BE1015260A3 - Scissor mechanism for tilt and turn window, comprises connecting arm, auxiliary arm, actuator arm, follower pin, actuator bar and base piece with guide - Google Patents

Scissor mechanism for tilt and turn window, comprises connecting arm, auxiliary arm, actuator arm, follower pin, actuator bar and base piece with guide Download PDF

Info

Publication number
BE1015260A3
BE1015260A3 BE2002/0739A BE200200739A BE1015260A3 BE 1015260 A3 BE1015260 A3 BE 1015260A3 BE 2002/0739 A BE2002/0739 A BE 2002/0739A BE 200200739 A BE200200739 A BE 200200739A BE 1015260 A3 BE1015260 A3 BE 1015260A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
arm
base piece
scissor mechanism
operating
slat
Prior art date
Application number
BE2002/0739A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Parys Remi E Van
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Parys Remi E Van filed Critical Parys Remi E Van
Priority to BE2002/0739A priority Critical patent/BE1015260A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1015260A3 publication Critical patent/BE1015260A3/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05FDEVICES FOR MOVING WINGS INTO OPEN OR CLOSED POSITION; CHECKS FOR WINGS; WING FITTINGS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, CONCERNED WITH THE FUNCTIONING OF THE WING
    • E05F11/00Man-operated mechanisms for operating wings, including those which also operate the fastening
    • E05F11/02Man-operated mechanisms for operating wings, including those which also operate the fastening for wings in general, e.g. fanlights
    • E05F11/08Man-operated mechanisms for operating wings, including those which also operate the fastening for wings in general, e.g. fanlights with longitudinally-moving bars guided, e.g. by pivoted links, in or on the frame
    • E05F11/12Mechanisms by which the bar shifts the wing
    • E05F11/14Mechanisms by which the bar shifts the wing directly, i.e. without links, shifting the wing, e.g. by rack and gear or pin and slot
    • E05F11/145Mechanisms by which the bar shifts the wing directly, i.e. without links, shifting the wing, e.g. by rack and gear or pin and slot by pin and slot
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05DHINGES OR SUSPENSION DEVICES FOR DOORS, WINDOWS OR WINGS
    • E05D15/00Suspension arrangements for wings
    • E05D15/48Suspension arrangements for wings allowing alternative movements
    • E05D15/52Suspension arrangements for wings allowing alternative movements for opening about a vertical as well as a horizontal axis
    • E05D15/5205Suspension arrangements for wings allowing alternative movements for opening about a vertical as well as a horizontal axis with horizontally-extending checks
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05FDEVICES FOR MOVING WINGS INTO OPEN OR CLOSED POSITION; CHECKS FOR WINGS; WING FITTINGS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, CONCERNED WITH THE FUNCTIONING OF THE WING
    • E05F11/00Man-operated mechanisms for operating wings, including those which also operate the fastening
    • E05F11/02Man-operated mechanisms for operating wings, including those which also operate the fastening for wings in general, e.g. fanlights
    • E05F11/08Man-operated mechanisms for operating wings, including those which also operate the fastening for wings in general, e.g. fanlights with longitudinally-moving bars guided, e.g. by pivoted links, in or on the frame
    • E05F11/12Mechanisms by which the bar shifts the wing
    • E05F11/24Mechanisms by which the bar shifts the wing shifting the wing by pivotally-connected members (moving) in a plane parallel to the pivot axis of the wing
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05YINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASSES E05D AND E05F, RELATING TO CONSTRUCTION ELEMENTS, ELECTRIC CONTROL, POWER SUPPLY, POWER SIGNAL OR TRANSMISSION, USER INTERFACES, MOUNTING OR COUPLING, DETAILS, ACCESSORIES, AUXILIARY OPERATIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, APPLICATION THEREOF
    • E05Y2900/00Application of doors, windows, wings or fittings thereof
    • E05Y2900/10Application of doors, windows, wings or fittings thereof for buildings or parts thereof
    • E05Y2900/13Type of wing
    • E05Y2900/148Windows

Landscapes

  • Specific Sealing Or Ventilating Devices For Doors And Windows (AREA)

Abstract

Schaarmechanisme voor kantelraam dat een schaarbasis bevat met een basisstuk (37) en een ten opzichte van dit basisstuk (37) verschuifbare bedieningslat (38), en minstens twee armen (31, 32, 33) waarbij dit schaarmechanisme drie armen (31, 32, 33) bevat , namelijk een verbindingsarm (33) die zowel scharnierend als verschuifbaar aan het basisstuk (37) is bevestigd, een hulparm (32), enerzijds, scharnierend tussen de uiteinden van de verbindingsarm (33) is bevestigd en, anderzijds, scharnierend verbonden is met het basisstuk (37) en een bedieningsarm (31) die, enerzijds, scharnierend vastgemaakt die schuifbaar is in een gleuf (41) in het basisstuk (37) en, anderzijds, aan de hulparm (32) gekoppeld is door middel van minstens één meeneempen (53, 54) die door een opening (50) in deze hulparm (32) steekt.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Schaarmechanisme voor kantelraam. 



  De uitvinding heeft betrekking op een schaarmechanisme dat bijzonder geschikt is om toegepast te worden op kantelramen. 



  De uitvinding heeft aldus betrekking op een schaarmechanisme dat een schaarbasis bevat met een basisstuk en een ten opzichte van dit basisstuk verschuifbare bedieningslat, en minstens twee armen. 



