlagen film een uniforme laagdikte mogelijk maakt, dit in tegenstelling tot een oplossing waarin een laklaag of vernis aangebracht zou worden op de zijde van de schutlaag tegenover deze die gericht is naar de drukgevoelige kleefstof. Alhoewel dit een oplossing zou bieden voor het minimaliseren van het probleem dat imperfecties in de schutlaag overgebracht worden naar de doorzichtige steunlaag, is het aanbrengen van een met een in hoofdzaak uniforme dikte die slechts binnen beperkte grenzen mag variëren, moeilijk tot stand te brengen.

De eerste laag 23 zal gewoonlijk dienen als de basislaag van de schutlaag 2. De dikte van de eerste laag 23 van de schutlaag is niet essentieel voor deze uitvinding en zal meestal variëren tussen 20.0 en 80.0 μιτι, bij voorkeur tussen 25.0 en 75.0 pm.

De tweede laag 24 dient voornamelijk als een laag voor het absorberen en uitmiddelen van uitstulpingen die vanaf het contactoppervlak tussen de eerste 23 en de tweede laag 24 en in de tweede laag 24 uitsteken. De dikte van de tweede laag 24 van de schutlaag 2 is niet essentieel voor deze uitvinding. De tweede laag 24 kan een dikte hebben gelijkaardig aan de eerste laag 23, maar zal gewoonlijk een kleinere dikte hebben tussen 2.0 en 20.0 pm, bij voorkeur tussen 2.0 en 10.0 pm, typisch 4,0-6.0 pm.

Ten einde de uniformiteit van de pigmentering van de schutlaag te verbeteren en ten einde een stabiel productieproces te verschaffen voor het produceren van vellen voor schutlagen met verbeterde kwaliteit, bevat de schutlaag 2 bij voorkeur tussen de eerste laag 23 en de kleefstoflaag 3, een derde laag 22 omvattende een polymeer materiaal. Bij voorkeur is deze derde laag 22 gepigmenteerd, aangezien de aanwezigheid van twee gepigmenteerde lagen de uniformiteit van de pigmentering van de schutlaag verbetert en het scheiden en selecteren van de doorzichtige steunlaag van de schutlaag door piek en place apparatuur vergemakkelijkt. Bij voorkeur bevat de derde laag 22 eveneens deeltjes van ten minste één antiblokkeermiddel. Indien gewenst kunnen additionele lagen gevoegd worden tussen de eerste en de tweede laag en tussen de eerste en de derde laag. De dikte van de derde laag 22 is niet essentieel voor de uitvinding en zal gewoonlijk variëren tussen 1.0 en 40.0 pm, bij voorkeur tussen 1.0 en 30.0 pm, met meer voorkeur tussen 2.0 en 20.0 pm, met de meeste voorkeur tussen 2.0 en 10.0 pm, typisch 4.0-6.0 pm.

De eerste en tweede laag 23, 24 van de schutlaag 2 evenals de derde laag en iedere verdere laag, kunnen alle vervaardigd zijn uit hetzelfde kunststof polymeer, of zij kunnen uit verschillende kunststof polymeren vervaardigd zijn. Ter vereenvoudiging van het productieproces, zijn zij bij voorkeur alle vervaardigd uit hetzelfde kunststof polymeer. Geschikte kunststof polymeren voor het produceren van de eerste, tweede en of derde laag van de schutlaag omvatten polyolefinen, bijvoorbeeld propeen polymeren (e.g. homo-type, block-type, renom-type etc.); ethyleen polymeren (lage dichtheid, high-density, linear lage dichtheid, etc.); polyesters bijvoorbeeld polyethylene terephthalate; polybutylene terephthalate; polyethylene naphthalate; polybutylene naphthalate; polyesters van polymelkzuur etc.; polyamides, bijvoorbeeld 6-nylon, 6.6-nylon, 12-nylon en blends van twee of meer van de hiervoor genoemde materialen. Met de meeste voorkeur wordt echter een biaxiaal verstrekte meerlagen polyester film gebruikt voor het vervaardigen van de schutlaag.

Om de gewenste witheid en de gewenste opaakheid van de film te verkrijgen, wordt bij voorkeur een wit pigment gebracht in de eerste laag van de schutlaag 2 gericht naar de drukgevoelige kleefstof, en bij voorkeur in alle verdere lagen van de meerlagen schutlaag, met uitzondering van de tweede laag . De tweede laag bevat bij voorkeur geen pigment deeltjes zoals hierboven beschreven. Geschikte materialen voor gebruik als wit pigment omvatten barium sulfaat, titanium dioxide, calcium carbonaat enz. Het gebruik van een wit pigment geniet de voorkeur aangezien andere pigmenten meestal een niet uniforme kleur leveren. Echter, rekening houdend met de aard van de toepassing kunnen pigment deeljtes van een andere kleur dan wit gebruikt worden.

De hoeveelheid pigment die in de eerste en/of derde laag van de schutlaag wordt ingebouwd, zal meestal variëren tussen 5.0 en 25.0 gew. % gebaseerd op het gewicht van de laag waarin het pigment zich bevindt, bij voorkeur 10.0 tot 25.0 gew. %, en in met bijzondere voorkeur 15.0 tot 25.0 gew. %. De pigment deeltjes zullen gewoonlijk een gemiddelde deeltjesgrootte hebben (d50 waarde) in het bereik van 0.1 tot 5 pm, bij voorkeur 0.1 tot 3.0 pm, met meer voorkeur 0.2 tot 1.5 pm.

