BE1019514A5 - 0mheining voor gebruik als aanrijdingsbeveiliging. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een omheining (1) omvattende minstens twee holle omheiningpalen (2) waartussen zich minstens twee dwarsliggers (3) uitstrekken, waarbij elke dwarsligger (3) past in een opening (4) voorzien in de omheiningpaal (2), een zich in de holte van de omheiningpaal (2) uitstrekkend plaatvormig blokkeerelement (5) dat voorzien is voor het tegen verplaatsing blokkeren van de dwarsliggers (3), waarbij de dwarsligger (3) in zijn buitenomtrek voorzien is van minstens één uitsparing (6) die ligt binnen de holle binnenruimte van de omheiningpaal (2) en waarin het plaatvormig blokkeerelement (5) beweegbaar is tussen een eerste en een tweede positie waarin de dwarsligger (3) geblokkeerd zit.

Description

OMHEINING VOOR GEBRUIK ALS AANRIJDINGSBEVEILIGING

Deze uitvinding betreft een omheining omvattende minstens twee holle omheiningpalen waartussen zich minstens twee dwarsliggers uitstrekken, waarbij elke dwarsligger past in een opening voorzien in de omheiningpaal en een zich in de holte van de omheiningpaal uitstrekkend blokkeerelement dat voorzien is voor het tegen verplaatsing blokkeren van de dwarsliggers. Deze uitvinding betreft meer in het bijzonder een omheining die specifiek ontworpen werd met als doel een adequate en economische oplossing te bieden als aanrijdingsbeveiliging voor uiteenlopende toepassingen, zowel industriële als civiele.

In de praktijk worden bij vele bedrijven op diverse plaatsen tijdelijk of permanent een omheining in de vorm van palen of hekken, geplaatst met het doel te voorkomen dat machines, objecten en dergelijke door voertuigen of transportmiddelen tijdens het manoeuvreren beschadigd worden.

Er werden reeds een veelheid aan omheiningen (omheiningsystemen) ontwikkeld, waarbij stijve dwarsliggers via een lasverbinding verbonden worden met een aantal verticaal opgestelde palen. Dergelijke constructie heeft echter het nadeel dat het plaatsen ervan veel tijd vergt en ze bovendien achteraf moeilijk verplaatsbaar en herstelbaar zijn.

Om bovengenoemde probleem m.b.t. de gelaste omheiningen op te lossen en bovendien meer configuratie mogelijkheden mogelijk te maken, beschrijft de Europese octrooipublicatie EP 1 483 160 een omheining met onderling vergrendelbare onderdelen, omvattende een aantal rechtopstaande palen waartussen zich een dwarsligger uit een buisvormig kunststofmateriaal uitstrekt en die past in een eerste opening voorzien in een rechtopstaande paal. De dwarsligger is aan zijn uiteinde voorzien van een tweede opening die ligt binnen het holle binnenruimte van de rechtopstaande paal. Om de dwarsligger te blokkeren omvat de in EP 1 483 160 beschreven omheining een blokkeerelement eveneens uit een buisvormig kunststofmateriaal. Om nu de dwarsligger te blokkeren wordt het buisvormig blokkeerelement gedwongen in de genoemde tweede opening, die te klein is ten opzichte van het buisvormig blokkeerelement. Aangezien de tweede opening te klein is voor het buisvormig blokkeerelement zal het materiaal van het blokkeerelement tijdens de het plaatsen ervan, iets samengedrukt worden ter hoogte van de tweede opening. Deze samendrukking zal na verloop van tijd permanent worden waardoor er als het ware een lichte uitstulping gevormd wordt aan iedere zijde van de tweede opening en waardoor het buisvormig blokkeerelement als het ware mechanisch in positie wordt gehouden. Dit heeft echter het nadeel dat de constructie achteraf moeilijk gedemonteerd kan worden. Bovendien vormt het buisvormig blokkeerelement een hindernis voor eventueel aanwezige bedrading die zich uitstrekt doorheen de verschillende dwarsliggers.

De Amerikaanse octrooipublicatie US 3,921,960 beschrijft een omheining, omvattende minstens twee holle omheiningpalen waartussen zich minstens twee dwarsliggers uitstrekken. In een specifieke uitvoeringsvorm omvat de omheining een plaatvormig blokkeerelement voorzien voor het tegen verplaatsing blokkeren van de dwarsliggers, en dat beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de dwarsliggers in en uit de omheiningpaal beweegbaar zijn en een tweede positie waarin de dwarsliggers geblokkeerd zit.