  De uitvinding heeft een dergelijk schaarmechanisme als doel waarbij met een minimum aan kracht en ook bij relatief zware ramen, het opengaan van het schaarmechanisme en dus het kantelen van de vleugel wordt verzekerd, maar waarbij de montage op een raam toch eenvoudig blijft. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het schaarmechanisme drie armen bevat, namelijk een verbindingsarm die zowel scharnierend als verschuifbaar aan het basisstuk is bevestigd, een hulparm die, enerzijds, scharnierend tussen de uiteinden van de verbindingsarm is bevestigd en, anderzijds, scharnierend verbonden is met het basisstuk en een bedieningsarm die, enerzijds, scharnierend vastgemaakt is op de bedieningslat door middel van een tap die schuifbaar is in een gleuf in het basisstuk en, anderzijds, aan de hulparm gekoppeld is door middel van minstens één meeneempen die door een opening in deze hulparm steekt, waarbij het uiteinde van de bedieningsarm samenwerkt met een geleiding die op het basisstuk 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 aangebracht is, een en ander zodanig dat, bij verschuiving van de bedieningslat in een richting ten opzichte van het basisstuk,

   de bedieningsarm met zijn uiteinde tegen de geleiding botst en verplicht wordt te wentelen, en zo via de meeneempen de hulparm doet wentelen die op zijn beurt de verbindingsarm wentelt. 



  Bij voorkeur is de geleiding schuin gericht op de lengterichting van het basisstuk en is ook het uiteinde van de bedieningsarm afgeschuind. 



  Het uiteinde van de bedieningsarm is in een bijzondere uitvoeringsvorm trapvormig afgeschuind en vertoont ten minste twee, en bij voorkeur drie, nokken die na elkaar in contact kunnen komen met de geleiding. 



  Op de bedieningsarm kunnen twee meeneempennen staan die in de opening in de hulparm steken. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een kantelraam met sluiting en van een bedieningsmechanisme en een schaarmechanisme voor een kantelraam volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: 
Figuur 1 een vooraanzicht weergeeft van een kantelraam en daarbij gebruikte sluiting volgens de uitvinding; figuur 2 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 door F2 is aangeduid; 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 figuur 3 en 4 doorsneden weergeven volgens de respectievelijke lijnen III-III en IV-IV, maar uitsluitend van het overbrengingsmechanisme uit de sluiting van de figuren 1 en 2; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens de lijn V-V in figuur 2;

   figuur 6 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 door F6 is aangeduid, maar uitsluitend van het schaarmechanisme in gesloten stand; figuur 7 een zicht weergeeft volgens pijl F7 in figuur 6, maar met een gedeelte van de vleugel; figuur 8 een doorsnede weergeeft volgens de lijn VIII- VIII in figuur 7, op grotere schaal getekend; figuur 9 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dit van figuur 7, doch voor open stand en met een gedeelte van het vaste kader in streeplijn; figuur 10 een zicht weergeeft volgens pijl F10 in figuur 6, op grotere schaal en met een gedeelte van het vaste kader; figuur 11 een doorsnede weergeeft volgens de lijn XI- XI in figuur 10; figuren 12 tot 17 zichten weergeven die analoog zijn aan dit van figuur 9, maar op grotere schaal en met van het schaarmechanisme slechts één arm, voor verschillende standen van deze arm;

   figuur 18 een doorsnede weergeeft volgens lijn XVIII- XVIII in figuur 1; figuur 19 een doorsnede weergeeft zoals deze van figuur 5, doch voor een uitvoeringsvariante. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 Het kantelraam is in het weergegeven voorbeeld een kipraam dat hoofdzakelijk bestaat uit een vast kader 1 waarop een vleugel 2 door middel van scharnieren 3 onderaan rond een horizontale meetkundige kantelas kantelbaar is aangebracht. 



  Bij dit kipraam is de vleugel 2 naar binnen kantelend en de kant waarnaar de vleugel 2 kantelt wordt hierna dan ook de binnenzijde of voorzijde genoemd. 



  De vleugel 2 is over zijn volledige omtrek op zijn naar het kader 1 gekeerde zijde van een groef 4 voorzien die in hoofdzaak de vorm heeft van een omgekeerde T en gevormd wordt tussen twee ribben 5 met omgeplooide naar elkaar gerichte uiteinden zodat latten die al dan niet schuifbaar in de groef 4 aangebracht zijn door deze ribben 5 in de groef 4 gehouden worden. 



  Het kantelraam is voorzien van een sluiting die bestaat uit een ingebouwd schaarmechanisme 6, dat is aangebracht tussen de bovenrand van de vleugel 2 en de bovenkant van het vaste kader 1, en een bedieningsmechanisme 7. 



  Het bedieningsmechanisme 7 bestaat uit een handgreep 9 die onder het kantelraam, binnen het bereik van een gebruiker, bijvoorbeeld op de muur is bevestigd en een koppeling 10 tussen de handgreep 9 en het schaarmechanisme 6. 



