<Desc/Clms Page number 1>
Paraatdoos.
De uitvinding heeft betrekking op een paraatdoos, dat wil zeggen een kartonnen doos die uit een plano in elkaar gevouwen wordt en in een ingeklapte toestand, teneinde in onbeladen toestand zo min mogelijk ruimte in te nemen, geleverd wordt aan bijvoorbeeld tuinders.
Deze laatsten zetten op het moment dat de doos beladen moet worden de doos met enkele eenvoudige handelingen op tot een volwaardige, stevige doos. Het onderscheidende en wezenlijke voordeel van een dergelijke paraatdoos is dat de afnemer zelf niet hoeft te beschikken over machines voor het opzetten van dozen uit plano's, maar toch weinig ruimte kwijt is aan de opslag van de (ingeklapte) dozen.
Een paraatdoos die goed blijkt te voldoen aan de eisen die aan de doos gesteld worden, zoals (ondanks dat de doos vervaardigd is van karton) hoge druksterkte (in verband met stapelbaarheid) en weerstand tegen vocht (in verband met opslag in natte doorstroomkoeling), is verkrijgbaar bij aanvraagster en onder meer omschreven in de Europese octrooiaanvrage 0. 485. 032.
Deze bekende stapelbare kartonnen opzet-of paraatdoos omvat een rechthoekige bodem, een paar via vouwlijnen met de bodem verbonden zijwanden en een paar via vouwlijnen met de bodem verbonden langswanden, waarbij de langswanden voorzien zijn van onder 45 naar de hoekpunten van de bodem lopende vouwlijnen voor het mogelijk maken van het in een platte ingeklapte toestand houden van de doos en het opzetten daarvan naar een voor gebruik parate toestand, waarbij de zijwanden aan hun beide einden middels vouwlijnen overgaan in verlengstroken, die elk vier middels vouwlijnen met elkaar verbonden hoekver-
<Desc/Clms Page number 2>
stevigingsstroken omvatten, waarvan de eerste (in de plano), het dichtst bij de zijwand gelegen hoekverstevigingsstrook gehecht is aan het binnenoppervlak van de aangrenzende langswand en de vierde,
uiterste hoekverstevigingsstrook gehecht is aan de betreffende zijwand en met zijn eindrand nabij het betreffende hoekpunt gelegen is. De hoekverstevigingsstroken vormen in opgezette toestand van de doos in doornede een vlieger. Om in de ingeklapte toestand van de doos te grote materiaalopeenhoping nabij de hoekpunten te voorkomen, is de hoekkoker dan zodanig ingeklapt, dat de voornoemde eerste en vierde hoekverstevigingsstroken op elkaar liggen en ook de twee daartussen gelegen, tweede en derde hoekverstevigingsstroken tegen elkaar liggen, zodat de hoekkoker in de ingeklapte toestand twee lagen dik is.
Wanneer de gebruiker, bijvoorbeeld een tuinder, de doos op wil zetten grijpt hij de zijwanden beet door middel van daarin voorziene handgrepen en zet hij de zijwanden zoveel mogelijk rechtop. De beide langswanden zullen daarbij mee omhoog getrokken worden, en zieh onder meer om de voornoemde diagonale vouwlijnen in de langswanden ontvouwen. Daarna pakt de tuinder de beide langswanden beet om ze geheel rechtop te zetten. Als laatste handeling zal de tuinder, teneinde het nuttige laadoppervlak of de nuttige laadruimte van de doos zo groot mogelijk te maken, de nu rechtopstaande hoekkoker aandrukken ter plaatse van de vouwlijn tussen de tweede en de derde
EMI2.1
hoekverstevigingsstroken om deze stroken door een dode stand naar de c hoekpunten door te klappen.
Om dit mogelijk te maken zijn de breedtes van de tweede en derde hoekverstevigingsstroken kleiner dan de breedtes van de voornoemde eerste en vierde hoekverstevigingsstroken. In dwarsdoorsnede gezien wordt de voornoemde vliegervorm hier omgezet van een vlieger waarin het snijpunt van de diagonalen zieh binnen het vliegeroppervlak bevindt naar een vlieger, waarvan dat snijpunt zieh buiten het vliegeroppervlak bevindt. Een bijkomend voordeel hiervan is dat meer materiaal, in de vorm van de tweede en derde hoekverstevigingsstroken, aanwezig is dichtbij de plaats waar de krachten overgedragen moeten worden.