Deze uitvinding heeft nu tot doel een omheining te verschaffen die eenvoudig en snel ter plaatse gemonteerd kan worden en die bovendien achteraf eenvoudig terug gedemonteerd kan worden.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een omheining omvattende minstens twee holle omheiningpalen waartussen zich minstens twee dwarsliggers uitstrekken, waarbij elke dwarsligger past in een opening voorzien in de omheiningpaal, een zich in de holte van de omheiningpaal uitstrekkend plaatvormig blokkeerelement dat voorzien is voor het tegen verplaatsing blokkeren van de dwarsliggers, waarbij de dwarsliggers in hun buitenomtrek voorzien zijn van minstens één uitsparing die ligt binnen de holle binnenruimte van de omheiningpaal en waarin het plaatvormig blokkeerelement beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de dwarsliggers in en uit de omheiningpaal beweegbaar zijn en een tweede positie waarin de dwarsliggers geblokkeerd zitten, waarbij het genoemde blokkeerelement minstens twee op een afstand van elkaar gepositioneerde openingen omvat die elk voorzien zijn voor het tegen verplaatsing blokkeren van een dwarsligger, en waarbij het genoemde blokkeerelement tussen de genoemde openingen voorzien is van één of meerdere breuklijnen waarlangs het blokkeerelement breekbaar is in verschillende afzonderlijke blokkeerelementen. Dergelijke omheining is zeer snel te plaatsen en kan makkelijk achteraf terug gedemonteerd worden doordat het blokkeerelement, dat zorgt voor de vergrendeling tussen de omheiningpaal en de dwarsligger, makkelijk beweegbaar is tussen de eerste en tweede positie. Aangezien de uitsparingen zich op de buitenomtrek van de dwarsligger bevinden, heeft deze omheining het voordeel dat het blokkeerelement geen hindernis meer vormt voor eventuele bekabeling of andere elementen (bijv. verstevigingstaven) die zich doorheen verschillende dwarsliggers uitstrekken.

In een voorkeurdragende uitvoering van de omheining volgens de uitvinding omvat de dwarsligger twee tegenover elkaar gelegen uitsparingen die zich dwars op de lengterichting van de dwarsligger uitstrekken. Beide uitsparingen zijn bij voorkeur symmetrisch opgebouwd.

In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de omheining volgens de uitvinding zijn de omheiningpalen uitgevoerd in buisvormig kunststofinateriaal die zich in gemonteerde toestand van de omheining hoofdzakelijk verticaal uitstrekken en zijn de dwarsliggers uitgevoerd in buisvormig kunststofmateriaal die zich in gemonteerde toestand van de omheining hoofdzakelijk horizontaal uitstrekken. Deze kunnen dan bijvoorbeeld via spuitgieten en/of extrusie vervaardigd worden.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de omheining overeenkomstig deze uitvinding hebben de in het blokkeerelement voorziene openingen aan hun ene zijde een breedte die groter is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger, en aan hun tegenoverliggende zijde een breedte die kleiner is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger. Meer bepaald is de opening opgebouwd uit: een eerste deel met een breedte die groter is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger; een tweede deel met een breedte die kleiner is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger; een derde deel die de overgang vormt tussen het eerste en tweede deel en waarvan de breedte geleidelijk afheemt in de richting van het tweede deel.

De specifieke vormgeving van de opening laat toe om de dwarsligger in een eerste positie van het blokkeerelement in en uit de omheiningpaal te bewegen en in een tweede positie te blokkeren.