Ten einde de beoogde witheid (bij voorkeur >70) en de gewenste geringe transparantie (bij voorkeur <40%) van the film te kunnen bereiken, hebben de eerste laag en alle andere lagen van de schutlaag met uitzondering van de tweede laag, een hoge inhoud aan deeltjes en/of pigment. Om de witheid verder te kunnen sturen, kunnen geschikte optische glansmiddelen in de eerste laag van de schutlaag aanwezig zijn, maar ook in alle andere lagen, met uitzondering van de tweede laag.

Om de wikkelbaarheid van de oppervlakte beschermingsband van deze uitvinding en de presentatie van een rol van de oppervlakte beschermingsband te verbeteren, kan de eerste laag een antiblokkeermiddel bevatten, met uitzondering van de tweede laag. Voorbeelden van materialen geschikt voor gebruik als antiblokkeermiddel in deze uitvinding zijn onder meer anorganische en/of organische deeltjes, e.g. silica, talk, magnesium carbonaat, barium carbonaat, calcium sulfaat, lithium fosfaat, calcium fosfaat, magnesium fosfaat, aluminium oxide, gecalcineerde klei, lithium fluoride, de calcium-, barium-, zink-, of mangaan zouden van dicarbonzuren, kaolin, of vernette polystyreen deeltjes of acrylaat deeltjes, of mengsels van twee of meer van de voornoemde materialen. Antiblokkeermiddelen die de voorkeur genieten zijn silica deeltjes. De antiblokkeermiddelen kunnen aan de individuele lagen in de gewenste concentratie toegevoegd worden, bijvoorbeeld in de vorm van een dispersie in glycol tijdens de polycondensatie of in een masterbatch tijdens extrusie. De concentratie van de antiblokkeermiddelen in de eerste en/of derde laag van de schutlaag zal gewoonlijk variëren van 0.05 tot 3.5 gew. % bij voorkeur van 0.1 tot 3.0 gew. %. Daarbij kan de concentratie van het antiblokkeermiddel in de verschillende lagen van de schutlaag dezelfde zijn of verschillend. De gemiddelde deeltjesgrootte van de antiblokkeermiddel deeltjes zal gewoonlijk variëren van 1.0 to 7.0 pm, bij voorkeur van 1.0 tot 6.0 pm, met meer voorkeur van 1.0 tot 5.0 pm, met de meeste voorkeur van 1,5 tot 4.0 pm. Buiten deze grenzen is er een risico dat het wikkelen, verwerkbaarheid en optische eigenschappen van de film nadelig beïnvloed worden.

De lagen van de meerlagen schutlaag kunnen verder de geschikte additieven bevaten (e.g. antioxidanten voor het voorkomen van afbraak, ultraviolet absorptie middelen, licht stabilisatoren, antistatische additieven, etc.).

Om optimale lossingseigenschappen aan de schutlaag te verlenen, wordt het oppervlak van de schutlaag gericht naar de drukgevoelige kleefstof laag typisch bekleed met een lossingsmiddel, bijvoorbeeld een siliconen bekleding. Dergelijke bekledingen zijn commercieel verkrijgbaar bij Mondi, Laufenberg GmbH, Hutamaki etc. Het lossingsmiddel kan aangebracht worden in een off-line of een on-line bekledingsproces.

De steunlaag.

De steunlaag 1,11 kan transparant zijn of niet of zij kan gedeeltelijk transparant zijn of vervaardigd zijn uit een bedrukbaar materiaal. De steunlaag 1, 11 kan vervaardigd zijn uit ieder materiaal date en thermoplastische hars bevat die tot een vel of film gevormd kan worden, of ze kan geheel uit een dergelijke thermoplastische hars gemaakt zijn. Bij voorkeur wordt het polymeer zodanig gekozen dat de steunlaag voldoende flexibel is om tot een rol opgerold te kunnen worden. Polymere kunststoffen die de voorkeur genieten omvatten polyesters en polyolefin-gebaseerde harsen, met meer voorkeur deze die een goede hittebestendigheid bezitten, oplosmiddel resistent zijn en flexibel zijn. Met de meeste voorkeur wordt een polyester gebruikt.

Geschikte polyesters omvatten polyethylene terephthalate en polyethylenenaphthalate. Andere geschikte polymeren omvatten cellulose type polymeren, zoals diacetyl cellulose en triacetyl cellulose; acryl type polymeren, zoals poly methylmethacrylate; styreen type polymeren, zoals polystyreen en acrylonitrile-styreen copolymeer; polycarbonaat type polymeer. Voorbeelden van geschikte polyolefine type polymeren omvatten polyethylene, polypropylene, polyolefines met cyclische of norbornene structuren, ethylene-propylene copolymeren; vinyl chloride type polymeren; amide type polymeren, zoals nylon en aromatisch polyamide; imide type polymeren; sulfone type polymeren; polyether sulfone type polymeren; polyether-ether keton type polymeren; poly phenylene sulfide type polymeren; vinyl alcohol type polymeren; vinylidene chloride type polymeren; vinyl butyral type polymeren; arylate type polymeren; polyoxymethylene type polymeren; epoxy type polymeren; of mengsels van twee of meer van deze polymeren.

