BE1018213A3 - Werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen en bekleed paneel hierbij verkregen. - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het vervaardigen van beklede pannelen, waarbij beklede panelen(19) minstens een basispaneel(28) en een toplaag(29) met een gedrukt motief(32) omvatten, waarbij de werkwijze minstens de stap omvat van het met minstens twee drukcilinders(1A-1B) op een substraat(3) vormen van een decoratieve bedrukking(2), daardoor gekenmerkt dat voornoemde decoratieve bedrukking(2) minstens wordt samengeteld uit een eerste drukpatroon(4) en een tweede drukpatroon(5), respectievelijk minstens aangebracht door middel van een eerste(1A) en een tweede(1B) drukcilinder en dat de decoratieve bewerkking(2) zodanig wordt gevormd dat zij minstens een zone(11) vertoont waarin het voornoemde eerste drukpatroon(4) afwezig is.

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen en bekleed paneel hierbij verkregen.

Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen, alsmede op een bekleed paneel dat hierbij kan worden verkregen.

Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen die minstens een basispaneel en een op dit basispaneel aangebrachte toplaag met een gedrukt motief omvatten. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om meubelpanelen, plafondpanelen, vloerpanelen of dergelijke die hoofdzakelijk bestaan uit een MDF of HDF (Medium of High Density Fiberboard) basispaneel en een hierop aangebrachte toplaag, zoals een laminaattoplaag.

Beklede panelen of vloerpanelen van bovenvermeld type zijn op zich bekend. Het gedrukte motief kan hierbij, al dan niet mits tussenkomst van grondlagen, rechtstreeks op het basispaneel, of op een basisplaat die dit basispaneel bevat, zijn gedrukt. De bedrukking kan evenwel ook oorspronkelijk zijn voorzien op een flexibel materiaalvel, zoals een papiervel, waarbij dit bedrukte materiaalvel dan op zich, als een zogenaamde decorlaag, in de voornoemde toplaag van het bekleed paneel of vloerpaneel wordt opgenomen. Verder is het bekend dat dergelijke panelen voorzien kunnen zijn van een doorzichtige of doorschijnende kunststoflaag, die een beschermlaag boven het gedrukte motief vormt en bijvoorbeeld sleetbestendige partikels zoals aluminiumoxide kan bevatten. Het is niet uitgesloten dat deze beschermlaag eveneens een materiaalvel, zoals een papiervel, bevat.

In het geval van een laminaatvloerpaneel kan de vervaardiging bijvoorbeeld geschieden volgens een DPL (Direct Pressure Laminate) of HPL (High Pressure Laminate) techniek. In het geval van een DPL techniek worden één of meerdere van hars voorziene materiaalvellen, waaronder een bedrukt materiaalvel dat een decorlaag vormt, samen met het basispaneel of met een grotere basisplaat in een persinrichting gebracht waar zij aan de hand van een perselement en onder inwerking van verhoogde druk en temperatuur zowel onderling als met de basisplaat worden verbonden. In het geval van een HPL techniek wordt de toplaag afzonderlijk gevormd op basis van twee of meer van hars voorziene materiaalvellen, Waaronder een bedrukt materiaalvel dat een decorlaag vormt, alvorens de aldus verkregen toplaag op de basisplaat wordt aangebracht, bijvoorbeeld door deze op de basisplaat te lijmen.

Het is bekend dat de gedrukte motieven van dergelijke beklede panelen kunnen worden bekomen middels een werkwijze die minstens de stappen omvat van het met drukcilinders op een substraat, hetzij op een flexibel materiaalvel, hetzij rechtstreeks op een plaatvormig substraat, vormen een grotere decoratieve bedrukking en van het aan de hand van minstens een gedeelte van dit substraat en de erop aangebrachte decoratieve bedrukking vormen van de betreffende beklede panelen. Voor de stap van het vormen van de decoratieve bedrukking betreft het hierbij met name de techniek van de rotatie-offsetdruk, die voor het bedrukken van plaatvormige substraten bijvoorbeeld gekend is uit het US 3,173,804 en het EP 1 862 304 en voor het bedrukken van flexibele materiaalvellen bijvoorbeeld gekend is uit het EP 1 541 373. Bij deze gekende technieken is de lengte van een drukpatroon dat door middel van drukcilinders is bekomen beperkt door de omtrek van de drukcilinder. Dit betekent dat, wanneer men beklede panelen wil verwezenlijken waarvan het gedrukte motief langer is dan de omtrek van een dergelijke drukcilinder, dit gedrukte motief een herhaling van minstens een gedeelte van het betreffende drukpatroon zal vertonen. Opgemerkt wordt dat de lengte van een dergelijk drukpatroon gebruikelijk kleiner is dan 1,4 meter. Voor de stap van het vormen van de beklede panelen kunnen velerlei technieken worden toegepast, zoals bijvoorbeeld een DPL techniek waarbij de op een flexibel substraat gedrukte decoratieve bedrukking als decorlaag wordt aangewend en op een grotere basisplaat wordt verperst. Het bekomen verperste geheel wordt dan opgedeeld in kleinere panelen die nagenoeg de afmetingen vertonen van de uiteindelijke beklede panelen, zoals vloerpanelen.