Wanneer de omheining meerdere boven elkaar geplaatste dwarsliggers omvat, kunnen deze met hetzelfde blokkeerelement geblokkeerd worden. Hiertoe is het blokkeerelement in een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de omheining, voorzien van een eerste, tweede en derde opening die voorzien zijn voor het blokkeren van respectievelijk een eerste, tweede en derde dwarsligger, waarbij tussen de eerste en tweede opening, en tussen de tweede en derde opening, één of meerdere breuklijnen voorzien zijn. Het is vanzelfsprekend dat in het geval van een eventueel vierde dwarsligger, het blokkeerelement verder kan voorzien worden van een vierde gelijkaardige opening.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de omheining volgens de uitvinding omvat het blokkeerelement in zijn buitenomtrek minstens één uitsparing die zodanig gedimensioneerd is dat ze geschikt is om als houvast te dienen tijdens het bewegen van het blokkeerelement tussen de eerste en tweede positie. Bij voorkeur omvat het blokkeerelement twee tegenover elkaar gelegen uitsparingen die zodanig gedimensioneerd zijn dat ze geschikt zijn om als houvast te dienen tijdens het bewegen van het blokkeerelement tussen de eerste en tweede positie. Dergelijke uitsparingen geven de gebruiker van de omheining de mogelijkheid het blokkeerelement makkelijk met de vingers van de hand vast te grijpen om het te bewegen tussen de eerste en tweede positie, of om het makkelijk in de verticaal opgestelde omheiningpaal te brengen en over de één of meerdere dwarsliggers te schuiven of om het blokkeerelement makkelijk uit te halen.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de omheining volgens de uitvinding is het blokkeerelement in kunststof uitgevoerd. Hierdoor kan de gewenste vorm ervan eenvoudig via bijvoorbeeld spuitgieten gerealiseerd worden.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de omheining volgens de uitvinding omvat de omheiningpaal minstens een hoofdzakelijk vlakke achterzijde, voorzijde en minstens twee hoofdzakelijk vlakke zijvlakken, en ligt het blokkeerelement na bevestiging van de dwarsligger aan de omheiningpaal tegen één van de vlakke zijvlakken aan. Bij deze uitvoeringsvorm zal het blokkeerelement in gemonteerde toestand zowel zijdeling als van bovenaf een spanning uitoefenen op de ingebrachte dwarsligger, d.w.z. dat in het geval er een horizontale of verticale kracht op de omheining komt, dat de dwarsligger altijd met twee zijden geklemd zit. In bepaalde gevallen zullen er zelfs drie zijden weerstand bieden. Bij impact op de omheining, buigt het uiteinde van de dwarsligger door, zodat de zijkanten van de omheiningpaal (met verticale dwarsdoorsnede) alsook weerstand zullen uitoefenen op het platte blokkeerelement en daardoor een deel van de kracht zullen dragen (opvangen).

In een alternatieve uitvoeringsvorm van de omheining volgens de uitvinding heeft de omheiningpaal een ronde dwarsdoorsnede en ligt het blokkeerelement na bevestiging van de dwarsligger aan de omheiningpaal tegen een gebogen zijwand aan. Bij deze uitvoeringsvorm zal tijdens het monteren, de vlakke blokkeerplaat als het ware gedwongen de vorm van de omheiningpaal aan te nemen en hierdoor lichtjes gebogen worden. Hierdoor wordt een extra spanning gecreëerd die ervoor zal zorgen dat de omheining sterker wordt.

Volgens een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de omheining volgens de uitvinding omvat de omheiningpaal een basisplaat om deze aan een onderliggende structuur te bevestigen.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een omheining volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze omheining aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij: figuur 1: een voorstelling is van een omheining overeenkomstig deze uitvinding; figuur 2: een detailvoorstelling is van het in figuur 1 omcirkeld gebied B en waarop een zijaanzicht van een uiteinde van de dwarsligger getoond wordt; figuur 3: een detailvoorstelling is van het in figuur 1 omcirkeld gebied B en waarop een bovenaanzicht van een uiteinde van de dwarsligger getoond wordt; figuur 4: een detailvoorstelling is van het in figuur 1 omcirkeld gebied A en waarop een zijaanzicht van een deel van het blokkeerelement getoond wordt; figuur 5: een voorzicht is van een omheining overeenkomstig de uitvinding; figuur 6: een detailvoorstelling is van het in figuur 5 omcirkeld gebied A; figuur 7:een vooraanzicht is van een blokkeerelement voorzien van breuklijnen tussen de verschillende openingen; figuur 8: stapsgewijs weergeeft hoe de omheining gemonteerd wordt; figuur 9: toont hoe een hoek gevormd kan worden in de omheining.