Voorbeelden van polyolefine harsen geschikt voor gebruik in deze uitvinding omvatten polyethylene-gebaseerde harsen, propylene- gebaseerde harsen samengesteld uit propylene componenten of propylene componenten en ethylene componenten, en copolymeren van ethylene en een polair monomeer. Voorbeelden van de polyolefine gebaseerde harsen die bijzonder geschikt zijn voor gebruik in deze uitvinding omvatten, zonder daartoe beperkt te zijn lage dichtheid polyethylene, linear lage dichtheid polyethylene, polypropylene, poly-1-butene, poly-4-methyM-pentene, ethylene-propylene copolymeren, ethylene-1-butene copolymeren, ethylene-1-hexeen copolymeren, ethyleen-4-methyl-1-pentene copolymeren, ethylene-1-octene copolymeren, ethylene-methyl acrylate copolymeren, ethylene-methyl méthacrylate copolymeren, ethylene-vinyl acetate copolymeren, ethylene-ethyl acrylate copolymeren, en ethylene-vinyl alcohol copolymeren en blends van twee of meer van deze materialen.

De steunlaag 1, 11 is bij voorkeur zo kleurloos en transparant mogelijk.

De steunlaag kan gebruikt worden in de vorm van een vel of film opgebouwd uit een enkelvoudige laag, een twee- of meerlagen structuur. Bijzonder indien de steunlaag is een twee of meerlagen structuur is, kunnen aanliggende lagen vervaardigd zijn uit materiaal die sterk hechten bij co-extrusie.

De steunlaag kan additieven bevatten die gebruikelijk zijn voor de band van deze uitvinding. Voorbeelden van dergelijke additieven omvatten vulmaterialen, pigmenten, ultraviolet absorberende middelen, antioxidantia, warmte bestendige stabilisatoren en smeermiddelen.

De dikte van de steunlaag is niet essentieel voor deze uitvinding en zal meestal variëren tussen 5.0 pm en 50.0 pm, bij voorkeur tussen 10.0 en 40.0 pm, met meer voorkeur tussen 30.0 en 40.0 pm. Een steunlaag laag met een dikte minder dan 5.0 pm vertoont een risico op breken of scheuren tijdens afpellen.

Om geschikt te zijn voor snijden of om anti-slip eigenschappen te voorzien kan het vrije oppervlak van de steunlaag van de oppervlakte beschermingsband van deze uitvinding onderworpen worden aan een werkwijze voor het aanbrengen van reliëf, een convex/concave proces of dergelijke, afhankelijk van de beoogde toepassing.

Typisch worden de steunlaag 1 en de schutlaag 2 geproduceerd door middel van extrusie of co-extrusie. De productie van bijvoorbeeld commerciële polyester films voor gebruik als steunlaag of schutlaag bevat gewoonlijk de volgende proces stappen: 1 in een eerste stap wordt de polyester smelt aan smelt extrusive of coëxtrusie onderworpen, gebruikmakend van een matrijs met een spleet, waarna het geëxtrudeerde polymeer gequenched wordt op een koude drum tot een amorfe glastoestand 2. in een tweede stap wordt de gequenchte film opnieuw verwarmd en aan oriëntatie onderworpen (dit is gelijktijdig strekken of sequentieel strekken in langsrichting of machine richting (MD) en streken in dwars richting (TD) 3. in een derde stap wordt de aldus verkregen film onderworpen aan uitharding onder invloed van warmte 4. in een vierde stap wordt de meerlagen film op een rol gewikkeld..

Een algemeen bekend productie proces voor het produceren van polyester films is bijvoorbeeld in detail beschreven in "Polyester films", Encyclopedia van Polymer Science en Engineering, Vol. 12, Tweede Edition, 1988, John Wiley & Sons, INC., S. 193 - 216 en Film processing, Edited by Kanai en Campbell, Series Editor: Warren Baker, Carl Hanser Verlag, München, DE, 1999.

De drukgevoelige kleefstof.

Als kleefstof 3 die geklemd is tussen de steunlaag 1 en de schutlaag 2 wordt bij voorkeur een drukgevoelige kleefstof gebruikt. Iedere drukgevoelige kleefstof die door de vakman als geschikt beoordeeld wordt, kan gebruikt worden. Voorbeelden van kleefstoffen geschikt voor gebruik in deze uitvinding omvatten polyurethaan, polyester, op acryl poloymeren gebaseerde drukgevoelig kleefstoffen, op rubber gebaseerde drukgevoelig kleefstoffen (bijvoorbeeld, op natuurlijk rubber gebaseerde drukgevoelig kleefstoffen en op synthetisch rubber gebaseerde drukgevoelig kleefstoffen), siliconen gebaseerde drukgevoelig kleefstoffen, en urethaan gebaseerde drukgevoelig kleefstoffen. Indien gewenst kan één enkele drukgevoelige kleefstof gebruikt worden of een mengsel van twee of meer. De drukgevoelige kleefstoflaag kan de vorm aannemen van één enkele laag of twee of meer op elkaar aangebrachte lagen.

