BE1019803A3 - Luchttoevoereenheid en werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid. - Google Patents
Luchttoevoereenheid en werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1019803A3 BE1019803A3 BE2011/0209A BE201100209A BE1019803A3 BE 1019803 A3 BE1019803 A3 BE 1019803A3 BE 2011/0209 A BE2011/0209 A BE 2011/0209A BE 201100209 A BE201100209 A BE 201100209A BE 1019803 A3 BE1019803 A3 BE 1019803A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- air
- flow control
- control valve
- air flow
- supply unit
- Prior art date
Links
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3026—Air supply systems
- D03D47/3053—Arrangements or lay out of air supply systems
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3026—Air supply systems
- D03D47/306—Construction or details of parts, e.g. valves, ducts
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
- Preliminary Treatment Of Fibers (AREA)
Description
Luchttoevoereenheid en werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid.
Technisch gebied.
De uitvinding betreft een luchttoevoereenheid met een hoofdlichaam bevattende ten minste een inlaat die aan een persluchtbron aansluitbaar is, een uitlaat die aan een blaasinrichting aansluitbaar is, een hoofdleiding voor het toevoeren van lucht op een eerste druk van de ten minste een inlaat naar de uitlaat, een tweede leiding voor het toevoeren van lucht op een tweede druk van de ten minste een inlaat naar de uitlaat, met een eerste luchtstroomstuurventiel voorzien in de hoofdleiding en aangebracht voor het sturen van de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding naar de uitlaat, en met een tweede luchtstroomstuurventiel voorzien in de tweede leiding, waarbij het tweede luchtstroomstuurventiel een smoorventiel is en aangebracht is voor het smoren van perslucht in de tweede leiding.
Stand van de techniek.
US 6,062,273 beschrijft een inrichting voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblaasinrichting van een luchtweefmachine voor inslagdraadinserties met een geïntegreerde luchttoevoereenheid die een inlaatopening of inlaat omvat die direct verbonden is met de persluchtvoorziening, een uitlaat die verbonden is met de hoofdblaasinrichting en luchtstroomstuurventielen met ventielaandrijvingen. Hoofdleidingen en bypassleidingen voorzien verbinding tussen de inlaat en de uitlaat waarbij de luchtstroomstuurventielen het toevoeren van lucht aan de uitlaat van de luchttoevoereenheid sturen. De luchtstroomstuurventielen omvatten een afsluitventiel aangebracht om op een aan/uit manier de toevoer van perslucht van de hoofdleiding naar de uitlaat te sturen; een eerste aanpasbaar smoorventiel aangebracht voor het smoren van perslucht toegevoerd aan de uitlaat tijdens inslagdraadinserties wanneer het afsluitventiel open is en een tweede aanpasbaar smoorventiel aangebracht voor het smoren van perslucht toegevoerd aan de uitlaat tussen inslagdraadinserties wanneer het afsluitventiel is gesloten.
US 6,305,433 beschrijft een luchttoevoereenheid met een hoofdlichaam of luchttoevoerblok met een hoofdzakelijk rechte parallellepipedische behuizing. Het luchttoevoerblok omvat leidingen en geschakelde en/of aangepaste ventielen aangestuurd door ventielaandrijvingen aangebracht tussen inlaten en uitlaten. Het luchttoevoerblok voorziet twee uitlaten aan een longitudinale zijde van de behuizing, waarbij elke uitlaat toegewezen is aan zijn eigen ventielen. Drie zijden van de behuizing zijn vrij van ventielaandrijvingen of andere elementen om toe te laten verschillende blokken met elkaar te verbinden via deze zijden.
Het is gekend uit US 5,970,996 om een pneumatisch systeem te voorzien, waarbij twee hoofdblaasinrichtingen elk verbonden zijn met een eerste tak aan een persluchtbron die perslucht op hoge druk toevoert voor doelen van inslagdraadinsertie. Het hoofdventiel wordt geopend door een stuureenheid om een inslagdraad in te brengen en wordt daarna terug gesloten. Elk van de hoofdblaasinrichtingen is verbonden via een tweede tak met de persluchtbron om perslucht op lage druk toe te voeren aan de hoofdblaasinrichtingen. De twee tweede takken bevatten een gemeenschappelijke drukregelaar en elk een smoorventiel. Een stuureenheid is voorzien voor het aanpassen van het smoorventiel naar verschillende smooropeningen. De stuureenheid kan het smoorventiel zo aanpassen dat, onmiddellijk na het sluiten van het hoofdventiel perslucht op een hogere druk toegevoerd zal worden via de tweede tak, waarna de druk van de perslucht wordt verminderd door het aanpassen van het smoorventiel. De druk zal daarna opnieuw verhoogd worden op een tijdige wijze voor het volgende inbrengen van een inslagdraad. Een terugslagventiel kan voorzien zijn in elke tweede tak stroomafwaarts van het smoorventiel om uit te sluiten dat de druk, wanneer vrijgelaten van het hoofdventiel, de tweede tak kan binnenkomen. Na het sluiten van het hoofdventiel zal de druk aan de blaasinrichtingen slechts zeer traag dalen. Dit effect wordt verder gesteund daar een lengte van een pneumatische lijn tussen het smoorventiel en het terugslagventiel relatief lang is en een luchtvolume van perslucht in de tweede leiding voor het openen van het terugslagventiel groot is.
Samenvatting van de uitvinding.
Het is het doel van de uitvinding om te voorzien in een luchttoevoereenheid voor het toevoeren van lucht aan een blaasinrichting van een luchtweefmachine en een werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid voor het toevoeren van lucht aan een blaasinrichting van een luchtweefmachine, waarbij een snelle en betrouwbare overgang van een toevoer van lucht op een eerste druk naar een toevoer van lucht op een tweede druk en omgekeerd wordt bereikt.
Deze opgave wordt opgelost door een luchttoevoereenheid voor het toevoeren van lucht aan een blaasinrichting van een luchtweefmachine en een werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoerluchttoevoereenheid voor het toevoeren van lucht aan een blaasinrichting van een luchtweefmachine met de kenmerken van conclusies 1 en 15. Voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden gedefinieerd in de afhankelijke conclusies.
Het is het basisidee van de uitvinding om te voorzien in een luchttoevoereenheid voor het toevoeren van lucht aan een blaasinrichting van een luchtweefmachine met een hoofdlichaam bevattende ten minste een inlaat die aan een persluchtbron kan worden aangesloten, een uitlaat die aan een blaasinrichting kan worden aangesloten, een hoofdleiding voor het toevoeren van lucht op een eerste druk van de ten minste een inlaat naar de uitlaat, een tweede leiding voor het toevoeren van lucht op een tweede druk van de ten minste een inlaat naar de uitlaat, met een eerste luchtstroomstuurventiel voorzien in de hoofdleiding en aangebracht voor het sturen van de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding naar de uitlaat, en met een tweede luchtstroomstuurventiel voorzien in de tweede leiding, waarbij het tweede luchtstroomstuurventiel een smoorventiel is en aangebracht is voor het smoren van lucht in de tweede leiding, waarbij de tweede leiding uitmondt in de hoofdleiding stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel, en waarbij een terugslagventiel is voorzien in de tweede leiding stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel. De hoofdleiding wordt ook eerste leiding genoemd. Het terugslagventiel is aangebracht in de tweede leiding nabij de plaats waar de tweede leiding uitmondt in de hoofdleiding.