  De koppeling 10 is samengesteld uit een eerste gedeelte 11 dat met zijn bovenste uiteinde op de voorzijde van het vaste kader is aangebracht en met zijn onderste uiteinde    met de handgreep 9 verbonden is ; tweede gedeelte 12 dat   

 <Desc/Clms Page number 5> 

 volgens de uitvinding op de randen van de vleugel 2 is gemonteerd en verbonden is met het schaarmechanisme 6 ;   op maximum 10 cm, en bij voorkeur maximum 5 cm afstand van   de kantelas van de vleugel 2, een overbrengingsmechanisme 13 dat is aangebracht tussen beide voornoemde gedeelten 11 en 12 om de verplaatsing van het eerste gedeelte 11 over te brengen naar het tweede gedeelte 12. 



  Het eerste gedeelte 11 bestaat uit een stang 14 die verschuifbaar is aangebracht in beugels 15 die op de muur en op het kader 1 zijn bevestigd. 



  Het overbrengingsmechanisme 13 bestaat uit een aandrijfstuk 16 en een meeneemstuk 17. 



  Het aandrijfstuk 16 is gevormd door een hoofdzakelijk Lvormig profiel waarvan het ene been 18 het bovenste uiteinde van de stang 14 omringt, er door klemschroeven 18A op vast is gemaakt en tegen de voorzijde van het kader 1 gelegen is en het andere been 19 zich langs de binnenrand van het kader 1 uitstrekt. 



  Het been 19 is op de naar de vleugel 2 gerichte zijde voorzien van twee gebogen en evenwijdige ribben 20 die samen een groef 21 begrenzen, waarbij deze ribben 20 naar de voorzijde van het kader 1 omhoog hellend zijn. Deze ribben 20 strekken zich over de volledige breedte van het been 19 uit. 



  De onderste ribbe 20 sluit met.haar hoogste uiteinde aan op een naar beneden gerichte ribbe 22. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 Het meeneemstuk 17 is gevormd uit een hoofdzakelijk rechthoekig element dat tegenover het aandrijfstuk 16 in de groef 4 van de vleugel 2 verschuifbaar is aangebracht en dat met het op de vleugel 2 aangebrachte gedeelte 12 van de koppeling 10 is verbonden, bijvoorbeeld door middel van een koppeling 23. 



  Dit meeneemstuk 17 is op zijn naar het kader 1 gerichte zijde onderaan en nabij zijn rand aan de buitenkant van de vleugel gelegen rand voorzien van een tap 24 die gevat is in voornoemde groef 21. In het midden en bovenaan is het meeneemstuk 17 op voornoemde zijde voorzien van een versterkingsribbe 25. 



  In een rand van het meeneemstuk 17 is in een uitsparing een bladveer 26 geklemd die tegen de wanden van groef 4 van de vleugel 2 drukt. 



  Het tweede gedeelte 12 van de koppeling 10 dat op de vleugel 2 gemonteerd is, bestaat uit twee platte stangen of latten 27 en 28 uit kunststof die respectievelijk in de groeven 4 van een zijrand en van een bovenste rand van de vleugel 2 verschuifbaar zijn aangebracht en die ter plaatse van de hoek met elkaar verbonden zijn door middel van een op zich bekende en in figuur 1 schematisch door een streeplijn weergegeven soepele hoekverbinding 29, welke bijvoorbeeld een ketting bevat die tussen twee aansluiteinden verschuifbaar geleid wordt in een op de vleugel 2 bevestigd kokerprofiel. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 De lat 27 is onderaan door middel van voornoemde koppeling 23 vastgemaakt aan het meeneemstuk 17.

   Hiertoe bezit deze lat 27 op een uiteinde een vertanding, bijvoorbeeld op haar zijranden, die past in een complementaire vertanding, bijvoorbeeld op de wanden van een uitholling op een verdikt einde van het meeneemstuk 17, zodat een stevige koppeling in de lengterichting van de lat 27 wordt verkregen. 



  De lat 28 is door middel van een gelijkaardige koppeling 30 verbonden met het schaarmechanisme 6. 



  Het schaarmechanisme 6 bestaat hoofdzakelijk uit drie onderling verbonden armen, namelijk de bedieningsarm 31, de hulparm 32 en de verbindingsarm 33, die aan één uiteinde scharnierbaar zijn aangebracht rond tappen, respectievelijk 34,35, 36, die aangebracht zijn op een scharnierbasis die bestaat uit een basisstuk 37 en een daarin schuifbare bedieningslat 38. 



  Het basisstuk 37 heeft de vorm van een omgekeerde goot waarvan omgeplooide randen in de groef 4 aan de bovenrand van de vleugel 2, onder de uiteinden van de ribben 5 zijn aangebracht. Dit basisstuk 37 is op de vleugel 2 bevestigd door middel van een borgschroef 39 die doorheen het basisstuk 37 en los doorheen een langse gleuf 40 in de bedieningslat 38, in de vleugel 2 is vastgeschroefd. 



  Deze bedieningslat 38 is onder de goot van het basisstuk 37 verschuifbaar in haar lengterichting en dus evenwijdig aan de lengterichting van het basisstuk 37 aangebracht en steekt met haar beide uiteinden buiten uit het basisstuk 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 37. Eén uiteinde is verbonden met de lat 28 van het bedieningsmechanisme 7 door middel van voornoemde koppeling 30 en bezit een eindstukje 38A dat van een vertanding is voorzien die samenwerkt met een vertanding op het uiteinde van de lat 28. 



