BE1005152A6 - Inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines. - Google Patents

Inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines. Download PDF

Info

Publication number
BE1005152A6
BE1005152A6 BE9100695A BE9100695A BE1005152A6 BE 1005152 A6 BE1005152 A6 BE 1005152A6 BE 9100695 A BE9100695 A BE 9100695A BE 9100695 A BE9100695 A BE 9100695A BE 1005152 A6 BE1005152 A6 BE 1005152A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
coupling
eccentric
tap
elements
eccentricity
Prior art date
Application number
BE9100695A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9100695A priority Critical patent/BE1005152A6/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1005152A6 publication Critical patent/BE1005152A6/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16CSHAFTS; FLEXIBLE SHAFTS; ELEMENTS OR CRANKSHAFT MECHANISMS; ROTARY BODIES OTHER THAN GEARING ELEMENTS; BEARINGS
    • F16C3/00Shafts; Axles; Cranks; Eccentrics
    • F16C3/04Crankshafts, eccentric-shafts; Cranks, eccentrics
    • F16C3/22Cranks; Eccentrics
    • F16C3/28Adjustable cranks or eccentrics
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/04Control of the tension in warp or cloth
    • D03D49/12Controlling warp tension by means other than let-off mechanisms
    • D03D49/14Compensating for tension differences during shedding
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16CSHAFTS; FLEXIBLE SHAFTS; ELEMENTS OR CRANKSHAFT MECHANISMS; ROTARY BODIES OTHER THAN GEARING ELEMENTS; BEARINGS
    • F16C2340/00Apparatus for treating textiles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Inrichting voor het verplaatsen van de sleep bij weefmachines, meer speciaal volgens een periodieke beweging (V), bestaande uit minstens één excentriek (4) voor het verplaatsen van de sleep (3), waarbij dit excentriek (4) een koppeling (18) vertoont bestaande uit, enerzijds, een drijvend koppelgedeelte (19), en anderzijds, een gedreven koppelgedeelte (20) dat verbonden is met de sleep (3), daardoor gekenmerkt dat de koppelgedeelten (19, 20) voorzien zijn van koppelelementen (21) die toelaten dat door de onderlinge verdraaiing van de koppelgedeelten (19, 20) en door inkoppeling de excentriciteit (E) van het excentriek (4) kan worden gewijzigd, waarbij deze koppelelementen (21) zodanig geplaats zijn dat ht excenterpunt (29) bij het wijzigen van de excentriciteit (E) zich verplaatst volgens een rechte (X-X) op het drijvend koppelgedeelte (19).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines. 



  De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines, meer speciaal volgens een periodieke beweging. 



  Bij weefmachines is het bekend om de sleep overeenkomstig met de kaderbewegingen heen en weer te verplaatsen, dit om te bekomen dat ondanks het openen en sluiten van de gaap vrijwel dezelfde kettingspanning blijft bestaan. Zoals bekend uit de Europese oktrooiaanvrage nr 409. 306 kan de sleep hiertoe worden gemonteerd tussen twee verplaatsbare steunmechanismen die door middel van een excentriek worden aangedreven. 



  Afhankelijk van het weefsel dat dient geweven te worden, dient de excentriciteit en de faze te worden gewijzigd om een optimaal   spanningsverloop   van de spanning in de ketting te bekomen. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van een inrichting zoals beschreven in het EP 409. 306, waarbij de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 excentriciteit kan worden gewijzigd door twee delen van een koppeling onderling te verplaatsen. De inrichting zoals beschreven in het EP 409. 306 vertoont evenwel de eigenschap dat bij het wijzigen van de excentriciteit een verandering van de faze optreedt, zodat een bijkomende instelling moet worden uitgevoerd om terug in de gewenste faze te voorzien. 