In het algemeen is de eerste druk, ook aangeduid als de weefdruk, voldoende hoog om een inslagdraadinsertie toe te laten. Gepaste eerste luchtdrukken liggen bijvoorbeeld in de orde van grootte van ongeveer 2 bar tot ongeveer 7 bar. De tweede druk, ook aangeduid als de houddruk, is over het algemeen lager dan de eerste druk. Het aanwenden van een tweede druk in de orde van grootte van ongeveer 0,1 bar is succesvol geweest voor het betrouwbaar houden van een inslagdraad in de blaasinrichting wanneer de inslagdraad niet ingebracht wordt.
Het terugslagventiel opent of sluit als gevolg van de drukverschillen stroomopwaarts en stroomafwaarts van het terugslagventiel. Er is geen actuator vereist voor het terugslagventiel. Door het voorzien van het terugslagventiel stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel in de tweede leiding van een hoofdlichaam, wordt een compacte structuur van de luchttoevoereenheid gegeven, waarbij een luchtvolume tussen het terugslagventiel en het tweede luchtstroomstuurventiel en/of tussen het terugslagventiel en het eerste luchtstroomstuurventiel klein kan worden gehouden. Dit laat toe om heersende drukken stroomopwaarts of stroomafwaarts van het terugslagventiel snel aan te passen aan veranderingen in de condities als gevolg van een openen of sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel en een daarop volgend sluiten of openen van het terugslagventiel. Daardoor opent of sluit het terugslagventiel snel in antwoord op een sluiten of openen van het eerste luchtstroomstuurventiel voor een snelle en betrouwbare overgang van een toevoeren van lucht op een eerste druk naar een toevoeren van lucht op een tweede druk en omgekeerd.
De opgave wordt ook opgelost door een werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid voor het toevoeren van lucht aan een blaasinrichting van een luchtweefmachine voor het inbrengen van een inslagdraad, waarbij de luchttoevoereenheid een hoofdlichaam bevat, het hoofdlichaam bevat ten minste een inlaat die is aangesloten aan een persluchtbron, een uitlaat die is aangesloten aan de blaasinrichting, een hoofdleiding voor het toevoeren van lucht op een eerste druk van de ten minste een inlaat naar de uitlaat, een tweede leiding voor het toevoeren van lucht op een tweede druk van de ten minste een inlaat naar de uitlaat, waarbij de luchttoevoereenheid verder een eerste luchtstroomstuurventiel bevat voorzien in de hoofdleiding en aangebracht voor het sturen van de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding naar de uitlaat en een tweede luchtstroomstuurventiel bevat voorzien in de tweede leiding, waarbij het tweede luchtstroomstuurventiel een smoorventiel is en aangebracht is voor het smoren van lucht in de tweede leiding, waarbij de tweede leiding uitmondt in de hoofdleiding stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel, en waarbij een terugslagventiel is voorzien in de tweede leiding stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel, waarbij de werkwijze de volgende stappen bevat: het toevoeren van lucht op een tweede druk via de tweede leiding terwijl het eerste luchtstroomstuurventiel gesloten is, het openen van het eerste luchtstroomstuurventiel en het toevoeren van lucht op een eerste druk via de hoofdleiding voor een inslagdraadinsertie van een inslagdraad, waarbij de eerste druk hoger is dan de tweede druk, en het daaropvolgend sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel.
Bij het sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel, zal de druk in de hoofdleiding stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel dalen. Wanneer de druk aan de uitlaat onder een druk in de tweede leiding stroomopwaarts van het terugslagventiel is, opent het terugslagventiel en wordt lucht toegevoerd op de tweede druk. Terwijl geen luchtstroom aanwezig is doorheen het tweede luchtstroomstuurventiel heeft het tweede luchtstroomstuurventiel geen smooreffect en is de druk stroomopwaarts en stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel in wezen gelijk. Daarom zal een hogere druk inwerken op het terugslagventiel voor het openen van het terugslagventiel dan nadat het terugslagventiel is geopend en lucht stroomt doorheen het tweede luchtstroomstuurventiel. Daarom wordt een snelle opening van het terugslagventiel bereikt. Bijvoorbeeld kan de druk die heerst voor het openen van het terugslagventiel worden gekozen als 1,5 bar, terwijl de druk die wordt toegevoerd via de tweede leiding nadat het terugslagventiel is geopend, wordt gesmoord tot 0,1 bar. Als gevolg van het snelle openen van het terugslagventiel en de kleine volumes van de tweede leiding, wordt een drukval aan de uitgang naar een druk onder de gewenste houddruk succesvol vermeden.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt een wezenlijk lineaire doorgang voorzien in het hoofdlichaam voor de vorming van de tweede leiding, waarbij het tweede luchtstroomstuurventiel en het terugslagventiel worden aangebracht in lijn in de doorgang. Bij voorkeur worden wezenlijk lineaire doorgangen voorzien in het hoofdlichaam voor de vorming van zowel de hoofdleiding als de tweede leiding. De doorgangen worden bijvoorbeeld als boorgaten vervaardigd. Voor een eenvoudige vervaardiging verlopen de doorgangen bij voorkeur minstens gedeeltelijk parallel. Het volume van de tweede leiding stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel is bij voorkeur geminimaliseerd. Het volume wordt voldoende groot gehouden om te voldoen aan beperkingen van vormgeving en mechanische sterkte van de ventielen voorzien in de leiding en de waarde van de tweede druk. In een uitvoeringsvorm wordt de respectievelijke doorgang gevormd in het hoofdlichaam voor de tweede leiding, waarbij buisvormige of kokervormige elementen worden voorzien om het luchtvolume in de tweede leiding te minimaliseren.
Na het sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel is het voordelig dat de druk stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel snel daalt. Door het minimaliseren van het luchtvolume stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel, in het bijzonder door het sluiten van het terugslagventiel aangebracht tussen de hoofdleiding en de tweede leiding, wordt een snel dalen van de druk na het sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel bereikt. Dit laat toe om bij het einde van een inslagdraadinsertie het moment precies te bepalen waarop een hoofdblaasinrichting niet langer op een inslagdraad blaast, wat voorkomt dat er nog te veel wordt geblazen op een inslagdraad die wordt afgeremd of al stil staat, zodat beschadiging van de inslagdraad wordt vermeden. Dit is voordelig om een inslagdraad gewenst te remmen en/of te houden bij het einde van de inslagdraadinsertie.