Om aan de nadelen van de offsetdruktechniek te verhelpen wordt onder andere in het WO 2007/076853 voorgesteld dwars te drukken. Hiermede wordt bedoeld dat de gedrukte motieven van de beklede panelen bekomen worden uit een grotere bedrukking waarin deze gedrukte motieven zich dwars in de plaats van parallel met de drukrichting uitstrekken. Zodoende kunnen gedrukte motieven worden gerealiseerd met een lengte die nagenoeg overeenstemt met de breedte van de drukcilinders, zonder dat zich herhalingen in dit gedrukte motief voordoen. De breedte van de drukcilinders is gebruikelijk groter dan hun omtrek en kan bijvoorbeeld ongeveer 2 meter bedragen. Met deze methode is het onmogelijk gedrukte motieven te verkrijgen die langer zijn dan de lengte van de drukcilinders, en dit onafhankelijk van het feit of men herhalingen van het gedrukte patroon wenst te aanvaarden of niet. Bovendien is het aantal mogelijks te verkrijgen beklede panelen met verschillend motief door deze omtrek-breedteverhouding van de drukcilinders bij dwarsdrukken kleiner dan bij het gebruikelijke langsdrukken, waarbij de gedrukte motieven zich in de grotere bedrukking parallel aan de drukrichting uitstrekken.

Er wordt opgemerkt dat het eventueel inzetten van drukcilinders met een grotere diameter en omtrek voor het realizeren van langere drukpatronen, uiteraard beperkt is door de bouw van de betreffende drukinrichting.

Volgens de stand van de techniek is het wel mogelijk grotere gedrukte motieven te vormen zonder herhalingen door middel van digitale druktechnieken, zoals inktjetprinten. Deze technieken zijn echter minder snel, en dus minder economisch dan een techniek waarbij drukcilinders worden toegepast, zoals het geval is bij de techniek van de rotatie-offsetdruk, uitgevoerd op een flexibel materiaalvel of rechtstreeks op een plaatvormig substraat al dan niet mits het gebruik van voorafgaandelijkt op dit plaatvormig substraat aangebrachte tussenlagen.

De huidige uitvinding beoogt een alternatieve werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen die volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen ervan voordelen biedt ten opzichte van de druktechnieken die uit de stand van techniek zijn gekend. Zo bijvoorbeeld beoogt zij een werkwijze die op een vlotte manier toelaat bij langsdrukken gedrukte motieven te realiseren die langer zijn dan de cilinderomtrek en toch geen herhalingen in het drukpatroon vertonen, en toelaat, zowel bij langsdrukken als bij dwarsdrukken, het aantal mogelijks te verkrijgen beklede panelen met een verschillend bedrukt motief te vergroten. Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen, waarbij deze beklede panelen minstens een basispaneel en een op deze dit basispaneel aangebrachte toplaag met een gedrukt motief omvatten, waarbij de werkwijze minstens de stappen omvat van het met minstens twee drukcilinders op een substraat vormen van een decoratieve bedrukking en van het aan de hand van minstens een gedeelte van dit substraat vormen van voornoemd bekleed paneel, met als kenmerk dat voornoemde decoratieve bedrukking minstens wordt samengesteld uit een eerste drukpatroon en een tweede drukpatroon, respectievelijk minstens aangebracht door middel van een eerste en een tweede van voornoemde twee drukcilinders en dat de decoratieve bedrukking zodanig wordt gevormd dat zij minstens een zone vertoont waarin het voornoemde eerste drukpatroon afwezig is, terwijl het voornoemde tweede drukpatroon in de betreffende zone wel aanwezig is. Het is duidelijk dat het gedrukte motief van minstens één van voornoemde beklede panelen aan de hand van minstens een gedeelte van de betreffende zone wordt gevormd. Door het realiseren van zones waarin één van de drukpatronen afwezig blijft, wordt een grotere variëteit in de grotere bedrukking bekomen, die dan tevens resulteert in een grotere variëteit van beklede panelen met gedrukte motieven.

Het is duidelijk dat het volgens de uitvinding bij voorkeur over eerste, tweede en/of verdere drukpatronen gaat die verschillende motieven vertonen.

Het is tevens duidelijk dat hoe meer drukcilinders en drukpatronen volgens de uitvinding worden aangewend, hoe groter de voornoemde variëteit kan zijn. Met twee drukpatronen wordt echter al een aanzienlijke verbetering gerealiseerd. Het draagt uiteraard de voorkeur dat de betreffende drukpatronen in kleur zijn uitgevoerd, en dat deze drukpatronen hiertoe bij voorkeur op zich telkens met minstens drie drukcilinders zijn gerealiseerd, waarbij elke drukcilinder verantwoordelijk is voor een in het drukpatroon aanwezig kleur. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm hiervan kan de stap van het bedrukken uitgevoerd worden aan de hand van een drukinrichting met zes drukcilinders of meer.

De grotere variëteit aan beklede panelen, waarvan hierboven sprake is, kan zich manifesteren bijvoorbeeld doordat de techniek van de uitvinding toelaat uit eenzelfde grotere bedrukking meer beklede panelen met een verschillend gedrukt motief te vormen en/of doordat deze techniek toelaat langere beklede panelen te vormen zonder dat zich in het decor van deze beklede panelen een herhaling van een gedeelte van het drukpatroon voordoet.

Bij voorkeur wordt de decoratieve bedrukking zodanig gevormd dat zij minstens een zone vertoont waarin het voornoemde tweede drukpatroon afwezig is, terwijl het voornoemde eerste drukpatroon in de betreffende zone wel aanwezig is. Het is duidelijk dat, in dat geval, het gedrukte motief van minstens één van voornoemde beklede panelen aan de hand van minstens een gedeelte van de betreffende zone wordt gevormd. Het is duidelijk dat aan de hand van deze uitvoeringsvorm een nog grotere variëteit wordt bekomen. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm hiervan sluit de zone waarin het eerste drukpatroon afwezig is, al dan niet via een overgangsgedeelte aan met een zone waarin het tweede drukpatroon afwezig is. Door het weglaten van een tweede drukpatroon ten voordele van een eerste drukpatroon en vice versa kan iedere herhaling van het drukpatroon op een vlotte wijze worden vermeden.