Bij voorkeur echter wordt gebruik gemaakt van een acryl gebaseerde drukgevoelig kleefstof samenstelling. Geschikte voorbeelden omvatten homopolymeren van (meth)acrylaten en copolymeren van (meth)acrylaten en een copolymeriseerbaar monomer, en dergelijke. Bijvoorbeeld acryl polymeren verkregen door homopolymeriseren of copolymeriseren van monomeren zoals alkyl(meth)acrylate (vb methyl ester, ethyl ester, propyl ester, butyl ester, 2-ethylhexyl ester, octyl ester en dergelijke), glycidyl(meth)acrylaat, (meth)acrylzuur, itaconzuur, maleinezuuranhydride, (meth)acrylamide, ' (meth)acryl N-hydroxyamide, alkylaminoalkyl(meth)acrylaat (e.g., dimethylaminoethyl methacrylaat, t-butylaminoethyl methacrylaat en dergelijke, vinyl acetaat, styreen, acrylonitrile en dergelijke. Eén of meer van de hiervoor vernoemde monomeren kan gebruikt worden. Bijzondere voorkeur genieten monomeren, als butyl(meth)acrylaat, 2-ethylhexyl(meth)acrylaat, n-pröpyl(meth)acrylaat, n-octyl(rrieth)acrylaat en dergelijke. Het acryl polymeer kan verkregen worden door conventionele polymerisatie, bijvoorbeeld in oplossing, emulsie en dergelijke.

In geval the drukgevoelig kleefstof laag op beide oppervlakken van de lossingslaag van de oppervlakte beschermingsband, kan eenzelfde of een verschillende drukgevoelige kleefstof aangebracht worden. De drukgevoelige kleefstof kan vermengd worden met de gebruikelijke additieven zoals verwekingsmiddelen, kleurstoffen, antistatische middelen, blaasmiddelen en oppervlakte actieve stoffen, indien gewenst. De drukgevoelige kleefstof kan een vernetter bevatten en indien gewenste een katalysator om de vernetting te activeren.

De dikte van the drukgevoelig kleefstof laag is niet essentieel voor deze uitvinding, maar zal gewoonlijk variëren van ongeveer 1.0 to 100.0 pm, bij voorkeur 5.0 tot 75.0 pm, met meer voorkeur 10.0. tot 50.0 pm, met de meeste voorkeur 10.0 tot 40.0 pm.

The drukgevoelig kleefstof laag kan gevormd worden volgens iedere door de vakman geschikte werkwijze. Voorbeelden van geschikte werkwijzen omvatten een werkwijze waarin een oplossing of een emulsie van een drukgevoelig kleefstof in een solvent, etc. wordt aangebracht als bekleding op het oppervlak (één of beide oppervlakken) van de schutlaag van de oppervlakte beschermingsband; en een werkwijze waarin een warm smeltende drukgevoelige kleefstof geëxtrudeerd wordt als een smelt en aangebracht of gelamineerd op het basismateriaal van de oppervlakte beschermingsband. Incidenteel, nadat het basismateriaal van de oppervlakte beschermingsband verkregen wordt door rollen gebruik makend van een calendreer machine waarbij de rotatiesnelheid van iedere rol individueel gestuurd kan worden, kan de drukgevoelige kleefstof continu bekleed worden. De stap van het vormen van de schutlaag voor de oppervlakte beschermingsband en de stap van het bekleden van de drukgevoelige kleefstof kunnen apart uitgevoerd worden. Indien gewenst, kan het oppervlak van de drukgevoelige kleefstof laag onderworpen worden aan een oppervlakte behandeling om adhesie te sturen, vasthouduitvoerbaarheid of dergelijke, zoals bijvoorbeeld een corona ontladingsbehandeling, ultraviolet bestraling, behandeling met een vlam, plasma behandeling of een sputter etsing behandeling.

De drukgevoelige kleefstoflaag kan de gebruikelijke additieven bevatten voor het sturen van de hechtende eigenschappen of andere eigenschappen. Voorbeelden van dergelijke additieven omvatten diverse gekende verzachters, kleverig makende middelen, olefin gebaseerde harsen zoals deze die in de steunlaag gebruikt worden, silicone gebaseerde polymeren, vloeibare acryl copolymeren, fosforester-gebaseerde verbindingen, anti-aging stoffen, gehinderde amine licht stabilisatoren, ultraviolet absorbeermiddelen, oppervlakte smeermiddelen, nivelleermiddelen, weekmakers, laag-moleculair-gewicht polymeren, anti-oxidantia, corrosie Inhibitoren, polymerisatie Inhibitoren, silaan koppelingsmiddelen, anorganische of organische vulstoffen (zoals calcium oxide, magnesium oxide, silica, zinkoxide en titanium oxide), poeders, metaal deeltjes of vlokken, kleurstoffen en pigmenten of dergelijke, en warmte resistente stabilisatoren.

De oppervlakte beschermingsband bekend uit de stand van de techniek, aangegeven in figuur 1, is een meerlagen materiaal dat de vorm kan aannemen van een vel, een laag, een band of enige andere vorm geschikt geacht door de gekwalificeerde persoon. Het meerlagen materiaal is vaak opgeslagen in de vorm van een rol of een opeenstapeling van gestapelde lagen van meerlagen materiaal, zoals aangetoond is in het boven- en linkerdeel van figuur 1.