In een andere uitvoeringsvorm is de ventielzitting van het tweede luchtstroomstuurventiel gemonteerd op of integraal gevormd met een inlaat van het terugslagventiel. Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een kokervormig element met een centrale doorvoeropening voorzien in een doorgang van het hoofdlichaam, waarbij de centrale doorvoeropening fungeert als de inlaat van het terugslagventiel en de ventielzitting van het tweede luchtstroomstuurventiel is voorzien in de ingangszone van de centrale doorvoeropening aan een eerste zijde van het kokervormige element. Volgens een uitvoeringsvorm zijn de kokervormige elementen met een centrale doorvoeropening voorzien in een doorgang van het hoofdlichaam, waarbij een terugslagventiel is aangebracht tussen de kokervormige elementen en waarbij een ventielzitting van het tweede luchtstroomstuurventiel is voorzien aan een ingangszone van de centrale doorvoeropening ter hoogte van het kokervormig element aangebracht stroomopwaarts van het andere kokervormig element. De doorgang, in het bijzonder een boorgat, kan voldoende groot worden gedimensioneerd om een eenvoudige vervaardiging van het hoofdlichaam toe te laten. De diameter van de doorvoeropening kan worden gekozen om substantieel kleiner te zijn dan de diameter van de doorgang voorzien in het hoofdlichaam om het volume van de tweede leiding te minimaliseren. Daarnaast laat de gezamenlijke uitvoering van de ventielzitting en de inlaat van het terugslagventiel als een kokervormig element een compacte vormgeving toe.
Bij voorkeur is het kokervormige element vast verzekerd in de tweede leiding, in het bijzonder via een schroefverbinding. Het kokervormige element kan eenvoudig worden vervangen. Bijvoorbeeld om een smooractie van het tweede luchtstroomstuurventiel te veranderen of om een ander terugslagventiel te voorzien.
In een uitvoeringsvorm, bevat het tweede luchtstroomstuurventiel een stationaire ventielzitting met een wezenlijk cirkelvormig-cylindrisch binnenoppervlak en een plunjer met een. conisch buitenoppervlak. De coniciteit van de plunjer is bijvoorkeur tussen 3° en 30°. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de positie van de plunjer aanpasbaar ten opzichte van de ventielzitting voor het aanpassen van een smooropening.
In een andere uitvoeringsvorm bevat het tweede luchtstroomstuurventiel een actuator voor het aanpassen van de smooropening, in het bijzonder een elektrisch gestuurde actuator. De actuator is bij voorkeur gekoppeld met een schroefdraadinrichting voor het omvormen van een rotatiebeweging van de actuator in een axiale beweging van de plunjer die een conisch buitenoppervlak heeft. Het tweede luchtstroomstuurventiel kan tot een gewenste smooropening ingesteld worden.
In een uitvoeringsvorm wordt de plunjer bij beweging bijvoorbeeld geleid door zijwanden van de doorgang. Volgens nog een andere uitvoeringsvorm bevat het tweede luchtstroomstuurventiel een steunstructuur die afsluitend is aangebracht in de tweede leiding, waarbij de plunjer, in het bijzonder een plunjerkraag, verschuifbaar wordt ondersteund in de steunstructuur. Het terugslagventiel, het tweede luchtstroomstuurventiel, de steunstructuur en de actuator voor het tweede luchtstroomstuurventiel zijn ingebracht in de doorgang gevormd in het hoofdlichaam. De steunstructuur is afsluitend aangebracht in de doorgang om luchtverliezen te vermijden. In een uitvoeringsvorm bevat de plunjer een plunjerkraag en een plunjerkop, die aan elkaar zijn verzekerd om een eenvormig element te vormen. In andere uitvoeringsvormen zijn de plunjerkraag en de plunjerkop integraal gevormd. Met integraal wordt bedoeld op zichzelf bestaand. De steunstructuur laat toe om de diameter van de plunjer kleiner te dimensioneren dan de diameter van de doorgang van het hoofdlichaam.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is een diameter van de plunjer kleiner dan een doorsnede van het tweede leidingdeel van de tweede leiding stroomopwaarts van de ventielzitting van het tweede luchtstroomstuurventiel. Dit laat toe de kracht te minimaliseren die vereist is om de plunjer te bewegen.
In een andere uitvoeringsvorm is het eerste luchtstroomstuurventiel een afsluitventiel aangebracht om op een aan/uit manier de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding naar de uitlaat te sturen. Het eerste luchtstroomstuurventiel bevat in voorkeurdragende uitvoeringsvormen een sluitelement en een actuator, in het bijzonder een elektromagnetische actuator. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de hoofdleiding twee hoofdleidingdelen die wezenlijk loodrecht op elkaar verlopen, waarbij het sluitelement van het eerste luchtstroomstuurventiel is aangebracht in de overgangszone tussen de twee hoofdleidingdelen voor het afsluiten van een luchttoevoer naar het tweede hoofdleidingdeel van de hoofdleiding. Dit laat een eenvoudige vervaardiging van de hoofdleiding en het overeenkomende eerste luchtstroomstuurventiel toe. De actuator is bij voorkeur aangebracht ter hoogte van een zijwand van het hoofdlichaam en verbonden met het sluitelement via een as. In een uitvoeringsvorm wordt het sluitelement in een sluitend contact gehouden met een ventielzitting via een terugstelveer en bewogen door de actuator tegen de kracht van de terugstelveer in.
Volgens een andere uitvoeringsvorm bevat het terugslagventiel een* ventielelement dat axiaal beweegbaar is aangebracht in de tweede leiding. De bewegingsrichting van het terugslagventiel valt samen met de bewegingsrichting van het tweede luchtstroomstuurventiel. Bij voorkeur is de doorgang voor de tweede leiding tenminste gedeeltelijk parallel met het eerste hoofdleidingdeel van de hoofdleiding aangebracht om een eenvoudige vervaardiging toe te laten.
In een andere uitvoeringsvorm heeft het hoofdlichaam een wezenlijk rechte parallellepipedische behuizing, waarbij een actuator voor het eerste luchtstroomstuurventiel en de ten minste een inlaat voor de hoofdleiding zijn aangebracht ter hoogte van een eerste wand, een actuator voor het tweede luchtstroomstuurventiel is aangebracht ter hoogte van een tweede wand, loodrecht op de eerste wand, en de uitlaat is aangebracht ter hoogte van een derde wand parallel aan de eerste wand, en waarbij drie overblijvende wanden van de behuizing zijn gevormd als vrije oppervlakken. Met een dergelijke structuur zijn er geen elementen of eenheden die lopen tot de buitenzijde van de behuizing voorzien op de vrije oppervlakken. Dit laat toe om verschillende luchttoevoereenheden naast elkaar te plaatsen.
In een uitvoeringsvorm is een inlaat voorzien op het hoofdlichaam voor het toevoeren van lucht via de hoofdleiding en de tweede leiding, waarbij de druk van de lucht die aan de tweede leiding wordt toegevoerd bij voorkeur wordt verminderd gebruik makend van een drukregelventiel. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn twee inlaten voorzien op het hoofdlichaam, waarbij lucht wordt toegevoerd op een eerste druk van een eerste inlaat naar de uitlaat via de hoofdleiding en waarbij lucht wordt toegevoerd op een tweede druk van de tweede inlaat naar de uitlaat via de tweede leiding. Een gemeenschappelijke persluchtbron kan worden voorzien, waarbij buiten het hoofdlichaam een drukregelventiel is voorzien voor het verminderen van de druk die via de tweede leiding moet worden toegevoerd. De druk van de lucht die aan die tweede leiding wordt toegevoerd, kan onafhankelijk van de druk die wordt toegevoerd aan de hoofdleiding worden aangepast.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt een toevoerleiding voorzien die dwars doorheen het hoofdlichaam verloopt, waarbij lucht wordt toegevoerd aan de tweede leiding via deze dwars verlopende toevoerleiding. Verschillende luchttoevoereenheden kunnen naast elkaar worden aangebracht, waarbij lucht wordt toegevoerd aan de tweede leidingen via de toevoerleiding. Dit laat een compacte structuur van de luchttoevoereenheid toe en vereist slechts een beperkt aantal additionele luchtleidingen aan het hoofdlichaam.