Het hiervoor genoemde overgangsgedeelte kan bijvoorbeeld een zone betreffen waarin de betreffende drukpatronen overlappend of complementair zijn uitgevoerd. Met "complementair” wordt bedoeld dat zij beiden het uiteindelijke uitzicht van de grotere decoratieve bedrukking in dit overgangsgedeelte bepalen, zonder dat zij noodzakelijkerwijs boven elkaar zijn aangebracht.

Volgens een eerste belangrijke voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de zone waarin het eerste drukpatroon afwezig is naadloos uitgevoerd met een naburige zone van de decoratieve bedrukking waarin dit eerste drukpatroon wel aanwezig is. De naadloze overgang tussen de betreffende zones leidt tot een onzichtbare of althans toch nauwelijks zichtbare overgang tussen beide drukpatronen, zodat uit de decoratieve bedrukking gedrukte motieven voor beklede panelen kunnen worden bekomen die gedeelten van beide drukpatronen bevatten zonder dat de betreffende overgang opvalt. Hierbij wordt bij voorkeur minstens het patroon van voornoemde grotere bedrukking minstens ter plaatse van de overgang ononderbroken uitgevoerd. Het kan hierbij bijvoorbeeld een patroon van houtnerven en/of houtporen betreffen dat zich ononderbroken over de voornoemde overgang uitstrekt.

Volgens een tweede belangrijke voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de stap van vormen van de beklede panelen minstens een deelstap waarin de grotere bedrukking aan de hand van snijlijnen wordt opgedeeld en wordt tijdens de voorafgaandelijke stap van het vormen van de grotere bedrukking de overgang tussen het eerste en het tweede drukpatroon voorzien daar waar een dergelijke snijlijn zal worden aangebracht. Een dergelijke overgang moet niet noodzakelijk onzichtbaar zijn en in deze overgang moet het patroon van de grotere bedrukking niet noodzakelijk ononderbroken zijn, vermits volgens deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm de betreffende overgang geen deel uitmaakt van een gedrukt motief van een bekleed paneel. Volgens deze uitvoeringsvorm is het mogelijk beklede panelen of vloerpanelen met gebruikelijke afmetingen te bekomen, namelijk met een lengte die ongeveer overeenstemt met de omtrek van de aangewende drukcilinder, die toch een grotere variëteit vertonen, daar het tweede drukpatroon andere gedrukte motieven dan het eerste drukpatroon kan omvatten.

Bij voorkeur worden voornoemde twee drukcilinders in de drukrichting minstens over een gedeelte van hun manteloppervlak al dan niet rechtstreeks over het substraat afgerold, waarbij de lengte van de respectievelijke drukpatronen zich in de drukrichting uitstrekt. Het kan hierbij zowel om zogenaamd dwarsdrukken, als om zogenaamd langsdrukken gaan. In geval van een onrechtstreekse bedrukking kan het drukbeeld van de betreffende drukcilinders bijvoorbeeld eerst overgedragen worden op een transferelement, bij voorkeur een transferelement met de vorm van een rol of een cilinder, zoals een rubberdoekcilinder, waarbij dit transferelement al dan niet door middel van verdere transferelementen het uiteindelijke betreffende gedeelte van de bedrukking op het substraat vormt. Het gebruik van enigszins samendrukbare transferelementen, zoals één of meerdere rubberdoekcilinders, die het uiteindelijk betreffende gedeelte van de bedrukking op het substraat vormen heeft als voordeel dat het risico dat zich bij enige graad van oneffenheid in het substraat een onderbreking in de bedrukking voordoet, geminimaliseerd wordt.

Bij voorkeur wordt voor het vormen van voornoemde zone waarin het eerste drukpatroon afwezig is, de betreffende drukcilinder van het substraat wegbewogen, of vice versa. Het is ook mogelijk, al dan niet in combinatie met het voorgaande de betreffende drukcilinder met een actief bedrukkingsoppervlak te voorzien dat kleiner is dan zijn manteloppervlak. Dergelijke drukcilinders kunnen vlot van het substraat wegbewogen worden. Het feit dat zij over een bepaalde rotatiehoek niet of nauwelijks drukken geeft de ertoe bestemde inrichting tijd om deze cilinder, zonder deze volledig te moeten afremmen, van het substraat weg te bewegen of andersom. Bij voorkeur is het actief bedrukkingsoppervlak minstens de helft van het manteloppervlak, en beter nog minstens 75% daarvan. Voor het wegbewegen van het substraat kunnen hiertoe bestemde inrichtingen in de drukinrichting worden voorzien. Zo bijvoorbeeld kan, zeker in het geval van een flexibel substraat, worden gewerkt met assymetrische tegendrukrollen, welke druk minderen wanneer het niet-actieve bedrukkingsoppervlak van de betreffende drukcilinder naar het substraat wordt gericht. Dergelijke assymetrische tegendrukrollen zijn voor andere druktoepassingen op zich gekend bijvoorbeeld uit het EP 1 935 642.

Het is duidelijk dat, volgens de uitvinding, voor het bedrukken van het substraat bij voorkeur de techniek van de zogenaamde rotatie-offsetdruk wordt toegepast. Andere technieken zoals diepdruk aan de hand van cilinders zijn niet uitgesloten.

