BE1009714A3

BE1009714A3 - Inrichting voor het volgens een regelmatig patroon positioneren van balkvormige voorwerpen.

Info

Publication number: BE1009714A3
Application number: BE9500863A
Authority: BE
Original assignee: Wijnants Erwin
Priority date: 1995-10-17
Filing date: 1995-10-17
Publication date: 1997-07-01
Also published as: DE69606373T2; DK0769460T3; EP0769460B1; DE69606373D1; EP0769460A1

Abstract

De uitvinding betreft een inrichting voor het positioneren van balkvormige voorwerpen, gekenmerkt doordat zij essentieel bestaat uit een schuin opgestelde triltafel (1) bestaande uit : a) een eerste vak (4) in de vorm van een vlakke plaat waarop de voorwerpen (5) vanaf een produktie-eenheid of stockeerruimte worden afgeworpen ; b) een tweede vak (6) gevormd door een reeks naast elkaar opgestelde goten (7) waarvan de zijden, twee aan twee, een rechte hoek bepalen met een hoekpunt naar beneden en waarbij elke zijde een hoek van 45 graden met het betreffende vlak van de triltafel bepaalt; c) een derde vak (9) bestaande uit gangen (10) die elk aansluiten bij één van de onder b) genoemde goten (7).

Description

"Inrichting voor het volgens een regelmatig patroon positioneren van balkvormige voorwerpen"

Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het volgens een regelmatig patroon positioneren van balkvormige voorwerpen.

Met de uitdrukking "balkvormige voorwerpen" wordt hier o.m. betonstraatstenen bedoeld.

De uitvinding heeft dan ook tot doel een inrichting voor te schrijven die het mogelijk maakt bedoelde balkvormige voorwerpen of gelijkaardige vormelingen vanaf hetzij een produktie-eenheid, hetzij een stockeerruimte mooi geordend aan een paletiseer-inrichting af te leveren. Om dit probleem op te lossen, t.w. het in een gewenste orde rangschikken van deze voorwerpen en ze in deze orde op paletten te stapelen is tot nog toe geen oplossing gevonden om dit met technisch eenvoudige maar betrouwbare middelen uit te voeren.

Om dit conform de uitvinding mogelijk te maken, bestaat de inrichting essentieel uit een schuin opgestelde triltafel bestaande uit de opeenvolging van de volgende vakken: a) een eerste vak in de vorm van een vlakke plaat waarop de voorwerpen vanaf een produktie-eenheid of stockeerruimte worden afgeworpen; b) een tweede vak gevormd door een reeks naast elkaar opgestelde goten waarvan de zijden, twee aan twee, een rechte hoek bepalen met een hoekpunt naar beneden en waarbij elke zijde een hoek van 45° met het betreffende vlak van de triltafel bepaalt; c) een derde vak bestaande uit gangen die elk aansluiten bij één van de onder b) genoemde goten.

In een merkwaardige uitvoeringsvorm komen in de bodem van de onder b) genoemde goten nopjes voor die het kantelen van de voorwerpen veroorzaken wanneer deze in een labiele toestand over deze nopjes schuiven.

Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een inrichting voor het volgens een regelmatig patroon positioneren van balkvormige voorwerpen, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

Figuur 1 vertoont schematisch en in bovenaanzicht het gedeelte van de inrichting waarop de octrooiaanvraag betrekking heeft.

Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn II-II uit figuur 1.

Figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III uit figuur 1.

Figuur 4 is een schematisch gehouden zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding.

De inrichting door deze figuren voorgesteld, is opgevat in de vorm van een triltafel 1 met een frame 2 waaraan twee trilmotoren 3 zijn bevestigd. De hoek onder dewelke de triltafel ten opzichte van het horizontaal vlak is ingesteld, bedraagt, althans volgens de hier beschreven uitvoeringsvorm, 17°. Het is duidelijk dat de keuze van deze hoek alsook van het aantal trilmotoren niet bindend is voor de uitvinding.