Een omheining (1) volgens deze uitvinding, zoals ondermeer afgebeeld in figuur 1 en 5, omvat twee of meerdere omheiningpalen (2) waartussen zich minstens één dwarsligger (3) uitstrekt. In de afgebeelde figuren zijn er telkens drie dwarsliggers (3a;3b;3c) voorzien tussen twee verticaal opstaande omheiningpalen (3). De omheining (1) overeenkomstig deze uitvinding kan rechtlijnig uitgevoerd worden, maar het is tevens mogelijk om deze hoekig (zie bijv. fïg. 9) uit te voeren.

De omheiningpalen (2), die staan afgebeeld in de figuren 1, 5 en 8 zijn holle palen met een eenvoudige basisvorm, zodat ze eenvoudig geproduceerd kunnen worden. Ze omvatten een hoofdzakelijk vlakke achterzijde, twee hoofdzakelijk vlakke zijvlakken en een vlakke voorzijde. De omheiningpalen kunnen echter eveneens een ronde dwarsdoorsnede hebben. De omheiningpalen (2) kunnen bijvoorbeeld uit een aluminiumlegering, of uit staal, of uit kunststof, enz. vervaardigd worden en kunnen bijvoorbeeld via plooien, of via lassen, via spuitgieten, of via extrusie enz. vervaardigd worden. Deze omheiningpalen (2) worden bij voorkeur uit een buisvormig kunststofmateriaal, vervaardigd en zullen zich in gemonteerde toestand van de omheining (1) hoofdzakelijk verticaal uitstrekken. Ook de dwarsliggers (3) zijn bij voorkeur uitgevoerd in buisvormig kunststofinateriaal, en zullen zich in gemonteerde toestand van de omheining (2) hoofdzakelijk horizontaal uitstrekken.

Overeenkomstig de uitvinding omvat de omheining (1) minstens twee holle omheiningpalen (2) waartussen zich minstens één dwarsligger (3) uitstrekt, waarbij de dwarsligger (3) past in een opening (4) voorzien in de omheiningpaal (2). De dwarsligger (3) zal zich gedeeltelijk in de holle binnenruimte van de omheiningpaal (2) uitstrekken, nadat hij is ingebracht in de opening (4). De omheiningpaal (2) zal in principe evenveel openingen (4) omvatten als het aantal dwarsliggers die gemonteerd dienen te worden tussen twee verticaal geplaatste omheiningpalen. De openingen (4) zijn voorzien in de beide zijvlakken wanneer de omheiningpaal (2) gebruikt wordt als tussenliggende paal, zie bijvoorbeeld fig. 6, en zijn voorzien in één zijvlak wanneer de omheiningpaal (2) gebruikt wordt als eindpaal.

Om de in de omheiningpaal (2) aangebrachte dwarsligger (3) te vergrendelen en op die mannier tegen verplaatsing te blokkeren, is er in de holle binnenruimte van de omheiningpaal (2) een blokkeerelement (5) voorzien. Dit blokkeerelement (5) en zoals o.a. afgebeeld op figuur 4 is bij voorkeur vervaardigd uit een kunststofplaat waarin een opening (8) is voorzien. Het blokkeerelement (5) heeft bij voorkeur een dikte gelegen tussen 2 en 25 mm.

Het plaatvormig blokkeerelement (5) is beweegbaar tussen een eerste positie waarin de dwarsligger (3) in en uit de omheiningpaal (2) beweegbaar is en een tweede positie waarin de dwarsligger (3) geblokkeerd zit. Om de dwarsligger (3) d.m.v. het blokkeerelement (5) te blokkeren of toe te laten in en uit de omheiningpaal (2) te bewegen, omvat de dwarsligger (3) zoals blijkt uit de figuren 2 en 3, minstens één uitsparing (6a;6b) die in gemonteerde toestand binnen de holle binnenruimte van de omheiningpaal (2) ligt en waarin het blokkeerelement (5) beweegbaar in is. De dwarsligger (3) omvat bij voorkeur twee tegenover elkaar gelegen uitsparingen (6a en 6b) die zich dwars op de lengterichting van de dwarsligger (3) uitstrekken. Door gebruikt te maken van een dergelijk blokkeerelement (5) en doordat het blokkeerelement (5) na bevestiging van de dwarsligger (3) aan de omheiningpaal (2) tegen één van de vlakke zijvlakken aanligt wordt een uiterst betrouwbare verbinding van de dwarsligger (3) met de omheiningpaal (2) bekomen. In het geval dat het vlak blokkeerelement (5) gemonteerd wordt in omheiningpalen (2) met een ronde dwarsdoorsnede, wordt een nog sterkere omheining (1) bekomen doordat ten gevolge van de vervorming van het blokkeerelement (5) tijdens de montage, een bijkomende spanning creëert op de dwarsligger (3) en de omheiningpaal (2).