  De tap 34 op een uiteinde van de bedieningsarm 31 is bevestigd op de bedieningslat 38, ter plaatse van een verbreding 38B daarvan. De tap 34 is verschuifbaar in een langse gleuf 41 in het basisstuk 37. Deze gleuf 41 is dichter bij de binnenzijde van de vleugel 2 gelegen dan de in het midden van de bedieningslat 38 gelegen gleuf 40. 



  Voornoemde verbreding 38B komt uit het basisstuk 37 naar buiten zodat de bedieningslat 38 ter hoogte van de verbreding 34A geleid wordt door de binnenzijde van de vleugel 2. Op deze manier worden de krachten die op de tap 34 worden uitgeoefend en die verantwoordelijk zijn voor het uitslijten van de gleuf 40 in het basisstuk 37, afgeleid naar de groef 4 in de vleugel 2 die beter tegen deze krachten bestand is. In feite dient de gleuf 40 alleen om de tap 34 door te laten zodat hij de arm 31 kan aandrijven, en niet zozeer om deze tap 34 te geleiden. 



  De bedieningsarm 31 is op zijn van de tap 34 verwijderde uiteinde 42 verbreed en aan de zijde die, in open stand van het schaarmechanisme 6, van de verbindingsarm 33 verwijderd is, dit is bij een naar binnen opengaande vleugel 2 zoals in het voorbeeld, aan de binnenzijde, in trapvorm afgeschuind zodat drie neuzen of nokken 43,44 en 45 worden gevormd die achtereenvolgens dichter bij de tap 34 gelegen 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 zijn en die bij het opengaan van het schaarmechanisme 6 opeenvolgend samenwerken met een, naar het kader 1 gekeerde in dezelfde zin als het uiteinde 42 schuine geleiding die gevormd is door de schuine rand 46 van een aanslag 47 die aangebracht is aan een uiteinde van het basisstuk 37. 



  Meer naar de buitenzijde van de vleugel 2 is tegenover de gleuf 41 een tweede aanslag 48 op het basisstuk 37 aangebracht die, tijdens het sluiten, de bedieningsarm 31 verplicht de gewenste koers te kiezen door het contact met een rand 31A van deze bedieningsarm 31. 



  De hulparm 32 is met een uiteinde door de tap 35 scharnierbaar met het basisstuk 37 verbonden en met zijn ander uiteinde door een scharnierpen 49 gekoppeld aan een tussen de uiteinden gelegen gedeelte van de verbindingsarm 33. De tap 35 staat bijvoorbeeld naast de borgschroef 39 boven op het gedeelte van het basisstuk 37 dat de aanslag 47 vormt. 



  In zijn middengedeelte bevat de hulparm 32 een opening 50 die min of meer L-vormig is met een gleuf 51 in de lengterichting van de hulparm 32 en aan de kant van de tap 35 een daarop aansluitend breder gedeelte 52. Door deze opening 50 steken twee meeneempennen 53 en 54 die op het verbrede uiteinde 42 van de bedieningsarm 31 zijn aangebracht. 



  De tap 36 van de verbindingsarm 33 steekt doorheen een langse gleuf 55 in het basisstuk 37. De verbindingsarm 33, die het kader 1 en de vleugel 2 verbindt, is met een 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 uiteinde door middel van de tap 36 bevestigd op een voet 56 die boven de bedieningslat 38 in het basisstuk 37 verschuifbaar gevat is en niet doorheen de gleuf 55 kan. 



  Op het verst van de gleuf 40 verwijderde uiteinde, is het basisstuk 37 onderaan en aan weerszijden van de gleuf 55, van een afschuining 37A voorzien zoals in detail in figuur 8 is weergegeven. Door deze afschuiningen 37A is de onderkant van het basisstuk naar voornoemd uiteinde toe naar de bedieningslat 38 hellend. De gleuf 55 is aangebracht in een bredere groef en de tap 36 is tussen de bodem van deze groef en de verbindingsarm 33 omringd door een veer 36A die de verbindingsarm 33 van het basisstuk 37 wegduwt. 



  Wanneer de tap 36 zich op het uiteinde van de gleuf 55 bevindt zoals weergegeven in figuur 8, dit is bij gesloten stand van het schaarmechanisme 6, is de voet 56 tegen de afschuiningen 37A gelegen, waardoor de verbindingsarm 33 onder tussenkomst van de tap 36 tegen het basisstuk 37 getrokken. De veer 36A is dan samengedrukt. Door deze veer 36A gaat de verbindingsarm 33 zich van het basisstuk 37 verwijderen wanneer tap 36 zich in de gleuf 55 verplaatst en de afschuiningen 37A in hoogte afnemen of wegvallen, dit is tijdens het open gaan van het schaarmechanisme 6. 



  Hierdoor kan het schaarmechanisme 6 ook bij kleine ramen goed functioneren. 



  Het andere uiteinde van de verbindingsarm 33 is scharnierbaar verbonden met het kader 1 door middel van een tap 57 die op een voetstuk 58 staat. Dit voetstuk 58 wordt 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 met een draaibeweging in de groef 4 aan de onderzijde van de bovenkant van het vaste raam 1 geplaatst zodat het met een rand onder een ribbe 5 van de groef 4 haakt en wordt door het aanspannen van een schuine persvijs 59 vastgeklemd zoals in detail in figuur 11 wordt weergegeven. Door middel van een boorschroef 59A wordt het voetstuk 58 op zijn plaats gehouden. 