In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de luchttoevoereenheid voorzien met minstens één elektrische aansluiting die een actuator of aandrijfeenheid voor het eerste luchtstroomstuurventiel en/of een actuator of aandrijfeenheid voor het tweede luchtstroomstuurventiel met een stuureenheid verbindt, in het bijzonder een stuureenheid van de weefmachine.
Verdere voordelen en kenmerken van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen.
Korte beschrijving van de tekeningen.
In wat volgt, worden uitvoeringsvormen van de uitvinding in detail beschreven op basis van verschillende schematische tekeningen waarin:
Figuur 1 een schematisch zicht weergeeft van een dwarsdoorsnede van een luchttoevoereenheid volgens een eerste uitvoeringsvorm;
Figuur 2 een schematisch zij-aanzicht weergeeft van de luchttoevoereenheid van figuur 1;
Figuur 3 een schematisch zicht weergeeft van een ventielelement van een terugslagventiel van de luchttoevoereenheid van figuren 1 en 2;
Figuur 4 een grafiek weergeeft die het drukverloop over de tijd weergeeft aan een uitlaat van de luchttoevoereenheid;
Figuur 5 een vooraanzicht van een aantal naast elkaar opgestelde luchttoevoereenheden volgens de uitvinding weergeeft; en
Figuur 6 een schematisch zicht gelijkaardig aan figuur 1 van een dwarsdoorsnede weergeeft van een luchttoevoereenheid volgens een tweede uitvoeringsvorm.
Gedetailleerde beschrijving van voorkeurdragende uitvoeringsvormen.
In wat volgt worden uitvoeringsvormen van de uitvinding in detail beschreven met referenties naar de figuren. Doorheen de figuren worden dezelfde of gelijkaardige elementen aangeduid door dezelfde referentienummers.
Figuren 1 en 2 tonen een eerste uitvoeringsvorm van een luchttoevoereenheid 1 met een hoofdlichaam 2 voor het toevoeren van lucht aan een schematisch weergegeven blaasinrichting 3 van een luchtweefmachine in respectievelijk een schematisch zicht van een dwarsdoorsnede en een zijaanzicht.
Het hoofdiichaam 2 bevat verder een hoofdleiding 4 met een eerste hoofdleidingdeel 5 en een tweede hoofdleidingdeel 6 voor het toevoeren van lucht op een eerste druk van de eerste inlaat 7 naar de uitlaat 8 en een tweede leiding 9 met een eerste leidingdeel 10, een tweede leidingdeel 11 en een derde leidingdeel 12 voor het toevoeren van lucht op een tweede druk van de tweede inlaat 13 naar de uitlaat 8. De eerste inlaat 7 is verbindbaar met een eerste persluchtbron (niet weergegeven), de tweede inlaat 13 is verbonden met een tweede persluchtbron (niet weergegeven) en de uitlaat 8 is verbonden met een blaasinrichting 3 van een luchtweefmachine.
Een eerste luchtstroomstuurventiel 14 is voorzien in de hoofdleiding 4 en is aangebracht om de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding 4 naar de uitlaat 8 te sturen. Het weergegeven eerste luchtstroomstuurventiel 14 is een afsluitventiel dat is aangebracht om op een aan/uit manier de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding 4 te sturen. Het luchtstroomstuurventiel 14 bevat een afsluitelement 15 en een actuator 16, in het bijzonder een elektromagnetische actuator of enig andere geschikte aandrijfeenheid. De hoofdleiding 4 bevat twee hoofdleidingdelen 5 en 6 die wezenlijk loodrecht op elkaar verlopen, waarbij het afsluitelement 15 is aangebracht in de overgangszone tussen de twee hoofdleidingdelen 5 en 6 voor het afsluiten van de toevoer van lucht naar het tweede hoofdleidingdeel 6 van de hoofdleiding 4. De actuator 16 is aangebracht ter hoogte van een zijwand 35 van het hoofdlichaam 2 waarin ook de eerste inlaat 7 is voorzien. De actuator 16 is verbonden met het afsluitelement 15 via een as 17. Het afsluitelement 15 wordt met een terugstelveer 18 in een sluitend contact gehouden met een ventielzitting 19 voorzien aan het tweede hoofdleidingdeel 6 en wordt bewogen door de actuator 16 tegen de kracht van de terugstelveer 18.
In de tweede leiding 9 is een tweede luchtstroomstuurventiel 20 voorzien, waarbij het tweede luchtstroomstuurventiel 20 een smoorventiel is en aangebracht is om de luchtstroming doorheen de tweede leiding 9 te smoren. De tweede leiding 9 mondt uit in het tweede hoofdleidingdeel 6 van de hoofdleiding 4 stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel 14.
Verder is een terugslagventiel 21 voorzien in de tweede leiding 9 stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel 20. Figuur 3 toont meer in detail het terugslagventiel 21 van de luchttoevoereenheid 1. Het tweede luchtstroomstuurventiel 20 en het terugslagventiel 21 verdelen de tweede leiding 9 in drie leidingdelen 10, 11 en 12, een eerste leidingdeel 10 stroomopwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel 20, een tweede leidingdeel 11 tussen het tweede luchtstroomstuurventiel 20 en het terugslagventiel 21, en een derde leidingdeel 12 stroomafwaarts van het terugslagventiel 21.
Voor een inslagdraadinsertie wordt een eerste druk of weefdruk voorzien die voldoende hoog is om een betrouwbare inslagdraadinsertie toe te laten. Gepaste eerste drukken die voorzien worden ter hoogte van de eerste inlaat 7 liggen bijvoorbeeld in de orde van grootte van ongeveer 2 bar tot ongeveer 7 bar. De tweede druk of houddruk is lager dan de eerste druk. Het gebruiken van een houddruk in de orde van grootte van ongeveer 0,1 bar is succesvol geweest voor het betrouwbaar houden van een inslagdraad in de blaasinrichting wanneer niet ingebracht. Gepaste tweede drukken die voorzien worden ter hoogte van de tweede inlaat 13 van de luchttoevoerinricting 1 liggen bijvoorbeeld in de orde van grootte van 1,5 bar.
Het terugslagventiel 21 opent of sluit als gevolg van drukverschillen in de perslucht tussen het tweede hoofdgeleidingsdeel 6 van de hoofdleiding 4 en het tweede leidingdeel 11 van de tweede leiding 9. Er is geen actuator vereist voor het terugslagventiel 21.