Er wordt opgemerkt dat voor de drukcilinders cilinders kunnen worden aangewend waarbij op de omtrek van deze cilinders een drukplaat is aangebracht, waarbij deze drukplaat dan een drukbeeld vertoont. Dergelijke drukcilinders worden ook plaatcilinders genoemd. Een andere mogelijkheid is het manteloppervlak van de cilinder zelf van een drukbeeld te voorzien. Als voorbeeld van drukbeelden aangebracht op het manteloppervlak van cilinders wordt verwezen naar het US 6,565,761 en het US 3,759,800, waarbij uit dit laatste document het ook op zich bekend is dergelijke drukbeelden naadloos uit te voeren, waarmede wordt bedoeld dat het manteloppervlak van dergelijke cilinders geen naden in het drukbeeld vertoont.

Verder wordt opgemerkt dat, zoals voornoemd, dergelijke drukcilinders mogelijks eerst een beeld kunnen vormen op een transferelement, bijvoorbeeld op een rubberdoekcilinder, welke dan al dan niet middels nog verdere overdrachten, het beeld op het betreffende substraat aanbrengt. In dergelijk geval is het uiteraard minstens het laatste overdrachtelement, zoals de rubberdoekcilinder, die wordt wegbewogen van het substraat voor het onderbreken van de betreffende bedrukking of op dit substraat wordt afgerold voor het vormen van het betreffende drukpatroon.

Bij voorkeur wordt voor het bedrukken van het substraat een drukinrichting toegepast die beschikt over minstens vier drukcilinders, waarbij, zoals voornoemd, minstens één van deze vier drukcilinders een discontinu drukpatroon op het substraat verwezenlijkt. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm wordt zoals voornoemd gewerkt met een drukinrichting die minstens 6 drukcilinders bevat. Een dergelijke drukinrichting laat namelijk toe dat zowel voor het eerste als voor het tweede drukpatroon minstens drie kleuren worden aangewend, waarbij elke cilinder dan verantwoordelijk is voor het uitvoeren van één van deze beide drukpatronen in één van deze drie kleuren. Drukpersen met zes cilinders zijn voor bepaalde toepassingen beschikbaar bij gespecialiseerde drukkers.

In het geval van langwerpige beklede panelen of vloerpanelen strekt het gedeelte van beide drukcilinders dat aangewend wordt voor het drukken van het motief van deze panelen zich bij voorkeur dwars op de as van deze drukcilinders uit, zodanig dat het betreffend motief zich in voornoemde decoratieve bedrukking hoofdzakelijk parallel aan de drukrichting uitstrekt, waarbij dus sprake is van “langsdrukken”. Volgens deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt bekomen dat de maximaal realiseerbare lengte van een gedrukt motief niet noodzakelijk beperkt is door de omtrek van de drukcilinders of de breedte van de drukcilinders. Overeenkomstig het aantal verschillende drukpatronen en drukcilinders dat volgens de uitvinding wordt toegepast voor het vormen van de decoratieve bedrukking, kan de maximaal realiseerbare lengte vrij worden gekozen. Er wordt echter al een aanzienlijke verbetering bereikt ten opzichte van de stand van techniek wanneer twee verschillende drukpatronen worden ingezet.

De werkwijze van de uitvinding kan vele voordelen opleveren wanneer zij wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen met een lengte die groter is dan de lengte van het voornoemde eerste drukpatroon of groter is dan de lengte van het voornoemde tweede drukpatroon. De uitvinding laat immers toe, bijvoorbeeld in het geval van langsdruk, voor deze vloerpanelen gedrukte motieven te verwezenlijken zonder herhalingen van het drukpatroon, hetgeen tot nog toe door de vakman voor onmogelijk werd geacht, tenzij werd overgegaan naar dwarsdruk. Bij voorkeur vertonen de vloerpanelen een lengte die gelegen is tussen 1,2 en 1,7 maal de lengte van het eerste drukpatroon. Wanneer beide drukpatronen nagenoeg dezelfde lengte vertonen, kan met vloerpanelen die 1,5 maal de lengte van het eerste drukpatroon vertonen een interessante lengte worden bereikt, vermits aan de hand van drie druklengten dan het gedrukte motief van twee vloerpanelen kan worden gerealiseerd. Deze afmetingen leiden tot een economische balans waarbij een zekere mate van herhaling in de grotere bedrukking wordt getolereerd, en toch een aanzienlijk hogere variëteit aan gedrukte motieven van vloerpanelen wordt bereikt. Hierbij vertoont het gedrukte motief van de vloerpanelen zelf geen herhalingen van een drukpatroon of gedeelten daarvan.

Wanneer de werkwijze wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen, is het gedrukte decor van deze vloerpanelen bij voorkeur gevormd zowel aan de hand van minstens een gedeelte van een zone waarin het voornoemde eerste drukpatroon afwezig is, als aan de hand van minstens een gedeelte van een zone waarin het voornoemde tweede drukpatroon afwezig is. Deze uitvoeringsvorm laat namelijk eveneens toe lange vloerpanelen zonder herhalingen in het drukpatroon te vormen.

