<Desc/Clms Page number 1>
AUTOMATISCHE ASSEMBLEERMACHINE VOOR GARENS
De uitvinding betreft een automatische assembleermachine voor het gelijktijdig reinigen en assembleren van ten minste twee gelijklopende en kruiselings op een kruisspoel te wikkelen garens.
Uit het octrooi DE-38 08 957 is een machine gekend die gebruik maakt van een garentrommel om de op te wikkelen garenbundel axiaal langs de kruisspoel heen en weer te bewegen, een gemeenschappelijke garenspanner voor beide te assembleren garens en een gemeenschappelijke verbindingsinrichting voor het gelijktijdig verbinden van twee garens van de kruisspoel met twee garens komende van de afloopspoelen.
Een nadeel van deze machine is dat één van de garens soms uit de geleidingsgroef van de garentrommel springt terwijl het andere garen in de geleidingsgroef blijft. Hierdoor wordt gedurende een bepaalde tijd slechts één garen schroeflijnvormig opgewikkeld met een bepaalde spoed, terwijl het ontspoorde garen zonder axiale verplaatsing wordt opgewikkeld. Het ontspoorde garen wordt hierbij met een kortere lengte dan het niet ontspoorde garen opgewikkeld.
Een verschil in lengte tussen twee aflopende garens kan ook ontstaan door een verschil van de garenspanning in beide garens tijdens het assembleerproces. Een ander nadeel is dat in genoemde machine de gelijklopende garens gelijktijdig worden doorgeknipt om aldus de kans te vergroten dat de gareneinden op de kruisspoel solidair van deze kruisspoel worden afgenomen om te worden verbonden. De kans blijft evenwel bestaan dat beide gareneinden niet gelijktijdig worden gegrepen en dat bij het terugwikkelen van de kruisspoel eerst één gareneinde wordt gegrepen en het tweede gareneinde eerst één of meerdere omwentelingen later. Dit resulteert in een lengteverschil tussen beide garens gelijk aan ongeveer één of meerdere keren de omtrek van de kruisspoel.
Wanneer later de garens worden getwist ontstaan dan gemakkelijk lussen in het langste garen, waardoor ofwel de garens breken of fouten ontstaan in de getwiste garens.
Om deze nadelen te ondervangen is volgens de uitvinding een
<Desc/Clms Page number 2>
automatische assembleermachine verwezenlijkt zoals beschreven in conclusie 1.
Door gebruik te maken van een garengeleider voor het op de kruisspoel opwikkelen van de garens worden deze steeds solidair volgens dezelfde schroeflijn opgewikkeld. Door bovendien voor ieder aflopend garen gebruik te maken van een afzonderlijke garenwachter, een snijinrichting, een garenspanner en een verbindingsinrichting en een gemeenschappelijke garenmonitor, grijpinrichting, afloopoog en een stuurinrichting voor het geheel, blijven beide garens van de garenbundel los van elkaar, zodat mogelijke lengteverschillen tussen beide garens worden verhinderd, de garenspanning in de garens constant wordt gehouden en later tijdes het twistproces van de garens geen lussen meer worden gevormd in de garens.
Het bijkomend gebruik van de garenmonitor en het afzonderlijk aandrijven van de garenmonitor en de grijpinrichting heeft het voordeel dat een eventuele foute afzuiging van het garen efficient wordt gedetecteerd en desgevallend wordt gecorrigeerd en dit voordat de verbindingscyclus voor de te verbinden garens wordt gestart. Dit is vooral belangrijk bij veelvuldige reinigingen van de garens, zoals dit het geval is bij het verwerken van spinkopsen, zodat geen nutteloze cyclustijd verloren gaat. Het resultaat is dat een machine wordt bekomen voor het volautomatisch reinigen en assembleren van twee garens, zonder nadelige invloed op de kwaliteit of op het rendement van het navolgende twistproces.
Bovendien kunnen ook spinkopsen worden ingezet als afloopspoelen, enerzijds door de gescheiden garenspanners waardoor de garenspanningen beter onder controle worden gehouden, anderzijds door afzonderlijke aandrijvingen van bepaalde elementen, waardoor de cyclustijden kort kunnen worden gehouden, hetgeen belangrijk is bij het reinigen van spinkopsen gezien het relatief hoog aantal reinigingen.
Hierna volgt een uitvoeriger beschrijving van een verkozen, doch geenszins beperkte uitvoeringsvorm van de automatische assembleermachine overeenkomstig de uitvinding. Deze beschrijving verwijst naar bijgevoegde tekeningen, waarin : fig. 1 schematisch de machine in vooraanzicht weergeeft ;
<Desc/Clms Page number 3>
fig. 2 er een zijaanzicht van weergeeft.