De oppervlakte beschermingsband bekend uit de stand van de techniek, afgebeeld in figuur 1, omvat een steunlaag, die kan -maar niet moet - transparant zijn, een schutlaag 2 en een drukgevoelige kleefstoflaag 3. Over het algemeen zal een lossingsmateriaal 7 of lossingslaag aanwezig zijn tussen de schutlaag en de drukgevoelige kleefstof 3. De schutlaag 2 kan worden gepigmenteerd en bevat zowel pigmentdeeltjes 4, als deeltjes 4 van een antiblokkeermiddel, die makkelijk afrollen van een rol van de band moeten garanderen. Pigment- en antiblokkeermiddeldeeltjes kunnen worden opgenomen in relatief hoge concentraties en kunnen aanleiding geven tot de vorming van samengekitte deeltjes 6, die uit de oppervlakte van de gepigmenteerde schutlaag steken van een vorig vel of laag van de oppervlakte beschermingsband naar een volgende laag van de oppervlakte beschermingsband, over een afstand in hoogte en breedte van de orde van grootte van verscheidene micron. Wanneer een cumulatie van dergelijke lagen van de oppervlakte beschermingsband of wanneer een rol van de band geproduceerd wordt, zoals wordt weergegeven in het linkerdeel van figuur 1, de pieken, die uit het oppervlak van de schutlaag steken, kunnen lokale vervorming van een steunlaag van de volgende laag van de oppervlakte beschermingsband veroorzaken - in rechtstreeks contact daarmee - en kunnen het voorkomen van de zogenaamde indeukingen 5 of afdrukken in die steunlaag, zoals weergegeven is in het rechterdeel van figuur 1, veroorzaken. Het voorkomen van indeukingen 5 zal belangrijker worden als de druk waaraan de band onderworpen is, verhoogt. In een rol zal de druk toenemen wanneer bewogen wordt van een buitenste deel naar het binnenste deel van de rol. Op een stapel zal de druk toenemen in de onderste lagen.

De oppervlakte beschermingsband van de onderhavige uitvinding is weergegeven in figuur 2. Het linkerdeel van figuur 2 toont een opeenstapeling van twee lagen of vellen van oppervlakte beschermingsband (een eerste vel 15, een tweede vel 25), het rechterdeel van figuur 2 toont een individueel vel van de oppervlakte beschermingsband. De oppervlakte beschermingsband van de onderhavige uitvinding, getoond in figuur 2, omvat een laag 1, een schutlaag 2, die een meerlagen vel omvat. De schutlaag is een meerlagen materiaal, dat omvat - ten minste een eerste laag 23 aan een kant van de schutlaag tegenover de drukgevoelige kleefstof 3. De eerste laag 23 omvat een kunststof polymeer materiaal en het kan pigmentdeeltjes, antiblokkeermiddeldeeltjes en eventueel andere deeltjesmateriaal omvatten, geschikt geacht door de gekwalificeerde persoon - ten minste één tweede laag 24 van een kunststof polymeer materiaal aan de zijde van de eerste laag 23 tegenoverliggend de zijde tegenover de steunlaag 1 of de drukgevoelige kleefstof. Deze tweede laag omvat, bij voorkeur, alleen een minimumconcentratie van deeltjesmateriaal, zoals hierboven beschreven. Fig. 4a toont een foto van een schutlaag vojgens de stand van de techniek, genomen met een interferometer van Wyko ® NT3300 DMEMS van Veeco instrumenten Ine. Zoals kan worden afgeleid uit figuur 4a steken samengekitte deeltjes uit het oppervlak van de schutlaag, geproduceerd zoals hierboven beschreven. Fig. 4b toont een beeld van de indeukingen op de steunlaag, die overeenkomen met de uitsteeksels op de schutlaag van fig. 4a, voor een steunlaag in contact met de schutlaag van fig. 4a. Fig. 5 toont een foto van een samengekit deeltje, dat uit het oppervlak van een schutlaag, volgens de stand van de techniek, steekt.

De volgende testmethoden worden gebruikt om de grondstoffen voor de schutlaag en de steunlaag te kenschetsen: DIN = Deutsches Institut für Normung [Duits Instituut voor

Normalisering] ASTM = American Society for Testing and Materials (Amerikaanse Vereniging voorlesten en Materialen)

Transparantie.

Transparantie van de steunlaag is gemeten met behulp van een methode op basis van de ASTM D1003-00.

Witheid.

De witheid van de schutlaag wordt bepaald door de Berger-methode, over het algemeen door wederzijds meer dan 20 boven elkaar geplaatste lagen van film. Witheid wordt bepaald met behulp van een ELREPHO elektrische reflectiefotometer van Zeiss, Oberkochem (DE), standaard lichtsoort C, 2 ° standaardwaarnemer. Witheid WG is gedefinieerd als WG = RY + 3RZ-3RX, waar RX, RY, RZ congruente reflectiefactoren zijn met behulp van een X-, Y-of Z-kleurmetingfilter.