Figuur 4 toont een voorbeeld van een grafiek die de druk over de tijd weergeeft ter hoogte van de uitlaat 8 van de luchttoevoereenheid 1. Tijdens het weven, wanneer geen inslagdraad wordt ingebracht, wordt lucht op de tweede druk toegevoerd via de tweede leiding 9 terwijl het eerste luchtstroomstuurventiel 14 is gesloten. Voor een inslagdraadinsertie wordt het eerste luchtstroomstuurventiel 14 geopend op een ogenblik Tl en wordt lucht op een eerste druk naar de uitgang 8 toegevoerd via de hoofdleiding 4. Na de inslagdraadinsertie wordt het eerste luchtstroomstuurventiel 14 gesloten op een ogenblik T2. Zoals kan worden gezien in figuur 4 wordt een snelle overgang tussen de twee drukniveaus bereikt. Het terugslagventiel 21 wordt op een ogenblik T3 gesloten kort nadat het eerste luchtstroomstuurventiel 14 is geopend. Nadat het eerste luchtstroomstuurventiel 14 terug is gesloten, wordt het terugslagventiel 21 terug geopend op een ogenblik T4.
De werking van de luchttoevoereenheid 1 zal worden uitgelegd met referentie naar de figuren 1 tot 4. Wanneer het eerste luchtstroomstuurventiel 14 wordt gesloten, zal de druk in het tweede hoofdleidingdeel 6 van de hoofdleiding 4 stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel 14 dalen. De druk in het derde leidingdeel 12 van de tweede leiding 9 is wezenlijk gelijk aan de druk in het tweede hoofdleidingdeel 6. Wanneer de druk in dit derde leidingdeel 12 van de tweede leiding 9 lager is dan een druk in het tweede leidingdeel 11 van de tweede leiding 9 stroomopwaarts van het terugslagventiel 21, zal het terugslagventiel 21 openen en kan lucht toegevoerd worden op de tweede druk naar de uitgang 8.
Zolang als geen lucht stroomt doorheen het geopende tweede luchtstroomstuurventiel 20 is de druk stroomopwaarts en stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel 20 wezenlijk gelijk. Daarom zal een druk die wordt voorzien ter hoogte van de tweede inlaat 13 via het tweede leidingdeel 11 inwerken op het terugslagventiel 21 om het terugslagventiel 21 te openen. Deze druk is hoger dan wanneer een luchtstroming door het tweede luchtstroomstuurventiel 20 wordt gesmoord nadat het terugslagventiel 21 is geopend en lucht doorheen het tweede luchtstroomstuurventiel 20 stroomt. Bijvoorbeeld kan de druk die wordt toegevoerd via de tweede inlaat 13 en onder statische condities is, dit wil zeggen voor het openen van het terugslagventiel 21, worden gekozen als 1,5 bar, terwijl de druk toegevoerd via de tweede leiding 9 nadat het terugslagventiel 21 is geopend, door de smoring daalt tot 0,1 bar. Zo wordt enerzijds na het sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel 14 een snel openen van het terugslagventiel 21 bereikt en anderzijds na het openen van het eerste luchtstroomstuurventiel 14 een snel sluiten van het terugslagventiel 21 bereikt.
Verder wordt door het voorzien van het terugslagventiel 21 stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel 20 in de tweede leiding 9 van het hoofdlichaam 2 een compacte structuur van de luchttoevoereenheid 1 gegeven, waarbij een luchtvolume tussen het terugslagventiel 21 en het tweede luchtstroomstuurventiel 20 en tussen het terugslagventiel 21 en het eerste luchtstroomstuurventiel 14 klein wordt gehouden. Dit laat toe om heersende drukken stroomopwaarts en/of stroomafwaarts van het terugslagventiel 21 snel aan te passen aan veranderingen in de condities als gevolg van een openen of sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel 14 en het terugslagventiel 21. In het bijzonder wordt een snel afnemen van de druk bereikt in het tweede hoofdleidingdeel 6 van de hoofdleiding 4 en in het derde leidingdeel 12 van de tweede leiding 9 na het sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel 14. Dit laat toe om precies het ogenblik te bepalen waarop een inslagdraad bij een inslagdraadinsertie niet langer wordt voortgestuwd door een blaasinrichting 3 die lucht ontvangt van een luchttoevoereenheid 1 volgens de uitvinding. Hierdoor kan bijvoorbeeld een remmen en/of een klemmen van de inslagdraad aan het einde van de inslagdraadinsertie gebeuren zonder risico op beschadiging van de inslagdraad doordat de blaasinrichting 3 nog te hard blaast.
Door het werken van de hogere druk op het terugslagventiel 21 onder statische condities en de kleine volumes van de leidingdelen 11 en 12 van de tweede leiding 9 stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel 20, opent of sluit het terugslagventiel 21 snel in antwoord op een sluiten of openen van het eerste luchtstroomstuurventiel 14 voor een snelle en betrouwbare overgang van een toevoer van lucht op een eerste druk naar een toevoer van lucht op een tweede druk en omgekeerd. Daarnaast worden drukvallen aan de uitlaat 8 naar een druk onder de gewenste houddruk succesvol vermeden.
De hoofdleidingdelen 5, 6 en het leidingdeel 10 zijn uitgevoerd als boorgaten in het hoofdlichaam 2, wat een eenvoudige vervaardiging toelaat. Het leidingdeel 10 van de tweede leiding 9 is wezenlijk parallel met het eerste hoofdleidingdeel 5 van de hoofdleiding 4. Het terugslagventiel 21 is in de doorgang 22 geplaatst waarvan het leidingdeel 10 deel uitmaakt. In de weergegeven uitvoeringsvorm bevat het terugslagventiel 21 twee kokervormige elementen 23, 24 met een centrale doorvoeropening 48, 49 en een ventielelement 25 van het terugslagventiel 21 dat verschuifbaar in de kokervormige elementen 23, 24 is aangebracht. Het ventielelement 25 is bij voorkeur zo licht als mogelijk uitgevoerd om een snelle beweging toe te laten. De centrale doorvoeropening 48 van het kokervormige element 23 vormt het leidingdeel 11, terwijl de centrale doorvoeropening 49 van het kokervormige element 24 het leidingdeel 12 vormt. De twee kokervormige elementen 23, 24 zijn vast verzekerd aan elkaar en afsluitend geplaatst in de doorgang 22. Verder is een fixeerelement 26 voorzien voor het vastzetten van de kokervormige elementen 23, 24 in de doorgang 22 dat bijvoorbeeld een schroefelement bevat. De kokervormige elementen 23, 24 kunnen eenvoudig worden vervangen. De doorgang 22 is voldoende groot gedimensioneerd om een eenvoudige vervaardiging van het hoofdlichaam 2 toe te laten. De diameter van de centrale doorvoeropeningen 48, 49 van de twee kokervormige elementen 23 en 24, welke centrale doorvoeropeningen 48, 49 respectievelijk de leidingdelen 11 en 12 vormen, is wezenlijk kleiner gekozen dan de diameter van de doorgang 22 om het luchtvolume in het tweede en derde leidingdeel 11 en 12 van de tweede leiding 9 te minimaliseren. Om een luchtdichte afsluiting door het terugslagventiel 21 te bekomen, bevat het terugslagventiel 21 een dichtingsring 51. De dichtingsring 51 is opgesteld tussen de kokervormige elementen 23 en 24.