In deze figuren bemerkt men twee magazijnen of supports 1 die elk een afloopspoel 2 resp. 2'en een reserve-afloopspoel 2A resp. 2B dragen en waarbij ieder support in een horizontaal vlak rond een spil 3 kan draaien door middel van een aandrijfmiddel 4. Onder de huls van iedere afloopspoel is een blaasinrichting 5 aangebracht om het los in de huls hangende gareneinde 71 resp. 8'in de ballonbreker 6 resp. 6'te blazen die boven elke afloopspoel is opgesteld. Ieder garen 7 resp. 8 wordt afzonderlijk doorheen een
EMI3.1
garenwachter 9 resp. 9', een snijinrichting 10 resp. 10', een regelbaar oog 11 resp. 11', een garengeleider 12 resp. 121, een garenspanner 13 resp. 13', een garengeleider 14 resp. 14'en een verbindingsinrichting 15 resp. 15'gevoerd.
Tussen de ballonbrekers 6 resp. 6'en de verbindingsinrichting 15 resp. 15'is een door een aandrijfmiddel 16 rond een as 17 zwenkbare zuigbuis 18 met voor ieder garen een zuigmond 19-20 opgesteld, waarbij de zuigbuis derwijze kan worden gezwenkt dat de zuigmonden ervan de afgezogen
EMI3.2
garens 7-8 in de verbindingsinrichting 15 resp. 15'kan brengen. Voor ieder garen is een zuigbuis 21 resp. 21'voorzien voor het opvangen van de gareneinden.
Vanuit de verbindingsinrichtingen 15 resp. 15'lopen de garens 7-8 samen in een gemeenschappelijk assembleeroog 22 en worden verder gezamenlijk doorheen een garenreiniger 23, een snijinrichting 24 en een afloopoog 25 gevoerd, van waaruit de geassembleerde garens naar een garengeleider 26 lopen die het garen axiaal langs de op te wikkelen kruisspoel 27 heen en weer beweegt die in een rond een spil 28 zwenkbare arm 29 is opgehangen. De verbindingsinrichting 15 resp. 15'is tussen het assembleeroog 22 en de zuigbuizen 21-21'opgesteld. De kruisspoel wordt roterend aangedreven door een drijfrol 30 met aandrijfmiddel 31. Een garenmonitor 32 met stuurmiddel 33 is opgesteld tussen het afloopoog 25 en de garengeleider 26 om te controleren of beide garens 7-8 gezamenlijk of in fase zijn afgezogen van de kruisspoel 27.
Een zuigbuis 34 die zwenkbaar rond een spil 35 met stuurmiddel 36 is aangebracht, heeft een zuigmond 37 die in staat is de op de kruisspoel afgezogen garens in de garenmonitor 32 te brengen. De
<Desc/Clms Page number 4>
zuigbuizen 18-21-34 zijn aangesloten op een onderdrukinrichting 38, waarbij op de leiding van de zuigbuizen 18-34 een klep 39 met stuurmiddel 40 is voorzien. Om het geheel te sturen is een stuurinrichting 41 voorzien.
De werking van de assembleermachine volgt hierna. Tijdens het assembleerproces worden de garens 7-8 afgewikkeld vanaf de afvoerspoelen 2 resp. 2'. Ieder garen 7 resp. 8 passeert achtereenvolgens de ballonbreker 6 resp. 6', de garenwachter 9 resp. 9'die de aanwezigheid controleert van het garen 7 resp. 8 en die afhankelijk van de aanwezigheid of afwezigheid van het garen een aangepast signaal geeft aan de stuurinrichting 41, de snijinrichting 10 resp. 10'waarvan de functie verder wordt uitgelegd, het regelbaar oog 11 resp. 11'waarin al te grote garenverdikkingen worden tegengehouden en alzo beschadiging van de onderdelen verderop in het parcours worden vermeden, de vaste garengeleider 12 resp.
12', de garenspanner 13 resp. 13', de vaste garengeleider 14 resp.
14', de afzuigbuis 21 resp. 21'waarvan de functie verder wordt uitgelegd, het assembleeroog 22 zijnde een vaste garengeleider waarbij de garens 7-8 samenkomen en de gassembleerde garenbundel vormen, de garenreiniger 23 die de kwaliteit van de geassembleerde garenbundel controleert en die in functie hiervan een aangepast signaal stuurt naar de stuurinrichting 41, de snijinrichting 24 die op bevel van de stuurinrichting 41 de geassembleerde garenbundel afsnijdt, en het afloopoog 25 van waaruit de geassembleerde garenbundel wordt geleid naar de ten opzichte van de kruisspoel 27 axiaal verplaatsbare garengeleider 26, om vervolgens op de kruisspoel te worden gewikkeld. Wanneer de garenreiniger 23 een fout detecteert in de geassembleerde garenbundel stuurt de garenreiniger 23 een signaal naar de stuurinrichting 41.