Her is gebleken dat het voor de gebruiker van de paraatdoos van vitaal economisch belang is om het opzetten van de paraatdoos, toch al een eenvoudig proces, nog verder te vereenvoudigen. Het doorlappen van de hoekkokers, waarvoor met vier hoekkokers toch vier
<Desc/Clms Page number 3>
handelingen nodig zijn, wordt als bezwaarlijk ervaren.
Het doel van de uitvinding is om een paraatdoos te ver-
EMI3.1
schaffen, die voorzien van hoekverstevigingen, die in dwarsdoorsnede schal een in hoofdzaak vliegervormachtige ruimte bepalen, maar waarvoor tijdens het opzetten van de paraatdoos van de ingeklapte toestand naar de opgezette toestand geen extra handelingen nodig zijn, maar waarbij voorkomen wordt dat de materiaalhoeveelheid in de hoekkokers in de ingeklapte toestand verdubbeld wordt.
Een verder doel van de uitvinding is een dergelijke paraatdoos te verschaffen, die op machinale wijze op eenvoudige en zekere wijze gevouwen kan worden uit een plano.
Deze en andere doelen worden bereikt met de in de bijgaande conclusies omschreven paraatdozen.
De uitvinding verschaft een stapelbare kartonnen opzet-of paraatdoos, omvattend een rechthoekige bodem, een paar via vouwlijnen met de bodem verbonden zijwanden en een paar via vouwlijnen met de bodem verbonden langswanden, waarbij de langswanden voorzien zijn van onder 450 naar de hoekpunten van de bodem lopende vouwlijnen voor het mogelijk maken van het opzetten van de doos van een platte ingeklapte toestand naar een opgezette, voor gebruik parate toestand, waarbij de zijwanden aan beide einden via vouwlijnen overgaan in verlengstroken die bevestigingsstroken en hoekverstevigingsstroken voor respectieve-
EMI3.2
lijk bevestiging van aangrenzende zij-en aan elkaar voor c versteviging van de hoeken van de opgezette doos, waarbij de verlengstrook tenminste een eerste, een tweede, een derde en een vierde hoekverstevigingsstrook omvat,
die via vouwlijnen met elkaar verbonden zijn, en waarbij de tweede en de derde hoekverstevigingsstrook een gelijke breedte bezitten zodat de vouwlijn waarmee zij met elkaar verbonden zijn op het bissectricevlak van de betreffende hoek ligt, waarbij tussen de zijwand en de daar het dichtstbij gelegen, eerste hoekverstevigingsstrook een bevestigingsstrook gelegen is, die via vouwlijnen met de zijwand en de eerste hoekverstevigingsstrook verbonden is, waarbij de eerste hoekverstevigingsstrook gehecht is aan de bevestigingsstrook en de bevestigingsstrook aan de andere zijde, eventueel indirect, bevestigd is aan de aangrenzende langswand, en waarbij de vierde hoekverstevigingsstrook bevestigd is op de betreffende zijwand en zich uitstrekt in de richting van de betreffende hoek
<Desc/Clms Page number 4>
af,
waarbij de bevestigingsstrook een breedte heeft die groter is dan de gezamenlijke breedte van de eerst en de tweede hoekverstevigingsstrook en de vouwlijn tussen de tweede en de derde hoekverstevigingsstrook dichterbij het hoekpunt gelegen is dan de koorde die de vouwlijn tussen tweede hoekverstevigingsstrook met de eerste hoekverstevigingsstrook en de vouwlijn tussen de derde en de vierde hoekverstevigingsstrook met elkaar verbindt.
In de paraatdoos volgens de uitvinding, dat wil zeggen in de ingeklapte toestand daarvan, kunnen de eerste en de tweede hoekverstevigingsstroken naast elkaar, tegen de bevestigingsstrook aanliggen en eveneens tegen de naast elkaar gelegen derde en vierde hoekverstevigingsstrook, zodat in ingeklapte toestand de hoekversteviging slechts drie lagen dik zal zijn en bij het opzetten van de paraatdoos de tweede en de derde hoekverstevigingsstrook zich al in de gewenste, naar binnen doorgeklapte stand bevinden.