  Uit het JP 61-83353 is een. inrichting bekend waarbij de excentriciteit kan gewijzigd worden zonder dat een verandering van de faze optreedt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een koppeling met twee delen die onderling verschuifbaar zijn volgens een welbepaalde richting en die tegen elkaar kunnen gespannen worden door middel van bouten. Deze inrichting vertoont evenwel het nadeel dat, aangezien de   grote   krachten die op de delen van de koppeling worden uitgeoefend, een verschuiving tussen de delen kan optreden waardoor de excentriciteit wijzigt. Deze inrichting, die zoals bekend aan weerszijden van de sleep wordt voorzien, heeft eveneens als nadeel dat het zeer moeilijk is om aan weerszijden van de sleep precies dezelfde excentriciteit in te stellen. 



  De huidige uitvinding heeft een inrichting tot doel die de voornoemde nadelen niet vertoont, met andere woorden een inrichting waarbij de excentriciteit kan ingesteld worden op een welbepaalde waarde die konstant blijft tijdens het 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 weven, waarbij de excentriciteit identiek kan ingesteld voor de beide uiteinden van de sleep en waarbij geen verandering van de faze optreedt bij het wijzigen van de excentriciteit. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het verplaatsen van de sleep bij weefmachines, meer speciaal volgens een periodieke beweging, bestaande uit minstens   een   excentriek voor het verplaatsen van de sleep, waarbij dit excentriek een koppeling vertoont bestaande uit, enerzijds, een drijvend koppelgedeelte, en anderzijds, een gedreven koppelgedeelte dat verbonden is met de sleep, daardoor gekenmerkt dat de koppelgedeelten voorzien zijn van koppelelementen die toelaten dat door de onderlinge verdraaiing van de koppelgedeelten en door inkoppeling de excentriciteit van het excentriek kan worden gewijzigd, waarbij deze koppelelementen zodanig geplaatst zijn dat het excenterpunt bij het wijzigen van de excentriciteit zich verplaatst volgens een rechte op het drijvend koppelgedeelte. 



  Bij voorkeur is   een   van beide koppelgedeelte voorzien van een reeks van minstens twee tapvormige elementen en is het andere koppelgedeelte voorzien van minstens twee reeksen openingen die met de tapvormige elementen kunnen samenwerken, zodanig dat elke reeks openingen toelaat om 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 het laatstgenoemde koppelgedeelte in verschillende posities aan het eerste koppelgedeelte te koppelen. 



  Bij voorkeur vertoont de inrichting minstens een reeks koppelelementen die toelaat dat de koppelgedeelten ook centrisch ten opzichte van elkaar kunnen worden gekoppeld, met andere woorden waarbij de voornoemde excentriciteit nul 
 EMI4.1 
 is. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur   1 ;   figuur 3 een doorsnede weefgeeft volgens lijn III-III in figuur   2 ;   figuren 4 en 5 een gelijkaardig zieht weergeven als figuur 3, doch voor verschillende excentriciteiten ;

   figuur 6 een gelijkaardig zicht weefgeeft als figuur
5, voor een andere uitvoeringsvorm. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat de inrichting 1 volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit twee verplaatsbare steunmechanismen 2 waartussen de sleep 3 is bevestigd en minstens   één   excentriek 4 voor het verplaatsen van de steunmechanismen 2. Het excentriek 4 wordt hierbij aangedreven door middel van aandrijfmiddelen 5 die sychroon draaien met de weefmachine. Op deze wijze kan de sleep 3 heen en weer worden verplaatst, waarbij de verplaatsing V afhankelijk is van de ingestelde excentriciteit E van het excentriek 4. Zodoende wordt vermeden dat geen al te grote spanningen in de ketting 6 ontstaan. 



  De steunmechanismen 2 kunnen van willekeurige aard zijn. In het weergegeven voorbeeld van figuur 1 wordt gebruik gemaakt van steunmechanismen 2 elk bestaande uit een eerste element 7 dat een verplaatsing kan uitvoeren ten opzichte van een freem 8, en een tweede element 9 waaraan de sleep 3 is gemonteerd, waarbij dit tweede element 9, enerzijds, door middel van een as 10 scharnierbaar is bevestigd aan het eerste element 7, en anderzijds, door middel van elastische middelen 11 wordt ondersteund. In het huidige voorbeeld bestaan deze elastische middelen 11 uit een veer 12 en een demper 13. 