De gebruikte, witte standaard omvat een drukkend bariumsulfaat (DIN 5033, deel 9). Een gedetailleerde beschrijving wordt gegeven, bij wijze van voorbeeld, in Hansl Loos, Farbmessung [kleurmeting], Verlag Beruf und Schule (Uitgeverij Beroep en Onderwijs), Itzehoe (1989).

SV (standaard viscositeit) - polyethyleentereftalaat

Standard viscositeit SV (DCA) wordt gemeten bij 25 °C in dichlooracetatisch zuur (ethaanzuur) door een methode gebaseerd op de DIN 53726. Intrinsieke viscositeit (IV) is berekend op basis van standaard viscositeit, als volgt: IV [η] = 6.907 * 1 θ'4 SV (DCA) + 0.063096 [dl/g]

Frictiecoëfficiënt.

De frictiecoëfficiënt wordt bepaald tot 53 375 DIN. De coëfficiënt van glijdende wrijving is 14 dagen na de productie gemeten.

Gemiddelde deeltiesdiameter dsn.

De gemiddelde deeltjesdiameter d50 wordt bepaald door middel van een laser op een Malvern Mastersizer (Malvern Instrumenten, Ltd., VK), met behulp van de standaard methode (voorbeelden van andere meetapparatuur, zoals: Horiba LA 500 of Sympathec Helos, die hetzelfde meetprincipe gebruiken). Voor de test wordt het monster van het deeltjesmateriaal geplaatst in een cel met water, de cel wordt dan in de Mastersizer geplaatst. De gemiddelde deeltjesdiameter wordt op een automatische manier gemeten, de meting bevat een wiskundige bepaling van d50 (zie figuur 3). d50 van de "relatieve" cumulatieve deeltjesgrootte verdelingscurve wordt als volgt bepaald: de gewenste dso wordt rechtstreeks gegeven op de abscis-as door het snijpunt van de ordinaatwaarde van 50% met de cumulatieve curve. Figuur 3 illustreert meer gedetailleerd wat bedoeld wordt.

Inspectiemethode - Indeukingen

Monsters van de oppervlakte beschermingsband voor inspectie op de aanwezigheid van indeukingen waren als volgt bereid: - 7 stukken van 20 cm X 20 cm werden gesneden uit een oppervlakte beschermingsband en de overgenomen volledige breedte van de blokrol dient geïnspecteerd te worden.

- lp elk van de stukken is een willekeurig gekozen strook van 10cmX10cm gemarkeerd.

Ipspectie van deze monsters wordt als volgt uitgevoerd: - het monster van de oppervlakte beschermingsband (folie inbegrepen) wordt geplaatst op een tafel, die verlicht is van bovenuit op een zodanige wijze dat geen directe reflectie optreedt, aanwezigheid van direct zonlicht wordt vermeden - het oppervlak van de band wordt geïnspecteerd met het blote oog door het monster op en neer te bewegen t.o.v. de tafel. Oppervlakte onregelmatigheden (zoals indeukingen) zijn zichtbaar in een vervorming van de lichtreflectie. Oppervlakte onregelmatigheden met een oppervlak van 0,02 mm2, die de dimensie van typische oppervlakteruwheid hebben, zal meestal niet zichtbaar worden met het blote oog - alle gedetecteerde indeukingen binnen de strook van 10cmX10cm zijn gemarkeerd - de grootte van de indeukingen wordt gemeten met de sjabloon op transparantgrootte, hieronder weergegeven, die wordt geplaatst bovenop de zijde van de oppervlakte beschermingsband, de schutlaag omvattende. De grootte van de indeukingen wordt bepaald door het bedekken van de indeukingen door stippen weergegeven op de sjabloon, en, het vaststellen van de kleinste stipgrootte nodig om de indentatie volledig te dekken. Het aantal indeukingen wordt berekend in functie van hun grootte voor een 10 cm X 10 cm oppervlak, omgezet in 1 m2 en vergeleken met de productspecificatie.

Voorbeeld 1 SCHUTLAAG.

Een meerlagen schutlaag werd geproduceerd voor gebruik in een meerlagen oppervlakte beschermingsband. De schutlaag bestond uit 1. een eerste laag 2. een tweede laag aan een zijde van de eerste laag tegenoverliggend de zijde tegenover de drukgevoelige kleefstof of de steunlaag van dezelfde laag of vel van de oppervlakte beschermingsband 3. en een derde laag aan een zijde van de eerste laag tegenover de drukgevoelige kleefstof.

Voor de eerste laag werden chips, samengesteld uit polyethyleentereftalaat, omvattende bariumsulfaat als wit pigment, gedroogd en in de extrusiemachine ingevoerd. Het materiaal van de eerste laag bestond uit 100 gew. % door het gewicht van polyethyleentereftalaat (SV=800), dat 22 gew. % van bariumsulfaat (Blanc fixe XR-HX, Sachtleben Chemie, d50=0, 7 pm) bevatte als wit pigment. Voor de tweede laag werden chips, samengesteld uit polyethyleentereftalaat en een kleine hoeveelheid antiblokkeer deeltjes, gedroogd en in de extruder ingevoerd.