Volgens een voorkeursuitvoering van de paraatdoos volgens de uitvinding is de vierde hoekverstevigingsstrook met een koudlijm gehecht op het binnenoppervlak van de aangrenzende zijwand. Hierdoor wordt tijdens het uit de plano vouwen van de paraatdoos enige verschuiving, onder behoud van een zekere mate van hechting, van de vierde hoekverstevigingsstrook ten opzichte van de betreffende zijwand mogelijk. Hierdoor worden tijdens het vouwen ongewenste spanningen vermeden en kan, zoals hieronder uiteengezet zal worden, tijdens het vouwen de vouwlijn tussen de tweede hoekverstevigingsstrook en de derde hoekverstevigingsstrook zijn positie nabij de hoek behouden.
Bij voorkeur is de vierde hoekverstevigingsstrook aan zijn hechtoppervlak voorzien van verdiepingen, bijvoorbeeld een stel elkaar kruisende groeven, zodat verzekerd wordt dat voldoende koudlijm tussen de zijwand en de vierde hoekverstevigingsstrook aanwezig blijft tijdens het uitoefenen van persdrukken bij het vouwen van plano tot paraatdoos, in het bijzonder die welke uitgeoefend worden tijdens het aan elkaar hechten van de bevestigingsstrook en de eerste hoekverstevigingsstrook.
Volgens een verdere voorkeursuitvoering van de paraatdoos
EMI4.1
volgens de uitvinding is het samenstel -el van bevestigingsstrock en eerste hoekverstevigingsstrook aan zijn onderzijde voorzien van een grendelnok en zijn op daarmee corresponderende plaatsen in de vouwlijn
<Desc/Clms Page number 5>
tussen de zijwand en de bodem en de vouwlijn tussen de langswand en de bodem openingen aangebracht voor ontvangst van de grendelnok, respectievelijk in de ingeklapte toestand en de opgezette toestand.
Om hierbij de omvorming van de paraatdoos van de ingeklapte toestand naar de opgezette toestand te vergemakkelijken is de bodem aangrenzend aan de voornoemde uitsparingen voorzien van doorgaande snedes, die zieh in hoofdzaak uitstrekken in de verplaatsingsrichting van de grendelnok tijdens de opzethandelingen.
De uitvinding zal nu nader verduidelijkt worden aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een paraatdoos volgens de uitvinding. Getoond wordt in : figuur 1 de plano van de voorbeelduitvoering van de paraatdoos volgens de uitvinding ; figuren 2A en 2B respectievelijk in doorsnede een hoekgebied van de van de plano van figuur 1 gevormde paraatdoos, in ingeklapte en opgezette toestand van de paraatdoos ; en figuren 3,3A en 3B de van de plano van figuur 1 gevormde paraatdoos, tijdens het opzetten daarvan.
De in figuur 1 weergegeven plano bestaat uit een bodem 1, die door vouwlijnen 2 en 3 is verbonden met twee langswanden 4 en door vouwlijnen 5 en 6 verbonden is met twee zijwanden 7. In de langswanden 4 zijn twee onder een hoek a van 450 lopende vouwlijnen 8 aangebracht, die in hoofdzaak driehoekige flappen 9 begrenzen, die tijdens het omvormen van de plano naar de paraatdoos in de ingeklapte toestand met hun buitenvlak tegen het buitenvlak van de rest van de langswand 4 omgevouwen worden.
Opgemerkt wordt dat in de onderstaande beschrijving met buitenvlak het vlak, dat naar de achterzijde van het vlak van tekening gekeerd is, en met het binnenvlak het naar boven gekeerde vlak op de tekening bedoeld wordt. De langswanden 4 zijn voorts middels evenwijdig aan de vouwlijnen 2 en 3 verlopende vouwlijnen 10 verbonden met langswandversterkingsstroken 11, die met hun bovenvlak om de vouwlijn
10 tot tegen het bovenvlak van de rest van de langswanden gevouwen worden.
Om redenen van duidelijkheid zijn niet alle delen in figuur 1 voorzien van verwijzingscijfers. Begrepen zal worden dat hetgeen bijvoorbeeld opgaat voor hoekgebied A, ook op zal gaan voor de
<Desc/Clms Page number 6>
andere drie hoekgebieden.
De rechter zijwand 7, die gelijk is aan de linker zijwand 7, wordt behalve door vouwlijn 6 ook begrensd door twee, in de opgezette toestand van de paraatdoos, verticaal lopende vouwlijnen 12 en 13, alsmede door een vouwlijn 14, die zieh evenwijdig aan vouwlijn 6 uitstrekt. De vouwlijnen 12 en 13 liggen in de planovorm in het verlengde van de vouwlijnen 2 en 3. De zijwand 7 is via de vouwlijn 14 verbonden met een brug 22, die bestemd om zieh in de opgezette toestand van de paraatdoos evenwijdig aan en boven de bodem 1 uit de strekken. De brug 22 gaat via vouwlijnen 23,24, die in het verlengde liggen van de vouwlijnen 12 en 13, over in brugstroken 25,26, die bestemd zijn om aan de langswanden 4 bevestigd te worden.