  De tap 57 bezit een verdikte kop waarrond het uiteinde van de arm 33 losneembaar is aangebracht. Deze arm 33 wordt op de kop van de tap 57 gehouden door een grendelwiel 60 dat naast de tap 57 rond een pen 61 draaibaar op de arm 33 is aangebracht en met een rand 62 in een groef steekt die aangebracht is aan een aan de onderzijde buiten de arm 33 uitstekend gedeelte van de tap 57. 



  Zoals vooral blijkt uit figuur 10, is de rand 62 van een onderbreking 63 voorzien die zodanig is dat, wanneer ze tegenover de tap 57 gelegen is, de rand 62 niet langer het verwijderen van de arm 33 van de tap 57 belet. Een rond de pen 61 aangebrachte, niet weergegeven, veer duwt het grendelwiel 60 in de stand waarin de onderbreking 63 op een afstand van de tap 57 gelegen is. Door met de hand het grendelwiel 60 te verdraaien tot de onderbreking 63 tegenover de tap 57 gelegen is, kan de arm 33 van de tap 57 verwijderd worden zodat het schaarmechanisme 6 los is van het vaste kader 1 en de vleugel 2 volledig kan worden gekanteld, bijvoorbeeld voor het reinigen.

   Zodra het grendelwiel 60 losgelaten wordt, draait het onder invloed van de veer naar zijn oorspronkelijke grendelstand terug. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 Voornoemde versterkingsribbe 25 belet dat, wanneer de vleugel 2 na een volledige kanteling, opnieuw dicht gewenteld wordt, de tap 24 boven de groef 21 zou komen te liggen. 



  Op het gedeelte 12 van de koppeling 10 kunnen één of meer sluittappen 64 aangebracht zijn die samenwerken met aanslagen 65 die op het kader 1 zijn bevestigd. Een dergelijke sluittap 64 is bijvoorbeeld op het aan de lat 28 gekoppelde aansluituiteinde van de hoekverbinding 29 aangebracht. Ook aan de andere zijde van het schaarmechanisme 6 is een dergelijke sluittap 64 aangebracht die samenwerkt met een aanslag 65 op het kader 1 en hiertoe is de lat 28 voorbij het schaarmechanisme 6 verlengd met een stang 66 die door middel van een koppeling analoog aan voornoemde koppeling 30 verbonden is met de bedieningslat 38 van het schaarmechanisme 6. De stang 66 kan zelf nog via een hoekverbinding aansluiten op een stang langs een opstaande rand van de vleugel. 



  Ook op het schaarmechanisme 6, en meer bepaald op de onderzijde van de verbindingsarm 33 staat een sluittap 67 die evenwel niet met een aanslag op het vaste kader 1 samenwerkt, maar met twee ribben 68 van een sluitblokje dat op het eindstukje 38A van de bedieningslat 38 aangebracht   is.   



  De werking van het kantelraam en de daarbij horende sluiting is als volgt. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 Wanneer het kantelraam gesloten is, zoals weergegeven in de figuren 1 en 7, is het schaarmechanisme 6 dicht en is de handgreep 9 in haar hoogste stand. De sluittappen 64 haken achter de erbij horende aanslagen 65 en de sluittap 67 bevindt zich tussen de ribben 68. 



  Om het kantelraam te openen wordt de handgreep 9 naar beneden getrokken. Door tussenkomst van de stang 14 wordt het aandrijfstuk 16 naar beneden verplaatst. Doordat het meeneemstuk 17 met zijn tap 24 in de groef 21 van het aandrijfstuk 16 steekt, wordt het mee naar beneden verplaatst waardoor ook de lat 27 naar beneden wordt getrokken. Via de hoekverbinding 29 worden de lat 28 en de bedieningslat 38 van het schaarmechanisme 6 dan langs de vleugel 2 verplaatst, naar rechts in de figuren 6,7, 9 en 12 tot 17 gezien. 



  Door de beweging van de latten 27 en 28 worden de sluittappen 64 van de aanslagen 65 losgemaakt en wordt de sluittap 67 voorbij de ribben 68 gebracht zodat de verbindingsarm 33 niet langer geblokkeerd is, terwijl gelijktijdig, door de beweging van de bedieningslat 38, ook de bedieningsarm 31 van het schaarmechanisme 6 naar rechts wordt verplaatst. 



  Bij de aanvang van de beweging van de bedieningslat 38 zal de bedieningsarm zich eerst over een zekere afstand vrij kunnen verplaatsen tot wanneer hij, zoals weergegeven in figuur 12, in contact komt met de rand 46 van de aanslag 47. Gedurende deze eerste verplaatsing bevindt het gleufvormig gedeelte 51 van de hulparm 32 zich evenwijdig 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 met de schuifrichting van de arm 31, waardoor de meeneempennen 53 en 54 van de bedieningsarm 31 zich vrij in dit gleufvormig gedeelte 51 kunnen bewegen. Tijdens deze eerste beweging zal de positie van de andere armen 32 en 33 van het schaarmechanisme 6 dus ongemoeid blijven en zal het kantelraam bijgevolg nog dicht blijven. 



  Tijdens de verdere verplaatsing van de bedieningslat 38, schuift de nok 43 over de rand 46 van de aanslag 47 en wordt de bedieningsarm 31 naar buiten gewenteld tot wanneer, zoals weergegeven in figuur 13, de eerste nok 34 ten einde komt van de rand 46 en de tweede nok 35 op dat ogenblik in contact komt met deze rand 46. 