Het materiaal gebruikt voor het produceren van de tweede laag was samengesteld uit een mengsel van 1. 97 gew. % van polyethyleentereftalaat (SV=800) en 2. 3 gew. % van een masterbatch samengesteld uit 97 gew. % van polyethyleentereftalaat en 3 gew. % van Sylysia 320 (synthetische Si02 van Fuji, Japan, d50 = 2,5 pm)

Het materiaal gebruikt voor de productie van de derde laag bestond uit een mengsel van 1. 89 gew. % van polyethyleentereftalaat (SV=800) bevatte 22% door het gewicht van bariumsulfaat (Blanc fixe XR-HX, Sachtleben Chemie, d50=0, 7 pm) als wit pigment 2. 11 gew. % van een masterbatch samengesteld uit 99 gew. % van polyethyleentereftalaat en 1 gew. % van Sylobloc® 44 H (synthetische Si02 van Grâce, d50 = 2,5 pm)

Een witte, drielagen film werd geproduceerd via co-extrusie met behulp van de mengsels voor de eerste, tweede en derde laag, hierboven beschreven. Co-extrusie werd gevolgd door latere, stapsgewijze, longitudinale en dwarse oriëntatie, totdat een meerlagen film verkregen werd met een eerste totale dikte van 50 pm. De dikte van de tweede laag was 6 pm, de dikte van de derde laag was 4 pm.

De productie-omstandigheden in de afzonderlijke stappen van het proces van de film waren:

Een co-geëxtrudeerde meerlagen film werd verkregen met zeer goede optische eigenschappen, zeer goede wikkelprestaties, zeer goede wikkelkwaliteit en zeer goede verwerkingsprestaties.

Het oppervlak van de derde laag was vervolgens off-line gecoat met een standaard, dunne, siliconen gebaseerde lossingslaag.

De witheid en de transparantie van de schutlaag werden vastgesteld zoals hierboven beschreven. Dé witheid van de schutlaag was 110 en de transparantie was 23%.

STEUNLAAG.

Een transparante, biaxiaal georiënteerde polyesterfilm (Hostaphan®RNK 36 Mitsubishi Polyester Film GmbH, Deutschland (Duitsland)) met een dikte van 36 pm werd gebruikt als steunlaag.

KLEEFSTOFLAAG.

Als drukgevoelige kleefstof, werd gebruik gemaakt van een acryl, drukgevoelige kleefstof samenstelling.

Productie, eigenschappen en beoordeling van de oppervlakte beschermingsband.

De oppervlakte beschermingsband werd geproduceerd door de coating van de steunlaag met de drukgevoelige kleefstof en het vervolgens lamineren van de schutlaag daartegen. Visuele inspectie met het blote oog, zoals hierboven beschreven, bracht aan het licht dat de oppervlakte beschermingsband 5 indeukingen - met een oppervlakte kleiner dan 0,1 mm 2 op een oppervlak van 100 cm2 - bevatte.

Vergelijkend voorbeeld 1 SCHUTLAAG.

Voorbeeld 1 werd herhaald, maar in plaats van een meerlagen film werd een monolaag film gebruikt als schutlaag. De monolaag film had een dikte van 50 pm en een samenstelling zoals beschreven in voorbeeld 1 voor de eerste laag. De witheid van de schutlaag was 112 en de transparantie was 22%.

Één oppervlak van de film was off-line gecoat met een dunne, siliconen gebaseerde lossingslaag.

STEUNLAAG.

Een transparante, biaxiaal georiënteerde polyesterfilm (van Mitsubishi Polyester Film GmbH, Deutschland (Duitsland)) met een dikte van 36 pm werd gebruikt als steunlaag.

KLEEFSTOFLAAG.

Als drukgevoelige kleefstof, werd gebruik gemaakt van een acryl, drukgevoelige kleefstof samenstelling, gebruikt in voorbeeld 1.

Productie, eigenschappen en beoordeling van de oppervlakte beschermingsband.

De oppervlakte beschermingsband werd geproduceerd door de coating van de steunlaag met de drukgevoelige kleefstof en het vervolgens lamineren van de schutlaag daartegen.

Visuele inspectie met het blote oog, zoals hierboven beschreven, gebruik makend van de aangegeven sjabloon, bracht aan het licht dat de oppervlakte beschermingsband meer dan 15 indeukingen met een oppervlakte kleiner dan 0,1 mm 2 en 1 indentatie met een oppervlakte tussen 0,1 en 0,5 mm2 bevatte.

Claims

1. Een meerlagen oppervlakte beschermingsband omvattende een vel van een steunlaag (1) die een kunststof polymeer bevat, een vel van een schutlaag (2) die een kunststof polymeer bevat en die aan een naar de kleefstof (3) gerichte zijde bekleed is met een lossingslaag (7), een laag van een drukgevoelige kleefstof ingeklemd tussen de steunlaag (1) en de schutlaag (2), gekenmerkt doordat de schutlaag (2) een meerlagen vel omvat, welk meerlagen vel 1. ten minste een eerste laag (23) aan een naar de drukgevoelige kleefstof (3) gerichte zijde van de schutlaag, welke eerste laag een kunststof polymeer bevat, 2. ten minste een tweede laag (24) van een kunststof polymeer aan de zijde van de eerste laag (23) tegenover de naar de kleefstof gericht zijde, welke tweede zijde minder dan 2.50 gew. % ten opzichte van het gewicht van de tweede laag bevat van een deeltjesmateriaal met een gemiddelde deeltjesgrootte van 7.0 pm van meer, bij voorkeur 5.0 pm . van meer, met meer voorkeur 2.5 pm van meer, met de meeste voorkeur 1.0 pm van meer bevat.