De brug 22 omvat voorts twee zieh onder een hoek van 450 ten opzichte van de vouwlijnen 23 en 24 uitstrekkende vouwlijnen 30 en 31, die samen met de eerdergenoemde diagonale vouwlijnen 8 voorwaarde zijn voor de gewenste inklapbaarheid en opzetbaarheid van de paraatdoos. In de ingeklapte en de opgezette toestand van de paraatdoos zal de vouwlijn 30, liggen in het bissectricevlak van de hoek die ingesloten wordt door vouwlijnen 2 en 6.
De linker zijwand is middels de vouwlijnen 12 en 13 telkens verbonden met een bevestigingsstrook 34, die weer middels een vouwlijn 36 verbonden is met een eerste hoekverstevigingsstrook 18, die middels vouwlijn verbonden is met tweede hoekverstevigingsstrook
EMI6.1
c 19, die middels vouwlijn 16 verbonden is met derde hoekverstevigingsstrook, die middels vouwlijn 17 verbonden is met vierde hoekverstevigingsstrook 21. De vouwlijnen 12,36, 15,16 en 17 strekken zieh evenwijdig aan elkaar uit.
In het navolgende zal met de breedte van de stroken de afstand tussen de de betreffende strook begrenzende vouwlijnen bedoeld worden. De breedte van de bevestigingsstrook 34 is groter dan de gezamenlijke breedte van de eerste en tweede hoekverstevigingsstroken 18 en 19.
Het omvormen van de plano tot een ingeklapte paraatdoos geschiedt als volgt. Een hoekgebied A, waarbij weer opgemerkt dat overeenkomstige handelingen uitgevoerd worden in de andere hoekgebieden, wordt de bevestigingsstrook 34 op zijn binnenvlak voorzien van een laag hotmeltlijm en wordt de vierde hoekverstevigingsstrook op
<Desc/Clms Page number 7>
zijn binnenvlak, waarin een stel elkaar snijdende groeven 35 gevormd zijn, voorzien van een laag koudlijm. Vervolgens worden de stroken 18, 19,20 en 21 naar boven toe om de vouwlijn 36 omgevouwen om het (eerdere) binnenvlak van de hoekverstevigingsstrook 18 te hechten aan het binnenvlak van de bevestigingsstrook 34. De stroken 18 en 34 worden dan een korte tijd op elkaar geklemd, totdat de open tijd van de hotmeltlijm voorbij is.
Tijdens dit klemmen wordt als vanzelf ook een drukkracht uitgeoefend op de vierde hoekverstevigingsstrook 21. Zou deze strook 21 ook voorzien zijn geweest van een hotmeltlijm, dan zou deze strook tijdens deze handeling vrijwel vast bevestigd raken aan het binnenoppervlak van de zijwand 7. Dit wordt voorkomen door in plaats van een hotmeltlijm gebruik te maken van een koudlijm, die een lange open tijd heeft en derhalve de later zo nodige (zoals hieronder verduidelijkt zal worden), verschuiving van de strook 21 ten opzichte van de zijwand 7 mogelijk maakt. Koudlijmen zijn algemeen bekend en worden ook wel aangeduid als PVA-lijmen.
Om te voorkomen dat tijdens het voornoemde persen de lijm tussen de zijwand 7 en de strook 21 uitgeperst wordt, met als gevolg dat er later onvoldoende hechtkracht aanwezig zal zijn, is het binnenvlak van de strook 21 voorzien van een stelsel in elkaar kruisende ingevormde groeven 35, waarnaar de lijm tijdens het persen uit kan wijken, en dan dus naar binnen in plaats van naar buiten ontsnapt.
