BE1016903A3 - Werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen en inrichting daarbij toegepast. - Google Patents

Werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen en inrichting daarbij toegepast. Download PDF

Info

Publication number
BE1016903A3
BE1016903A3 BE2006/0016A BE200600016A BE1016903A3 BE 1016903 A3 BE1016903 A3 BE 1016903A3 BE 2006/0016 A BE2006/0016 A BE 2006/0016A BE 200600016 A BE200600016 A BE 200600016A BE 1016903 A3 BE1016903 A3 BE 1016903A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
yarn
aforementioned
tube
plastic state
relaxation
Prior art date
Application number
BE2006/0016A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Evilo Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Evilo Nv filed Critical Evilo Nv
Priority to BE2006/0016A priority Critical patent/BE1016903A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1016903A3 publication Critical patent/BE1016903A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D02YARNS; MECHANICAL FINISHING OF YARNS OR ROPES; WARPING OR BEAMING
    • D02JFINISHING OR DRESSING OF FILAMENTS, YARNS, THREADS, CORDS, ROPES OR THE LIKE
    • D02J1/00Modifying the structure or properties resulting from a particular structure; Modifying, retaining, or restoring the physical form or cross-sectional shape, e.g. by use of dies or squeeze rollers
    • D02J1/22Stretching or tensioning, shrinking or relaxing, e.g. by use of overfeed and underfeed apparatus, or preventing stretch
    • D02J1/229Relaxing
    • DTEXTILES; PAPER
    • D02YARNS; MECHANICAL FINISHING OF YARNS OR ROPES; WARPING OR BEAMING
    • D02GCRIMPING OR CURLING FIBRES, FILAMENTS, THREADS, OR YARNS; YARNS OR THREADS
    • D02G1/00Producing crimped or curled fibres, filaments, yarns, or threads, giving them latent characteristics
    • D02G1/12Producing crimped or curled fibres, filaments, yarns, or threads, giving them latent characteristics using stuffer boxes
    • DTEXTILES; PAPER
    • D02YARNS; MECHANICAL FINISHING OF YARNS OR ROPES; WARPING OR BEAMING
    • D02GCRIMPING OR CURLING FIBRES, FILAMENTS, THREADS, OR YARNS; YARNS OR THREADS
    • D02G1/00Producing crimped or curled fibres, filaments, yarns, or threads, giving them latent characteristics
    • D02G1/20Combinations of two or more of the above-mentioned operations or devices; After-treatments for fixing crimp or curl
    • D02G1/205After-treatments for fixing crimp or curl

Abstract

Werkwijze voor het conditioneren van garen, welke werkwijze in hoofdzaak bestaat in het verwarmen van het garen (2) todat het plastisch wordt, waarbij het garen (2) een relaxatie en fixatie ondergaat, daardoor gekenmerkt dat op een bepaald ogenblik slechts een gedeelte van het garen (2) wordt verwarmd tot in een plastische toestand en een relaxatie ondergaat, welk gedeelte op dat ogenblik, tijdens de relaxatie, vrij is opgehangen.

