<Desc/Clms Page number 1>
Hefwerktuig voor scheepsluiken.
Binnenvaartuigen zijn tegenwoordig meestal voorzien van het laadruim van het vaartuig dwarsscheeps overspannende en op zijdelingse luikhoofden of dennebomen rustende luikpanelen, die daarbij enigszins voorbij deze luikhoofden in de ruimte boven de aansluitende gangboorden uitsteken. Voor het verplaatsen van deze luikpanelen worden werktuigen gebruikt, waarmede een paneel op een naburig paneel kan worden gelegd, waarna de beide panelen weer op een volgend paneel worden geplaatst, totdat tenslotte bijvoorbeeld de helft van de panelen op elkaar is gestapeld, en op een aansluitend dekgedeelte kan worden neergezet. Dit geschiedt ook met de andere helft doch in tegengestelde zin, terwijl bij het sluiten van de laadrulmte omgekeerd te werk wordt gegaan.
Er zijn verschillende soorten van dergelijke werktuigen bekend, waarbij een door de aanvrager vervaardigd werktuig de in de aanhef van conclusie 1 genoemde opbouw heeft.
Een dergelijke werktuig steekt voorbij de einden van de luikpanelen in. de ruimte boven de gangboorden uit, doch dit is geen bezwaar, zolang de overblijvende ruimte voldoende is om een persoon zonder gevaar op het gangboord voorbij het opgeborgen werktuig te kunnen laten lopen.
De breedte van voor de grote binnenwateren bestemde vaartuigen wordt beperkt door de doorvaartbreedte van sluizen e. d., en bedraagt niet meer dan 11 400 mm. Doordat steeds meer vervoer met behulp van laadkisten (zgn. containers) met genormaliseerde afmetingen plaatsvindt, en de breedte van de laadopening van de gangbare vaartuigen niet voldoende is om vier laadkisten met een breedte van 2500 mm naast elkaar te plaatsen, noet bij bestaande vaartuigen het ruim worden verbreed, en bij nieuwe vaartuigen deze verbreding reeds bij de bouw worden toegepast, doch dit gaat ten koste van de gangboordbreedte.
Hoewel deze gangboordversmalling binnen de toelaatbare grens blilft, gelukt dit niet meer voor de opbergplaats van
<Desc/Clms Page number 2>
een hefwerktuig van de voornoemde soort. Daar wordt de gangboordbreedte van bijvoorbeeld rond 600 mm verminderd tot minder dan 400 mm. Vooral bij het schutten in een sluis of afmeren tegen een hoge kade of hoog schip in een haven moet het dekpersoneel veilig over het gangboord kunnen lopen, waartoe door de Scheepvaartinspectie normen zijn vastgelegd, waaraan nu bij de verbrede luikopening niet meer kan worden voldaan.
De uitvinding verschaft een verbetering van het in het voorgaande genoemde werktuig, dat wel aan de eisen voldoet, en dat daartoe de in kenmerkende gedeelte van conclusie 1 genoemde kenmerken heeft.
Een bestaand werktuig kan aldus op eenvoudige wijze worden aangepast, terwijl de bediening ervan niet wordt geschaad.
Bijzondere uitvoeringsvormen van een dergelijk werktuig zijn in de onderconclusies omschreven.
De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening ; hierin toont : fig. 1A, B en C een gedeeltelijk bovenaanzicht, vooraanzicht resp. zijaanzicht van een werktuig volgens de uitvinding met gedeelten van een vaartuig, waarop het is aangebracht, in de gebruiksstand van dit werktuig ; fig. 2A, B en C met fig. 1A, B resp. C overeenkomende afbeeldingen van het werktuig bij het begin van de opbergbewerking ; fig. 3A, B resp. met fig. 2A, B resp. C overeenkomende afbeeldingen van het werktuig aan het eind van de opbergbewerking ; en fig. 4 een afbeelding van een gedeelte van het werktuig en het naburige vaartuiggedeelte op grotere schaal.
In de tekening is van een vaartuig alleen het bovengedeelte van het ruin 1 afgebeeld, dat aan de zijkanten door luikhoofden of dennebomen 2 wordt begrensd, waarop luikpanelen 3 rusten. Buiten elk lulkhoofd 2 bevindt zieh een gangboord 4. Langs elk luikhoofd 2 is een leistang of spoorstaaf 5 aangebracht, bijvoorbeeld in de vorm van een buis, die
<Desc/Clms Page number 3>
tevens als handgreep kan dienen, waaraan een op het gangboord 4 lopende persoon zieh kan vasthouden. Aan elk eind van het ruim 1 bevindt zich voorts een vlak dekgedeelte 6, waarop de luikpanelen 3 kunnen worden opgestapeld.