Op bevel van deze stuurinrichting knipt de snijinrichting 24 de geassembleerde garenbundel door en stopt de drijfrol 30 en de garengeleider 26 het opspoelproces, waarbij echter het afgeknipte einde van de geassembleerde garenbundel verder nog op de kruisspoel 27 wordt opgewikkeld. De afgeknipte einden van de twee individuele garens 7-8 worden opgezogen in de zuigbuis 21 resp. 21'die in verbinding staat
<Desc/Clms Page number 5>
met de onderdrukinrichting 38. Vervolgens geeft de stuurinrichting 41 bevel aan het stuurmiddel 36 om de zuigbuis 34 te zwenken rond de spil 35 tot de zuigmond 37 van de zuigbuis 34 zich vlak bij de omtrek van de kruisspoel 27 bevindt. De stuurinrichting geeft vervolgens het bevel aan het stuurmiddel 40 om de klep 39 te openen, waardoor de zuigmond 37 in verbinding wordt gebracht met de onderdrukinrichting 38.
Tevens wordt bevel gegeven aan het aandrijfmiddel 31 van de opspoelinrichting om de drijfrol 38 in omgekeerde draaizin aan te drijven. Hierdoor wikkelt de kruisspoel 27 af en wordt de geassembleerde garenbundel opgezogen door de zuigmond 37 van de zuigbuis 34. Hierna geeft de stuurinrichting 41 het bevel aan het stuurmiddel 36 om de zuigbuis 34 met zuigmond 37 te doen terugzwenken naar de initiële positie. Het opspoelen blijft intussen doorgaan en de geassembleerde garenbundel wordt verder afgezogen door de zuigmond 37. Door de neerwaartse zwenkbeweging wordt de geassembleerde garenbundel in de garenmonitor 32 gelegd, in de garenreiniger 29 en in de verbindingsinrichting 15 resp. 15'. Vooreerst controleert de garenreiniger 23 of de afgezogen geassembleerde garenbundel wel degelijk twee garens bevat.
Wanneer dit niet het geval is laat de stuurinrichting 41 de geassembleerde garenbundel doorknippen door de snijinrichting 24 en het afwikkelen van de kruisspoel stopzetten. De stuurinrichting 41 laat vervolgens de zuigmond 37 en de opspoelinrichting een nieuwe afzuigcyclus ondernemen. Dit kan zo meerdere malen worden herhaald tot de garenreiniger 23 detecteert dat er wel degelijk twee garens worden afgewikkeld vanaf de kruisspoel 27. Vervolgens controleert de garenmonitor 32 of de beide garens in fase of solidair van de kruisspoel 27 zijn afgezogen en afgewikkeld. Het is immers mogelijk dat de zuigmond 37 eerst één garen heeft afgezogen vanaf de kruisspoel en het volgende garen pas afzuigt na één of meer omwentelingen van de kruisspoel. Indien de garenmonitor 32 het niet in fase afzuigen detecteert, wordt een aangepast signaal gestuurd naar de stuurinrichting 41.
Deze stuurt op haar beurt de nodige bevelen naar het aandrijfmiddel 31 van de drijfrol 30, naar het stuurmiddel 36 van de zuigbuis 34 met zuigmond 37, naar het
<Desc/Clms Page number 6>
stuurmiddel 33 van een afknipinrichting binnen de garenmonitor 32 en naar het stuurmiddel 40 van de klep 39 om dit niet in fase zijn volautomatisch weg te werken. Eens de geassembleerde garenbundel correct is afgezogen, splitst de verbindingsinrichting 15 resp. 15' de twee afgezogen garens. De sensoren binnen genoemde verbindingsinrichting geven een signaal aan de stuurinrichting 41 wanneer deze splitsing is uigevoerd. Vervolgens geeft de stuurinrichting 41 het bevel aan het aandrijfmiddel 16 om de rest van de cyclus te vervolledigen, waarbij de snijinrichtingen 10 resp.
10'de garens 7 resp. 8 doorsnijden en de zuigbuizen 21 en 21'de bovenste gareneinden opzuigen. Om dit mogelijk te maken opent het aandrijfmiddel 16 de regelbare ogen 11 resp. 11'en de garenspanners 13 resp. 13'. Het aandrijfmiddel 16 zwenkt tevens de zuigmonden 19 en 20 van de zuigbuis 18 tot vlak bij de ballonbrekers 6 resp. 6'. Vermits de zuigbuis 18 net zoals de zuigbuis 34 via de klep 39 in verbinding staat met de onderdrukinrichting 38, worden de afgesneden gareneinden die nog deel uitmaken van de afloopspoelen 2 resp. 2' opgezogen door de zuigbuis 18.