Description

Werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen en inrichting daarbij toegepast.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen.
Het is bekend garen na het twijnen te conditioneren door middel van een hittebehandeling waarin het garen een natuurlijke krimp vertoont.
Deze hittebehandeling wordt over een voldoende lange periode aangehouden, zodat het garen een chemisch en fysisch stabiele toestand bereikt en aldus geschikt wordt voor het weven.
Een bekende werkwijze voor het conditioneren van garen bestaat in het spiraalsgewijs aanbrengen van bundels van garen op een plaat in een stoomkamer. In de kamer wordt vervolgens, onder druk, stoom geïnjecteerd.
Een nadeel van deze werkwijze is dat de voornoemde stoomkamer moet worden afgesloten door zware drukrollen die op de voornoemde plaat drukken en die het garen plaatselijk samendrukken en aldus onherstelbaar vervormen.
Een andere bekende werkwijze voor het conditioneren van garen bestaat in het aanbrengen van het garen dwars over verscheidene evenwijdige kabels, waarna het garen met behulp van warme lucht wordt opgewarmd.
Een nadeel van deze tweede bekende werkwijze is dat het garen, ter plaatse van het contactpunt met de kabels, wordt vervormd doordat het garen onder zijn eigen gewicht op de kabels wordt gedrukt.
Bovendien is het haast onvermijdelijk spanningen in het garen op te wekken bij het verwijderen van het garen van de kabels of uit de stoomkamers, waardoor bijkomende ongewenste vervormingen in het garen worden aangebracht.
De voornoemde ongewenste vervormingen bestaan doorgaans in het feit dat het garen plaatselijk zijn ronde omtreksvorm verliest.
Garens met een niet-ronde omtreksvorm hebben het nadeel dat ze minder volumineus ogen dan garens met een ronde omtreksvorm, in het bijzonder wanneer ze aan hun uiteinde over een afstand worden ontrafeld, zoals gebruikelijk is voor het afwerken van tapijten en dergelijke.
Andere ongewenste vervormingen die relatief vaak voorkomen bij garen dat is geconditioneerd volgens één van de voornoemde bekende werkwijzen, is dat ze geknikt zijn en bijgevolg minder geschikt zijn voor het weven dan rechte garens.
Het doel van de uitvinding is aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het conditioneren van garen, welke werkwijze in hoofdzaak bestaat in het verwarmen van het garen totdat het garen plastisch wordt, waarbij het garen een relaxatie en fixatie ondergaat, en waarbij op een bepaald ogenblik slechts een gedeelte van het garen wordt verwarmd tot in een plastische toestand en een relaxatie ondergaat, welk gedeelte op dat ogenblik, tijdens de relaxatie, vrij is opgehangen.
Een voordeel van de huidige uitvinding is dat het garen tijdens de relaxatie relatief weinig trekkrachten of ongewenste spanningen ondervindt, waardoor het geen ongewenste vervormingen ondergaat.
Bij voorkeur wordt het voornoemd gedeelte van het garen dat op een bepaald ogenblik de relaxatie ondergaat, vrij is opgehangen aan een gedeelte van het garen dat zich, op het voornoemde ogenblik, in een niet-plastische toestand bevindt.
Een voordeel van deze voorkeurdragende werkwijze is dat het garen wordt opgehangen aan een gedeelte van het garen dat zich in een niet-plastische toestand bevindt, waardoor de kans uiterst klein tot onbestaande is dat, in dit gedeelte van het garen, ongewenste vervormingen worden veroorzaakt door het ophangen ervan.
Nog een voordeel van de huidige werkwijze is dat het conditioneren van het garen op een eenvoudige en snelle wijze in een continue werkstap kan worden verwezenlijkt.
De voornoemde werkwijze wordt bij voorkeur toegepast voor het conditioneren van garen dat bestaat uit minstens twee of meer getwijnde draden, waarbij minstens twee van de voornoemde draden een verschillend krimpgedrag vertonen tijdens de relaxatie.
De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het conditioneren van garen, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit middelen die toelaten een gedeelte van het garen te verhitten tot in een plastische toestand en uit middelen die toelaten het voornoemd gedeelte van het garen vrij op te hangen tijdens het verhitten ervan.