Het werktuig voor het verplaatsen van de luikpanelen 3 naar het dekgedeelte 6 resp. het wederom terugplaatsen van deze panelen op de luikhoofden 2 omvat een stijve bovenbalk of brug 7, waarvan elk eind met een vertikale kolom 8 is verbonden, waarvan het benedengedeelte 9 met niet nader aangeduide hoogte-instelmiddelen, meestal in de vorm van een vloeistofcilinder, kan worden uitgeschoven en ingetrokken om de brug 7 evenwijdig aan zichzelf te kunnen verplaatsen.
Aan het benedeneind van elke kolom 9 is een wagen of rijstel 10 bevestigd, dat een aantal loopwielen 11 omvat, die op de leistang 5 lopen, en die door middel van een of meer motoren 12, in het bijzonder vloeistofmotoren, kunnen worden aangedreven.
Bedieningsmiddelen voor de hoogte-instelling van de brug 9 en voor het aandrljven van de wielen 11 zijn niet nader aangeduid, en zijn meestal op de desbetreffende kolom 8 bevestigd.
Verder is op de brug 7 aan elke zijde een grijper 13 bevestigd, die dwarsscheeps kan scharnieren, en met de rand van een luikpaneel 3 in aangrijping kan worden gebracht. De grijpers 13 aan de beide zijden zijn in het bijzonder zodanig met elkaar gekoppeld, dat deze in tegengestelde zin dwars op de scheepslangsas verplaatsbaar zijn om voorbij de desbetreffende rand van een luikpaneel 3 te kunnen worden verplaatst.
Bij het gebruik van een dergelijk werktuig wordt dit naar een op te heffen luikpaneel 3 gereden, waarbij de brug 7 zover wordt neergelaten, dat de grljpers 13 onder de desbetreffende rand van het paneel kunnen worden gebracht.
De brug wordt dan door het ultdrukken van het benedengedeelte 9 van de kolommen 8 omhoogbewogen, waarna het werktuig tot boven een volgend paneel kan worden gereden, waarop het opgetilde paneel wordt neergelaten. De grijpers 13 worden dan gelost, en met het onderliggende paneel in aangrijping
<Desc/Clms Page number 4>
gebracht, waarna de beide panelen weer kunnen worden opgetild om op een volgend paneel te worden geplaatst. Dit gaat zo door, totdat een panelenstapel op het dek 6 kan worden neergelaten. De panelen kunnen weer worden teruggeplaatst door in omgekeerde zin te werken.
Tot zover komt het werktuig overeen met een bekend werktuig. Zoals in het bijzonder uit fig. 4 volgt, steekt een rijstel met het aansluitende kolomgedeelte 9 buiten de luikhoofden 2 in de ruimte boven het gangboord 4 uit, waardoor het gangboord aanmerkelijk wordt versmald. Tijdens het verwijderen en terugplaatsen van de panelen is dit geen bezwaar, doch wel wanneer het werktuig zieh in de opbergstand bevindt.
Volgens de uitvinding worden nu aan een vast gedeelte van het vaartuig aan het eind van het dekgedeelte 6, bijvoorbeeld tegen de voorwand van een 1 : uurhut of de onderbouw daarvan, draagsteunen 14 aangebracht, die bij 15 scharnierend zijn bevestigd, zodat deze bij niet-gebruik kunnen worden weggeklapt om het stapelen van de luikpanelen 3 niet te hinderen. Wanneer het werktuig volgens de uitvinding moet worden opgeborgen, wordt eerst de brug 7 zover omhooggeplaatst, dat deze boven de uitgeklapte draagsteunen 14 komt te liggen, zie fig. 2. Aan het eind van elke steun 14 is een pen 16 aangebracht, die, wanneer de brug 7 wordt neergelaten, in een bus 17 van de brug kan grijpen, zodat de brug dan op de steunen is verankerd. Vervolgens worden borgstangen 18, die bijvoorbeeld op dezelfde scharnieren 15 kunnen draaien, naar buiten gezwenkt.
Deze stangen bezitten elk aan het vrije eind een langwerpig gar 19, dat met een pen 20 op het desbetreffende eind van de brug 7 in aangrijping wordt gebracht, zie fig. 3.