  Het eerste element 7 kan hierbij een verplaatsing uitvoeren doordat het wordt ondersteund door bladveren 14, 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 en doordat het is verbonden met het excentriek 4 door middel van een arm 15 die aan   een   uiteinde door middel van een spil 16 scharnierbaar aan het eerste element 7 is gekoppeld en aan zijn andere uiteinde scharnierbaar is bevestigd aan een excentrisch instelbare spil 17 van het excentriek 4. 



  Het bijzondere van de huidige uitvinding bestaat erin dat, zoals weergegeven in figuur 2, het excentriek 4 is voorzien van een koppeling 18 die, enerzijds, bestaat uit een drijvend koppelgedeelte 19 dat wordt aangedreven door de aandrijfmiddelen 5, en anderzijds, een gedreven koppelgedeelte 20 waarop de spil 17 is aangebracht, waarbij deze koppelgedeelten 19 en 20 voorzien zijn van koppelelementen 21 die toelaten dat door de onderlinge verdraaiing van de koppelgedeelten 19 en 20, en vervolgens terug het inkoppelen hiervan, de excentriciteit E kan worden gewijzigd, waarbij deze koppelelementen 21 zodanig geplaatst zijn dat het excenterpunt bij het wijzigen van de excentriciteit E zieh verplaatst volgens een rechte op het drijvend koppelgedeelte 19. 



  Zoals weergegeven in figuren 2 tot 6 worden de koppelelementen 21 bij voorkeur gevormd uit, enerzijds, tapvormige elementen die op één van de koppelgedeelten 19 of 20 zijn aangebracht, en anderzijds, hiermee 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 samenwerkende openingen die in het ander koppelgedeelte zijn aangebracht. 



  In de uitvoeringsvorm van figuren 2 tot 5 bestaan de koppelelementen 21 uit, enerzijds, een reeks van twee tapvormige elementen 22A en 22B die op het drijvend koppelgedeelte 19 zijn aangebracht, en anderzijds, uit zes reeksen openingen 23A-23B, 24A-24B, 25A-25B, 26A-26B, 27A-27B en 28A-28B die in het gedreven koppelgedeelte 20 zijn aangebracht. Het aanbrengen van de tapvormige elementen 22A en 22B op het drijvend koppelgedeelte 19 gebeurt bijvoorbeeld door die tapvormige elementen 22A en 22B vast te bevestigen in openingen die voorzien zijn in het drijvend koppelgedeelte 19. De onderlinge afstand tussen de twee openingen van elke reeks is telkens dezelfde.

   De verschillende reeksen openingen zijn hierbij zodanig geplaatst dat door het koppelgedeelte 20 los te maken, te verschuiven en te verdraaien dit in verschillende posities over de tappen 22A en 22B kan worden geschoven, en wel zodanig dat het excenterpunt zieh voor iedere positie op steeds dezelfde rechte bevindt. 



  Ter verduidelijking zijn in figuren 3,4 en 5 verschillende standen weergegeven. In figuur 3 is het gedreven koppelgedeelte 20 centrisch geplaatst op het drijvend koppelgedeelte 19. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 In figuur 4 is het gedreven koppelgedeelte 20 met de openingen 24A en 24B over de tappen 22A en 22B geschoven, zodanig dat een kleine excentriciteit E wordt bekomen. 



  In figuur 5 is het gedreven koppelgedeelte 20 met de openingen 28A en 28B over de tappen 22A en 22B geschoven, waardoor de maximale excentriciteit E wordt ingesteld. 



  Tussenliggende waarden voor de excentriciteit E kunnen worden bekomen door gebruik te maken van   een   van de reeksen openingen 25A-25B, 26A-26B of 27A-27B. 



  Zoals kan gezien worden in de figuren 3 tot 5 verschuift het excenterpunt 29, met andere woorden het center van de spil 17 volgens een rechte X-X. 