Dergelijke manier van verbinden waarbij gebruik wordt gemaakt van het beschreven blokkeerelement laat bovendien toe op een eenvoudige manier de omheining te demonteren, door simpel weg het blokkeerelement (5) van de tweede naar de eerste positie te bewegen.

Zoals eerder vermeld omvat het blokkeerelement (5) een opening (8). De specifieke vormgeving van de opening (8) (zie bijv. figuur 4) laat toe om de dwarsligger (3) in een eerste positie van het blokkeerelement (5) in en uit de omheiningpaal (2) te bewegen en in een tweede positie te blokkeren. De opening (8) heeft aan de ene zijde van het blokkeerelement, in gemonteerde toestand is dit de onderzijde, een breedte die groter is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger (3), en heeft aan de tegenoverliggende zijde (de bovenzijde van het blokkeerelement) een breedte die kleiner is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger (3). Meer bepaald is de opening opgebouwd uit: een eerste deel met een breedte die groter is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger (3); een tweede deel met een breedte die kleiner is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger (3); een derde deel die de overgang vormt tussen het eerste en tweede deel en waarvan de breedte geleidelijk afneemt in de richting van het tweede deel.

In het geval er meerdere dwarsliggers (3a;3b;3c) tussen twee verticaal opgestelde omheiningpalen (2) voorzien zijn, kunnen deze met een zelfde blokkeerelement (5) geblokkeerd worden. Hiertoe is het blokkeerelement (5), en zoals blijkt uit figuur 7 voorzien van een aantal openingen (8) zoals hierboven beschreven. Met het blokkeerelement (5) afgebeeld in figuur 7 kunnen drie dwarsliggers (3a,3b,3c) geblokkeerd worden. Dit wordt in opeenvolgende stappen weergegeven in figuren 8.1 t/m 8.3. Het blokkeerelement (5) kan verder tussen de verschillende openingen (8) voorzien worden van zogenaamde breuklijnen (10) waardoor het mogelijk wordt verschillende blokkeerelementen te vormen.

Eerst wordt hiertoe zoals afgebeeld in fig. 8.1 de drie dwarsliggers (3a,3b,3c) ingebracht in de openingen (4) voorzien in de omheiningpaal (2). Daarna wordt het blokkeerelement (5) in de holle binnenruimte van de omheiningpaal gebracht en over het gedeelte van de dwarsligger (3) geschoven dat zich in de holle binnenruimte van de omheiningpaal (2) bevindt (zie figuur 8.2). Op dit ogenblik bevindt het blokkeerelement (5) zich in zijn eerste positie en bevindt het gedeelte van de opening (8) met een breedte die groter is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger zich ter hoogte van een dwarsligger (3a,3b,3c) zodat het blokkeerelement over de verschillende dwarsliggers kan geschoven worden tot het blokkeerelement in contact komt met de in de dwarsliggers aangebrachte uitsparingen (6a,6b). Wanneer de gebruiker op dat moment het blokkeerelement (5) loslaat zal het onder invloed van de zwaartekracht naar beneden vallen, en zich in zijn tweede positie (zie fig. 8.3) bevinden waarin de verschillende dwarsliggers (3) geblokkeerd zitten.

Om makkelijk het blokkeerelement (5) te manipuleren omvat het blokkeerelement (5) twee tegenover elkaar gelegen uitsparingen (7) die zodanig gedimensioneerd zijn dat ze geschikt zijn om als houvast te dienen tijdens het bewegen van het blokkeerelement (5) tussen de eerste en tweede positie

De omheining (1) overeenkomstig deze uitvinding wordt bij voorkeur gebruikt als aanrijdingsbeveiliging ter bescherming van personen, machines, werktuigen, goederen en gebouwen waar heftrucks of ander verkeer aanwezig is. De beschreven omheining vergt bovendien een minimum aan onderhoud, heeft een lange levensduur, kan eenvoudig geplaatst, verplaatst en gedemonteerd worden, en is impactbestendig.