Bij voorkeur wordt de werkwijze van de uitvinding toegepast voor het vervaardigen van vloerpanelen met gedrukte motieven die een houtmotief weergeven, en meer speciaal één plank per vloerpaneel afbeelden. Bij voorkeur gaat het hierbij om langwerpige rechthoekige vloerpanelen met een lengte van meer dan 1,5 meter, bijvoorbeeld een lengte van 2 meter of meer, en een breedte van 15 cm of meer, bijvoorbeeld een breedte tussen 20 en 30 centimeter. Bij dergelijke panelen strekt het houtmotief, het is te zeggen de houtnerven en de houtporen, zich bij voorkeur in de lengterichting van het vloerpaneel in het gedrukte motief uit. In het geval van langsdruk strekt het houtmotief zich dan eveneens in de drukrichting op het betreffende substraat uit. Bij voorkeur bevat het gedrukte motief van dergelijk vloerpaneel minstens één van de voornoemde overgangen tussen het eerste en het tweede drukpatroon. Het betreft hierbij dan uiteraard bij voorkeur één of meerdere overgangen waarin het motief van de grotere bedrukking ononderbroken is uitgevoerd.

Zoals boven nog vermeld, bestaan voor het substraat waarop de decoratieve bedrukking wordt aangebracht in hoofdzaak twee belangrijke mogelijkheden.

Volgens een eerste mogelijkheid betreft het voornoemde substraat een, bij voorkeur flexibel, materiaalvel, zoals een papiervel, dat bijvoorbeeld deel uitmaakt van een opgerolde materiaalbaan, waarop de voornoemde grotere decoratieve bedrukking dan, bij voorkeur ononderbroken, wordt aangebracht. Dergelijk materiaalvel of materiaalbaan of een gedeelte daarvan kan dan als decorlaag in een laminaatvloerpaneel worden toegepast. Hiertoe kan bijvoorbeeld de hiervoor nog genoemde DPL techniek worden toegepast. Het WO 91/06728 en het WO 2006/074831 geven voorbeelden van uit de stand van de techniek bekende decorpapiervellen.

Volgens een tweede mogelijkheid betreft het voornoemde substraat een plaatvormig substraat waarop voornoemde bedrukking al dan niet met tussenliggende lagen rechtstreeks is aangebracht. Het kan bijvoorbeeld gaan om een houtgebaseerd plaatmateriaal, zoals MDF of HDF (Medium Density Fiberboard of High Density Fiberboard). Het direct bedrukken van houtgebaseerde plaatmaterialen is op zich bekend bijvoorbeeld uit het EP 1 862 304. Voor mogelijke tussenliggende lagen en voorafgaandelijke schuurbewerkingen uitgevoerd op het plaatvormig substraat wordt verwezen naar het WO 2006/002917.

Er wordt opgemerkt dat de substraten waarop de decoratieve bedrukking wordt uitgevoerd bij voorkeur een breedte vertonen die overeenstemt of nagenoeg overeenstemt met de breedte van de aangewende drukcilinders, bijvoorbeeld een breedte van 1,5 tot 3 meter. Het is uiteraard mogelijk meerdere drukcilinders in asrichting naast elkaar op te stellen voor het vormen van de grotere bedrukking. In dergelijk geval vertoont het substraat bij voorkeur een breedte die overeenstemt met de gezamenlijke breedte van de naast elkaar opgestelde drukcilinders.

Bij voorkeur bevat de werkwijze van de uitvinding ook nog de stap van het op het betreffende substraat aanbrengen van een fondbedrukking. Dergelijke fondbedrukking is bij voorkeur een bedrukking van uniforme of nagenoeg uniforme kleur en kan bijvoorbeeld eveneens, doch niet noodzakelijk, worden uitgevoerd aan de hand van de techniek van de rotatie-offsetdruk. Deze fondbedrukking kan bijvoorbeeld aan de hand van slechts één drukcilinder zijn uitgevoerd, doch kan ook uit een meerkleurendruk bestaan, of kan op zich ook volgens de techniek van de uitvinding aan de hand van minstens twee drukcilinders zijn uitgevoerd.

De uitvinding heeft verder nog betrekking op een bekleed paneel dat verkregen is aan de hand van een werkwijze volgens de uitvinding. Bij voorkeur betreft het bekleed paneel hierbij een bekleed paneel dat langwerpig en rechthoekig is en minstens een basispaneel en een op dit basispaneel aangebrachte toplaag met een gedrukt motief omvat, waarbij de lengte van het vloerpaneel groter is dan 1,5 meter en het gedrukte motief vrij is van herhalingen.

In het geval de uitvinding wordt toegepast voor de vervaardiging van vloerpanelen, betreft het bij voorkeur vloerpanelen waaruit een zwevende vloerbekleding kan worden samengesteld. Hiertoe worden de vloerpanelen aan minstens twee tegenovereenliggende randen, en bij voorkeur aan alle randen, van mechanische koppelmiddelen voorzien die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen met elkaar kunnen samenwerken, waarbij een vergrendeling ontstaat zowel in een verticale richting loodrecht op het vlak van de vloerbekleding als in een horizontale richting in het vlak van de vloerbekleding en loodrecht op de gekoppelde rand. Dergelijke mechanische koppelmiddelen zijn op zich bekend bijvoorbeeld uit het WO 97/47834.