Het tweede luchtstroomstuurventiel 20 bevat een stationaire ventielzitting 27 met een wezenlijk cirkelvormig-cylindrisch binnenoppervlak en een plunjer 28 met een conisch buitenoppervlak. De eoniciteit van de plunjer 28 ligt bij voorkeur tussen 3° en 30°. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm is de ventielzitting 27 gevormd aan de ingangszone 47 van de centrale doorvoeropening 48 van het leidingdeel 11 dat deel uitmaakt van het kokervormig element 23. Voor het luchtdicht afsluiten van het tweede luchtstroomstuurventiel 20 bevat de plunjer 28 een dichtingsring 52 die kan samenwerken met de uitsparing 53 van het kokervormige element 23. Verder bevat de plunjer 28 een plunjerkraag 43 die kan worden bewogen om contact te maken met het oppervlak 54 van het kokervormig element 23. Dit contact laat toe om een ondubbelzinnige positionering van de plunjer 28 uit te voeren zodat een aansturen van de actuator 29 van het tweede luchtstroomstuurventiel 20 precies kan gebeuren. Hierbij wordt de dichtingsring 52 in de uitsparing 53 gedrukt.
De positie van de plunjer 28 is aanpasbaar ten opzichte van de ventielzitting 27 voor het aanpassen van een smooropening. Voor dit doel bevat het tweede luchtstroomstuurventiel 21 een actuator 29, in het bijzonder een stappenmotor of enig andere geschikte aandrijfeenheid. De actuator 29 is gekoppeld met een schroefdraadinrichting voor het omvormen van een rotatiebeweging van de actuator 29 in een axiale beweging van de plunjer 28. Het tweede luchtstroomstuurventiel 20 kan worden ingesteld op een gewenste smoring voor het geschikt en aangepast aan de weefcondities smoren van de luchtstroming doorheen de tweede leiding 9. De plunjer 28 is aangebracht op een schuifelement 30 en kan met het schuifelement 30 bewogen worden in de axiale richting van de doorgang 22.
De luchttoevoereenheid 1 is verder, zoals schematisch weergegeven in figuur 2, uitgerust met minstens één elektrische aansluiting 31, 32 die de actuator 16 voor het eerste luchtstroomstuurventiel 14 en de actuator 29 voor het tweede luchtstroomstuurventiel 20 met een stuureenheid 33 verbindt, in het bijzonder met de stuureenheid van de weefmachine.
Het hoofdlichaam 2 heeft een wezenlijk rechte parallellepipedische behuizing 34, waarin de actuator 16 voor het eerste luchtstroomstuurventiel 14 en de eerste inlaat 7 zijn aangebracht ter hoogte van een eerste wand 35, de actuator 29 voor het tweede luchtstroomstuurventiel 20 is aangebracht ter hoogte van een tweede wand 36, loodrecht op de eerste wand 35, en de uitlaat 8 is aangebracht ter hoogte van een derde wand 37 parallel aan de eerste wand 35, en de overblijvende drie wanden 38, 39, 40 van de behuizing 34 gevormd zijn als vrije oppervlakken, zoals schematisch weergegeven in figuur 5. Met een dergelijke structuur zijn geen elementen of eenheden die tot de buitenkant van de behuizing 34 lopen voorzien op de vrije oppervlakken. Dit laat toe om verschillende luchttoevoereenheden 1 naast elkaar te plaatsen.
Zoals zichtbaar in figuren 1, 2 en 5 is een in streeplijn weergegeven toevoerleiding 41 voorzien die dwars doorheen het hoofdlichaam 2 loopt, waarbij het eerste leidingdeel 10 van de tweede leiding 9 samenvalt met de toevoerleiding 41 en lucht wordt toegevoerd aan de tweede leiding 9 via de toevoerleiding 41. Wanneer verschillende luchttoevoereenheden 1 naast elkaar worden aangebracht, bijvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 5, zijn de toevoerleidingen 41 van een aantal luchttoevoereenheden 1 gekoppeld en wordt lucht toegevoerd aan de tweede leidingen 9 via de toevoerleidingen 41. Hierbij bevindt de tweede ingang 13 zich nabij een toevoerleiding 41 van een eerste luchttoevoereenheid 1 die aan een zijkant is aangebracht en is de toevoerleiding 41 van een laatste luchttoevoerblok 1 die aan de tegenoverliggende zijkant is aangebracht afgesloten met een deksel 50. Dit laat een compacte structuur van de luchttoevoereenheid 1 toe met een beperkt aantal additionele luchtleidingen aan het hoofdlichaam 2. Zoals weergegeven in figuur 5 kan perslucht via verschillende luchtleidingen 55 en niet weergegeven toevoerleidingen naar de ingangen 7 toegevoerd worden aan de luchttoevoereenheid 1 volgens de uitvinding.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuren 1 en 3 bevat de plunjer 28 een plunjerkop 42 en een plunjerkraag 43 en bevat het tweede luchtstroomstuurventiel 20 een steunstructuur 44 die aangebracht is in de doorgang 22 voor de tweede leiding 9, waarbij de plunjer 28 verschuifbaar is ondersteund in de steunstructuur 44. Het terugslagventiel 21, het tweede luchtstroomstuurventiel 20, de steunstructuur 44 en de actuator 29 voor het tweede luchtstroomstuurventiel 20 zijn ingebracht in de doorgang 22. De steunstructuur 44 is zoals zichtbaar in figuur 1 met een dichtingsring 45 afgedicht aangebracht in de doorgang 22 om luchtverliezen te vermijden. De steunstructuur 44 laat toe om de diameter van de plunjer 28 kleiner te dimensioneren dan de diameter van de doorgang 22. Het schuifelemerit 30 van de plunjer 28 is tevens met een dichtingsring 46 afgedicht aangebracht in de steunstructuur 44. Door de kleine doormeter van de dichtingsring 46 wordt tevens de kracht geminimaliseerd die vereist is voor het bewegen van de plunjer 28, bijvoorbeeld tegen de kracht van een druk heersend in het eerste leidingsdeel 10 van de tweede leiding 9.
Figuur 6 is een schematisch zicht van een doorsnede van een luchttoevoereenheid 1 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 6 is de plunjer 28 vormgegeven als een integrale eenheid die verschuifbaar is aangebracht in de doorgang 22, waarbij de plunjer 28 geleid wordt door de zijwanden van de doorgang 22. Tevens is een dichtingsring 56 voorzien tussen de plunjer 28 en de actuator 29. In deze uitvoeringsvorm is het eerste leidingdeel 11 van de tweede leiding 9 verwaarloosbaar klein. De plunjer 28 kan samenwerken met een ventielzitting 27 die voorzien is ter hoogte van de ingangszone 47 van de centrale doorvoeropening 48 van het kokervormige element 23, meer in het bijzonder de ingangszone 47 stroomopwaarts van de ventielzitting 27 van het tweede luchtstroomstuurventiel 21. Hierbij zijn de eerste inlaat 7 en de tweede inlaat 13 naast elkaar aangebracht ter hoogte van de wand 35. Elke inlaat 7 en elke inlaat 13 kunnen via een eigen luchtleiding aangesloten worden op een persluchtbron.