  De vorm van de rand 47 zorgt ervoor dat de bedieningsarm 31 verplicht wordt te wentelen, hetgeen noodzakelijk kan zijn bij relatief zware ramen, waarbij de natuurlijke hefboom van het schaarmechanisme 6 niet voldoende is om het raam open te duwen. 



  Door het wentelen van de bedieningsarm 31 wordt ook de hulparm 32, door de geleiding van de meeneempennen 52 en 53 in de opening 50, rond zijn tap 35 naar buiten gewenteld, en wordt bovendien ook de verbindingsarm 33, door de scharnierverbinding 49, rond zijn verschuifbare tap 36 naar buiten gedraaid zodat de vleugel 2 naar binnen openklapt. 



  Doordat het voetstuk 58 een vast punt is van het kader 1, verplaatst de verschuifbare tap 36 zich hierbij in de gleuf 55 naar rechts. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 



  De afstand D tussen de tap 34 van de bedieningsarm 31 en het contactpunt van de nok 43 met de aanslag 47, gemeten loodrecht op de schuifrichting van de bedieningslat 38, wordt, rekening houdend met de beperkte beschikbare ruimte tussen het kader 1 en de vleugel 2, zo groot mogelijk gekozen, zodat een maximale hefboomwerking bekomen wordt om de bedieningsarm 31 te verdraaien, waardoor ook zwaardere kantelramen zonder grote krachtinspanning van de gebruiker kunnen opengeduwd worden. 



  Wanneer de bedieningslat 38 nog verder naar rechts wordt getrokken, zullen, zoals weergegeven in de figuren 14 en 15, eerst de tweede nok 44 en daarna ook de derde nok 45 over de rand 46 schuiven en zullen de armen 31,32 en 33, op dezelfde manier als tijdens de vorige verschuiving, steeds verder opengespreid worden tot wanneer, zoals weergegeven in figuur 18, het zwaartepunt G van de vleugel 2 voorbij de verticale lijn door de scharnieren 3 komt en de vleugel 2, door zijn eigen gewicht, de neiging heeft automatisch verder open te kantelen, waardoor het verder openen van het kantelraam mogelijk wordt zonder bijkomende hefboomwerking van het schaarmechanisme 6. 



  Wanneer de tap 34, zoals weergegeven in figuur 9, het einde van de gleuf 41 bereikt, is het kantelraam maximaal geopend. 



  De vorm van de ribben 20 is zodanig gekozen dat de tap 24 tijdens het openkantelen van de vleugel 2, enerzijds, zich ongehinderd in de groef 21 kan verplaatsen, en, anderzijds, 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 de krachten tussen het aandrijfstuk 16 en het meeneemstuk 17 in de verticale richting maximaal overbrengt. 



  Voor het sluiten van het kantelraam wordt omgekeerd te werk gegaan en wordt de bedieningslat 38 terug door het bedieningsmechanisme 7 naar links geschoven. Het is duidelijk dat in dit geval het schaarmechanisme 6 in omgekeerde zin werkt. 



  Wanneer op het einde van de sluitbeweging, zoals weergegeven in figuur 16, het kantelraam bijna volledig gesloten is en de hefboomwerking op de bedieningsarm 31 minimaal is, wordt het verder sluiten van het kantelraam bevorderd doordat de aanslag 48 tijdens het verder verschuiven van de bedieningsarm 31 tegen de rand 31A drukt en de arm 31 zodoende naar binnen duwt tot in de volledig gesloten stand, zoals weergegeven in figuur 17. Tijdens deze laatste beweging van de bedieningsarm 31 worden tevens de sluittappen 64 en 67 van het kantelraam vergrendeld. 



  De bovenzijde van het basisstuk 37 van het schaarmechanisme 6 is iets afgeschuind om toe te laten dat de naar buiten draaiende uiteinden van de armen 31,32 en 33 zich ook, zij het in beperkte mate, verticaal kunnen bewegen om de verticale verplaatsing H van de tap 57 tijdens het kantelen van de vleugel 2 toe te laten. Met hetzelfde doel wordt de arm 33 vervaardigd uit veerstaal teneinde bij lage kantelramen die gekenmerkt zijn door een grote verplaatsing H, voldoende te kunnen meebuigen. 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 



  Het is mogelijk om in geval van grote kantelramen voorbij het reeds beschreven schaarmechanisme 6 één of meer bijkomende gelijkaardige schaarmechanismen te voorzien die samen met het eerste schaarmechanisme 6 bediend worden om een betere krachtverdeling te bekomen. 



  De sluiting volgens de uitvinding kan aldus modulair opgebouwd worden en is bovendien zeer gemakkelijk en snel te monteren. 



  Het schaarmechanisme 6, de lat 28 en de hoekverbinding 29 worden met elkaar verbonden en in de groef 4 in de bovenste rand van de vleugel 2 geschoven. Het basisstuk 37 van het schaarmechanisme 6 wordt door één enkele borgschroef 40 vastgezet. De lat 27 met het meeneemstuk 17 worden vanaf de onderkant in de groef 4 op een opstaande rand van de vleugel 2 geschoven en de lat 27 wordt met de hoekverbinding 29 verbonden. Bij het monteren wordt het meeneemstuk 17 op zijn plaats gehouden door de klemming van de bladveer 27. 