Bij voorkeur bevat de werkwijze van de huidige uitvinding ook nog een stap waarbij het oppervlak van de beklede panelen met een structuur wordt voorzien, waarbij deze structuur bij voorkeur overeenstemt met de gedrukte motieven van de beklede panelen. In zulk geval wordt een zogenaamde structuur in register met de gedrukte motieven bekomen. Dergelijke structuur kan bijvoorbeeld bij een DPL techniek worden bekomen aan de hand van een persinrichting die een gestructureerd perselement, meer speciaal persblek, bevat. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm wordt met een grotere decoratieve bedrukking gewerkt die opeenvolgende zones vertoont, waarbij het drukpatroon zich over deze opeenvolgende zones niet herhaalt over een totale lengte die nagenoeg overeenstemt met een afmeting van het voornoemde perselement.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch enkele stappen weergeeft in een werkwijze volgens de uitvinding; figuur 2 een zicht weergeeft volgens de op figuur 1 weergegeven pijl F2; figuur 3 een vloerpaneel weergeeft dat bekomen is aan de hand van een werkwijze volgens de uitvinding; en figuur 4 op grotere schaal een dwarsdoorsnede weergeeft volgens de op figuur 3 weergegeven lijn IV-IV.

Figuur 1 geeft schematisch een stap weer in een werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen volgens de huidige uitvinding. Het betreft hierbij een stap waarbij met minstens twee drukcilinders 1 een decoratieve bedrukking 2 op een substraat 3 wordt gevormd. In het voorbeeld wordt hierbij de techniek van de rotatie-offsetdruk toegepast, waarbij zogenaamde plaatcilinders als drukcilinders 1 worden toegepast, waarbij de drukplaat die zich op het manteloppervlak van de cilinder 1 bevindt het drukbeeld van een aan te brengen drukpatroon 4-5 omvat. Het voornoemde drukbeeld wordt gevormd doordat de drukplaat, enerzijds, watervriendelijke gedeelten bevat, en, anderzijds, inktvriendelijke gedeelten bevat, waarbij het drukpatroon 4-5 gevormd wordt door middel van de inktvriendelijke gedeelten. Zoals figuur 1 weergeeft, wordt aan de hand van inktrollen 6 inkt vanuit een inktbak 7 of ductor op de plaatcilinder of drukcilinder 1 aangebracht, terwijl de drukcilinder 1 vanuit een ander reservoir 8 via vochtrollen 9 bevochtigd wordt. Bij elke omwenteling komt de drukcilinder 1 eerst voorbij de vochtrollen 9, die de niet-drukkende gedeelten bevochtigt, bijvoorbeeld met water, daarna komt de drukcilinder 1 voorbij de inktrollen 6, die inkt aanbrengen op de waterafstotende gedeelten van de drukcilinder 1 of drukplaat.

In het weergegeven geval wordt de inkt die op de drukcilinder 1 is aangebracht overgedragen op een transferelement 10, in dit geval een rubberdoekcilinder, die het betreffende drukpatroon 4-5 op het substraat 3 overbrengt.

Er wordt opgemerkt dat een eventuele drooginstallatie voor de droging van de gevormde bedrukking 2 hier niet is weergegeven, doch dat dergelijke droging bij voorkeur telkens minstens tussen twee opeenvolgende drukcilinders 1 wordt toegepast. Een droging van de gevormde bedrukking 2 staat toe het register tussen de respectievelijke drukpatronen 4-5 aangebracht door opeenvolgende drukcilinders 1 beter in stand te houden. Dit laatste is zeker het geval wanneer als substraat 3 een papiervel of een ander poreuze ondergrond wordt aangewend. Een poreuze ondergrond kan namelijk aanzienlijke rekken vertonen wanneer een dergelijke ondergrond de inkt van de bedrukking 2 minstens in zekere mate opneemt.

Volgens de uitvinding wordt voornoemde decoratieve bedrukking 2 minstens samengesteld uit een eerste drukpatroon 4 en een tweede drukpatroon 5, respectievelijk minstens aangebracht door middel van een eerste drukcilinder 1A en een tweede drukcilinder 1B van voornoemde twee drukcilinders 1. In het voorbeeld wordt de decoratieve bedrukking 2 zodanig gevormd dat zij, zowel minstens een zone 11 vertoont waarin het voornoemde eerste drukpatroon 4 afwezig is, als minstens een zone 12 vertoont waarin het voornoemde tweede drukpatroon 5 afwezig is. Het betreft in het voorbeeld drukpatronen 4-5 van nagenoeg dezelfde lengte L, waarbij deze lengte gelegen is tussen 75% en 100% van de omtrek van de betreffende drukcilinders 1A-1B.

In het voorbeeld wordt gewerkt met asymmetrische tegendrukrollen 13 die druk minderen wanneer de betreffende drukcilinder 1A-1B of rubberdoekrol 13 inactief is. Hierdoor kan worden bekomen dat de betreffende drukcilinder 1A-1B of rubberdoekrol 13 op de juiste momenten relatief van het substraat 3 wordt wegbewogen.

Figuur 2 geeft de voornoemde zones 11-12 van de grotere bedrukking 2 duidelijk weer. Hieruit is het duidelijk dat de zones 11 waarin het eerste drukpatroon 4 afwezig is, aansluiten met een zone 12 waarin het tweede drukpatroon 5 afwezig is. Bovendien zijn de zones 11 waarin het eerste drukpatroon 4 afwezig is naadloos uitgevoerd met een naburige zone 12 van de decoratieve bedrukking 2 waarin dit eerste drukpatroon 4 wel aanwezig is. Dergelijke naadloze uitvoering of nagenoeg naadloze uitvoering is in figuur 2 weergegeven met de streeplijn 14. In dit geval vertoont de decoratieve bedrukking 2 een houtmotief dat zich ononderbroken over de overgang 15 van minstens twee zones 11-12 uitstrekt. Zodoende wordt een grotere zone 16 met een continu houtmotief gevormd, waaruit dan bijvoorbeeld lange vloerpanelen kunnen worden gevormd. In het voorbeeld betreft het de overgang 15 in drukrichting P gezien van het eerste drukpatroon 4 naar het tweede drukpatroon 5. Het spreekt voor zich dat de overgang 17 in drukrichting P gezien van het tweede drukpatroon 5 naar het eerste drukpatroon 4 op een gelijkaardige manier kan worden gerealiseerd, doch dit is hier niet weergegeven. In dergelijk geval zou een zogenaamde eindeloze bedrukking 2 kunnen worden gerealiseerd.