  De koppelgedeelten 19 en 20 kunnen tegen elkaar worden bevestigd door middel van spanmiddelen. In het voorbeeld van figuur 2 bestaan deze spanmiddelen uit een bout 30 die doorheen een opening 31 in het gedreven koppelgedeelte 20 past en die in een opening 32 in het drijvend koppelgedeelte 19 wordt geschroefd. De opening 31 is voldoende wijd om de excentrische verplaatsing van het gedreven koppelgedeelte 20 ten opzichte van het drijvend koppelgedeelte 19 toe te laten. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 De voornoemde aandrijfmiddelen 5 kunnen, zoals weergegeven in figuur 2, bestaan uit een tandwieloverbrenging, gevormd door tandwielen 33 en 34 die in een koppeling voorzien tussen een as 35, bijvoorbeeld de hoofdas van de weefmachine, en het drijvend koppelgedeelte 19. 



  Om eventueel de faze van het excentriek 4 te wijzigen, kan de inrichting 1 worden voorzien van middelen 36 die een, bij voorkeur traploze, instelling van de faze van het excentriek ten opzichte van de aandrijfmiddelen 5 toelaten. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van middelen zoals beschreven in het EP 409. 306, die bestaan uit een in de aandrijfmiddelen 5, en meer speciaal in het tandwiel 34, gevormde, bij voorkeur konische, gladde zitting 37, een in de zitting 37 passend en hierin verdraaibaar element 38 waaraan het excentriek 4 is bevestigd, en spanmiddelen 39 die het verdraaibare element 38 volgens elke gewenste hoekpositie in de zitting 37 kunnen vastklemmen. 



  In het voorbeeld van figuur 2 zijn het element 38 en het drijvend koppelgedeelte 19 eendelig uitgevoerd. De voornoemde spanmiddelen 39 bestaan uit een bout 40 waarvan de steel door een opening 41 in het element 38 past en in een opening 42 in het tandwiel 34 kan worden geschroefd. De openingen 32 en 41 bevinden zich in elkaars verlengde. Ten einde zonder het wegnemen van de bout 30 de bout 40 te 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 kunnen verdraaien, bezit de bout 40 een inwendige zeskant of dergeljke, terwijl de bout 30 is voorzien van een boring 43 die toelaat dat de zeskant bereikbaar is. De bout 40 past evenwel niet doorheen de bering 43, zodat hij niet uit de boring 39 kan worden weggenomen zonder dat de bout 30 eerst is verwijderd.

   Zodoende wordt het voordeel geboden dat bij het wijzigen van de faze, en aldus wanneer de bout 40 wordt losgeschroefd, deze met zijn   kop   44 tegen het bouteinde 45 van de bout 30 drukt zodat bijgevolg het op de zitting 37 geklemde tandwiel 34 van het element 38 van deze zitting 37 wordt weggeduwd. 



  Het is duidelijk dat het aantal reeksen openingen in het gedreven koppelgedeelte naar wens kan gekozen worden. Het aantal tapvormige elementen mag ook meer dan twee zijn. Ter verduidelijking hiervan is in figuur 6 een variante weergegeven waarbij op het drijvend koppelgedeelte 19 drie tapvormige elementen 46A, 46B en 46C zijn aangebracht, terwijl in het gedreven koppelgedeelte 20 drie reeksen openingen 47A-47C, 48A-48C en 49A-49C zijn voorzien. 



  Het is duidelijk dat het patroon van iedere reeks openingen hetzelfde is. De reeksen openingen dienen niet noodzakelijk symmetrisch verdeeld te staan. Indien meer dan twee tapvormige elementen worden aangewend zal men bij voorkeur een patroon kiezen waarbij de tapvormige elementen 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 asymmetrisch verdeeld staan, dit om een eenduidige montage te bereiken. 



  Het is duidelijk dat de tapvormige elementen en de ermee samenwerkende openingen niet noodzakelijk een ronde vorm dienen te hebben. In het geval dat men tapvormige elementen en ermee samenwerkende openingen voorziet die geen ronde vorm hebben, bijvoorbeeld een langwerpige vorm, is het niet noodzakelijk twee tapvormige elementen te voorzien maar kan één tapvormig element volstaan. 