De volgende stap is nu dat de aan elkaar gehechte stroken 34 en 18 beetgepakt worden en om de vouwlijn 12 omgevouwen worden tot een ligging in hoofdzaak evenwijdig en boven het binnenoppervlak van de zijwand 7. Tijdens deze handeling zorgt het feit, dat de totale breedte van de stroken 18 en 19 kleiner is dan de breedte van de strook 34, en de hechting van de strook 18 op de strook 34 ervoor dat de strook 19 zich in hoofdzaak gelijk op met de strook 34 blijft uitstrekken. Tijdens het omslaan om de vouwlijn 12 zal de vouwlijn 16 van de ene zijde van de vouwlijn 12 naar de andere zijde daarvan verplaatst worden. Deze beweging wordt toegelaten, omdat de strook 21, als gevolg van het gebruik van de koudlijm, nog niet vastgehecht is aan de zijwand 7 maar nog daarlangs kan verschuiven.
Wanneer de bevestigingsstrook zich dan vrijwel geheel boven en evenwijdig aan de zijwand 7 bevindt is de situatie verkregen, waarin bovenop de strook 34 ligt, daaronder, evenwijdig en naast elkaar de stroken 18 en 19, en
<Desc/Clms Page number 8>
daaronder weer, evenwijdig en naast elkaar, de stroken 20 en 21. De vouwlijn 16 is daarbij dichter bij de vouwlijn 12 gelegen dan de beide vouwlijnen 15 en 17. Hierdoor behoeft bij het latere opzetten van de paraatdoos geen handeling verricht te worden voor het doorlappen van de hoekverstevigingsstroken 19 en 20 naar de hoeken toe.
Ondertussen zijn ook de langswandversterkingsstroken 11 om hun vouwlijnen 10 tegen de binnenoppervlakken van de langswanden 4 geslagen en daartegenaan gehecht, en zijn daarna de langswanden 4 om de respectievelijke vouwlijnen 2 en 3 tot tegen het binnenoppervlak van de bodem 1 gevouwen. Vervolgens zijn de driehoekige flappen 9 om de vouwlijnen 8 gevouwen, zodat het binnenvlak daarvan nog steeds in een richting van de tekening naar boven gekeerd is.
Voorts worden de brugstroken 25,26 op hun binnenvlakken voorzien van hotmeltlijm en om de vouwlijnen 30,31 omgevouwen om op het (eerdere) buitenvlak van de bevestigingsstrook 34 gehecht te worden.
Tenslotte wordt op het binnenoppervlak van de driehoekige flappen 9 of op het (eerdere) buitenvlak van de brugstroken 25,26 een laag hotmeltlijm aangebracht en wordt de zijwand 7 met daaraan verbonden delen als een geheel om de vouwlijn 6 gevouwen, om de brugstroken 25,26 te hechten op de driehoekige flappen 9. Het zal duidelijk zijn dat dezelfde procedure aan de linkerzijde van de plano gevolgd wordt.
Het resultaat is dan een paraatdoos in ingeklapte toestand. Ter illustratie is in figuur 2A een doorsnede (om redenen van duidelijkheid zonder arceringen) weergegeven van het hoekgebied A in de ingeklapte toestand, althans het deel daarvan dat boven de flap 9 gelegen is. Het zal duidelijk zijn dat onder de flap 9 een deel van de rest van de langswand 4 gelegen is, eventueel daaronder een deel van de strook 11, en vervolgens de bodem 1.
Gaande van beneden naar boven zie we in figuur 2A eerst de flap 9, vervolgens een laag hotmeltlijm 45, dan de brugstrook 25, dan weer een laag hotmeltlijm 44, vervolgens de bevestigingsstrook 34, en dan een laag hotmeltlijm 43, waarmee de eerste hoekverstevigingsstrook 18 gehecht is aan de bevestigingsstrook 34. Rechts van de eerste hoekverstevigingsstrook 18 is de tweede hoekverstevigingsstrook 19 gelegen, die met vouwlijn 16 overgaat naar de daarboven gelegen derde hoekverstevigingsstrook 20, die zich weer uitstrekt naast de vierde
<Desc/Clms Page number 9>
hoekverstevigingsstrook 21, die met koudlijmlaag 42 gehecht is aan de zijwand 7. Duidelijk te zien is dat de vouwlijn 16 nabij de vouwlijn 12 gelegen is.
Alvorens in te gaan op het opzetten van de aldus verkregen ingeklapte paraatdoos, wordt nog de aandacht gevestigd op enkele uitsteeksels en uitsparingen of gaten in de in figuur 1 weergegeven plano.
De eerste uitsparing die opvalt is de uitsparing 33 in de zijwand 7, welke uitsparing dient als handgreep tijdens het opzetten van de paraatdoos en het latere verplaatsen van de opgezette paraatdoos.