Figuur 2 betreft het zogenaamde langsdrukken waarbij de gedeelten 18 van de decoratieve bedrukking 2 die bedoeld zijn te worden aangewend als gedrukt motief van één of meerdere vloerpanelen zich in de drukrichting P uitstrekken. Als substraat 3 is gebruik gemaakt van een flexibel materiaalvel, namelijk een papiervel. Bij voorkeur is het voornoemde substraat 3 uitgevoerd als een papierbaan, die bijvoorbeeld van een papierrol wordt genomen, en, bijvoorbeeld, na de beëindiging van het bedrukkingsproces terug op een rol wordt gestockeerd.

Figuur 3 een vloerpaneel 19 weer dat bekomen is aan de hand van een werkwijze met de kenmerken van de uitvinding. Het betreft een vloerpaneel 19 dat langwerpig en rechthoekig is. Aan minstens twee tegenovereenliggende randen 20-21, en in dit geval aan beide paren tegenovereenliggende randen 20-21 en 22-23, is het vloerpaneel 19 voorzien van koppelmiddelen 24 die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen 19 met elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij in de gekoppelde toestand aan de betreffende randen 20-21, 22-23 een onderlinge vergrendeling wordt bekomen in een verticale richting V1 loodrecht op het vlak van de gekoppelde vloerpanelen 19, alsmede in een horizontale richting H1 loodrecht op de betreffende rand 20-21, 22-23 en in het vlak van de gekoppelde vloerpanelen 19. Hiertoe zijn voornoemde koppelmiddelen 24, zoals figuur 4 weergeeft, hoofdzakelijk uitgevoerd als een tand 25 en een groef 26 die, ten behoeve van de vergrendeling in horizontale richting H1, voorzien is van vergrendelingselementen 27.

Figuur 4 toont tevens dat het vloerpaneel 19 een bekleed paneel is dat een basispaneel 28 en een op dit basispaneel 28 aangebrachte toplaag 29 omvat. De toplaag 29 omvat op zich een decorlaag 30 en een doorzichtige of doorschijnende beschermlaag 31, zoals een zogenaamde overlay, die over de decorlaag 30 is aangebracht. Zoals duidelijk is uit figuur 3 vertoont de decorlaag 30 een gedrukt motief 32 dat vrij is van herhalingen. De decorlaag 30 is bekomen als een gedeelte 18 van het bedrukte substraat 3 dat aan de hand van de werkwijze van figuur 2 is verwezenlijkt. Hierbij vertoont het gedrukte motief 32 van het vloerpaneel 19 zowel gedeelten van het eerste drukpatroon 4 als gedeelten van het tweede drukpatroon 5. Het gedrukte motief 18 bevat ook een gedeelte van de overgang 15 tussen beide drukpatronen 4-5. Het betreft dan ook een vloerpaneel 19 met een lengte L1 die groter is dan de lengte L van elk drukpatroon 4-5 dat in de decoratieve bedrukking 2 aanwezig is. Opgemerkt wordt dat het vloerpaneel 19 van het voorbeeld van het type is dat een houtmotief vertoont, waarbij dit houtmotief meer speciaal één plank per vloerpaneel 19 afbeeldt.

Wanneer het bedrukte substraat 3 op zich een baanvormig substraat 3, zoals een papierbaan, betreft, kunnen hieruit in eerste instantie meerdere decorvellen worden verkregen, al dan niet nadat dergelijk baanvormig substraat 3 aan een behandeling, zoals aan een behandeling waarmee hars op het substraat 3 wordt aangebracht, is onderworpen. Aan de hand van de DPL of HPL techniek wordt een dergelijk van hars voorzien decorvel, samen met een eventuele beschermlaag, die eveneens een van hars voorzien materiaalvel kan bevatten, op een grotere basisplaat aangebracht, welke beklede basisplaat dan kan worden opgedeeld in panelen die nagenoeg de grootte van de uiteindelijke vloerpanelen 19 vertonen. De aldus verkregen beklede panelen kunnen dan nog aan verdere bewerkingen, zoals randbewerkingen ter vorming van voornoemde koppelmiddelen 24, worden onderworpen. Als basisplaat of basispaneel kan een plaat, respectievelijk paneel op basis van hout en/of kunststof worden aangewend, zoals een MDF of HDF plaat, respectievelijk paneel.

Er wordt opgemerkt dat het vloerpaneel 19 van figuur 4 tevens een tegenlaag 33 of balanceerlaag vertoont die aan de onderzijde van het basispaneel 28 is aangebracht. Dergelijke tegenlaag 33 of balanceerlaag kan eveneens een van hars voorzien materiaalvel, zoals een papiervel, worden aangewend.

Wanneer sprake is van van hars voorziene materiaalvellen, kan als hars bijvoorbeeld een thermohardend hars zoals melaminehars worden toegepast.