De inrichting volgens de uitvinding is daarentegen gekenmerkt door de opeenvolging van drie vakken, namelijk een eerste vak 4 waarop de balkvormige voorwerpen 5 in een willekeurige orde belanden.

Door de trillende bewegingen van de ganse triltafel bereiken de voorwerpen het tweede vak, 6, gevormd door een reeks goten 7 die in dwarsdoorsnede zichtbaar zijn in figuur 2.

In deze goten 7 nemen de balkvormige voorwerpen 5, hetzij een stabiele, hetzij een labiele positie in. Wanneer de voorwerpen onder invloed van de trillingen naar omlaag worden verplaatst, komen zij in contact met de nopjes 8 die in elke goot 7 aanwezig zijn. Stabiele voorwerpen, t.w. voorwerpen die met een grote zijde op een flank van goot 7 rusten, gaan zonder te kantelen over de nopjes 8. Daarentegen gaan labiele voorwerpen, t.w. deze die met een smalle zijde op de flank van een goot 7 rusten,bij het passeren over de nopjes 8 kantelen waarna zij als stabiel kunnen worden aanzien.

Dankzij de nopjes 8 bereiken alle voorwerpen 5 in een stabiele positie het derde vak, t.w. het vak 9, bestaande uit een reeks gangen 10. In deze gangen liggen zij dan met de grootste zijde op de triltafel en worden zij in de vereiste stand gepositioneerd. De breedte van de gangen 10 neemt stroomafwaarts af zodat de in deze gangen naar omlaag bewegende voorwerpen precies in de gewenste stand worden afgeleverd.

Voorbij het derde vak van de inrichting kunnen de balkvormige voorwerpen door gebruikelijke en bekende technische middelen zoals transportmiddelen, een bufferzone en een rollentransportbaan naar paletten worden afgevoerd. Deze laatste kunnen, zoals duidelijk, slechts correct functioneren indien alle balkvormige vormen in een welbepaalde positie deze laatste sorteer-en transportmiddelen bereiken.

Uit de hierboven gegeven beschrijving blijkt dus dat met technisch eenvoudige maar betrouwbare middelen het gestelde doel kan worden bereikt. Het ligt ook voor de hand dat wijzigingen aan de beschreven instelling kunnen worden aangebracht zonder buiten het raam van de octrooiaanvraag te treden, voor zover deze wijzigingen aan de termen en de geest van de hieraan toegevoegde conclusies beantwoorden.

Claims

1. Inrichting voor het volgens een regelmatig patroon positioneren van balkvormige voorwerpen, met het kenmerk dat zij essentieel bestaat uit een schuin opgestelde triltafel (1) bestaande uit de opeenvolging van de volgende vakken: a) een eerste vak (4) in de vorm van een vlakke plaat waarop de voorwerpen (5) vanaf een produktie-eenheid of stockeerruimte worden afgeworpen; b) een tweede vak (6) gevormd door een reeks naast elkaar opgestelde goten (7) waarvan de zijden, twee aan twee, een rechte hoek bepalen met een hoekpunt naar beneden en waarbij elke zijde een hoek van 45° met het betreffende vlak van de triltafel bepaalt; c) een derde vak (9) bestaande uit gangen (10) die elk aansluiten bij één van de onder b) genoemde goten (7).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat in de bodem van de onder b) genoemde goten (7) nopjes (8) voorkomen die het kantelen van de voorwerpen (5) veroorzaken wanneer deze in een labiele toestand over deze nopjes (8) schuiven;

3. Inrichting volgens één van de conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat hogerbedoelde gangen (10) een breedte vertonen die stroomafwaarts afneemt.

4. Inrichting volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk dat hogerbedoelde triltafel (1) onder een hoek is ingesteld die ligt tussen nagenoeg 10° en nagenoeg 24°.