2. Een oppervlakte beschermingsband volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de tweede laag minder dan 2.00 gew.%, bij voorkeur minder dan 1.00 gew. %, met meer voorkeur minder dan 0.50 gew. %, met de meeste voorkeur minder dan 0.25 gew. % deeltjesmateriaal bevat ten opzichte van het gewicht van de tweede laag.

3. Een oppervlakte beschermingsband volgens conclusie 1 van 2, gekenmerkt doordat de tweede laag minder dan 0.50 gew.%, bij voorkeur minder dan 0.25 gew. %, met meer voorkeur minder dan 0.20 gew. %, met de meeste voorkeur minder dan 0.15 gew. % ten opzichte van het gewicht van de tweede laag bevat van deeltjes van een antiblokkeermiddel.

4. Een oppervlakte beschermingsband volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat de tweede laag in hoofdzaak vrij is van antiblokkeermiddel deeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte van 5 μιτι van meer, bij voorkeur 4 pm van meer.

5. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der conclusies 1-4, gekenmerkt doordat de tweede laag minder dan 0.20 gew. % ten opzichte van het gewicht van de tweede laag bevat van deeltjes van een antiblokkeermiddel als het enige deeltjesmateriaal waarvan de deeltjes een gemiddelde diameter hebben kleiner dan 5.0 pm maar groter dan 0.5 pm.

6. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de tweede laag in hoofdzaak vrij is van toegevoegde pigment deeltjes.

7. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de schutlaag verder een derde laag (22) bevat, die een kunststof polymeer bevat, welke derde laag zich tussen de eerste laag en de drukgevoelige kleefstof (3) bevindt.

8. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de schutlaag vervaardigd is middels co-extrusie.

9. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de oppervlakte beschermingsband een over-all dikte heeft tussen 25.0 en 300.0 pm, bij voorkeur tussen 30.0 en 200.0 pm, met meer voorkeur tussen 40.0 en 150.0 pm, met bijzondere voorkeur tussen 80.0 en 130.0 pm.

10. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de tweede laag van de schutlaag een dikte heeft tussen 2.0 en 20.0 pm, bij voorkeur tussen 2.0 en 10.0 pm, typisch 4.0-6.0.pm.

11. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de eerste laag van de schutlaag een dikte heeft tussen 20.0 en 80.0 pm, bij voorkeur tussen 25.0 en 75.0 pm.

12. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de derde laag van de schutlaag een dikte heeft tussen 1.0 en 40.0 pm, bij voorkeur tussen 1.0 en 30.0 μιτι, met meer voorkeur tussen 2.0 en 20.0 μιη, met de meeste voorkeur tussen 2.0 en 10.0 μιτι, typisch 4.0-6.0 pm.

13. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de schutlaag een minimale dikte heeft van ten minste 10.0 pm, bij voorkeur minimaal 20.0 pm, met meer voorkeur minimaal 25.0 pm.

14. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de schutlaag een maximale dikte heeft van 150.0 pm, bij voorkeur 100.0 pm, met meer voorkeur 75.0 pm.

15. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de doorzichtige steunlaag een dikte heeft tussen 5.0 pm en 50.0 pm, bij voorkeur tussen 10.0 en 40.0 pm, met meer voorkeur tussen 30,0 en 40.0 pm.

16. Een oppervlakte beschermingsband volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de drukgevoelige kleefstof laag een dikte heeft van ongeveer 1.0 tot 100.0 pm, bij voorkeur tussen 5.0 en 75.0 pm, met meer voorkeur van 10.0. tot 50.0 pm, met de meeste voorkeur van 10.0 tot 40.0 pm.

17. Een meerlagen oppervlakte beschermingsband omvattende een vel van een steunlaag (1) die een kunststof polymeer bevat, een vel van een schutlaag (2) die een kunststof polymeer bevat en die aan een naar de kleefstof (3) gerichte zijde bekleed is met een lossingslaag (7), een laag van een drukgevoelige kleefstof (3) ingeklemd tussen de steunlaag (1) en de schutlaag (2), gekenmerkt doordat de schutlaag (2) een meerlagen vel omvat, welk meerlagen vel bevat 1. aan een naar de drukgevoelige kleefstof (3) gerichte zijde van de schutlaag, ten minste een eerste laag (23) die een kunststof polymeer bevat, 2. ten minste een tweede laag (24) van een kunststof polymeer aan de zijde van de eerste laag (23) tegenover de naar de kleefstof gerichte zijde, welke kunststof gedispergeerd deeltjes materiaal bevat, waarin protrusies die ten opzichte van een zijde van het oppervlak van de tweede laag (24) tegenover de naar de eerste laag (23) gerichte zijde uitsteken, maximaal uitsteken over 1.5 pm, bij voorkeur maximaal 1.25 pm, met meer voorkeur maximaal 1.0 pm.