Langs de vouwlijn 6 (en ook vouwlijn 5) zijn gaten 28 aangebracht, die bestemd zijn om in de ingeklapte toestand van de paraatdoos de nokken 37, die aangevormd zijn aan de bevestigingsstrook 34 en de eerste hoekverstevigingsstrook 18, in het gebied aangrenzend aan de vouwlijn 36, te ontvangen op in hoofdzaak een zelfde afstand van het hoekpunt als de gaten 28 zijn langs de vouwlijn 2 en 3 gaten 38 aangebracht, die dienen voor ontvangst van de nokken 37 in de opgezette toestand van de paraatdoos.
Verder zijn waar te nemen de snijlijnen 39, die lippen 39' aan de eigelijke zijwand 7 vormen door uitsnijding uit de brug 22, waarbij de lippen 39'in de opgezette toestand van de paraatdoos recht naar boven uitsteken en passen in voornoemde gaten 28 van een daarboven te plaatsen, gelijke paraatdoos, om deze tegen verschuiving te houden. De gaten 28 hebben dus twee functies, namelijk het opnemen van de nokken 37, in de ingeklapte toestand, en het opnemen van lippen 39' in opgezette en gestapelde toestand. De door de uitsnijdingen 39 in de brug 22 verkregen sparingen dienen voorts voor opname van aan de vierde hoekverstevigingsstroken 21 gevormde nokken 27, die in de opgezette toestand steun verschaffen aan de lippen 39'.
Thans wordt in het kort aan de hand van de figuren 3,3A en 3B het omzetten van de paraatdoos van de ingeklapte toestand naar de opgezette toestand besproken. In figuur 3 steekt de tuinder zijn handen in de beide gaten 33 en grijpt hij de beide zijwanden 7 aan.
Door zijn handen uit elkaar te bewegen trekt hij de beide zijwanden 7 in de richtingen C (figuur 3) van de bodem 1 weg naar omhoog, naar een
<Desc/Clms Page number 10>
in hoofdzaak verticale stand. Hierna grijpt hij de beide langszijden 4 aan en trekt deze van elkaar af in de richtingen D (figuur 3A), waarna de doos opgezet is. Tijdens de bewegingen in de richting D worden de flappen 9 en daarmee de brugstroken 25 en de daaraan bevestigde bevestigingsstroken 34 naar buiten, naar een volledig opstaande stand gedwongen.
De nokken 37 treden hierbij eerst uit de gaten 28 en worden in de richting B langs het binnenvlak van de bodem 1 naar de gaten 38 gesleept (zie figuur 1). Om deze beweging te vergemakkelijken en de nokken 37 zoveel als mogelijk intact te laten, zijn twee snedes 41 in de bodem aangebracht, die uitmonden in het gat 28, en is voorts een cirkelvormige snede 40 aangebracht, die uitmondt in het gat 38. De snedes 40 en 41 zijn in hoofdzaak gericht volgens de baan B van de nok 37.
Eenmaal opgezet heeft het hoekgebied A een doorsnede die, wederom zonder arceringen, afgebeeld is in figuur 2B. Het hoekgebied A is hier ontvouwen, waarbij de bevestigingsflap 9 zich in het verlengde bevindt van de rest van de langswand 4, en middels de brugstrook 25 bevestigd is aan de bevestigingsstrook 34 en daarmee aan de zijwand 7.
Van de vouwlijn 36 loopt de eerste hoekverstevigingsstrook 18 terug in de richting naar het hoekpunt, maar bij vouwlijn 15 loopt de tweede hoekverstevigingsstrook 19 schuin naar binnen toe, om bij vouwlijn 16 over te gaan in de derde hoekverstevigingsstrook 20, die weer naar de zijwand 7 toeloopt en in vouwlijn 17 overgaat in de vierde hoekverstevigingsstrook 21, die middels, dan wel uitgeharde koudlijm vastzit aan de zijwand 7. Te zien is dat de vouwlijn 16 dichter bij het hoekpunt gelegen is dan de denkbeeldige lijn die de vouwlijnen 15 en 17 met elkaar verbindt, en dat de tweede en derde stroken 19 en 20 met de zijwand 7 en de bevestigingsstrook 34 een vliegervorm bepalen. Aldus wordt een optimale situatie bereikt, voor het opzetgemak, de opslagruimte binnen de paraatdoos en de krachtsoverdracht in een stapel van dergelijke paraatdozen.