Het aandrijfmiddel 16 brengt de zuigbuis 18 in haar bovenste positie tussen de verbindingsinrichting
EMI6.1
15 resp. 15'en het assembleeroog 22, waardoor de gareneinden 7'en 8'gepast worden ingebracht in de garenwachters 9 resp. 9', de snijinrichtingen 10 resp. 10', de regelbare ogen 11 resp. 11', de garengeleiders 12 resp. 12', de garenspanners 13 resp. 13', de garengeleiders 14 resp. 14'en de verbindingsinrichting 15 resp. 15'. Vervolgens sluit het aandrijfmiddel 16 opnieuw de regelbare ogen 11 resp. 11'en de garenspanners 13 resp. 13'.
Hierna drijft het aandrijfmiddel 16 de verbindingsinrichting 15 resp. 15'aan, waardoor het gareneinde 7'verbonden wordt met een garen uit de gesplitste garenbundel en het gareneinde 8'verbonden wordt met het andere garen uit de gesplitste garenbundel. Tenslotte brengt het aandrijfmiddel 16 de zuigbuis 18 terug in haar initiële positie, waarna de stuurinrichting 41 het aandrijfmiddel 31 van de opspoelinrichting beveelt om het opspoelproces te hervatten.
Het feit dat het stuurmiddel 36 van de zuigbuis 34, het stuurmiddel 40 van de klep 39 en het stuurmiddel 33 van de
<Desc/Clms Page number 7>
afknipinrichting van de garenmonitor 32, rechtstreeks door de stuurinrichting 41 kunnen worden aangestuurd, zorgt ervoor dat onnodige cyclustijd verloren gaat. Het aandrijfmiddel 16 wordt pas geactiveerd als de voorgaande stappen succesrijk zijn afgewerkt.
Bovendien wordt elk van die voorgaande tussenstappen indien nodig herhaald tot zij succesrijk zijn afgewerkt en pas dan wordt de volgende tussenstap geinitieerd.
De garenwachters 9 en 9'controleren de aanwezigheid van lopend garen gedurende het opspoelproces. Detecteert één van beide de afwezigheid van garen tengevolge garenbreuk of het leeglopen van de afloopspoelen 2 resp. 2', dan sturen zij een signaal naar de stuurinrichting 41 die op haar beurt de snijinrichting 24 activeert.
De cyclus zoals hierboven beschreven start vooraleer echter de snijinrichtingen 10 en 10'worden geactiveerd waarbij de stuurinrichting 41 de gepaste aandrijfmiddelen 4 of 4'activeert, waardoor de lege afloopspoel, eventueel afloopspoel met het gebroken gareneinde wordt vervangen door een reserve-afloopspoel 2A resp. 2B.
Deze reserve-afloopspoelen 2A en 2B moeten bij voorbaat worden voorbereid door het gareneinde 7'resp. 8'los te maken en in de huls van de spoel te hangen. Dit kan zowel automatisch als manueel gebeuren. In het laatste geval kan een zuiginrichting 42 nuttig zijn. Nadat de lege afloopspoel of de afloopspoel met het gebroken gareneinde is vervangen door een reserve-afloopspoel 2A resp. 2B, geeft de stuurinrichting 41 het bevel aan de blaasinrichting 5 om het los in de huls van de afloopspoel hangende gareneinde door de ballonbreker 6 resp. 6'te blazen, waarboven het wordt opgezogen door de zuigbuis 18 via zijn zuigmonden 19-20. De rest van de cyclus verloopt zoals hierboven beschreven.
Het spreekt vanzelf dat de vorm en de afmetingen, evenals de onderlinge opstelling van bepaalde hiervoor beschreven onderdelen kunnen verschillen en dat bepaalde van deze onderdelen zouden kunnen worden vervangen door andere die hetzelfde doel nastreven. Zo zou men gebruik kunnen maken van twee magazijnen waarop meerdere afloopspoelen zouden geplaatst worden of van één magazijn met een of meerdere reserve-afloopspoelen van waaruit een reserve-afloopspoel
<Desc/Clms Page number 8>
wordt gehaald om een lege afloopspoel of een afloopspoel met een gebroken draadeinde te vervangen. Zo zouden reserve-afloopspoelen manueel in een magazijn kunnen worden ingebracht, maar ook automatisch en zouden lege afloopspoelen manueel of automatisch kunnen worden verwijderd.
Ook zou men gebruik kunnen maken van een garenreiniger voor elk garen 7 en 8 apart. Hiertoe kan men bijvoorbeeld een reiniger plaatsen boven de zuigbuizen 21 resp. 21', al dan niet met een eigen snijinrichting.