Een voordeel van deze inrichting volgens de uitvinding is dat ze relatief eenvoudig is opgebouwd.
Nog een voordeel van de huidige uitvinding is dat ze toelaat het garen in een continue werkstap te conditioneren, waardoor de inrichting relatief klein kan worden uitgevoerd ten opzichte van bekende inrichtingen waarin garens volumineus worden geconditioneerd.
Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen, worden hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende werkwijzen en inrichtingen volgens de uitvinding beschreven voor het conditioneren van garen, met verwijzing naar de bijgaande figuren, waarin: figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat door F2 in figuur 1 is aangeduid; figuur 3 een variante weergeeft van figuur 1; figuur 4 op grotere schaal een zicht weergeeft volgens pijl F4 in figuur 3; figuur 5 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 4.
In figuur 1 is een inrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven voor het conditioneren van garen 2.
Deze inrichting 1 bestaat in dit geval hoofdzakelijk uit een frame 3 waarop middelen zijn voorzien voor het ophangen van het garen en waarop middelen zijn voorzien voor het verhitten van het garen tot in een plastische toestand.
De voornoemde ophangmiddelen bestaan in dit geval uit één of meer geleidingsrollen 4, terwijl de middelen voor het verhitten van het garen 2 bestaan uit een verwarmingselement 5.
In dit geval bestaat het verwarmingselement 5 uit een buis.
In de weergegeven uitvoeringsvorm is de buis 5 voorzien van een dubbele buitenwand 6-7, waarbij tussen beide wanden 6-7 een kamer 8 is gedefinieerd waarop een inlaat 9 en uitlaat 10 van een thermisch oliecircuit 11 aansluiten.
Beide uiteinden van de buis 5 zijn open en vormen respectievelijk een conisch geleidende inlaat 12 en uitlaat 13 voor het garen 2.
Opgemerkt wordt dat de inlaat 9 voor thermische olie bij voorkeur dichter bij de uitlaat 13 voor garen 2 van de buis 5 is gesitueerd dan de uitlaat 10 voor thermische olie, zodat de thermische olie in tegenstroom ten opzichte van het garen 2 doorheen de buis 5 stroomt.
In de weergegeven uitvoeringsvorm is aan de voornoemde uitlaat 13 voor het garen 2, een conisch buisvormig element 14 voorzien met open uiteinden 15 en 16, waarvan het uiteinde 16, dat van de voornoemde buis 5 is weggericht, taps toeloopt.
Opgemerkt wordt dat de voornoemde buis 5 bij voorkeur verticaal is opgesteld, waarbij de inlaat 12 voor garen 2 zich aan het bovenste uiteinde van de buis 5 bevindt.
De werking van de inrichting is eenvoudig en als volgt.
Te conditioneren garen 2 wordt, geleidelijk, via de voornoemde geleidingsrollen 4 tot in de buis 5 geleid, waarbij het garen 2 onder invloed van de zwaartekracht van de laatste geleidingsrol in de conisch geleidende inlaat 12 van de buis 5 valt.
In de buis 5 wordt een temperatuur op peil gehouden waarbij het voornoemd garen 2 relatief snel plastisch wordt, waardoor het garen 2 een relaxatie ondergaat waarin het garen 2 een natuurlijke krimp vertoont.
De verblijftijd van het garen 2 in de buis, wordt hierbij zodanig gekozen dat het garen 2 in de buis 5 zijn volledige natuurlijke krimp kan ondergaan en vervolgens een fixatie ondergaat waarin het garen 2 een fysico-chemisch stabiele toestand bereikt.
Van de uitlaat 13 voor garen 2 van de buis 5, valt het gefixeerde garen 2 in het voornoemd conisch buisvormig element 14, waarin het garen 2 kan afkoelen.
Doordat dit element 14 buisvormig is en twee open uiteinden 15-16 bevat en doordat het warme gefixeerde garen in dit element 14 valt, ontstaat een luchtstroom doorheen dit element 14, waarbij verse koude lucht wordt aangevoerd via het uiteinde 16 van het conisch buisvormig element 14 naar het uiteinde 15 van dit element 14.
Deze luchtstroom laat toe het gefixeerde garen 2 af te koelen tot op een temperatuur waarbij het garen 2 zich in een niet-plastische toestand bevindt.
De conische vorm van het element 14 laat toe het afgekoelde garen 2 op te vangen en zich spiraalsgewijs te laten opstapelen in dit element 14, waarbij de gevormde stapel 17 zich enige tijd na het opstarten van de inrichting 1 tot in de voornoemde buis 5 kan uitstrekken.