Claims (10)

1. Omheining (1) omvattende minstens twee holle omheiningpalen (2) waartussen zich minstens twee dwarsliggers (3a;3b;3c) uitstrekken, waarbij elke dwarsligger (3a;3b;3c) past in een opening (4) voorzien in de omheiningpaal (2), een zich in de holte van de omheiningpaal (2) uitstrekkend plaatvormig blokkeerelement (5) dat voorzien is voor het tegen verplaatsing blokkeren van de dwarsliggers (3a;3b;3c), waarbij de dwarsliggers (3a;3b;3c) in hun buitenomtrek voorzien zijn van minstens één uitsparing (6a;6b) die ligt binnen de holle binnenruimte van de omheiningpaal (2) en waarin het plaatvormig blokkeerelement (5) beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de dwarsliggers (3a;3b;3c) in en uit de omheiningpaal (2) beweegbaar zijn en een tweede positie waarin de dwarsliggers (3a;3b;3c) geblokkeerd zitten, waarbij het genoemde blokkeerelement (5) minstens twee op een afstand van elkaar gepositioneerde openingen (8a;8b;8c) omvat die elk voorzien zijn voor het tegen verplaatsing blokkeren van een dwarsligger (3a;3b;3c), met het kenmerk dat het genoemde blokkeerelement (5) tussen de genoemde openingen (8a;8b;8c) voorzien is van één of meerdere breuklijnen (10) waarlangs het blokkeerelement (5) breekbaar is in verschillende afzonderlijke blokkeerelementen.

2. Omheining (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de dwarsligger (3) twee tegenover elkaar gelegen uitsparingen (6a en 6b) omvat die zich dwars op de lengterichting van de dwarsligger (3) uitstrekken.

3. Omheining (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de omheiningpalen (2) uitgevoerd zijn in buisvormig kunststofmateriaal die zich in gemonteerde toestand van de omheining (1) hoofdzakelijk verticaal uitstrekken en dat de dwarsliggers (3) uitgevoerd zijn in buisvormig kunststofmateriaal die zich in gemonteerde toestand van de omheining hoofdzakelijk horizontaal uitstrekken.

4. Omheining (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de in het blokkeerelement (5) voorziene openingen (8a;8b;8c) aan hun ene zijde een breedte hebben die groter is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger (3a:3b;3c), en die aan hun tegenoverliggende zijde een breedte hebben die kleiner is dan de breedte van de te blokkeren dwarsligger (3a;3b;3c).

5. Omheining (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het blokkeerelement (5) voorzien is van een eerste (8a), tweede (8b) en derde (8c) opening die voorzien zijn voor het blokkeren van respectievelijk een eerste (3a), tweede (3b) en derde (3c) dwarsligger, waarbij tussen de eerste (8a) en tweede (8b) opening, en tussen de tweede (8b) en derde (8c) opening, één of meerdere breuklijnen (10) voorzien zijn.

6. Omheining (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het blokkeerelement (5) in zijn buitenomtrek minstens één uitsparing (7) omvat die zodanig gedimensioneerd is dat ze geschikt is om als houvast te dienen tijdens het bewegen van het blokkeerelement (5) tussen de eerste en tweede positie.

7. Omheining (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het blokkeerelement (5) in kunststof is uitgevoerd.

8. Omheining (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de omheiningpaal (2) minstens een hoofdzakelijk vlakke achterzijde, voorzijde en minstens twee hoofdzakelijk vlakke zijvlakken omvat, dat het blokkeerelement (5) na bevestiging van de dwarsligger (3) aan de omheiningpaal (2) tegen één van de vlakke zijvlakken aanligt.

9. Omheining (1) volgens één van de conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk dat de omheiningpaal (2) een ronde dwarsdoorsnede heeft en dat het blokkeerelement (5) na bevestiging van de dwarsligger (3) aan de omheiningpaal (2) tegen een gebogen zijwand aanligt.

10. Omheining (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de omheiningpaal (2) een basisplaat omvat om deze aan een onderliggende structuur te bevestigen.