De brug 7 is aan een eind van een uitschuifbaar gedeelte 71 voorzien, dat met benulp van een aandrijfmiddel, i. h. b. een vloeiscofcilinder, ten opzichte van de rest van de brug verschuifhaar is. In de ultgeschoven stand is de lengte van de brug zodanig, dat de wielen 11 op de stang 5 kunnen rusten.
<Desc/Clms Page number 5>
Wanneer nu dit gedeelte 7'wordt ingetrokken, wordt de lengte van de brug 7 verkleind. Daarbij zal eerst een van de pennen 20 in het overeenkomstige langwerpige gat 19 verschuiven, waarna vervolgens ook de pen aan de andere zijde van de brug in het desbetreffende gat zal verschuiven. De lengte van deze langwerpige gaten 19 is daarbij zodanig, dat in de laatstgenoemde stand de lengte van de brug voldoende is verkleind om de beide rijstellen en aangrenzende kolomgedeelten binnen de omvang van de luikranden te brengen, zoals in het bijzonder uit het bovengedeelte van fig. 4 blijkt. De borgstangen 18 zorgen dan samen met de steunen 14 voor een zijdelingse stabilisering van de brug 7.
Om het werktuig weer in gebruik te nemen, wordt in omgekeerde zin te werk gegaan, waarna de rijstellen weer op de leistangen 5 kunnen worden geplaatst.
Het zal duidelijk zijn, dat in het voorgaande slechts een uitvoeringsvoorbeeld is beschreven. Zo kan bijvoorbeeld ook aan elk eind van de brug 7 een intrekbaar gedeelte worden aangebracht, welke gedeelten symmetrisch worden aangedreven, waarbij dan de steunen 14 in de uitgeklapte stand op een geschikte wijze dienen te worden geborgd. Ook kan dit schuifmechanisme in het midden van de balk 7 worden aangebracht.
Binnen het kader van de uitvinding zijn nog vele wijzigingen mogelijk.
<Desc / Clms Page number 1>
Lifting equipment for ship hatches.
Inland vessels are nowadays usually equipped with the cargo hold of the vessel, transverse hatch panels and hatch panels resting on side hatches or pine trees, which project slightly beyond these hatches in the space above the connecting gangways. Tools are used to move these hatch panels, with which a panel can be placed on a neighboring panel, after which the two panels are placed again on a subsequent panel, until, for example, half of the panels are stacked on top of one another, and then on a subsequent deck area can be put down. This also takes place with the other half, but in the opposite sense, while the loading procedure is reversed when closing the loading space.
Various types of such tools are known, in which a tool manufactured by the applicant has the structure mentioned in the preamble of claim 1.
Such a tool protrudes beyond the ends of the hatch panels. the space above the gangways, but this is no problem, as long as the remaining space is sufficient to allow a person to walk past the stored tool without danger on the gangway.
The width of vessels intended for large inland waterways is limited by the passage width of locks e. d., and does not exceed 11 400 mm. Because more and more transport is taking place with the help of standardized dimensions of containers (so-called containers), and the width of the loading opening of the conventional vessels is not sufficient to place four loading containers with a width of 2500 mm next to each other, it is not necessary with existing vessels. be widened broadly, and for new vessels this widening is already used in construction, but this is at the expense of the gangway width.
Although this gangway narrowing remains within the permissible limit, this is no longer possible for the storage place of
<Desc / Clms Page number 2>
a hoist of the aforementioned type. There the gangway width is reduced from, for example, around 600 mm to less than 400 mm. Especially when locking in a lock or mooring against a high quay or high ship in a harbor, deck personnel must be able to walk safely over the gangway, for which standards have been laid down by the Shipping Inspectorate, which can no longer be met at the widened hatch opening.
The invention provides an improvement of the aforementioned tool, which does meet the requirements, and for that purpose has the features mentioned in the characterizing part of claim 1.
An existing tool can thus be easily adapted, while its operation is not impaired.
Special embodiments of such a tool are described in the subclaims.
The invention will be explained in more detail below with reference to a drawing; 1A, B and C show a partial top view, front view and resp. side view of a tool according to the invention with parts of a vessel to which it is mounted, in the position of use of this tool; fig. 2A, B and C with fig. 1A, B resp. C matching images of the tool at the start of the storage operation; fig. 3A, B resp. with fig. 2A, B resp. C matching images of the tool at the end of the storage operation; and FIG. 4 is an enlarged view of a portion of the tool and the adjacent vessel portion.