Het opstapelen van het garen 2 in de buis 5 zelf laat toe de verblijftijd van het garen 2 in de buis op te drijven, teneinde een goede fixatie van het garen te kunnen bekomen.
Belangrijk is echter wel dat de stapel 17 zich niet te ver in de buis 5 uitstrekt, aangezien het garen 2, volgens de uitvinding, vrij in de buis 5 moet hangen tijdens de relaxatie.
Wanneer de voornoemde stapel 17 zich uitstrekt tot in een zone 18 van de buis 5, waarin het garen een fixatie ondergaat, biedt dit het voordeel dat de afstand waarover het garen 2 vrij in de buis 5 hangt relatief beperkt is, waardoor dit garen 2 tijdens de relaxatie geen ongewenste vervorming ondergaat onder invloed van interne spanningen of trekkrachten.
In figuur 2 wordt op grotere schaal een gedeelte van een garen 2 weergegeven dat met behulp van de hierboven beschreven werkwijze volgens de uitvinding geconditioneerd kan worden.
Dit garen 2 bestaat in hoofdzaak uit twee onderling getwijnde draden 18-19 die bij voorkeur uit verschillende materialen zijn vervaardigd en die elk een verschillende natuurlijke krimp vertonen, zodat bij het krimpen van dit garen 2 een min of meer gekruld garen 2 wordt bekomen.
In figuur 3 is een variante weergegeven van de hierboven beschreven inrichting, waarbij een rol 20 en een tegenrol 21 beide vrij roteerbaar rond hun as 22, respectievelijk 23, zijn bevestigd aan het frame 3.
Zoals is weergegeven in figuur 4 zijn in dit geval, zowel de rol 20, als de tegenrol 21 voorzien van een aandrijving 24-25, voor het laten roteren van deze elementen 20-21 rond hun as 22-23.
Zoals is weergegeven in figuur 5 bevat de rol 20 een dubbele wand, met wanden 26 en 27 waartussen een kamer 28 is gedefinieerd waarop een inlaat 29 en een uitlaat 30 aansluiten van een thermisch oliecircuit dat niet is weergegeven in de figuren.
Op een afstand van de rol 20 is de voornoemde tegenrol 21 voorzien die zich onder een hoek α uitstrekt ten opzichte van de rol 20.
De tegenrol 21 is bij voorkeur voorzien van, niet in de figuren weergegeven, middelen die toelaten de hellingshoek α van de tegenrol 21 aan te passen.
De voornoemde rol 20 laat toe het garen 2 voor te verwarmen alvorens het in de buis 5 aan te brengen. Hiertoe wordt het buitenoppervlak van de rol 20 verwarmd met behulp van, in dit geval, thermische olie, en wordt het garen 2 spiraalsgewijs over de rol 20 en tegenrol 21 geleid.
De tegenrol 21 is bedoeld om de snelheid waarmee het garen 2 aan de buis 5 wordt gevoed te regelen door het instellen van de voornoemde hoek α waaronder deze tegenrol 21 zich uitstrekt.
Opgemerkt wordt dat het garen 2 bij voorkeur wordt voorverwarmd tot op een temperatuur waarbij dit garen 2 zich nog in een niet-plastische toestand bevindt, zodat het geen ongewenste vervormingen kan ondergaan.
Het voorverwarmen van het garen 2 biedt het voordeel dat het garen 2 in de buis 5 relatief snel plastisch wordt, waardoor de verblijftijd van het garen 2 in de buis 5 minder lang moet worden gekozen dan wanneer het garen onverwarmd in de buis 5 wordt geleid.
Opgemerkt wordt dat voor het verwarmen van de buis 5 niet noodzakelijk thermische olie dient te worden toegepast, maar dat allerlei bekende middelen kunnen worden toegepast om de temperatuur in de voornoemde buis 5 op peil te brengen en te houden.
Het is eveneens duidelijk dat het verwarmingselement 5 niet noodzakelijk moet worden uitgevoerd in de vorm van een buis, maar ook in andere uitvoeringsvormen kan worden verwezenlijkt waarin of waarlangs het garen 2 tijdens de relaxatie vrij kan worden opgehangen aan een gedeelte van het garen dat zich in een niet-plastische toestand bevindt.
Bovendien kan de buis 5 eveneens horizontaal worden opgesteld, waarbij het garen aan, zowel de inlaat 12, als de uitlaat 13 wordt geleid over een geleidingsrol 4 of dergelijke, teneinde toe te laten het garen vrij te laten hangen in minstens een zone van de buis 5 waarin het garen 2 een relaxatie ondergaat.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding voor het vervaardigen van garen kan volgens verscheidene varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (19)