  Volgens een andere uitvoeringsvorm kunnen de middelen om de faze te wijzigen bekomen worden door de tapvormige elementen op een andere plaats te voorzien op het koppelgedeelte 19. Hiertoe kunnen meerdere reeksen openingen voorzien worden in het koppelgedeelte 19 waarin de tapvormige elementen 22 kunnen bevestigd worden. Die reeksen openingen kunnen bekomen worden door een onderlinge verdraaiing rond het center van het koppelgedeelte 19. 



  Afhankelijk van de reeks openingen waarin de tapvormige elementen 22 worden aangebracht zal de faze hierbij een zekere waarde aannemen. De tapvormige elementen 22 kunnen hierbij op een analoge wijze als hiervoor beschreven met de reeksen openingen in het gedreven koppelgedeelte 20 samenwerken. Uiteraard zal hierbij ook de rechte X-X, waarover het excenterpunt 29 zieh verplaatst, zich wijzigen 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 met het wijzigen van de faze of met het op het koppelgedeelte 19 bevestigen van de tapvormige elementen 22. In deze uitvoeringsvorm is het duidelijk dat het koppelgedeelte 19 en het tandwiel 34 uit   één   deel gemaakt kunnen worden en dat de bout 40 niet meer noodzakelijk is. 



  De lengte van de arm 15 is uiteraard instelbaar, bijvoorbeeld doordat hij bestaat uit twee gedeelten die door middel van bouten 50 op verschillende plaatsen aan elkaar kunnen worden bevestigd. 



  Het is eveneens duidelijk dat de tapvormige elementen ook op het gedreven koppelgedeelten 20 kunnen worden aangebracht, terwijl de voornoemde openingen dan in het drijvend koppelgedeelte 19 worden voorzien. 



  Zoals weergegeven in figuur 1 wordt, volgens de huidige uitvinding, de sleep 3 bij voorkeur op het   vrije   uiteinde van armen 51 bevestigd. Minstens een van deze armen 51 is voorzien van meetmiddelen 52, zoals een rekstrookje, om de verbuiging te meten. Hierdoor is het mogelijk op zeer juiste wijze de spanning in de ketting 6 te meten en te kontroleren, zodat in funktie hiervan de optimale excentriciteit E kan worden ingesteld. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 



  De armen 51 zijn aan weerszijden van de weefmachine respektievelijk aan de voornoemde elementen 9 bevestigd. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines kan volgens verschillende varianten worden verwijzenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (10)

Konklusies.
1. - Inrichting voor het verplaatsen van de sleep bij weefmachines, meer speciaal volgens een periodieke beweging (V), bestaande uit minstens één excentriek (4) voor het verplaatsen van de sleep (3), waarbij dit excentriek (4) een koppeling (18) vertoont bestaande uit, enerzijds, een drijvend koppelgedeelte (19), en anderzijds, een gedreven koppelgedeelte (20) dat verbonden is met de sleep (3), daardoor gekenmerkt dat de koppelgedeelten (19, 20) voorzien zijn van koppelelementen (21) die toelaten dat door de onderlinge verdraaiing van de koppelgedeelten (19, 20) en door inkoppeling de excentriciteit (E) van het excentriek (4) kan worden gewijzigd, waarbij deze koppelelementen (21) zodanig geplaatst zijn dat het excenterpunt (29) bij het wijzigen van de excentriciteit (E) zich verplaatst volgens een rechte (X-X)
op het drijvend koppelgedeelte (19).
2.-Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppelelementen (21) bestaan uit, enerzijds, een reeks van minstens twee tapvormige elementen (22A, 22B ; 46A, 46B, 46C) die aangebracht zijn op een van de voornoemde koppelgedeelten (19, 20), en anderzijds, in het andere koppelgedeelte (20, 19) minstens twee reeksen <Desc/Clms Page number 15> openingen (23A-28A, 23B-28B ; 47A-49A, 47B-49B, 47C-49C) die met de voornoemde tapvormige elementen kunnen samenwerken.
3.-Inrichting volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat zij twee tapvormige elementen (22A, 22B) vertoont.
4.-Inrichting volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat EMI15.1 zij drie tapvormige elementen (46A, vertoont.
5.-Inrichting der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij minstens één reeks koppelelementen (21) vertoont die een koppeling toelaten waarbij de excentriciteit (E) gelijk is aan nul.
6.-Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de koppelgedeelten (19, 20) in de gekoppelde toestand tegen elkaar worden gehouden door middel van spanmiddelen.
7.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de tapvormige elementen (22A, 22B ; 46A, 46B, 46C) op verschillende plaatsen kunnen bevestigd worden in het betreffende koppelgedeelte (19, 20).
8.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van middelen (36) <Desc/Clms Page number 16> die een traploze instelling van de faze van het excentriek (4) ten opzichte van de aandrijfmiddelen (5) van de inrichting (1) toelaten.
9.-Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de sleep (3) bevestigd is tussen twee steunmechanismen (2) die aan een excentriek (4) zijn gekoppeld door middel van een in lengte instelbare arm (15) die bevestigd is aan een spil (17) die aan het gedreven koppelgedeelte (20) is aangebracht.
10.-Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de sleep (3) is bevestigd op de vrije uiteinden van armen (51), en dat minstens een van deze armen (51) is voorzien van meetmiddelen (52) om de verbuiging van deze arm (51) te meten.
BE9100695A 1991-07-24 1991-07-24 Inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines. BE1005152A6 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9100695A BE1005152A6 (nl) 1991-07-24 1991-07-24 Inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9100695A BE1005152A6 (nl) 1991-07-24 1991-07-24 Inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1005152A6 true BE1005152A6 (nl) 1993-05-04