Een luchttoevoereenheid en een werkwijze volgens de uitvinding zijn uiteraard niet beperkt tot de voorbeelden van uitvoeringsvormen die werden toegelicht en beschreven, maar kunnen ook varianten en combinaties daarvan bevatten die onder de conclusies vallen. Een luchttoevoereenheid volgens een van de conclusies is in het bijzonder geschikt voor het toepassen van een werkwijze volgens een van de conclusies.
Claims (15)
1. Een luchttoevoereenheid voor het toevoeren van lucht aan een blaasinrichting (3) van een luchtweefmachine, waarbij de luchttoevoereenheid (1) een hoofdlichaam (2) bevat, het hoofdlichaam (2) bevat ten minste een inlaat (7, 13) voor lucht, een uitlaat (8) voor lucht, een hoofdleiding (4) voor het toevoeren van lucht op een eerste druk van een inlaat (7) naar de uitlaat (8), een tweede leiding (9) voor het toevoeren van lucht op een tweede druk van een inlaat (13) naar de uitlaat (8), met een eerste luchtstroomstuurventiel (14) voorzien in de hoofdleiding (4) en aangebracht om de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding (4) naar de uitlaat (8) te sturen, en met een tweede luchtstroomstuurventiel (20) voorzien in de tweede leiding (9), waarbij het tweede luchtstroomstuurventiel (20) een smoorventiel is en aangebracht is om lucht in de tweede leiding (9) te smoren, en waarbij de tweede leiding (9) uitmondt in de hoofdleiding (4) stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel (14), daardoor gekenmerkt dat een terugslagventiel (21) is voorzien in de tweede leiding (9) stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel (20).
2. De luchttoevoereenheid volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat een wezenlijk lineaire doorgang (22) is voorzien in het hoofdlichaam (2) voor het vormen van een tweede leiding (9), waarbij het tweede luchtstroomstuurventiel (20) en het terugslagventiel (21) in lijn zijn aangebracht in de doorgang (22).
3. De luchttoevoereenheid volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat kokervormige elementen (23, 24) met een centrale doorvoeropening (48, 49) zijn voorzien in een doorgang (22) van het hoofdlichaam (2), waarbij een terugslagventiel (21) aangebracht is tussen de kokervormige elementen (23, 24) en waarbij een ventielzitting (27) van het tweede luchtstroomstuurventiel (20) is voorzien aan een ingangszone (47) van de centrale doorvoeropening (48) ter hoogte van het kokervormig element (23) aangebracht stroomopwaarts van het andere kokervormig element (24).
4. De luchttoevoereenheid volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het kokervormig element (23, 24) vast verzekerd is in de doorgang (22) van het hoofdlichaam (2), in het bijzonder gebruikmakend van een fixeerelement (26).
5. De luchttoevoereenheid volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat het tweede luchtstroomstuurventiel (20) een stationaire ventielzitting (27) bevat met een wezenlijk cirkelvormig-cylindrisch binnenoppervlak en een plunjer (28) met een conisch buitenoppervlak.
6. De luchttoevoereenheid volgens één van de conclusies 1 tot 5 , daardoor gekenmerkt dat het tweede luchtstroomstuurventiel (20) een actuator (29) bevat voor het aanpassen van de smooropening, in het bijzonder een elektrisch gestuurde actuator.
7. De luchttoevoereenheid volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat het tweede luchtstroomstuurventiel (20) een steunstructuur (44) bevat die afsluitend is aangebracht in de tweede leiding (9), waarbij de plunjer (28) verschuifbaar is gesteund in de steunstructuur (44).
8. De luchttoevoereenheid volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat een diameter van de plunjer (28) kleiner is dan een doorsnede van het tweede leidingdeel (11) van de tweede leiding (9) stroomopwaarts van de ventielzitting (27) van het tweede luchtstroomstuurventiel (20).
9. De luchttoevoereenheid volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het eerste luchtstroomstuurventiel (14) een afsluitelement (15) en een actuator (16), in hét bijzonder een elektromagnetische actuator, bevat, aangebracht om op een aan/uit manier de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding (4) naar de uitlaat (8) te sturen.
10. De luchttoevoereenheid volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het terugslagventiel (21) een ventielelement (25) bevat dat axiaal beweegbaar in de tweede leiding (9) is aangebracht.
11. De luchttoevoereenheid volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat het hoofdlichaam (2) een wezenlijk rechte parallellepipedische behuizing (34) heeft, waarbij een actuator (16) voor het eerste luchtstroomstuurventiel (14) en een inlaat (7) voor de hoofdleiding (4) zijn aangebracht ter hoogte van een eerste wand (35), een actuator (29) voor het tweede luchtstroomstuurventiel (20) is aangebracht ter hoogte van de tweede wand (36), loodrecht op de eerste wand (35), en de uitlaat (8) is aangebracht ter hoogte van een derde wand (37) parallel aan dé eerste wand (35), en waarbij drie overblijvende wanden (38, 39,40) van de behuizing (34) zijn gevormd als vrije oppervlakken.
12. De luchttoevoereenheid volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat twee inlaten (7, 13) zijn voorzien op het hoofdlichaam (2), waarbij lucht wordt toegevoerd op een eerste druk van een eerste inlaat (7) naar de uitlaat (8) via de hoofdleiding (4) en lucht wordt toegevoerd op een tweede druk van de tweede inlaat (13) naar de uitlaat (8) via de tweede leiding (9).
13. De luchttoevoereenheid volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat een toevoerleiding (41) die dwars doorheen het hoofdlichaam (2) loopt is voorzien, waarbij lucht wordt toegevoerd aan de tweede leiding (9) via deze dwars verlopende toevoerleiding (41).
14. De luchttoevoereenheid volgens één van de conclusies 1 tot 13, daardoor gekenmerkt dat het terugslagventiel (21) is aangebracht in de tweede leiding (9) nabij de plaats waar de tweede leiding (9) uitmondt in de hoofdleiding (4).
15. Werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid (1) voor het toevoeren van lucht aan een blaasinrichting (3) van een luchtweefmachine voor het inbrengen van een inslagdraad, waarbij de luchttoevoereenheid (1) een hoofdlichaam (2) bevat, het hoofdlichaam (2) bevat ten minste een inlaat (7, 13) voor lucht, een uitlaat (8) voor lucht, een hoofdleiding (4) voor het toevoeren van lucht op een eerste druk van een inlaat (7) naar de uitlaat (8), een tweede leiding (9) voor het toevoeren van lucht op een tweede druk van een inlaat (13) naar de uitlaat (8), waarbij de luchttoevoereenheid (1) verder een eerste luchtstroomstuurventiel (14) bevat dat is voorzien in de hoofdleiding (4) en aangebracht is om de toevoer van perslucht doorheen de hoofdleiding (4) naar de uitlaat (8) te sturen en een tweede luchtstroomstuurventiel (20) bevat dat is voorzien in de tweede leiding (9), waarbij het tweede luchtstroomstuurventiel (20) een smoorventiel is en aangebracht is voor het smoren van lucht in de tweede leiding (9), waarbij de tweede leiding (9) uitmondt in de hoofdleiding (4) stroomafwaarts van het eerste luchtstroomstuurventiel (14), en waarbij een terugslagventiel (21) is voorzien in de tweede leiding (9) stroomafwaarts van het tweede luchtstroomstuurventiel (20), waarbij de werkwijze de stappen bevat van: het toevoeren van lucht op een tweede druk via de tweede leiding (9) terwijl het eerste luchtstroomstuurventiel (14) is gesloten, het openen van het eerste luchtstroomstuurventiel (14) en het toevoeren van lucht op een eerste druk via de hoofdleiding (4) voor een inslagdraadinsertie van een inslagdraad, waarbij de eerste druk hoger is dan de tweede druk, en het daaropvolgend sluiten van het eerste luchtstroomstuurventiel (14).
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2011/0209A BE1019803A3 (nl) | 2011-04-06 | 2011-04-06 | Luchttoevoereenheid en werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid. |
CN201280016465.5A CN103547722B (zh) | 2011-04-06 | 2012-03-09 | 供气单元和应用供气单元的方法 |
PCT/EP2012/054138 WO2012136442A2 (en) | 2011-04-06 | 2012-03-09 | Air supply unit and method for applying an air supply unit |
TR2019/06408T TR201906408T4 (tr) | 2011-04-06 | 2012-03-09 | Hava sağlama ünitesi ve bir hava sağlama ünitesi uygulama yöntemi. |
EP12707622.2A EP2694714B1 (en) | 2011-04-06 | 2012-03-09 | Air supply unit and method for applying an air supply unit |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2011/0209A BE1019803A3 (nl) | 2011-04-06 | 2011-04-06 | Luchttoevoereenheid en werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid. |
BE201100209 | 2011-04-06 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1019803A3 true BE1019803A3 (nl) | 2012-12-04 |
Family
ID=45809007
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2011/0209A BE1019803A3 (nl) | 2011-04-06 | 2011-04-06 | Luchttoevoereenheid en werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2694714B1 (nl) |
CN (1) | CN103547722B (nl) |
BE (1) | BE1019803A3 (nl) |
TR (1) | TR201906408T4 (nl) |
WO (1) | WO2012136442A2 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH626668A5 (en) * | 1978-09-15 | 1981-11-30 | Sulzer Ag | Apparatus for inserting the weft thread by means of a fluid for weaving machines, especially pneumatic weaving machines |
US5970996A (en) * | 1994-09-16 | 1999-10-26 | Picanol Nv | Throttling valve for compressed air or the like and its application to an airjet loom |
US6062273A (en) * | 1996-02-09 | 2000-05-16 | Picanol N.V. | Device for the supply of compressed air to a main jet nozzle of an air shuttle loom |
BE1015312A5 (nl) * | 2002-01-16 | 2005-01-11 | Toyota Jidoshokki Kk |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3173916D1 (en) * | 1981-11-25 | 1986-04-03 | Sulzer Ag | Control device for the jets of a jet weaving machine |
BE1012032A3 (nl) | 1998-06-10 | 2000-04-04 | Picanol Nv | Luchttoevoerblok voor een weefmachine. |
JP2004162221A (ja) * | 2002-11-14 | 2004-06-10 | Tsudakoma Corp | 空気噴射式織機の空気供給装置 |
CN101091079A (zh) * | 2004-12-24 | 2007-12-19 | 必佳乐有限公司 | 用于织机的节流阀 |
-
2011
- 2011-04-06 BE BE2011/0209A patent/BE1019803A3/nl active
-
2012
- 2012-03-09 WO PCT/EP2012/054138 patent/WO2012136442A2/en active Application Filing
- 2012-03-09 TR TR2019/06408T patent/TR201906408T4/tr unknown
- 2012-03-09 EP EP12707622.2A patent/EP2694714B1/en active Active
- 2012-03-09 CN CN201280016465.5A patent/CN103547722B/zh active Active
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH626668A5 (en) * | 1978-09-15 | 1981-11-30 | Sulzer Ag | Apparatus for inserting the weft thread by means of a fluid for weaving machines, especially pneumatic weaving machines |
US5970996A (en) * | 1994-09-16 | 1999-10-26 | Picanol Nv | Throttling valve for compressed air or the like and its application to an airjet loom |
US6062273A (en) * | 1996-02-09 | 2000-05-16 | Picanol N.V. | Device for the supply of compressed air to a main jet nozzle of an air shuttle loom |
BE1015312A5 (nl) * | 2002-01-16 | 2005-01-11 | Toyota Jidoshokki Kk |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
CN103547722B (zh) | 2015-11-25 |
TR201906408T4 (tr) | 2019-05-21 |
WO2012136442A2 (en) | 2012-10-11 |
WO2012136442A3 (en) | 2013-07-18 |
EP2694714A2 (en) | 2014-02-12 |
CN103547722A (zh) | 2014-01-29 |
EP2694714B1 (en) | 2019-02-13 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US9110475B2 (en) | Integral filter and regulator for valve | |
US9933085B2 (en) | Integrating valve with soft start | |
US6944902B1 (en) | Pipe conduit vehicle | |
EP2813916A2 (en) | Fault tolerant airflow control system | |
KR102154662B1 (ko) | 조절식 밸런스 포트형 3-방향 밸브 | |
BR102019024406B1 (pt) | Piloto de controle acionado por piloto para operar válvula | |
EP3045792A1 (en) | Pneumatic actuator low flow servo valve | |
US20130186080A1 (en) | Actuator | |
BE1019803A3 (nl) | Luchttoevoereenheid en werkwijze voor het toepassen van een luchttoevoereenheid. | |
US20120174689A1 (en) | Apparatus for pipeline inspection and method of controlling same | |
CN107532748B (zh) | 软节流阀 | |
US11493061B2 (en) | Control valve assembly for an indirect pneumatic control, and method for controlling a working fluid pressure | |
CA2529850A1 (en) | Poppet type flow control valve | |
JP2001330195A (ja) | 自動給油装置 | |
JP7160733B2 (ja) | 吸気調整弁 | |
US7210393B2 (en) | Progressive-starting unit for pneumatic systems | |
US7156364B2 (en) | Lever drive for a cryogenic valve | |
JP4343322B2 (ja) | 圧力気体供給装置 | |
JP4265538B2 (ja) | 流量調整機構及びそれを用いた航空機用空気調和装置 | |
KR101081562B1 (ko) | 유압식 미터밸브 | |
JP2021116896A (ja) | 弁駆動装置及び蒸気タービンシステム | |
JPH052223U (ja) | 自動/手動切換装置 | |
JPS61248903A (ja) | ロジツクサ−ボ弁の急速閉止装置 | |
JP2001065307A (ja) | タービン制御装置のテスト装置 | |
JP2003239910A (ja) | ポジショナー装置 |