1. Werkwijze voor het conditioneren van garen, welke werkwijze in hoofdzaak bestaat in het verwarmen van het garen (2) totdat het plastisch wordt, waarbij het garen (2) een relaxatie en fixatie ondergaat, daardoor gekenmerkt dat op een bepaald ogenblik slechts een gedeelte van het garen (2) wordt verwarmd tot in een plastische toestand en een relaxatie ondergaat, welk gedeelte op dat ogenblik, tijdens de relaxatie, vrij is opgehangen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het voornoemd gedeelte van het garen (2) dat op een bepaald ogenblik de relaxatie ondergaat, vrij is opgehangen aan een gedeelte van het garen (2) dat zich, op het voornoemde ogenblik, in een niet-plastische toestand bevindt.
3. Werkwijze volgens conclusies 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het garen (2) tijdens of na de fixatie ervan wordt opgevangen.
4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het garen (2) na fixatie wordt afgekoeld.
5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het garen (2) geleidelijk langs of door een verwarmingselement (5) wordt geleid dat toelaat het garen (2) in een plastische toestand te brengen.
6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het garen (2) wordt voorverwarmd alvorens het in een plastische toestand te brengen.
7. Werkwijze volgens conclusies 5 en 6, daardoor gekenmerkt dat het garen wordt voorverwarmd alvorens het langs het voornoemde verwarmingselement (5) te geleiden.
8. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemd garen bestaat uit twee of meer getwijnde draden, waarvan er minstens twee een verschillend krimpgedrag vertonen tijdens relaxatie.
9. Inrichting voor het conditioneren van garens, daardoor gekenmerkt dat ze bestaat uit middelen die toelaten een gedeelte van het garen (2) te verhitten tot in een plastische toestand en uit middelen die toelaten het voornoemde gedeelte van het garen (2) vrij op te hangen tijdens het verhitten ervan.
10. Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen bestaan uit een verwarmingselement (5) waarlangs het garen (2) geleidelijk kan worden geleid.
11. Inrichting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het verwarmingselement bestaat uit een verwarmde buis (5) met open uiteinden (12-13) waar doorheen het garen (2) wordt geleid.
12. Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde buis (5) dubbelwandig is uitgevoerd met twee wanden (6-7) waartussen een kamer (8) is gedefinieerd waarop een inlaat (9) en een uitlaat (10) van een thermisch oliecircuit (11) aansluiten.
13. Inrichting volgens één van de conclusie 9 tot 12, daardoor gekenmerkt dat ze middelen bevat voor het afkoelen van het garen.
14. Inrichting volgens conclusies 11 of 12 en 13, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen bestaan uit een conisch buisvormig element (14) met open uiteinden (15-16) dat tegenover een uiteinde, dat een uitlaat (13) voor garen (2) van de voornoemde buis (5) vormt, is aangebracht.
15. Inrichting volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat het voornoemd element (14) taps toeloopt naar zijn uiteinde (16) dat van de voornoemde buis (5) is weggericht.
16. Inrichting volgens één van de conclusies 9 tot 15, daardoor gekenmerkt dat ze is voorzien van middelen die toelaten het garen (2) voor te verwarmen alvorens het langs het verwarmingselement (5) te geleiden.
17. Inrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde middel voor het voorverwarmen van het garen (2) bestaat uit een roteerbare rol (20) met een verwarmd buitenoppervlak.
18. Inrichting volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat naast de voornoemde rol (20) een roteerbare tegenrol (21) is voorzien die zich onder een hoek (a) ten opzichte van de voornoemde rol (20) uitstrekt.
19.- Inrichting volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de rol (20) en/of tegenrol (21) middelen bevatten die toelaten de voornoemde hoek (a) in te stellen.
BE2006/0016A 2006-01-09 2006-01-09 Werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen en inrichting daarbij toegepast. BE1016903A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2006/0016A BE1016903A3 (nl) 2006-01-09 2006-01-09 Werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen en inrichting daarbij toegepast.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200600016 2006-01-09
BE2006/0016A BE1016903A3 (nl) 2006-01-09 2006-01-09 Werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen en inrichting daarbij toegepast.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016903A3 true BE1016903A3 (nl) 2007-09-04