Family

ID=3885628

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9100695A BE1005152A6 (nl) 1991-07-24 1991-07-24 Inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1005152A6 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1950332A1 (en) * 2007-01-25 2008-07-30 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Drive-amount changing mechanism in crank-type driver
CN103132214A (zh) * 2013-03-19 2013-06-05 无锡精业丝普兰科技股份有限公司 喷气织机的平稳量电子调整机构

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1950332A1 (en) * 2007-01-25 2008-07-30 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Drive-amount changing mechanism in crank-type driver
CN103132214A (zh) * 2013-03-19 2013-06-05 无锡精业丝普兰科技股份有限公司 喷气织机的平稳量电子调整机构

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE19641763C2 (de) Schwingungstilger
US5542154A (en) Connection between a revolving flat car and a drive belt
DE19652852A1 (de) Hydraulischer Kettenspanner
JP2011179688A (ja) テンショナ
BE1005152A6 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van een sleep bij weefmachines.
JP2006342964A (ja) テンショニング装置
BE1004382A3 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van de sleep bij weefmachines.
EP0636815A1 (de) Vorrichtung zum Spannen von Treibriemen
BE1009489A3 (fr) Dispositif d&#39;aiguilletage d&#39;un matelas de fibres.
US4485693A (en) Eccentric-operated vibrating apparatus
DE3133729C2 (de) Schwingantriebsvorrichtung
AU5373298A (en) Self-indicating tensioner for a belt scraper
DE102005052453A1 (de) Spanneinrichtung für ein Zugmittel, insbesondere einen Riemen
BE1004309A3 (nl) Steuninrichting voor de sleep bij een weefmachine.
CN211367888U (zh) 带张力的绞边圆盘装置
EP0713822A2 (de) Stufenlos verstellbares Riemengetriebe für Fahrräder oder dgl. und Steuerung eines solchen Riemengestriebes
DE2907708C2 (de) Kettenkratzförderer
EP1583915B1 (de) Stufenlos regelbares getriebe
DE60301290T2 (de) Motorangetriebes Stellelement
DE4118901A1 (de) Spannvorrichtung fuer riementriebe
DE4306360A1 (en) Drive belt, for IC-engine camshaft tensioner
EP4175450B1 (en) Mounted reversible plough
DE3600627C1 (en) Planetary friction gear system with elastically deformed planet gears and infinitely variable rpm control
DE19812913A1 (de) Vorschubvorrichtung für eine Nähmaschine
SU1679091A1 (ru) Кулисно-рычажный механизм

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 19930731