Het is duidelijk dat, alhoewel in het voorgaande sprake is van een eerste drukcilinder 1A en een tweede drukcilinder 1B, alsmede van een eerste drukpatroon 4 en een tweede drukpatroon 5, de uitvinding niet beperkt is tot de specifieke volgorde van de betreffende drukcilinders 1-1A-1B en/of drukpatronen 4-5, noch tot een eventuele directe opeenvolging van de betreffende drukcilinders 1-1A-1B en/of drukpatronen 4-5. Immers, volgens de uitvinding is het mogelijk dat één of meerdere drukpatronen 4-5 op het substraat 3 worden gevormd aan de hand van één of meerdere tussenliggende of voorafgaandelijke drukstappen, al dan niet aan de hand van drukcilinders, en/of dat de eerste drukcilinder 1A zich in de drukrichting na de tweede drukcilinder 1B bevindt.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijzen en beklede panelen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims (17)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen, waarbij deze beklede panelen (19) minstens een basispaneel (28) en een op dit basispaneel (28) aangebrachte toplaag (29) met een gedrukt motief (32) omvatten, waarbij de werkwijze minstens de stappen omvat van het met minstens twee drukcilinders (1A-1B) op een substraat (3) vormen van een decoratieve bedrukking (2) en van het aan de hand van minstens een gedeelte (18) van dit substraat (3) vormen van voornoemd bekleed paneel (19), daardoor gekenmerkt dat voornoemde decoratieve bedrukking (2) minstens wordt samengesteld uit een eerste drukpatroon (4) en een tweede drukpatroon (5), respectievelijk minstens aangebracht door middel van een eerste (1A) en een tweede (1B) van voornoemde twee drukcilinders (1) en dat de decoratieve bedrukking (2) zodanig wordt gevormd dat zij minstens een zone (11) vertoont waarin het voornoemde eerste drukpatroon (4) afwezig is, terwijl het voornoemde tweede drukpatroon (5) in de betreffende zone (11) wel aanwezig is.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de decoratieve bedrukking (2) zodanig wordt gevormd dat zij minstens een zone (12) vertoont waarin het voornoemde tweede drukpatroon (5) afwezig is, terwijl het voornoemde eerste drukpatroon (4) in de betreffende zone wel aanwezig is.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de zones (11) waarin het eerste drukpatroon (4) afwezig is, al dan niet via een overgangsgedeelte (15) aansluit met een zone (12) waarin het tweede drukpatroon (5) afwezig is.

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de zones (11) waarin het eerste drukpatroon (4) afwezig is naadloos zijn uitgevoerd met een naburige zone (12) van de decoratieve bedrukking (2) waarin dit eerste drukpatroon (4) wel aanwezig is.

5. Werkwijze volgens conclusies 4, daardoor gekenmerkt dat voornoemde grotere bedrukking (2) in de drukrichting (P) ononderbroken is.

6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde twee drukcilinders (1A-1B) in de drukrichting (P) minstens over een gedeelte van hun manteloppervlak al dan niet rechtstreeks over het substraat (3) worden afgerold en waarbij de lengte (L) van de respectievelijke drukpatronen (4-5) zich in de drukrichting (P) uitstrekt.

7. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor het vormen van voornoemde zone (11) waarin het eerste drukpatroon (4) afwezig is, de betreffende drukcilinder (1A) van het substraat (3) wordt wegbewogen, of vice versa.

8. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor het vormen van voornoemde zone (11) waarin het eerste drukpatroon (4) afwezig is, de betreffende drukcilinder (1A) een actief bedrukkingsoppervlak bezit dat kleiner is dan zijn manteloppervlak.

9. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor het bedrukken van het substraat (3) de techniek van de zogenaamde rotatie-offsetdruk wordt toegepast.

10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor het bedrukken van het substraat (3) een drukinrichting wordt toegepast die beschikt over minstens vier cilinders (1), waarbij, zoals voornoemd, minstens één van deze vier cilinders (1) een discontinu drukpatroon (4) op het substraat (3) verwezenlijkt.

11. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het gedeelte van de drukcilinders (1A-1B) dat aangewend wordt voor het drukken van het motief (32) van een vloerpaneel (19) zich hoofdzakelijk dwars op de as van deze drukcilinder (1A-1B) uitstrekt, zodanig dat het betreffend motief (32) zich in voornoemde decoratieve bedrukking (2) parallel aan de drukrichting (P) uitstrekt.

12. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen (19) met een lengte (L1) die groter is dan de lengte (L) van het voornoemde eerste drukpatroon (4) en/of groter is dan de lengte (L) van het voornoemde tweede drukpatroon (5).

13. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen (19) waarvan het gedrukte motief (32) is gevormd zowel aan de hand van minstens een gedeelte van een zone (11) waarin het voornoemde eerste drukpatroon (4) afwezig is, als aan de hand van minstens een gedeelte van een zone (12) waarin het voornoemde tweede drukpatroon (5) afwezig is.

14. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen (19) met gedrukte motieven (32) die een houtmotief weergeven, en meer speciaal één plank per vloerpaneel (19) afbeelden.

15. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde substraat (3) een soepel materiaalvel, zoals een papiervel betreft.

16. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde substraat (3) een plaatvormig substraat betreft dat minstens één van voornoemde basisplaten bevat en waarbij de bedrukking (2) al dan niet met behulp van tussenlagen rechtstreeks op het substraat (3) wordt gevormd.

17. Bekleed paneel, verkregen aan de hand van een werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat dit bekleed paneel (19) langwerpig en rechthoekig is en minstens een basispaneel (28) en een op dit basispaneel (28) aangebrachte toplaag (29) met een gedrukt motief (32) omvat, waarbij de lengte (L1) van het vloerpaneel (19) groter is dan 1,5 meter en het gedrukte motief (32) vrij is van herhalingen.