The drawing shows only the upper part of the ruin 1 of a vessel, which is bounded on the sides by hatch heads or pine trees 2, on which hatch panels 3 rest. A gangway 4 is located outside each head 4, along which hatch head 2 has a guide rod or rail 5, for example in the form of a tube, which
<Desc / Clms Page number 3>
can also serve as a handle, which a person walking on the gangway 4 can hold. At each end of the hold 1 there is furthermore a flat deck section 6 on which the hatch panels 3 can be stacked.
The tool for moving the hatch panels 3 to the deck section 6, respectively. replacing these panels on the hatch heads 2 again comprises a rigid top beam or bridge 7, each end of which is connected to a vertical column 8, the lower part 9 of which can be used with height adjustment means, not usually indicated, usually in the form of a liquid cylinder are extended and retracted to move the bridge 7 parallel to itself.
Attached to the lower end of each column 9 is a carriage or driving frame 10, which comprises a number of running wheels 11, which run on the guide rod 5, and which can be driven by one or more motors 12, in particular liquid motors.
Control means for the height adjustment of the bridge 9 and for driving the wheels 11 are not further indicated, and are usually mounted on the relevant column 8.
Furthermore, a gripper 13 is mounted on the bridge 7 on each side, which hinge can be hinged transversely and can be brought into engagement with the edge of a hatch panel 3. The grippers 13 on both sides are in particular coupled to each other in such a way that they can be moved transversely to the ship's longitudinal axis in order to be able to be moved beyond the relevant edge of a hatch panel 3.
When such a tool is used, it is driven to a liftable hatch panel 3, the bridge 7 being lowered so that the grippers 13 can be brought under the relevant edge of the panel.
The bridge is then moved upwards by pressing the lower part 9 of the columns 8, after which the tool can be driven above a next panel, on which the lifted panel is lowered. The grippers 13 are then released, and the underlying panel engages
<Desc / Clms Page number 4>
after which the two panels can be lifted up again to be placed on the next panel. This continues until a panel stack can be lowered onto deck 6. The panels can be replaced by working in reverse.
So far, the tool corresponds to a known tool. As follows in particular from Fig. 4, a row of bars with the connecting column section 9 protrudes beyond the hatch heads 2 into the space above the gangway 4, whereby the gangway is considerably narrowed. This is not a problem during the removal and replacement of the panels, but it does occur when the tool is in the storage position.
According to the invention, support brackets 14 are hinged at a fixed part of the vessel at the end of the deck section 6, for example against the front wall of a 1-hour cabin or its substructure, so that they are hinged at 15 so that they do not can be folded away to prevent the hatch panels 3 from stacking. When the tool according to the invention has to be stored, the bridge 7 is first placed upwards so that it comes to lie above the folded-out support supports 14, see fig. 2. At the end of each support 14 a pin 16 is provided, which, when the bridge 7 is lowered, can engage in a bush 17 of the bridge, so that the bridge is then anchored on the supports. Locking bars 18, which can for instance rotate on the same hinges 15, are then pivoted outwards.
These rods each have an elongated gar 19 at the free end, which is engaged with a pin 20 on the respective end of the bridge 7, see Fig. 3.
The bridge 7 is provided at one end with an extendable part 71, which, with the aid of a drive means, i. h. b. a flow cylinder, which is displaceable relative to the rest of the bridge. In the extended position, the length of the bridge is such that the wheels 11 can rest on the rod 5.
<Desc / Clms Page number 5>
When this section 7 'is now retracted, the length of the bridge 7 is reduced. One of the pins 20 will first slide into the corresponding elongated hole 19, after which the pin will also slide into the relevant hole on the other side of the bridge. The length of these elongated holes 19 is such that in the latter position the length of the bridge has been reduced sufficiently to bring the two rows of rows and adjoining column sections within the scope of the hatch edges, as in particular from the top part of fig. 4 appears. The locking bars 18 then, together with the supports 14, provide lateral stabilization of the bridge 7.
To put the tool back into use, proceed in the reverse sense, after which the rows of wheels can be placed on the guide rods 5 again.
It will be clear that in the foregoing only an exemplary embodiment has been described. For example, a retractable part can also be arranged at each end of the bridge 7, which parts are driven symmetrically, the supports 14 then having to be secured in the folded-out position in a suitable manner. This sliding mechanism can also be arranged in the center of the beam 7.
Many changes are possible within the scope of the invention.