Family

ID=37244254

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2006/0016A BE1016903A3 (nl) 2006-01-09 2006-01-09 Werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen en inrichting daarbij toegepast.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1016903A3 (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3186155A (en) * 1957-11-22 1965-06-01 Du Pont Textile product of synthetic organic filaments having randomly varying twist along each filament
GB1164852A (en) * 1965-11-15 1969-09-24 Plutte Koecke & Co Improvements in or relating to the Treatment of Textile Materials
GB1235121A (en) * 1968-01-25 1971-06-09 Ici Ltd Producing yarn-like materials by fibrillation
FR2199021A1 (en) * 1972-09-08 1974-04-05 Savio Spa Synthetic yarn shrinkage - with combined yarn/steam channel to distribute yarn in shrinking chamber
US3809738A (en) * 1968-11-26 1974-05-07 Japan Exlan Co Ltd Production of acrylic composite fibers
US3810285A (en) * 1970-04-06 1974-05-14 Heathcoat & Co Ltd Method of producing bulked yarns
JPS51147647A (en) * 1975-06-12 1976-12-18 Teijin Ltd Method of producing bulk yarn
WO1995016065A1 (en) * 1993-12-06 1995-06-15 E.I. Du Pont De Nemours And Company Method and apparatus for heat-treating yarns and products prepared therefrom

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3186155A (en) * 1957-11-22 1965-06-01 Du Pont Textile product of synthetic organic filaments having randomly varying twist along each filament
GB1164852A (en) * 1965-11-15 1969-09-24 Plutte Koecke & Co Improvements in or relating to the Treatment of Textile Materials
GB1235121A (en) * 1968-01-25 1971-06-09 Ici Ltd Producing yarn-like materials by fibrillation
US3809738A (en) * 1968-11-26 1974-05-07 Japan Exlan Co Ltd Production of acrylic composite fibers
US3810285A (en) * 1970-04-06 1974-05-14 Heathcoat & Co Ltd Method of producing bulked yarns
FR2199021A1 (en) * 1972-09-08 1974-04-05 Savio Spa Synthetic yarn shrinkage - with combined yarn/steam channel to distribute yarn in shrinking chamber
JPS51147647A (en) * 1975-06-12 1976-12-18 Teijin Ltd Method of producing bulk yarn
WO1995016065A1 (en) * 1993-12-06 1995-06-15 E.I. Du Pont De Nemours And Company Method and apparatus for heat-treating yarns and products prepared therefrom

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
DATABASE WPI Week 197705, Derwent World Patents Index; AN 1977-08584Y, XP002405959 *

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6555252B2 (ja) 微多孔プラスチックフィルムの製造方法
KR0158437B1 (ko) 부직 필터 및 제조방법
WO1994011550A1 (en) Method and apparatus for producing polyester fiber
SE449377B (sv) Forfarande for framstellning av ett autogent bondat fiberflor
NO132712B (nl)
WO2016132807A1 (ja) 微多孔プラスチックフィルムの製造方法
GB411952A (en) An improved process and apparatus for the manufacture of artificial silk
EP3444023B1 (en) On-line drying of hollow fiber membranes
JP4825198B2 (ja) ポリ(トリメチレンテレフタレート)ヤーンの紡糸
BE1016903A3 (nl) Werkwijze voor het relaxeren en fixeren van garen en inrichting daarbij toegepast.
SA00210171B1 (ar) عمليه لصناعه الياف بوليمريه
JPH09170113A (ja) 高強力ポリエステル糸
US3226792A (en) Method and apparatus for crimping yarn
JP2004512436A (ja) 昇温してファイバーを延伸するためのオーブン
US4161503A (en) Method of making multitubular sheaths
BE1016934A3 (nl) Werkwijze voor het conditioneren van garen en inrichting daarbij toegepast.
NO136105B (nl)
US2308161A (en) Drying
JPH0337143A (ja) 合せガラス用中間膜の伸延方法並びにその装置
WO2001007695A1 (fr) Procede et dispositif de traitement thermique de relaxation d'un fil
NL8401085A (nl) Inrichting voor het behandelen van garenstrengen.
JP2004531655A (ja) 低収縮性の平滑ヤーンを製作するための方法および装置
WO2004088018A1 (ja) 頭飾用再生コラーゲン繊維の製造方法及び連続乾燥装置
JPH09296330A (ja) 仮撚機の接触式二次ヒータ
US3461658A (en) Textile strand treatment

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20130131