  Om toe te laten bij de montage de juiste positie van het meeneemstuk 17 te verzekeren kan dit laatste aan de onderkant van een afbreekbaar haakje zijn voorzien. Wanneer dit haakje tegen de onderkant van de vleugel aanslaat, is het meeneemstuk op de correcte afstand van de kantelas. Bij de eerste verplaatsing van het meeneemstuk 17 breekt dit haakje af. 



  De neerwaarts gerichte ribbe 22 van dit meeneemstuk 17 belet een verkeerde koppeling met het aandrijfstuk 16. 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 Het raam moet niet noodzakelijk een naar binnen kantelende vleugel 2 bezitten. Het kantelraam kan evengoed een naar buiten kantelende vleugel 2 bezitten. Het is duidelijk dat in dergelijk geval in de voorgaande beschrijving binnenzijde of voorzijde moeten vervangen worden door buitenzijde of achterzijde. 



  In het weergegeven voorbeeld zijn het kader 1 en de vleugel 2 uit aluminium profielen vervaardigd, maar het is duidelijk dat ze ook uit profielen uit ander materiaal zoals staal of kunststof of uit houten balken kunnen vervaardigd zijn. In figuur 19 is trouwens een doorsnede weergegeven van een gedeelte van een raam uit met metalen profielen versterkte kunststof profielen. De groeven 4 zijn dan opliggend in de randen van de vleugel 2, maar verzonken. 



  Het hiervoor beschreven schaarmechanisme 6 is, gezien de geringe kracht die het vereist, bijzonder geschikt om in een sluiting met een bedieningsmechanisme 7 gebruikt te worden zoals hiervoor beschreven, maar het is duidelijk dat dit schaarmechanisme ook met andere bedieningsmechanismen kan worden gebruikt en bijvoorbeeld met bedieningsmechanismen die een handgreep bevatten die op de vleugel of het vaste kader aangebracht is. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een kantelraam en daarbij gebruikte sluiting volgens de uitvinding kunnen in allerlei vormen en 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (10)

  1. Conclusies. l.- Schaarmechanisme voor kantelraam dat een schaarbasis bevat met een basisstuk (37) en een ten opzichte van dit basisstuk (37) verschuifbare bedieningslat (38), en minstens twee armen (31,32,33), daardoor gekenmerkt dat het drie armen (31,32, 33) bevat, namelijk een verbindingsarm (33) die zowel scharnierend als verschuifbaar aan het basisstuk (37) is bevestigd, een hulparm (32) die, enerzijds, scharnierend tussen de uiteinden van de verbindingsarm (33) is bevestigd en, anderzijds, scharnierend verbonden is met het basisstuk (37) en een bedieningsarm (31) die, enerzijds, scharnierend vastgemaakt is op de bedieningslat (38) door middel van een tap (34) die schuifbaar is in een gleuf (41) in het basisstuk (37) en, anderzijds, aan de hulparm (32) gekoppeld is door middel van minstens één meeneempen (53,54) die door een opening (50) in deze hulparm (32) steekt,
    waarbij het uiteinde van de bedieningsarm (31) samenwerkt met een geleiding (46) die op het basisstuk (37) aangebracht is, een en ander zodanig dat, bij verschuiving van de bedieningslat (38) in een richting ten opzichte van het basisstuk (37) de bedieningsarm (31) met zijn uiteinde tegen de geleiding (46) botst en verplicht wordt te wentelen, en zo via de meeneempen (53,54) de hulparm (32) doet wentelen die op zijn beurt de verbindingsarm (33) wentelt.
  2. 2. - Schaarmechanisme volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de geleiding (46) schuin gericht is op de <Desc/Clms Page number 21> lengterichting van het basisstuk (37) en dat ook het uiteinde van de bedieningsarm (31) afgeschuind is.
  3. 3. - Schaarmechanisme volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het uiteinde van de bedieningsarm (31) trapvormig afgeschuind is en ten minste twee, en bij voorkeur drie, nokken (43,44,45) vertoont die na elkaar in contact kunnen komen met de geleiding (46).
  4. 4.- Schaarmechanisme volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat op de bedieningsarm (31) twee meeneempennen (53,54) staan die in de opening (50) in de hulparm (32) steken.
  5. 5. - Schaarmechanisme volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de opening (50) in de hulparm (32) die min of meer L-vormig is, bestaat uit een gleuf (51) en, aan de zijde van de scharnierbare bevestiging van de hulparm (32) aan het basisstuk (37) een breder gedeelte (52).
  6. 6. - Schaarmechanisme volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat op het basisstuk (37) aan de andere zijde dan de gleuf (41) waardoor de tap (34) steekt een aanslag (48) is aangebracht die samenwerkt met een zijrand (31A) van de bedieningsarm (31) en over een afstand van het verschuiven van deze bedieningsarm (31) zijn kanteling kan beletten.
  7. 7. - Schaarmechanisme volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het een voetstuk (59) bezit waarop een tap (57) is aangebracht waarrond een uiteinde van de <Desc/Clms Page number 22> verbindingsarm (33) draaibaar is, welke tap (57) rondom voorzien is van een groef, terwijl naast deze tap (57) een grendelwiel (60) wentelbaar op de verbindingsarm (33) vastgemaakt is en dat een rand (62) bezit die in de groef steekt, maar van een onderbreking (63) is voorzien zodat, wanneer de onderbreking (63) tegenover de tap (57) is gelegen, de verbindingsarm (33) los kan gemaakt worden van de tap (57).
  8. 8. - Schaarmechanisme volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de bedieningslat (38) op een uiteinde een eindstukje (38A) bezit dat van minstens één ribbe (68) is voorzien, terwijl op de verbindingsarm (33) een sluittap (67) aangebracht is die bij gesloten schaarmechanisme (6) en voor een stand van de bedieningslat (38) achter deze ribbe (68) haakt om het opengaan van het schaarmechanisme (6) te beletten.
  9. 9. - Schaarmechanisme volgens een van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het gemonteerd is tussen een vast kader (1) en een vleugel (2), en het basisstuk (37) door een borgschroef (39) die zich doorheen dit basisstuk (37) en een gleuf (40) in de geleidingslat (38) in de vleugel (2) geschroefd is.
  10. 10. - Schaarmechanisme volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de verbindingsarm (33) zowel scharnierend als verschuifbaar verbonden is met het basisstuk (37) door middel van een tap (36) die doorheen een gleuf (55) in het basisstuk (37) steekt en verbonden is met een voet (56) die tussen de bedieningslat (38) en het <Desc/Clms Page number 23> basisstuk (37) verschuifbaar gevat is, waarbij op het uiteinde van de gleuf (55) waar de tap (36) bij gesloten stand van het schaarmechanisme (6) gelegen is, het basisstuk (37) op de naar de bedieningslat (38) gekeerde zijde minstens één afschuining (37A) bevat die naar het uiteinde schuin naar de bedieningslat (38) gericht is en met de afschuining (37A) samenwerkt terwijl de tap (36) omringd is door een veer (36A) die de verbindingsarm (33) van het basisstuk (37) weg duwt.
BE2002/0739A 2002-12-19 2002-12-19 Scissor mechanism for tilt and turn window, comprises connecting arm, auxiliary arm, actuator arm, follower pin, actuator bar and base piece with guide BE1015260A3 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2002/0739A BE1015260A3 (en) 2002-12-19 2002-12-19 Scissor mechanism for tilt and turn window, comprises connecting arm, auxiliary arm, actuator arm, follower pin, actuator bar and base piece with guide

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2002/0739A BE1015260A3 (en) 2002-12-19 2002-12-19 Scissor mechanism for tilt and turn window, comprises connecting arm, auxiliary arm, actuator arm, follower pin, actuator bar and base piece with guide

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1015260A3 true BE1015260A3 (en) 2004-12-07

Family

ID=33480067

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2002/0739A BE1015260A3 (en) 2002-12-19 2002-12-19 Scissor mechanism for tilt and turn window, comprises connecting arm, auxiliary arm, actuator arm, follower pin, actuator bar and base piece with guide

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1015260A3 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102014221290B3 (de) * 2014-10-21 2016-01-28 Roto Frank Ag Verbindungsanordnung für ein Fenster, eine Tür oder dergleichen

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2051353A5 (nl) * 1969-06-28 1971-04-02 Gretsch Unitas Gmbh

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2051353A5 (nl) * 1969-06-28 1971-04-02 Gretsch Unitas Gmbh

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102014221290B3 (de) * 2014-10-21 2016-01-28 Roto Frank Ag Verbindungsanordnung für ein Fenster, eine Tür oder dergleichen

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1017949A5 (nl) Beslag van een raam en onderdelen daarvoor.
US4420905A (en) Closure hardware
NL8003639A (nl) Schuifdak.
BE1016457A3 (nl) Vergrendelmechanisme voor een raam of dergelijke.
NL8802262A (nl) Automatische afdichtinrichting, zoals een automatische plint voor een deur of dergelijk paneel.
NL8801359A (nl) Open dakconstructie voor een voertuig.
BE1015260A3 (en) Scissor mechanism for tilt and turn window, comprises connecting arm, auxiliary arm, actuator arm, follower pin, actuator bar and base piece with guide
BE1014569A3 (nl) Kantelraam met een sluiting en bedieningsmechanisme en schaarmechanisme voor kantelraam.
GB2291678A (en) Stay with catch
CN110621194A (zh) 可折叠铰接结构,尤其是用于支撑底座或支承面的可折叠铰接结构
US3461609A (en) Manual operator for awning sash windows
BE1023748B1 (nl) Verdektliggend scharnier voor een draai-kip en kip-draai raam en raam daarmee uitgerust
NL8802552A (nl) Open-dakconstructie voor een voertuig.
NL8103115A (nl) Scharnier voor een ten opzichte van een vaste sponning openslaand of kantelbaar paneel.
EP2495383B1 (en) Slide brake for turnable windows, doors or shutters
CA2406973A1 (en) Window system with locking device
EA012764B1 (ru) Устройство для открывания створки окна
JP2007063824A (ja) 窓装置のロック装置
AU738704B2 (en) A louvre operating mechanism comprising link members, a rack member and a gear member
NO322975B1 (no) Innretning for a apne og/eller heve en dor, og en dor som er montert hengende.
BE1016962A3 (nl) Verdektliggend scharnier.
BE1030136B1 (nl) Hoekoverbrenging voor raambeslag
NL1029791C2 (nl) Samenstel voor het uitstellen van een paneel.
EP1441097A1 (en) Turn-tilt mechanism for windows of small dimensions
BE904908A (nl) Scharnier voor tuimel-of wentelraam.